Artikelen bij COM(2001)706 - Zevende Verslag over de tenuitvoerlegging van het pakket telecommunicatieregelgeving [SEC(2001)1922]

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52001DC0706

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Zevende Verslag over de tenuitvoerlegging van het pakket telecommunicatieregelgeving [SEC(2001)1922] /* COM/2001/0706 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S - Zevende Verslag over de tenuitvoerlegging van het pakket telecommunicatieregelgeving [SEC(2001)1922]

1. SAMENVATTING EN BELANGRIJKSTE CONCLUSIES

De Europese Raad van Lissabon was een mijlpaal voor de convergerende Europese sector van elektronische communicatie. De staatshoofden en regeringsleiders plaatsten zich met hun volle autoriteit achter de verschuiving naar een digitale, op kennis gebaseerde economie voor Europa, die vervolgens gestalte zou krijgen in het eEurope-actieplan. Een belangrijke tussenstap komt nu naderbij, namelijk de goedkeuring door het Europees Parlement en de Raad van het nieuwe regelgevende kader. Dit verslag gaat ervan uit dat het nieuwe kader, dat is ontworpen voor steeds meer aan concurrentie en convergentie onderworpen markten, moet worden gebaseerd op de volledige en samenhangende tenuitvoerlegging van de huidige EU-regelgeving. Het nieuwe kader heeft dan ook mechanismen om ervoor te zorgen dat garanties wat betreft de concurrentie in stand worden gehouden totdat wordt aangetoond dat zij niet meer nodig zijn. Het verslag:

- presenteert een aantal sleutelindicatoren betreffende de markt

- bestudeert een aantal essentiële voorwaarden voor de overgang met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het bestaande kader

- gaat dieper in op nog uitstaande regelgevingskwesties.

De belangrijkste boodschap is dat ondanks een in het algemeen pessimistische macro-economische achtergrond de telecommunicatiedienstensector een opmerkelijke vitaliteit laat zien, dat de nationale regelgevende instanties vooruitgang boeken met de tenuitvoerlegging, maar dat aan de vooravond van het nieuwe kader een aantal flessenhalzen met betrekking tot de regelgeving blijven bestaan.

1.1. Marktontwikkelingen

De telecommunicatiedienstensector blijft een aanzienlijke groeifactor voor de Europese economie. De gecombineerde nationale markten van de 15 lidstaten zullen groeien tot naar schatting 218 miljard euro (omzetten) tegen eind 2001, hetgeen een groei van 9,5% inhoudt. Dit houdt een 3% lagere groei in dan die in het jaar 2000, maar is nog steeds iets meer dan de voorspelde 9% van het laatste verslag over de tenuitvoerlegging. Sedert dat laatste verslag hebben gebruikers en consumenten uit steeds meer exploitanten kunnen kiezen en ook van steeds lagere tarieven kunnen profiteren. Terzelfder tijd nam het marktaandeel van de gevestigde exploitanten steeds verder af op alle markten voor oproepen over vaste lijnen.

De hoofdontwikkelingen zijn als volgt:

1.1.1. Groei

De groeischattingen zijn gebaseerd op cijfers van het EITO (European Information Technology Observatory), 2001.

Het snelst groeiende segment wat betreft omzet is alweer mobiele diensten, waarvoor geldt dat de omzetgroei naar verwachting circa 22,3% zal bedragen, van 67 miljard euro naar 82 miljard euro tegen eind 2001. Dit is minder dan de geconstateerde groei van 38,1% voor 2000, maar beter dan de voorspelde 20%. Tegen eind 2001 zal de markt voor mobiele diensten naar verwachting 38% vertegenwoordigen van de gecombineerde EU-telecommunicatiemarkten in termen van omzet. De mobiele penetratiegraad blijft dramatisch toenemen, met aanzienlijk hogere cijfers in elk van de lidstaten vergeleken met vorig jaar en 36% meer mobiele abonnees in Europa. De gemiddelde penetratiegraad bedraagt nu 73%, en bedraagt zelfs 75% of meer in zeven lidstaten.

Het segment vaste spraaktelefonie, met inbegrip van internet-inkiesdiensten, blijft het grootste deel van de EU-markt met 51% van de omzet, maar de groei blijft naar schatting op hetzelfde niveau als in 2000, namelijk 2,7%. Achter dit cijfer gaat echter een voortdurende groeischaal in spraakverkeer, met name internet-inkiesverkeer, uitgedrukt in minuten, schuil aangezien de prijzen voor deze oproepen blijven dalen.

Het segment data- en huurlijnen vertegenwoordigt 11% van de markt en groeit naar schatting met 3,8% in 2001.

1.1.2. Prijsontwikkelingen

De concurrentie zorgt ervoor dat in het algemeen de consumentenprijzen dalen. Bij de gevestigde exploitanten zijn de langeafstandsgesprekken 11% goedkoper dan vorig jaar en 45% goedkoper dan in 1998. De globale gemiddelde maandelijkse uitgaven voor nationale gesprekken (locale en langeafstandsgesprekken en vaste kosten) gingen omlaag van 37,02 euro in 1998 tot 32,75 euro in 2001 voor thuisgebruikers, en van 85,57 euro naar 68,54 euro voor zakelijke gebruikers in dezelfde periode . De internationale gesprekken van de gevestigde exploitanten zijn ook goedkoper geworden, namelijk 17% sedert het jaar 2000 voor thuisgebruikers en 21% voor zakelijke gebruikers.

Alle PSTN-prijzen zijn uitgedrukt in PPP-euro's (purchasing power parity).

De prijzen van nieuwkomers zijn in de meeste gevallen nog veel later, zodat bijvoorbeeld één nieuwkomer in Duitsland prijzen biedt die 75% lager liggen dan die van de gevestigde exploitant voor langeafstandsgesprekken en er sprake is van verminderingen voor locale gesprekken die tot 29% kunnen bedragen. Nieuwkomers in België, Frankrijk, Spanje en het Verenigd Koninkrijk hanteren prijzen die 36% tot 56% lager liggen dan die van de gevestigde exploitant voor langeafstandsgesprekken.

Er bestaat binnen de lidstaten een tendens om de prijsverschillen te verminderen of weg te nemen voor gesprekken over verschillende afstanden, d.w.z. dat de prijzen voor locale, regionale en langeafstandsgesprekken naar elkaar toe groeien. Dit is een positieve trend aangezien hieruit blijkt dat de prijzen steeds meer een afspiegeling vormen van de werkelijke kosten die met de dienstverlening zijn gemoeid.

Deze verminderingen gaan vergezeld van een verhoging van de maandelijkse huurprijzen sedert vorig jaar van 7% voor thuisgebruikers en 3% voor zakelijke gebruikers. Dit is in lijn met de behoefte om prijsdistorsies weg te nemen bij de toegangsprijzen, en zal het betreden van de markt door nieuwkomers bevorderen doordat concurrentiebelemmerende kruissubsidies door gevestigde exploitanten worden weggenomen. Algemeen gesproken bleven de prijzen voor locale gesprekken in Europa op een stabiel niveau.

1.1.3. Keuze

De kracht van concurrentie in de telecommunicatiesector blijkt duidelijk uit het feit dat de hele bevolking van twaalf lidstaten kan kiezen uit meer dan vijf exploitanten voor langeafstands- en internationale gesprekken. Voor locale gesprekken geven zes lidstaten aan dat de hele bevolking de keuze heeft uit meer dan vijf exploitanten.

Er is sprake geweest van een snelle toename van het gebruik van carrier-preselectie, naast het intensieve gebruik dat reeds wordt gemaakt van carrier-selectie door middel van toegangscodes. Er kan nu gebruik worden gemaakt van zo'n 110 exploitanten in Europa voor locale gesprekken zonder gebruik te maken van codes, en 214 voor langeafstands- en internationale gesprekken.

1.1.4. Marktstructuur

De marktaandelen van de gevestigde exploitanten in termen van eindgebruikersinkomsten zijn sedert de liberalisatie gemiddeld 10% kleiner geworden voor locale gesprekken, circa 20% voor langeafstandsgesprekken en 30% voor internationale gesprekken. Het aandeel van de gevestigde exploitant in de inkomsten uit het aanbieden aan eindgebruikers van internationale gesprekken bedraagt minder dan 50% in één lidstaat, circa 60% in vier lidstaten en tussen 70% en 75% in nog eens drie lidstaten. Het marktaandeel voor locale gesprekken bedraagt ongeveer 70% in twee lidstaten, maar dit blijft echter tussen 90% en 100% van de markt in ten minste tien lidstaten.

Terzelfder tijd is het marktaandeel van de grootste mobiele exploitanten sedert 2000 steeds kleiner geworden en bedraagt nu minder dan 50% in tweederde van de lidstaten.

