Artikelen bij COM(1999)41 - Maatregelen ter bevordering van behoud en duurzaam beheer van tropische bossen en andere bossen in ontwikkelingslanden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

De Gemeenschap zal financiële bijstand en technische deskundigheid verstrekken ter bevordering van het behoud en het duurzaam beheer van tropische bossen en andere bossen in ontwikkelingslanden om in te spelen op de economische, sociale en milieu-eisen die worden gesteld aan bossen op lokaal, nationaal en mondiaal niveau.

Deze financiële bijstand en technische deskundigheid vormen een aanvulling op en een versterking van de bijstand die reeds door andere instrumenten van ontwikkelingssamenwerking wordt verstrekt.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1. 'Tropisch bos en andere bossen in ontwikkelingslanden': de natuurlijke of semi-natuurlijke, primaire of secundaire bosecosystemen in gesloten dan wel open bosformaties, in zowel droge als vochtige klimaatzones. De betrokken gebieden zijn die welke te vinden zijn binnen het grondgebied van de Afrikaanse, Caribische en Pacifische landen, de Mediterrane landen en de landen van Latijns-Amerika en Azië.

2. 'Bosbehoud': alle maatregelen om bossen in stand te houden of weer in goede staat te brengen, in het bijzonder maatregelen met als doel de biologische diversiteit en de ecologische functies van het bosecosysteem te beschermen of te herstellen, en tegelijkertijd de huidige en toekomstige waarde van dit ecosysteem voor de mensheid en in het bijzonder voor de bosbewoners zoveel mogelijk te behouden.

3. 'Duurzaam bosbeheer': het beheer en het gebruik van bossen en beboste zones op een manier en met een intensiteit waarbij deze hun biologische diversiteit, productiviteit, regeneratiecapaciteit, vitaliteit en vermogen behouden om nu en in de toekomst de relevante ecologische, economische en sociale functies op lokaal, nationaal en mondiaal niveau te vervullen en waarbij geen schade aan andere ecosystemen wordt toegebracht.

4. 'Duurzame ontwikkeling': verbetering van de levensstandaard en het welzijn van de betrokken bevolkingen, binnen de grenzen van de capaciteit van het ecosysteem, door het behoud van natuurlijke rijkdommen en biologische diversiteit in het belang van de huidige en toekomstige generaties.

5. 'Bosbewoners': de inheemse volkeren die het bos bewonen of dit als hun tehuis beschouwen en elke bevolkingsgroep die in of dicht bij het bos woont en die van oudsher rechtstreeks of in grote mate afhankelijk is van het bos.

Artikel 3

Activiteiten die krachtens deze verordening worden uitgevoerd zijn gericht op:

- verhoging van de status van de bossen in nationaal beleid en de integratie van bosbeleid in ontwikkelingsplanning;

- bevordering van de productie en het gebruik van hout en niet-houtige bosproducten uit duurzaam beheerde bronnen;

- een adequate waardering van bosrijkdommen en -diensten.

Artikel 4

1. Bij het verstrekken van financiële bijstand en technische deskundigheid met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 3 richt de Gemeenschap zich in het bijzonder op:

a) de ontwikkeling van passende nationale en internationale bosbeleidskaders op basis van een realistische waardering van de bossen, waaronder planning voor grondgebruik, eerlijke handel in duurzaam geproduceerde bosproducten, wettelijke en fiscale maatregelen, institutionele versterking, steun voor de particuliere sector, rekening houdend met ander sectorieel beleid dat relevant is voor de bossen en de belangen en traditionele rechten van bosbewoners;

b) behoud van bossen die geacht worden van grote ecologische waarde te zijn en herstel van gedegradeerde gebieden, die geacht worden van belang te zijn vanwege hun lokale en mondiale effecten, zoals de bescherming van stroomgebieden, het voorkomen van bodemerosie, klimaatverandering en het behoud van biologische diversiteit;