1.1.5. Internet-penetratiegraad

In juni 2001 bedroeg het gemiddelde niveau van internetpenetratie in de EU-huishoudens ongeveer 36%. Zweden heeft de hoogste penetratiegraad, met ongeveer 64%, terwijl dit in Griekenland net onder 12% is.

In acht lidstaten bedraagt de penetratiegraad meer dan de 41,5% die in augustus 2000 in de VS werd bereikt .

Gebaseerd op de laatste gegevens, in september 2001 gepubliceerd door het Department of Commerce van de VS (US Census Bureau).

1.2. Ontwikkelingen op het gebied van de regelgeving

Wat betreft de omzetting van het kader, is door drie lidstaten (Frankrijk, Italië, Luxemburg) nationale wetgeving aangemeld waarmee belangrijke zorgen van de Commissie werden weggenomen. In nog een lidstaat (Griekenland) werd een nationaal kader geconsolideerd, hetgeen heeft geleid tot meer duidelijkheid en rechtszekerheid.

Het hart van het regelgevend proces wordt gevormd door de nationale regelgevende instanties (NRI's), die voorzien in de noodzakelijke interface voor de tenuitvoerlegging van de beginselen van de Gemeenschap in lijn met de nationale rechtskaders en marktvoorwaarden. Zij hebben in de referentieperiode steeds meer expertise en autoriteit aan de dag gelegd bij het reguleren van de sector. De resultaten zijn dan ook duidelijk te zien op de markt, waar de keuze aan diensten en leveranciers blijft toenemen en de prijzen blijven dalen.


In sommige lidstaten wordt er reeds gewerkt aan een aanpassing van de regelgevende instanties aan de geconvergeerde omgeving voor elektronische communicatie, in een aantal gevallen door het vergroten van de coördinatie met de nationale mededingingsautoriteiten of door het toekennen van concurrentiebevoegdheden aan de NRI's. Een toegenomen samenwerking tussen de NRI's op Europees niveau is een bemoedigende voorbode voor de coördinatie in het nieuwe kader.

De ter voorbereiding van dit verslag gehouden hoorzittingen lieten duidelijk zien dat de belangrijkste kwesties waarvoor de regelgevers zich zien geplaatst, afgezien van de behoeften hun eigen werkwijzen te verfijnen en duidelijker te maken, thans bestaan in de concurrentie op het gebied van de locale toegang, in het bijzonder voor breedbandcommunicatie, prijzen voor verbindingsopbouw in mobiele netwerken, interconnectie tegen vast tarief voor internettoegang (flat rate), de prijsstelling en levering van huurlijnen, algemene tariefstellings- en kostenberekeningsbeginselen, en de uitrol van mobiele netwerken van de derde generatie. Er blijven ook problemen op te lossen met betrekking tot nummering, universele dienstverlening, recht van overpad en de omzetting van de richtlijn gegevensbescherming.

1.3. Belangrijkste conclusies

Alles bij elkaar mag worden gesteld dat, hoewel de markt dynamisch blijft en er steeds verder vooruitgang werd geboekt bij de tenuitvoerlegging, er op Europees niveau een aantal regelgevende flessenhalzen blijven bestaan. Zij zijn te wijten aan verschillende factoren. Het huidige kader wordt nog steeds niet volledig in alle lidstaten toegepast, en het wordt ook niet-consistent in heel de Gemeenschap toegepast. Voorts is een aantal van de op nationaal niveau goedgekeurde tenuitvoerleggingsmaatregelen niet noodzakelijkerwijze onderling coherent. Het kader zelf biedt de ten uitvoer leggende autoriteiten op bepaalde gebieden ook zekere marges, hetgeen heeft geleid tot verschillen in de regelgeving tussen de lidstaten.

De belangrijkste problemen zijn:

1. Concurrentie op het gebied van locale breedbandtoegang, met name de tenuitvoerlegging van de verordening inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk om hogesnelheidsinternettoegang mogelijk te maken: de Commissie is van mening dat er onvoldoende vooruitgang is geboekt en dat deze zaak voortvarender ter hand zou moeten worden genomen op basis van een nauwlettend toezicht door de NRI's, bindende termijnen en geloofwaardige boeteclausules. De Commissie is ook van mening dat de regelgevers moeten optreden om ervoor te zorgen dat doorverkoop-DSL op niet-discriminerende voorwaarden wordt aangeboden aan nieuwkomers op de markt.

2. Interconnectie, met inbegrip van de prijs voor gespreksaflevering in mobiele netwerken en de levering van interconnectie tegen vaste prijzen (flat rate) voor toegang tot het internet: de Commissie is van mening dat de grote prijsverschillen voor gespreksaflevering tijdens piekuren in mobiele netwerken tussen de verschillende netwerken niet kan worden gerechtvaardigd door de werkelijke kosten die met gespreksaflevering zijn gemoeid, en evenmin door de hoogte ervan vergeleken met de gemiddelde prijzen van vaste lijn tot vaste lijn. Verder is de Commissie van mening dat flat rate-interconnectie voor internettoegang moet worden bevorderd en dat dit in ieder geval aan nieuwkomers moet worden geleverd wanneer de levering plaatsvindt aan een door de gevestigde exploitant gecontroleerde tak.

3. Voortdurende hoge prijzen, lange leveringstermijnen en het gebrek aan kostenoriëntatie voor huurlijnen, met name voor snelheden die de uitrol van breedband en e-commerce mogelijk moeten maken: de Commissie is van mening dat de grote prijsverschillen in de Gemeenschap en de opmerkelijk verschillende levertermijnen niet kunnen worden gerechtvaardigd door de verschillen in kosten of voorwaarden.

4. Voortdurende prijsdistorsies en prijs-squeezes: de Commissie is van mening dat de NRI's in een aantal gevallen nauwkeuriger zouden moeten optreden bij het controleren van de door de regelgeving voorgeschreven boekhoudingen, zo snel mogelijk nadat zij worden gesloten, en in het voordeel van de markt dienen over te gaan tot het afgeven van verklaringen van overeenstemming.

5. Het volledig functioneren van het nummeringsbeleid: de Commissie is van mening dat nu in alle lidstaten de volledige reeks van carrier-selectie- en preselectiediensten beschikbaar zou moeten zijn.

6. De verschillen bij de uitvoering van het recht van overpad: de Commissie is van mening dat meer moet worden gedaan om onzekerheden weg te nemen met betrekking tot de rol van de lokale en gemeentelijke autoriteiten en om de uitrol van mobiele diensten van de derde generatie te bevorderen.

7. Consumentenbescherming: de Commissie is van mening dat het toezicht op consumentenkwesties moet worden versterkt en dat consumenten moeten kunnen genieten van equivalente bescherming van hun belangen in heel de Gemeenschap, in het bijzonder met betrekking tot het toezicht op de kwaliteit van de dienstverlening, transparantie van de prijzen en contractkwesties, alsmede de voorziening van herstelmechanismen.

Er is ook sprake van bezorgdheid met betrekking tot de organisatie van de nationale regelgevende instanties, in het bijzonder met betrekking tot de toewijzing van de bevoegdheden en de mogelijkheid om snel geschillen op te lossen. In bijna alle lidstaten leiden langdurige beroepsprocedures tot rechtsonzekerheid en de gevestigde exploitanten kunnen hier misbruik van maken. Veel NRI's zijn van mening dat zij niet over voldoende middelen beschikken of dat de personeelsbezetting nog niet voldoet aan de oorspronkelijke planning. Het nieuwe kader zal zorgen voor nog meer verantwoordelijkheden voor de regelgevers en er moet meer werk worden verricht om deze problemen op te lossen.

Tot slot mag worden opgemerkt dat in dit verslag wel zal worden gewezen op verschillen in de vergunnings- en uitrolvoorwaarden voor mobiele diensten van de derde generatie, maar dat de uitgebreide standpunten van de Commissie over dit onderwerp worden uiteengezet in haar mededeling van maart 2001. Met betrekking tot internationale roaming heeft de Commissie krachtens Verordening nr. 17/62 onderzoek uitgevoerd, in het bijzonder met betrekking tot kwesties als collusie en buitensporig hoge prijzen. Hangende dit onderzoek kan de Commissie over dit onderwerp nog geen uitspraken doen.


Zevende Verslag over de tenuitvoerlegging van het pakket telecommunicatieregelgeving


INHOUD

SAMENVATTING EN BELANGRIJKSTE CONCLUSIES

METHODOLOGIE EN DOELSTELLINGEN

MARKTOVERZICHT

OVERZICHT VAN DE REGELGEVING

Regelgeving in Europa voorafgaand aan de overgang

naar het nieuwe kader

Belangrijkste flessenhalzen op regelgevend gebied in Europa

VERDERE VERSLAGLEGGING

BIJLAGEN- {SEC(2001)1922}

1. GEGEVENS BETREFFENDE DE TELECOMMUNICATIEMARKT

2. GEGEVENS BETREFFENDE DE REGELGEVING INCLUSIEF DE TENUITVOERLEGGING VAN DE TV-SIGNALENRICHTLIJN

3. OVERZICHT VAN DE TENUITVOERLEGGING IN DE LIDSTATEN

4. LIJST VAN EXPLOITANTEN, VERENIGINGEN, ORGANISATIES BETROKKEN BIJ DE VOORBEREIDING EN HOORZITTINGEN INZAKE HET ZEVENDE VERSLAG


2. METHODOLOGIE EN DOELSTELLINGEN

2.1. Methodologie

De Commissie heeft in een reeks bij het Europees Parlement en de Raad ingediende verslagen over de tenuitvoerlegging gepoogd achtereenvolgens in te gaan op de omzetting van de richtlijnen die met elkaar het huidige telecommunicatiepakket vormen en de daadwerkelijke toepassing van de in nationaal recht omgezette regels. In de verslagen worden ook gegevens verstrekt waardoor men trends kan ontdekken in sleutelaspecten van de markt zoals groei, tarieven voor eindverbruikersdiensten, huurlijnen en interconnectie, lokale toegang en het marktaandeel van de gevestigde exploitanten.

In het vijfde en zesde verslag werd voornamelijk ingegaan op de vooruitgang die was geboekt bij de tenuitvoerlegging van de belangrijkste regelgevingseisen over de nationale regelgevende instanties (NRI's), vergunningen, interconnectie, lokale toegang, universele dienstverlening, mobiele diensten, tarieven, kostenberekening, huurlijnen, nummering, gegevensbescherming en recht van overpad. Zij werden opgesteld op basis van een reeks bilaterale bijeenkomsten tussen de diensten van de Commissie en de marktdeelnemers (nieuwkomers en gevestigde exploitanten), vertegenwoordigers van gebruikers en consumenten, NRI's en ministeries alsook op basis van door de NRI's verstrekte marktgegevens.

Bij de samenstelling van dit zevende verslag over de tenuitvoerlegging hebben de diensten van de Commissie voorbereidende bilaterale bijeenkomsten georganiseerd met dezelfde actoren in de nationale hoofdsteden van de vijftien lidstaten, aangevuld door hoorzittingen in Brussel waar vertegenwoordigende instanties van marktdeelnemers, gebruikers en consumenten, internationale instanties, met inbegrip van de nationale mededingingsautoriteiten, waren uitgenodigd. De hoorzittingen vonden plaats in september en oktober 2001. De lidstaten werden uitgenodigd schriftelijk commentaar in te dienen bij de Commissie als basis voor discussie bij deze hoorzittingen, en deze werd vooraf op de website van de Commissie geplaatst . Een aantal bijdragen werden ook schriftelijk ingediend door marktdeelnemers en verenigingen.

http://europa.eu.int/information_society/topics/telecoms/implementation/index http://europa.eu.int/comm/competition/liberalization/others

Gegevens betreffende de markt en de regelgeving werden geleverd door de nationale regelgevende instanties op basis van een door de diensten van de Commissie samengestelde vragenlijst. Zij vormen de bron van de meeste gegevens die in dit verslag worden verstrekt en hebben betrekking op de situatie op 1 augustus 2001, tenzij anders vermeld.

De regelgevende situatie die hier wordt beschreven is die van 31 oktober 2001, tenzij anders vermeld.

2.2. Doelstellingen

In juli 2000 diende de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad voorstellen voor vijf richtlijnen in waarmee een kader werd vastgesteld voor de regelgeving inzake elektronische communicatiemarkten en maatregelen met betrekking tot toegang en interconnectie, machtigingen, universele dienstverlening en gebruikersrechten, alsmede gegevensbescherming in de telecommunicatiesector. Zij zullen het door het thans bestaande pakket van richtlijnen opgezette regelgevend kader vervangen. Een verder voorstel voor een besluit betreft de coördinatie van maatregelen door de lidstaten met betrekking tot radiospectrum. Een voorstel voor een verordening over het ontbundelen van het aansluitnet werd goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad in december 2000 en trad in werking begin januari 2001.

De Raad keurde op 17 september gemeenschappelijke standpunten goed over vier van deze richtlijnen. De volledige goedkeuring van het hele nieuwe regelgevend kader kan derhalve binnen een korte termijn worden verwacht, waarbij in de omzetting in nationaal recht is voorzien uiterlijk vijftien maanden na die datum.

De Commissie is steeds van mening geweest dat een voorwaarde vooraf voor succesvolle omzetting van het nieuwe regelgevend kader in nationaal recht en de tenuitvoerlegging ervan in de lidstaten bestaat uit een volledig en effectief functioneren van het huidige kader. Aan de vooravond van de goedkeuring van een nieuw kader wil de Commissie derhalve, zowel horizontaal op Europees niveau als verticaal met betrekking tot elk van de lidstaten, precies nagaan welke aspecten van het huidige kader niet voldoende goed ten uitvoer zijn gelegd, teneinde een solide basis te leggen voor de tenuitvoerlegging van het nieuwe kader.

Dit verslag geeft, zoals voorheen, een overzicht van de marktontwikkelingen en geeft daarna een aantal overwegingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging in de context van de overgang naar het nieuwe kader alsook een samenvatting van de belangrijkste regelgevingsflessenhalzen in Europa. De bijlagen bij het verslag geven gedetailleerde gegevens met betrekking tot marktanalyse en de regelgeving, en de aan individuele landen gewijde hoofdstukken geven uitgebreidere informatie over de situatie met betrekking tot de regelgeving. De algemene doelstelling is zo mogelijk verwijzingen te vermijden naar ontwikkelingen die reeds waren samengevat in het zesde verslag, dat op de website van de Commissie kan worden geraadpleegd.

In 1999 diende de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de werking van Richtlijn 95/47/EG (de richtlijn TV-signalen). De Commissie geeft nu in bijlage 2.3 een bijgewerkte beoordeling van de tenuitvoerlegging en van de marktontwikkelingen, zoals bepaald door de richtlijn.

Richtlijn 95/47/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen.

Het vorige verslag bevatte in de bijlage een hoofdstuk over de WTO-toepassing in derde landen. De Commissie houdt in november 2001 hoorzittingen over dit onderwerp en zal hierover apart verslag uitbrengen aan de lidstaten in het daarvoor geschikte Raadsforum.

Er moet op worden gewezen dat de Commissie thans sectoronderzoeken uitvoert krachtens Verordening nr. 17/62 in de markten voor huurlijnen, aansluitnet en roaming.


3. MARKTOVERZICHT

3.1. Marktgroei

Ondanks de negatieve indicatoren van de financiële markten blijft de markt voor telecommunicatiediensten een aanzienlijke groeifactor in de Europese economie. De gecombineerde nationale markten van de vijftien lidstaten vertegenwoordigden een waarde van ongeveer 199 miljard EUR eind 2000, en dit zal naar schatting groeien tot 218 miljard EUR tegen eind 2001, oftewel een groei van 9,5%. Hoewel deze groei drie procentpunten lager is dan de gemeten groei in 2000, is dit een lichte verhoging ten opzichte van de groei van 9% die werd geraamd in het laatste tenuitvoerleggingsverslag. In de periode augustus 2000 tot augustus 2001 konden gebruikers en consumenten kiezen uit een steeds groter aanbod van exploitanten, gecombineerd met algemeen zakkende prijzen. Terzelfder tijd bleven de marktaandelen van de gevestigde exploitanten dalen op alle markten voor vaste verbindingen.

Het snelst groeiende segment is alweer de markt voor mobiele diensten, waar de groei naar verwachting ongeveer 22,3% zal bereiken, van 67 miljard EUR in eind 2000 tot 82 miljard EUR tegen eind 2001. In 2000 bedroeg de daadwerkelijke groei 38,1%, terwijl de raming uitging van 20% groei. Tegen eind 2001 zal de markt voor mobiele diensten naar verwachting 38% uitmaken van de gecombineerde EU-telecommunicatiemarkten. Hoewel de spraaktelefoniemarkt, met inbegrip van internet-inkiesdiensten, nog steeds het grootste deel uitmaakt van de EU-markt, met naar schatting 51%, blijft de groei daarvan echter op hetzelfde niveau als in 2000 (2,7%), en in sommige landen, met name Spanje, Italië, Oostenrijk en Finland, wordt de waarde ervan eveneens bereikt of zelfs licht overtroffen door de mobiele markt.