c) duurzaam bosbeheer en -gebruik met het oog op de economische, sociale en milieuvoordelen, o.a. boscertificering en milieuvriendelijke oogst van zowel hout als andere bosproducten, en natuurlijke en ondersteunde bosregeneratie;

d) de economische levensvatbaarheid van duurzaam bosbeheer, door het doeltreffender gebruik van bosproducten en technische verbeteringen van downstream-activiteiten in de bosbouwsector, zoals het op kleine en middelgrote schaal verwerken en verkopen van hout en niet-houtige bosproducten, het duurzaam gebruik van hout als energiebron en het ontwikkelen van alternatieven voor landbouwpraktijken gebaseerd op boskap;

e) het voortbrengen en beheren van kennis en informatie over bosdiensten en -producten, met het oog op een gezonde wetenschappelijke basis voor de verwezenlijking van de prioriteiten onder a) tot d).

2. De prioriteiten worden bepaald overeenkomstig:

- de behoeften van elk land, zoals die tot uiting komen in het regionale en nationale ontwikkelings- en milieubeschermingsbeleid met betrekking tot het bosbestand, waaronder nationale bosplannen, en

- de bij de samenwerking met de Gemeenschap geldende prioriteiten zoals die zijn vastgesteld in gezamenlijk overeengekomen landstrategieën.

3. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan:

- bevordering van het particulier ondernemerschap in de verwerking en afzet van bosproducten, in het kader van afgesproken beleid voor de ontwikkeling van de particuliere sector en rekening houdend met bestaande sociale stelsels en op de gemeenschappen gebaseerde economische activiteiten;

- bevordering van de directe participatie van de openbare en particuliere organisaties van ontwikkelingslanden, zodat maatregelen op een passende schaal kunnen worden genomen en de administratieve procedures kunnen worden aangepast aan de lokale beheerscapaciteit;

- participatie van bosbewoners bij maatregelen in het kader van deze verordening;

- duurzaamheid van alle voorgestelde activiteiten, op sociaal, economisch en milieugebied.

4. Maatregelen krachtens deze verordening worden voorafgegaan door beoordelingen van de effecten op sociaal en milieugebied, en door een analyse van de financiële en economische haalbaarheid. Voorafgaand aan de maatregelen wordt de relevante informatie aan de bosbewoners verstrekt; hun steun is een voorwaarde voor de maatregelen.

Uitgevoerde activiteiten zullen worden geëvalueerd aan de hand van de specifieke kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren die zijn opgenomen in de taakomschrijving.

5. De krachtens deze verordening uitgevoerde maatregelen worden gecoördineerd met, en dienen ter ondersteuning van, nationale en internationale programma's en activiteiten voor het behoud en duurzaam beheer van de bossen, met name de voorstellen voor activiteiten die zijn opgesteld in het kader van het IPF/IFF-proces.

6. Waar gepast worden activiteiten uitgevoerd in het kader van regionale organisaties en internationale samenwerkingsprogramma's en maken ze deel uit van een algemeen beleid voor behoud en duurzaam beheer van het bos.

7. Activiteiten die worden uitgevoerd krachtens deze verordening zijn geconcentreerd op proefprojecten in het veld, innovatieve programma's, en onderzoek; de resultaten hiervan stellen de Europese Gemeenschappen in staat het samenwerkingsbeleid voor de bossector te ontwikkelen, aan te passen en ten uitvoer te leggen.

Artikel 5

Tot de begunstigden en partners behoren niet alleen staten en regio's maar ook internationale organisaties, gedecentraliseerde departementen, regionale organen, openbare instanties, traditionele en lokale gemeenschappen, particulieren en industrieën, samenwerkingsverbonden, NGO's, en verenigingen die de lokale bevolking vertegenwoordigen.