De bewoners van de EU besteedden gemiddeld 762 EUR per persoon aan telecommunicatiediensten (met inbegrip van kabeltelevisie) in 2000, een stijging van 14%. Er was sprake van een hoger dan gemiddelde uitgave per hoofd van de bevolking in Denemarken, Nederland, Oostenrijk, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk, waarbij met name het cijfer voor Spanje een grote groei liet zien.

3.2. De mobiele markt

De mobiele penetratiegraad blijft dramatisch toenemen, met aanzienlijk hogere cijfers in alle lidstaten in vergelijking met vorig jaar. In augustus 2001 waren er 36% meer mobiele abonnees in Europa dan een jaar geleden. De gemiddelde penetratiegraad bedraagt thans 73%, met een penetratie van 75% of meer in Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Finland en Zweden.

Het gemiddelde marktaandeel van de grootste mobiele exploitanten is kleiner geworden sedert 2000 en bedraagt thans minder dan 50% in twee derde van de lidstaten. De herverdeling van marktaandeel in het afgelopen jaar heeft met name plaatsgevonden ten gunste van de kleinere concurrenten in België, Nederland, Oostenrijk, Finland en het Verenigd Koninkrijk.


3.3. Keuze van exploitanten

Voor langeafstands- en internationale gesprekken kan men kiezen uit meer dan vijf alternatieve exploitanten voor de hele bevolking in twaalf lidstaten. In twee landen (België en Luxemburg) is de keuze iets beperkter. In Griekenland waren op 1 juli 2001 nog geen nieuwe exploitanten met een vergunning van start gegaan.

De situatie is complexer voor lokale gespreksdiensten. Zes lidstaten (Denemarken, Ierland, Oostenrijk, Portugal, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) melden dat de hele bevolking kan kiezen uit meer dan vijf alternatieve leveranciers, terwijl er in Spanje en Luxemburg keuze is uit 3 à 5 exploitanten. In andere lidstaten is er een keuze tussen 3 tot 5 exploitanten beschikbaar voor 85% (Italië), 40% (België) en 22% (Duitsland) van de bevolking. Tot slot kan slechts 1% van de Franse bevolking kiezen de lokale gesprekken niet via de gevestigde exploitant te routeren. De situatie in België, Spanje en Italië vertegenwoordigt een significante vooruitgang in vergelijking met de situatie van een jaar geleden.

De alternatieve levering van diensten voor rechtstreekse toegang is minder ontwikkeld. Er is sprake van een zekere mate van keuze in België, Duitsland, Frankrijk, Nederland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk.

Er is sprake van een snelle groei van het gebruik van carrier preselectie, waarvan ongeveer 110 exploitanten gebruik maken voor de levering van lokale gesprekken aan thuisgebruikers, d.w.z. 58% meer dan vorig jaar, en 214 voor langeafstands- en internationale gesprekken. Daarnaast wordt carrier selectie, dat reeds intensief wordt gebruikt voor de levering van langeafstands- en internationale gesprekken, steeds meer gebruikt voor de levering van lokale gesprekken. Er zijn in de EU meer dan duizend nieuwe toegangscodes voor nieuwkomers verstrekt.

3.4. Algemene verlaging van de tarieven

Als deel van de aan de gang zijnde herbalancering van de tarieven, in het kader waarvan de maandelijkse huurprijzen in de periode 1997 tot 2000 met 12% toenamen, zijn de gemiddelde maandelijkse huurprijzen in de EU 7% verhoogd voor thuisgebruikers en 3% voor zakelijke gebruikers sedert vorig jaar. De tarieven die in rekening worden gebracht door de gevestigde exploitanten voor lokale gesprekken zijn in het algemeen stabiel gebleven sedert vorig jaar en bedragen 42 eurocent voor een gesprek van tien minuten en 14 eurocent, in tegenstelling tot de 13 eurocent van vorig jaar, voor een gesprek van drie minuten. Er was echter sprake van een aanzienlijke verhoging in Portugal (100% voor korte lokale gesprekken en 30% voor gesprekken van tien minuten) en in België en Frankrijk (respectievelijk 33% en 25% voor gesprekken van drie minuten). De duurste lokale gesprekken zijn in België, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk, Portugal en Ierland, die alle prijzen in rekening brengen die hoger zijn dan het EU-gemiddelde voor zowel gesprekken van drie minuten als van tien minuten.

Terzelfder tijd blijven de tarieven voor langeafstandsgesprekken van de gevestigde exploitanten zakken, en een langeafstandsgesprek van drie minuten kost thans gemiddeld 40 eurocent, in tegenstelling tot 45 eurocent vorig jaar (11% minder dan vorig jaar en 45% minder dan in 1998). De prijs voor een gesprek van tien minuten werd verlaagd van 144 eurocent naar 124 eurocent (14% lager dan vorig jaar en 47% lager dan 1998). Er was sprake van grote verminderingen in 2000 in België (60% tot 70% afhankelijk van de duur van het gesprek), Oostenrijk (58%) en Griekenland (ongeveer 30%). Er was ook sprake van prijsdalingen in Portugal, Italië en Spanje, die echter duurder blijven dan het EU-gemiddelde.

In het algemeen daalden de gemiddelde maandelijkse uitgaven voor nationale gesprekken (lokale en langeafstandgesprekken plus vaste kosten) voortdurend in de afgelopen jaren, van 37,02 EUR tot 32,75 EUR tussen augustus 1998 en 2001 voor thuisgebruikers, met inbegrip van BTW, en van 85,57 EUR naar 68,54 EUR voor zakelijke gebruikers, exclusief BTW. In sommige lidstaten werd echter een verhoging opgetekend van de totale kosten van nationale gesprekken voor thuisgebruikers, met name in het afgelopen jaar.

Wat betreft lokale en langeafstandsgesprekken, was vorig jaar een consolidatie te bespeuren van de tendens naar een vermindering of zelfs volledige afbraak van prijsverschillen voor gesprekken over verschillende afstanden. Op 1 augustus 2001 werd in de tarieven voor gesprekken op piekuren niet langer een verschil gemaakt afhankelijk van de afstand (lokaal, regionaal en nationaal, respectievelijk 3, 50 en 200 km) in kleinere lidstaten zoals België en Denemarken (dit was reeds het geval in Luxemburg), terwijl in Oostenrijk de thans bestaande verschillen verwaarloosbaar zijn. In Griekenland heeft de gevestigde exploitant het prijsverschil voor lokale en regionale gesprekken weggenomen. Er vond een consolidatie plaats van het proces van het wegnemen van verschillen tussen gesprekken over 50 en 200 km, zoals reeds op gang was gebracht in Ierland, Italië, Nederland, Finland en het Verenigd Koninkrijk, en in een recenter verleden op gang kwam in België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk en Zweden. Een verschil in prijs afhankelijk van de afstand is nog te vinden in Spanje en Portugal.

Er is sprake geweest van een algemene verlaging van de kosten van internationale gesprekken via gevestigde exploitanten in het vorig jaar van 1,43 EUR naar 1,18 EUR (17% minder dan in 2000) voor thuisgebruikers en 1,02 EUR naar 0,81 EUR (21% lager dan in 2000) voor zakelijke gebruikers; deze prijzen bedroegen nog 1,84 EUR en 1,33 EUR voor respectievelijk thuisgebruikers en zakelijke gebruikers in 1998.

In augustus 2001 bedroegen de gemiddelde maandelijkse uitgaven in de EU voor een mandje samengesteld uit nationale en internationale gesprekken, 4% minder dan vorig jaar voor thuisgebruikers en 4,6% voor zakelijke gebruikers. Gemiddeld moet een derde van de maandelijkse uitgaven worden toegeschreven aan vaste kosten (inclusief huurprijzen en een deel van de installatiekosten) en twee derde aan gebruikstarieven voor lokale, langeafstands- en internationale gesprekken en gesprekken naar mobiele netwerken. De verhouding daartussen verschilt echter tussen de lidstaten, want de vaste lasten vertegenwoordigen in Luxemburg 58% van de maandelijkse uitgaven en in Griekenland slechts 23%.

Nieuwkomers hebben in het algemeen aanzienlijk lagere prijzen dan de gevestigde exploitanten, afhankelijk van het soort en de duur van het gesprek. De volgende voorbeelden worden gegeven op basis van een kleine selectie uit het aanbod van alternatieve exploitanten (zie bijlage 1.3).

Voor langeafstandgesprekken brengt een alternatieve exploitant in Duitsland minder in rekening dan de gevestigde exploitant, en nieuwkomers in België, Frankrijk (voor langere gesprekken), Spanje en het Verenigd Koninkrijk brengen tussen 36 en 56% minder in rekening dan de respectieve gevestigde exploitant. Anderzijds hanteert de belangrijkste nieuwkomer in Zweden tarieven die slechts 10% lager liggen dan die van de gevestigde exploitant, die echter wel al de goedkoopste in de EU is.