Artikel 6

1. Met de communautaire middelen mag het volgende worden gefinancierd: studies, technische bijstand, onderwijs en opleiding of andere dienstverlening, leveringen en werken, alsmede financiële controles en evaluatie- en controlemissies. Deze middelen mogen gebruikt worden voor uitgaven van technische en administratieve bijstand, ten behoeve van de Commissie en van de partner, voor acties die niet als permanente taken van een overheidsbestuur kunnen beschouwd worden en die betrekking hebben tot identificatie, voorbereiding, beheer, toezicht, audit en controle van programma's of projecten.

De communautaire financiering mag zowel gebruikt worden voor investeringsuitgaven, gebonden aan een welbepaald project of programma, met uitzondering van de aankoop van onroerend goed, als voor vaste kosten (onder meer administratieve, onderhouds- en werkingskosten).

Met uitzondering van de opleidings-, onderwijs- en onderzoeksprogramma's mogen deze kosten over het algemeen slechts worden gedekt tijdens de aanloopfase, en wel in afnemende mate.

2. Voor elke samenwerkingsactie wordt een financiële bijdrage van de in artikel 5 omschreven partners verlangd. Deze bijdrage wordt gevraagd binnen de grenzen van de mogelijkheden of naar draagkracht van de betrokken partners en naar gelang van de aard van elke actie.

3. Er mag gezocht worden naar mogelijkheden voor cofinanciering met andere geldverschaffers, met name de lidstaten en de betrokken internationale organisaties. In dit opzicht zal naar een coördinatie met door andere geldverschaffers genomen maatregelen gezocht worden.

4. Het nodige wordt gedaan om het communautaire karakter van de uit hoofde van deze verordening verleende steun tot uitdrukking te brengen.

5. Teneinde de samenhang en het onderling aanvullende karakter als bedoeld in het Verdrag te verwezenlijken en een optimale doeltreffendheid van al deze acties te waarborgen, mag de Commissie alle nodige maatregelen op het gebied van de coördinatie nemen, met name:

a) invoering van een systeem van stelselmatige uitwisseling en analyse van gegevens over de gefinancierde acties en over de acties waarvan de financiering door de Gemeenschap en de lidstaten wordt overwogen;

b) coördinatie daar waar de acties worden uitgevoerd, door middel van regelmatige bijeenkomsten en informatie-uitwisseling tussen de vertegenwoordigers van de Commissie en de lidstaten in het ontvangende land en de vertegenwoordigers van de ontvangende landen.

6. Teneinde op algemeen en nationaal niveau zoveel mogelijk effect te bereiken, kan de Commissie in overleg met de lidstaten elk initiatief nemen dat nodig is om te komen tot een goede coördinatie en nauwe samenwerking met de ontvangende landen en met de geldverschaffers en andere betrokken internationale instellingen, met name die van het stelsel van de Verenigde Naties.

Artikel 7

De communautaire financiering krachtens deze verordening wordt verstrekt in de vorm van giften.

Artikel 8

1. De Commissie is belast met de beoordeling en het beheer van en de besluitvorming over de onder deze verordening vallende maatregelen overeenkomstig de geldende begrotingsprocedures en andere procedures, met name de procedures die zijn vervat in het Financieel Reglement dat van toepassing is op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

2. Besluiten inzake subsidies van meer dan 2 miljoen EUR voor individuele activiteiten die krachtens deze verordening worden gefinancierd, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 9.

3. De Commissie kan zonder het advies van het in artikel 9 bedoelde comité in te winnen aanvullende bedragen goedkeuren die nodig zijn ter dekking van te verwachten of reeds geregistreerde overschrijdingen uit hoofde van deze acties, indien de overschrijding of bijkomende behoefte 20 % of minder van het in het oorspronkelijke financieringsbesluit vastgestelde bedrag beloopt.