Voor lokale gesprekken bieden nieuwe exploitanten vaak kleinere maar nog steeds substantiële verminderingen van de tarieven, gaande van 25% en 29% in Duitsland, 12% en 18% in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, tot ongeveer 8% in Zweden.

3.5. Vermindering van het marktaandeel van de gevestigde exploitanten

De marktaandelen van de gevestigde exploitanten in termen van eindverbruikersinkomsten namen steeds verder af voor alle segmenten van de markt voor vaste verbindingen in het afgelopen jaar. Naar schatting heeft de gemiddelde gevestigde exploitant ongeveer 10% van de markt voor lokale oproepen (alle lokale gesprekken) verloren en ongeveer 20% van de langeafstands- en 30% van de internationale gespreksmarkten sedert de liberalisatie.

Het aandeel van de eindverbruikersinkomsten van de gevestigde exploitanten uit internationale gesprekken bedraagt minder dan 50% in een lidstaat (het Verenigd Koninkrijk) en bedraagt naar schatting ongeveer 60% in drie lidstaten (Duitsland, Italië en Zweden) en ongeveer 70% tot 75% in nog eens drie lidstaten (Frankrijk, Ierland en Nederland). De vermindering van het marktaandeel was met name opmerkelijk in landen zoals Duitsland, Frankrijk, Italië en Nederland, die op 1 januari 1998 tot liberalisatie overgingen en Ierland, waar de markt bijna een jaar later werd opengesteld. Er is ook duidelijk sprake van een afnemend marktaandeel in het segment lokale gesprekken (d.w.z. de gevestigde exploitanten behouden, gemeten in eindverbruikersinkomsten, ongeveer 70% van de markten in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk) hoewel de gevestigde exploitanten in ten minste lidstaten een marktaandeel van 90 tot 100% behouden.

In de bijlagen 1 en 2 zijn gedetailleerde grafieken en tabellen te vinden die een illustratie vormen van alle hierboven vermelde punten, aangevuld met extra gegevens over marktwaarden, penetratiegraden, marktaandelen, eindverbruikersprijzen en tarieven voor interconnectie en huurlijnen.


4. OVERZICHT VAN DE REGELGEVING

In dit hoofdstuk wordt een aantal algemene overwegingen uiteengezet die naar voren kwamen bij de voorbereiding van dit verslag met betrekking tot het bestaande kader en de overgang naar een nieuw. Hieronder wordt dan een overzicht gegeven van de belangrijkste problemen die naar voor kwamen met betrekking tot de tenuitvoerlegging in de praktijk van het huidige regelgevend kader op Europees niveau.

In deze context hebben de nationale regelgevende instanties zonder uitzondering aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het toezicht op het tenuitvoerleggingsproces in de periode sedert het Zesde Verslag, en hebben zij het patroon van samenwerking met andere Europese regelgevers weten voort te zetten dat een voorloper is van de toekomstige coördinatie in de Europese Groep van Regelgevers voor Elektronische Communicatienetwerken en -diensten.

4.1. Regelgeving in Europa voorafgaand aan de overgang naar het nieuwe kader

Wat betreft nieuwkomers moet worden gezegd dat de uitdagingen van de huidige financiële en marktsituatie duidelijk spreken voor een behoedzame overgang naar de flexibelere regelgevingsomgeving van het nieuwe kader. De lidstaten zullen hier duidelijk op in moeten gaan, met name in het kader van de regelingen van de nieuwe richtlijn inzake toegang met betrekking tot de herziening door de NRI's van de bestaande verplichtingen voor toegang en interconnectie in het kader van de interconnectie, spraaktelefoon- en huurlijnrichtlijnen.

In dit perspectief zal elke verzwakking van de bestaande verplichtingen die mogelijk zal zijn in een nieuw regelgevend kader dat is aangepast aan een aan concurrentie onderworpen omgeving, slechts relevant kunnen worden nadat het bestaande kader volledig ten uitvoer gelegd zal zijn. Wat betreft het ontbundelen van het aansluitnet en de prijsstelling van huurlijnen, bijvoorbeeld, moeten nog steeds maatregelen worden getroffen om te zorgen voor kostenoriëntatie in een aantal staten en deze verplichtingen zouden in het nieuwe kader niet worden weggenomen totdat dit zou worden gerechtvaardigd door een door de NRI's uit te voeren marktanalyse. Op dezelfde wijze zullen de kandidaat-lidstaten het nieuwe kader niet ten uitvoer kunnen leggen zonder daarvoor de grondslag te hebben gelegd op basis van het huidige kader.

Het is ook duidelijk dat het bestaande kader consistent in heel de Gemeenschap moet worden toegepast voordat het nieuwe kader ten uitvoer wordt gelegd, wil men de doelstelling van een vlak speelveld voor de concurrentie tussen alle marktdeelnemers in heel Europa bereiken in het kader van de nieuwe richtlijnen. Er zal zorgvuldig moeten worden toegezien dat de regels voor de interne markt worden gerespecteerd, met name wanneer men zeker wil zijn dat een aantal nieuwe diensten levensvatbaar is. Een voortdurende regelgevende versnippering zal duidelijk een negatieve invloed hebben op de totstandkoming van pan-Europese exploitanten die pan-Europese diensten kunnen leveren. Pan-Europese marktdeelnemers, met inbegrip van gevestigde exploitanten die ook nieuwkomers zijn op de markten van andere lidstaten, zijn thans ontsteld over de regelgevende verschillen die blijven bestaan en waaraan zij zijn blootgesteld vanwege de aard van hun activiteiten.

Het is ook van belang dat de verschillende aspecten van het huidige regelgevende kader coherent worden toegepast binnen elk van de lidstaten. De beginselen met betrekking tot tarieven, kostenberekening en niet-discriminatie, bijvoorbeeld, zijn onderling met elkaar verbonden en zij behoeven een consistente toepassingsstrategie door de NRI's, die daartoe over de nodige bevoegdheden en procedures moeten beschikken, teneinde te kunnen verhinderen dat de markt wordt tegengewerkt door middel van prijsdistorsies. Hiervoor is ook een duidelijke scheiding nodig van de rollen van de verschillende instanties met regelgevende functies. Een buitensporig complexe verdeling van verantwoordelijkheden of een overlapping van bevoegdheden is niet slechts schadelijk voor de rechtszekerheid en consistentie, maar gaat er dikwijls ook mee gepaard dat inefficiënt met middelen wordt omgesprongen. Het is ook van wezenlijk belang dat men niet toestaat dat politieke overwegingen leiden tot tussenkomst in het regelgevend en marktproces, bijvoorbeeld door het opleggen of ondersteunen van eindverbruikerstarieven die kunstmatig laag worden gesteld. Het gevaar hiervan voor de concurrentie is duidelijk: op de markt voor lokale breedbandtoegang, bijvoorbeeld, zijn de combinatie van een hoge prijs voor het ontbundelen van het aansluitnet en collocatie, een gebrek aan gedeelde toegang, het niet voorzien in een doorverkoop-DSL-dienst door de gevestigde exploitant, en het toestaan door de regelgever dat de gevestigde exploitant zijn eigen DSL-diensten tegen lage eindverbruikersprijzen aanbiedt, allemaal elementen waarmee nieuwkomers uit de markt worden gehouden.

De meeste lidstaten hebben het beginsel van niet-discriminatie omgezet in overeenstemming met de richtlijnen (met name de interconnectie- en huurlijnrichtlijnen), maar een groot aantal heeft verzuimd te zorgen voor de gedetailleerde toepassing van het beginsel. Niet-discriminatie houdt in dat de gevestigde exploitanten nieuwkomers op dezelfde manier moeten behandelen als hun eigen dochters; de NRI's moeten derhalve optreden om ervoor te zorgen dat deze behandeling met name van toepassing is op de communicatie van informatie over het lanceren van eindverbruikersproducten. Een ogenschijnlijk gelijke behandeling door het beschikbaar maken van een doorverkoopaanbod terzelfder tijd als een eindverbruikersaanbod mag immers niet worden ondermijnd doordat het doorverkoopaanbod vooraf wordt bekendgemaakt aan de dochteronderneming van de gevestigde maatschappij voordat de concurrentie daarvan kennis krijgt. Sommige gevestigde exploitanten bevinden zich in een proces van herstructurering en in de gevallen dat dit leidt tot transparantie en het vermijden van discriminatie moet dit worden verwelkomd.