4. Elke krachtens deze verordening gesloten financieringsovereenkomst of elk krachtens deze verordening gesloten financieringscontract voorziet er met name in dat de Commissie en de Rekenkamer controles ter plaatse kunnen uitvoeren volgens de gangbare procedures, vastgesteld door de Commissie in het kader van de geldende bepalingen, met name die van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

5. Voorzover de acties leiden tot financieringsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en de ontvangende landen wordt daarin bepaald dat de betaling van belastingen, rechten en lasten niet door de Gemeenschap wordt gefinancierd.

6. De deelneming aan aanbestedingen en opdrachten staat onder gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke en rechtspersonen van de lidstaten en de ontvangende landen. Zij kan worden uitgebreid tot andere ontwikkelingslanden, en in uitzonderlijke goed gemotiveerde gevallen, tot andere derde landen.

7. De leveringen dienen van oorsprong te zijn uit de lidstaten, de ontvangende landen of andere ontwikkelingslanden. Indien de omstandigheden dat vereisen, kunnen de leveringen in uitzonderlijke gevallen van oorsprong zijn uit andere landen.

8. Bijzondere aandacht zal worden geschonken aan;

- kosteneffectiviteit en duurzaam effect van de activiteiten;

- de duidelijke omschrijving van en controle op de doelstellingen en resultaatindicatoren voor alle projecten.

Artikel 9

1. De Commissie wordt bijgestaan door het op geografische basis samengestelde comité dat bevoegd is op ontwikkelingsgebied.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie, advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

Het advies wordt in de notulen opgenomen; iedere lidstaat heeft het recht te verlangen dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.

De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het advies dat het comité heeft uitgebracht. Zij stelt het comité in kennis van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.

Artikel 10

In het kader van een gezamenlijke vergadering van de in lid 9 bedoelde comités, wordt eenmaal per jaar een gedachtewisseling gehouden aan de hand van een uiteenzetting door de vertegenwoordiger van de Commissie van de hoofdlijnen inzake de in het komende jaar uit te voeren activiteiten.

Artikel 11

1. Na elk begrotingsjaar dient de Commissie een jaarverslag in bij het Europees Parlement en de Raad, dat een overzicht bevat van de tijdens het begrotingsjaar gefinancierde acties en een evaluatie van de uitvoering van deze verordening tijdens het begrotingsjaar.

Het verslag bevat met name gegevens over het aantal gefinancierde projecten en de aard ervan, en over de partners waarmee contracten zijn gesloten. Indien van toepassing wordt ook het aantal onafhankelijke evaluaties van specifieke maatregelen vermeld.

2. De Commissie maakt regelmatig een beoordeling van de door de Gemeenschap gefinancierde acties om vast te stellen of de met deze acties beoogde doelstellingen verwezenlijkt zijn en om richtsnoeren te kunnen geven voor de verbetering van de doeltreffendheid van toekomstige acties. De Commissie legt het in artikel 9 bedoelde comité samenvattingen van de beoordelingsverslagen voor die eventueel door het comité kunnen worden bestudeerd. De verslagen worden desgevraagd ter beschikking van de lidstaten gesteld.

3. De Commissie brengt de lidstaten uiterlijk één maand na haar besluit op de hoogte van de goedgekeurde acties en projecten, met opgave van de betrokken bedragen, de aard, het ontvangende land en de partners.

4. De handleiding voor financieringen, waarin de richtsnoeren en criteria voor de selectie van projecten zijn opgenomen, wordt gepubliceerd en aan geïnteresseerde partners ter hand gesteld door de bureaus van de Commissie met inbegrip van de delegaties van de Commissie in de ontvangende landen.

Artikel 12

1. Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

2. Drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een algemene evaluatie voor van de in het kader van deze verordening door de Gemeenschap gefinancierde acties, welke evaluatie vergezeld gaat van voorstellen voor de toekomst van de verordening en, zo nodig, voorstellen voor de wijziging daarvan.


Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.


(1) PB C 55 van 24.2.1997, blz. 22.

(2) PB L 327 van 30.12.1995, blz. 9.