Er bestaat, met name bij de nieuwkomers en gebruikers-/consumentenorganisaties, behoefte aan voortdurende adviezen op het gebied van benchmarking en beste praktijk. Benchmarks zijn zeer nuttig gebleken bij de overgang naar de volledige verificatie van de kosten van aan regelgeving onderworpen diensten. Het voortzetten van formele benchmarking, bijvoorbeeld met betrekking tot interconnectie, door middel van aanbevelingen zou echter contraproductief kunnen zijn, aangezien hiermee het signaal wordt uitgezonden dat kostengeoriënteerde tarieven in een zekere mate kunnen worden bereikt zonder kostenberekeningsbeginselen op te leggen. Het voortzetten van de publicatie van gegevens over de prijsstelling van interconnectie en huurlijnen, in het bijzonder afwijkingen van de plafonds uit de aanbeveling van 1999 , alsook over beschikbaarstelling, is echter duidelijk van belang en wordt verzorgd door middel van opeenvolgende toepassingsverslagen en openbaar beschikbare documenten van het ONP-comité. Verslaglegging over beste praktijken, bijvoorbeeld met betrekking tot geschillenbeslechting door NRI's of consumentenprijsgidsen, is duidelijk ook van belang.

Aanbeveling van de Commissie inzake tarieven voor de interconnectie van huurlijnen in een geliberaliseerde telecommunicatiemarkt, C(1999) 3863, november 1999.

Er moet op worden gewezen dat bepaalde concurrentiebevorderende maatregelen van het nieuwe kader, zoals dat bestaat in de op 17 september 2001 goedgekeurde gemeenschappelijke standpunten, in een aantal lidstaten reeds worden toegepast. Een voorbeeld daarvan is de nummerportabiliteit in mobiele netwerken, die bestaat in Denemarken, Spanje en het Verenigd Koninkrijk, en in werking zal treden in Italië begin 2002 en in Duitsland en Ierland eind 2002, teneinde een sector die door sommige regelgevers als niet-concurrerend wordt beschouwd, open te stellen voor de concurrentie. Deze tendens naar vroegtijdige toepassing van de concurrentiebevorderende maatregelen, in tegenstelling tot een premature versoepeling van de regelgeving, moet worden verwelkomd.

4.2. Belangrijkste flessenhalzen op regelgevend gebied in Europa

Hieronder volgt een overzicht van belangrijke horizontale regelgevende problemen in de lidstaten. De belangrijkste kwestie waarvoor regelgevers zich zien verplaatst, afgezien van de noodzaak hun eigen werkwijzen te verfijnen en te verduidelijken, zijn thans gespreksbeëindigingsprijzen in mobiele netwerken, interconnectie tegen vast tarief (flat rate) voor internettoegang, concurrentie bij de lokale toegang in het bijzonder voor breedband, prijsstelling en leverbaarheid van huurlijnen, en algemene tarief- en kostenberekeningsbeginselen. De uitrol van mobiele netwerken van de derde generatie wordt ook genoemd, gezien het belang daarvan voor de toekomstige ontwikkeling van de markt; dit was het onderwerp van een mededeling van de Commissie in maart 2001 . Er blijven ook vragen bestaan met betrekking tot nummering, universele dienstverlening, recht van overpak en omzetting van de telecommunicatiespecifieke richtlijn over gegevensbescherming.

Mededeling over de invoering van mobiele communicatie van de derde generatie in de Europese Unie: stand van zaken en de weg vooruit, COM(2001)141 van 20 maart 2001.

4.2.1. Nationale regelgevende instanties en beroepsmechanismen

Om te zorgen voor een daadwerkelijke openstelling van de markt en voor rechtszekerheid bestaat er behoefte aan duidelijk gedefinieerde besluitvormingsmechanismen bij de NRI's, snelle procedures en geloofwaardige sancties om het gedrag van de gevestigde exploitanten te sturen. Dit is vaak niet het geval en nieuwkomers op de markt vragen om een proactievere houding en maatregelen ex ante door de regelgevers. Het gebied waar het gebrek aan proactiviteit en/of bevoegdheden van de NRI's werd benadrukt door bijna alle lidstaten, betrof de tenuitvoerlegging van de ontbundeling van het aansluitnet. Met betrekking tot het functioneren van de regelgevers bestaat er bezorgdheid ten aanzien van de bevoegdheidsverdeling tussen de relevante ministeries en de onafhankelijke regelgevers, die vaak onduidelijk is en regelgevende interventie vertraagt. Dit is met name een probleem in Italië op het gebied van vergunningen en in Oostenrijk op het gebied van spectrum- en nummerbeheer. In Spanje leidt de brede verdeling van taken tot een complexe coördinatie van regelgevende beslissingen.

In deze aan snelle veranderingen onderhevige markt verwachten de deelnemers van de NRI's dat zij geschillen snel oplossen. Er is echter duidelijk sprake van een evenwicht dat moet worden gevonden tussen de kwaliteit van de beslissingen enerzijds en een snelle besluitvorming in overeenstemming met de marktontwikkelingen anderzijds. In sommige lidstaten is de gevestigde exploitant (en in sommige gevallen de dochtermaatschappijen daarvan) in staat geweest een voordeel te halen uit het met voorsprong kunnen optreden bij de uitrol van DSL-diensten, terwijl nieuwkomers op de markt langdurige procedures moesten aangaan met regelgevers en met het gerecht. Er is ook duidelijk een probleem gelegen in het feit dat de autoriteiten de invoering van nieuwe diensten door gevestigde exploitanten, met name breedband, niet graag ophouden wanneer dit hen blootstelt aan de verdachtmaking dat zij 'de uitrol van de informatiemaatschappij willen blokkeren'. Een politieke bevordering van de uitrol van hogesnelheidsdiensten moet echter wel rekening houden met de noodzaak de markttoegang op deze belangrijke nieuwe markt te vergemakkelijken.

In een aantal gevallen is sprake van bezorgdheid dat de NRI's er onvoldoende voor kunnen zorgen dat hun beslissingen ook worden nageleefd door de gevestigde exploitanten. Het afdwingen van de naleving lijkt met name te worden gehinderd door langdurige en omslachtige procedures in Frankrijk, Italië, Oostenrijk en Portugal en door lage boetes in Ierland en in Duitsland.

Daarmee verband houdt het feit dat de gevestigde exploitanten bij wijze van strategie lijken door te gaan met hun gewoonte om systematisch in beroep te gaan tegen beslissingen van de NRI's (met name in Duitsland, Griekenland, Spanje, Italië, Ierland, Oostenrijk, Finland en Zweden), ondanks het feit dat in de meeste gevallen deze beroepsprocedures niet met succes werden afgesloten. Hoewel het recht op beroep een fundamenteel rechtsbeginsel is, moeten de NRI's zorgen voor maatregelen die buitensporig vertragende procedures ontmoedigen. De exploitanten zijn bezorgd met betrekking tot de langdurige beroepsprocedures in België, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Finland. In Duitsland heeft de NRI haar beslissingen met betrekking tot de uitrol van DSL-diensten opgeschort, in afwachting van gerechtelijke uitspraken over de kwestie van opschorting, en in Zweden heeft het gerecht de beslissing van de NRI's met betrekking tot het verlagen van de mobiele interconnectieprijzen opgeschort.

Het nieuwe regelgevende kader zal de NRI's nieuwe en complexe taken opleggen, met name met betrekking tot marktanalyse en het aanwijzen van ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht, daarbij gebruik makend van de zogeheten dominantietoets. Daarom is het van cruciaal belang dat zij volledig kunnen functioneren in overeenstemming met het bestaande kader in termen van bevoegdheden, toewijzing van taken, hulpmiddelen en operationele vaardigheden. Sommige van de NRI's hebben zelf duidelijk gemaakt bij de hoorzittingen dat zij behoefte hebben aan een verhoging van de budgettaire en personele middelen; sommige hebben nog steeds niet de personeelssterkte bereikt die bij hun oorspronkelijke oprichting was voorzien. Tabel 1 van bijlage 2, punt 4 geeft een overzicht van de financiering en personeelsbezetting van de NRI's.

4.2.2. Interconnectie - gespreksaflevering in mobiele netwerken

In een aantal lidstaten bestaat bezorgdheid met betrekking tot de vraag of de markt voor gespreksaflevering in mobiele netwerken concurrentieel is. Hoewel de gemiddelde prijs tijdens piekuren in Europa voor gespreksaflevering in mobiele netten in het afgelopen jaar ongeveer 10% goedkoper werd, blijft hij met 18,16 eurocent ongeveer tien keer zo duur als de gemiddelde prijs voor interconnectie tussen vaste netten op dubbeltransitniveau. Hoewel het duidelijk is dat de kostenelementen in mobiele netwerken verschillend zijn van die in vaste netten, is dit een geschil van een dergelijke grootteorde dat dit moeilijk te verklaren valt.

Met betrekking tot de prijsverschillen tussen de lidstaten geldt dat de piekuurprijzen in drie lidstaten (Griekenland, Italië en Portugal) ongeveer twee keer zo hoog zijn als in de lidstaat met de laagste tarieven (het Verenigd Koninkrijk); in drie andere lidstaten (Spanje, Frankrijk en Finland) zijn zij dichtbij de hoogste, terwijl zij in drie andere lidstaten (Luxemburg, Oostenrijk en Zweden) dichtbij de laagste zijn (zie bijlage 2, punt 2). De tarieven voor mobiele gespreksaflevering waarnaar hier wordt verwezen houden geen rekening met de laatste herziening van de prijsmaatregel van de NRI van het Verenigd Koninkrijk.


De regelgevers zijn het er in het algemeen over eens dat het probleem wordt veroorzaakt door het feit dat de oproepende partij, veeleer dan de opgeroepen partij, degene is die voor de gespreksaflevering betaalt. Vaste exploitanten betogen dat een indicatie kan worden verkregen van de hoogte van mobiele gespreksafleveringskosten in een aan concurrentie onderworpen markt door een halvering van de kosten van gesprek in het betreffende mobiele netwerk zelf, en dat uit deze test discriminerende prijsstellingen naar voren komen.

Anderzijds betogen de mobiele exploitanten dat er sprake is van inherente kostenbesparingen bij gesprekken binnen éénzelfde net, dat de concurrentie bestaat juist dankzij het aantal mogelijke methoden waarmee een partij kan worden opgeroepen (vast, mobiel, VoIP, enz.), en dat verminderingen in de mobiele gespreksafleveringsprijzen meestal de retentieprijzen, en derhalve de marges, van de vaste exploitanten, met name de gevestigde exploitant, zullen verhogen. Voorts wordt concurrentiedruk uitgeoefend door het feit dat de zakelijke gebruikers van mobiele diensten meestal worden aangetrokken door de exploitant met de laagste gespreksafleveringsprijzen in de gevallen dat deze zakelijke gebruikers een groot aantal gesprekken voeren van vaste naar mobiele netwerken, bijvoorbeeld in de vorm van gesprekken van het hoofdkwartier naar mobiel-salespersoneel. Hierop werd echter gerepliceerd dat mobiele exploitanten inspelen op de prijsgevoeligheid van zakelijke gebruikers door specifiek daarop gerichte pakketten aan te bieden (d.w.z. door prijsdiscriminatie toe te passen); voorts leggen het ontbreken van mobiele nummerportabiliteit en integratie van vaste en mobiele diensten hoge kosten op de zakelijke gebruikers die naar een andere mobiele exploitant wensen over te stappen.

Regelgevers beschikken over de ONP-regels van de richtlijnen, met inbegrip van de beginselen voor kostenoriëntering qua exploitanten met een aanmerkelijke marktmacht (AMM) op de nationale markt voor interconnectie, alsook, in een aantal gevallen, de concurrentie betreffende of andere regelgevende bevoegdheden die hen werden verleend in het kader van de nationale regelgeving. De Commissie onderzoekt thans een formele klacht overeenkomstig artikel 82 van het Verdrag (misbruik van een dominerende positie) met betrekking tot een aantal mobiele netwerkexploitanten.


Wat betreft de regelgeving zijn er thans negen scenario's in Europa:

Tabel 1 - Regelgeving met betrekking tot gespreksafleveringskosten in mobiele netwerken in Europa

Frankrijk, Ierland, Zweden; Oostenrijk tot oktober 2001 // De NRI wijst één of meer mobiele exploitanten aan als beschikkende over AMM op de nationale interconnectiemarkt en legt kostenoriënteringsverplichtingen op (wordt thans in Oostenrijk herzien)

Bij besluit van 5 november 2001 past de NRI geen kostenoriëntatie meer toe voor de mobiele exploitanten (aangezien er thans geen exploitanten als AMM zijn aangewezen wat betreft de nationale markt voor interconnectie), maar past zij het beginsel toe van 'gerechtvaardigde prijzen' in het kader van haar bevoegdheden op het gebied van geschillenbeslechting.

België // De NRI wijst één of meer mobiele exploitanten aan als beschikkende over AMM op de nationale interconnectiemarkt, maar legt tariefverminderingen op op basis van Europese vergelijkingen

Italië // De NRI wijst een of meer mobiele exploitanten aan als beschikkende over AMM op de nationale interconnectiemarkt, maar de van toepassing zijnde prijsmaatregelen werden nog niet bijgewerkt

Spanje // De NRI wijst een of meer exploitanten aan als beschikkende over AMM op de nationale interconnectiemarkt, maar is nog niet klaar met de controle van hun door de regelgeving voorgeschreven boekhoudingen.

Portugal, VK // De NRI wijst geen exploitant met AMM op de nationale interconnectiemarkt aan, maar maakt gebruik van haar bevoegdheden inzake de concurrentie om 'gerechtvaardigde' of 'evenredige' prijsmaatregelen op te leggen aan alle mobiele exploitanten.

Denemarken, Luxemburg, Nederland // De NRI wijst geen exploitant aan als beschikkende over AMM op de nationale interconnectiemarkt, en legt in overeenstemming daarmee geen interconnectieprijsmaatregelen op.

Duitsland // De NRI wijst geen exploitant aan als beschikkende over AMM op de nationale interconnectiemarkt of mobiele markt.

Griekenland // De NRI wijst een exploitant aan als beschikkende over AMM op de mobiele markt, maar er wordt geen mobiele exploitant aangewezen als beschikkende over AMM op de nationale interconnectiemarkt.

Finland // De NRI wijst een exploitant aan als beschikkende over AMM op de mobiele markt. De mobiele exploitanten heffen een eindgebruikersheffing (in tegenstelling tot een interconnectieheffing) voor het afleveren van oproepen die uitgaan van een vast netwerk.

De Commissie is van mening dat de prijsverschillen voor piekuurtarieven voor gespreksaflevering naar mobiele netten die gaan van 12,44 eurocent tot 23,69 eurocent tussen verschillende lidstaten niet kunnen worden gerechtvaardigd door de daadwerkelijke kosten die zijn verbonden aan het afleveren van gesprekken, en evenmin zijn gerechtvaardigd wanneer men de hoogte ervan vergelijkt met die van de gemiddelde prijzen voor verbindingen tussen vaste netten. De regelgevers moeten derhalve optreden om deze buitensporige prijzen te verhelpen, hetzij op basis van de interconnectierichtlijn, hetzij uit hoofde van hun bevoegdheden inzake concurrentie. Hoewel de markmacht van mobiele exploitanten op de nationale mobiele markten en de nationale interconnectiemarkten duidelijk van lidstaat tot lidstaat verschilt, blijkt uit de uiteenlopende regelgevende oplossingen die worden toegepast en de grote verschillen tussen de prijzen voor gespreksaflevering zoals weergegeven in grafiek 8 van bijlage 2.2, hoe groot de verschillen kunnen zijn op grond van de huidige regelgeving.

4.2.3. Interconnectie - gespreksopbouw voor internettoegang tegen vast tarief (flat rate Internet access call origination, FRIACO)

De overgrote meerderheid van gebruikers in Europa heeft thans toegang tot het internet via gewone telefoon- of ISDN-lijnen, ook wel bekend als 'smalband'toegang. Een factor die de gebruikers weerhoudt van een intensiever gebruik van het internet is het feit dat zonder een toegang tegen vaste prijs, die niet afhankelijk is van de verbindingstijd, de telefoonrekening oploopt met elke minuut die on-line wordt besteedt. Veel marktdeelnemers zien verbeterde mogelijkheden tot smalbandtoegang als een tussenstation naar kwalitatief hoogwaardigere diensten, zoals die beschikbaar zijn over breedbandoplossingen, zoals DSL/ADSL (digital subscriber line/asymmetric DSL) en TV-kabelnetten. Wanneer de gevestigde exploitanten eindverbruikerstoegang tot het internet aanbieden zonder tijdsbeperking moeten zij volgens het non-discriminatiebeginsel dezelfde interconnectie aanbieden aan hun concurrenten, zodat deze dezelfde diensten kunnen aanbieden.

Na haar besluit in mei 2000 om van de gevestigde exploitant te eisen dat deze interconnectie tegen vaste prijs aanbiedt, heeft de regelgevende instantie van het Verenigd Koninkrijk in februari 2001 bepaald dat FRIACO moet worden aangeboden op een hoger niveau in het netwerk, in plaats van bij de lokale centrales, hetgeen het gemakkelijker maakt voor nieuwkomers om diensten tegen vast tarief aan te bieden, omdat dit de noodzaak wegneemt dat zij investeren in de capaciteit om tot aan de lokale centrales te geraken. De eindverbruikerprijs van niet aan tijdsbeperkingen onderworpen smalbandinternettoegang begint thans bij 21 EUR, en 40% van de 10 miljoen huishoudens in het Verenigd Koninkrijk met internet maken gebruik van dergelijke pakketten tegen vast tarief.

In andere lidstaten is minder snel vooruitgang geboekt ten gevolge van een aantal verschillende factoren. In Duitsland bepaalde de NRI in november 2000 dat de gevestigde exploitant, waarvan de dochtermaatschappij een product met vast tarief aanbood, een aanbod voor interconnectie tegen vast tarief aan de concurrentie moest aanbieden; het aanbod van de dochtermaatschappij van de gevestigde exploitant aan de eindgebruikers tegen vast tarief werd in maart 2001 geschrapt en het door de gevestigde exploitant aangetekende beroep in rechte tegen de beslissing van de NRI werd vervolgens gehandhaafd. In Nederland bepaalde de NRI in november 2000 dat de gevestigde exploitant een aanbod voor interconnectie tegen vast tarief moest opstellen. Dit was eerst beperkt tot ISDN, maar er vindt thans overleg plaats om dit aanbod uit te breiden. Tegen de door de NRI in april 2001 vastgestelde prijs is de gevestigde exploitant in beroep gegaan. In Portugal werden in december 2000 vaste tarieven geïntroduceerd voor de eigen diensten van de gevestigde exploitant, maar tegen de vaststelling door de NRI van de interconnectietarieven werd beroep aangetekend, hoewel dit geen opschortende werking had.

De gevestigde exploitant in Frankrijk heeft een aanbod voor interconnectie tegen vaste prijzen gedaan aan nieuwkomers, zowel op lokaal als op regionaal niveau, en de dienstverlening kan naar verwachting in de herfst van start gaan. In Spanje heeft de NRI vaste interconnectieprijzen vastgesteld voor verbindingsopbouw met het internet. Studies over de prijsstelling voor internettoegang in België, Ierland, Italië en Zweden zijn aan de gang of werden aangekondigd.

Bijlage 1.6 geeft een analyse van de inkies-internettoegangsprijzen voor thuisgebruikers en zakelijke gebruikers, op basis van de thans in de lidstaten beschikbare internetpakketten.

4.2.4. Concurrentie op de markt voor lokale toegang

De Europese Raad van Lissabon erkende, in het licht van de conclusies van voorgaande verslagen over de tenuitvoerlegging, dat een van de sleutels tot concurrerende breedbandtoegang bestond in het openstellen van het lokale toegangsnetwerk. Een belangrijk element daarvan is het ontbundelen van het aansluitnet (LLU Local loop unbundling), met inbegrip van gedeelde toegang , als onderdeel van een reeks van toegangsmethoden met inbegrip van televisie-kabelnetten, draadloos aansluitnet en toegang tot de bitstream van de gevestigde exploitant .

Toegang tot het niet in de spraakband liggende frequentiespectrum van het koperen leidingspaar.

De gevestigde exploitant installeert een hogesnelheidstoegangslink tot bij de klant en maakt deze toegang dan beschikbaar voor derde partijen, zodat zij hogesnelheidsdiensten beschikbaar kunnen maken voor hun klanten.

De tenuitvoerlegging van de ontbundeling van het aansluitnet, die met ingang van januari 2001 verplicht is krachtens Verordening 2887/2000 , heeft tot nu toe zeer teleurstellende resultaten opgeleverd. In alle lidstaten zijn er aanbiedingen gepubliceerd die zowel ontbundeling als collocatie betreffen, maar zij omvatten geen gezamenlijke toegang in Duitsland, Griekenland, Italië, Luxemburg of Portugal (zie tabel 1 in bijlage 2.1 voor de publicatiedata van de aanbiedingen). Er zijn in tien lidstaten volledige ontbundelingsovereenkomsten opgesteld en zij omvatten meer dan 200 exploitanten, waarvan de helft in Duitsland, waar ontbundeling door nationaal recht in 1998 verplicht werd gesteld. Het aantal lijnen dat daadwerkelijk werden ontbundeld loopt sterk uiteen (zie de tabel in dit hoofdstuk), gaande van een handvol tot een aanzienlijke hoeveelheid. Er zijn geen lijnen ontbundeld in Ierland of Luxemburg. De gedeelde toegang is eigenlijk alleen operationeel in België, Denemarken, Finland en Zweden, hoewel het aantal lijnen beperkt is tot een paar honderd. Er worden proeven gedaan in Frankrijk.

Verordening 2887/2000 van het Europees Parlement van de Raad van 18 december 2000 betreffende de ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk.

Collocatie is de levering van fysieke ruimte en technische faciliteiten die nodig zijn voor het opstellen en aansluiten van de apparatuur van de nieuwkomer.

De omzetting van de politieke wil in operationele realiteit is een complex proces geweest voor alle betrokken partijen en heeft vele vertragingen gekend. De NRI en de exploitanten hebben een stijle leercurve doorgemaakt bij het overkomen van de praktische problemen, met name die welke betrekking hebben op collocatie en prijsstelling. Verder is LLU onderworpen aan exact dezelfde factoren die hebben gezorgd voor vertraging bij de levering van bijvoorbeeld huurlijnen tegen concurrerende prijzen en met niet-discriminerende levertijden, zoals een slecht toezicht op kostenberekeningssystemen en trage geschillenbeslechtingsprocedures. Er moet aan worden toegevoegd dat sommige gevestigde exploitanten onwillig zijn of niet in staat zijn om deze dienst volledig open te stellen voor niet-discriminerende en daadwerkelijke toegang door concurrenten, en dat zij door hun relatieve omgang, en in sommige gevallen doordat zij eigendom zijn van de staat, in staat zijn de huidige financiële situatie 'uit te zitten'. Hoge eenmalige kosten (collocatie, lijnaansluiting, investering in apparatuur of backhaulverbindingen) zijn moeilijk af te lossen, hetgeen in sterke mate een afschrikkende werking heeft gehad voor nieuwkomers op de markt. Het feit dat het thans financieel slechter gaat mag voor de gevestigde exploitanten echter geen reden zijn om de ontbundeling te vertragen in de hoop of de verwachting dat dit concurrenten van de markt zal verdringen. In het huidige klimaat zullen de NRI's op dit punt bijzonder alert moeten zijn.

De collocatie van apparatuur van nieuwkomers in lokalen van de gevestigde exploitanten of in het kader van overeenkomsten die 'virtuele' collocatie of collocatie 'op afstand' mogelijk maken, is gebleken een complexe en tijdrovende aangelegenheid te zijn. In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld, hebben nieuwkomers de specificatie opgesteld voor collocatie, die vervolgens in het licht van de praktische ervaringen moest worden gereviseerd. De Italiaanse regelgever koos ervoor collocatiewerkzaamheden te voltooien alvorens daadwerkelijk de lijnen te ontbundelen. De collocatie is naar schatting operationeel bij meer dan 20% van de MDF's (main distribution frame) in Duitsland en 12,5% in Denemarken, terwijl dit in alle andere lidstaten lager ligt. Grafiek 2 in bijlage 2.1 geeft het percentage MDF's waarvoor per juli 2001 collocatie operationeel was.

Desondanks, hoewel het aantal volledig ontbundelde lijnen thans slechts een klein percentage van de totale toegangslijnen in Europa vertegenwoordigt, is het aantal groeiende in Denemarken (40 000 lijnen), Duitsland (550 000), Italië (ongeveer 1 000, met inbegrip van die welke in de testfase werden geleverd), Nederland (6 650), Oostenrijk (2 900) en Finland (40 000). Ontbundelde lijnen zijn ook operationeel in Zweden (1 605) en in beperkte mate in het Verenigd Koninkrijk (137), in Frankrijk en Portugal worden proeven uitgevoerd.

Ondanks de geboekte vooruitgang is in het algemeen het tempo waarmee de nieuwe verordening ten uitvoer wordt gelegd niet bevredigend en moet het worden versneld om de lokale netwerken open te stellen voor de concurrentie, met name op de nieuwe markt voor breedbanddiensten aan de eindgebruiker. Hiervoor is nauwlettend toezicht door de NRI's nodig, het vaststellen van bindende termijnen en het opleggen van geloofwaardige financiële boetes voor gevestigde exploitanten die niet voldoen aan de opgelegde eisen.

De gevestigde exploitant biedt zijn eigen hogesnelheidsinternettoegang voor eindgebruikers aan in dertien lidstaten. De dienstverlening van de gevestigde exploitant heeft zich snel ontwikkeld in België, Denemarken, Duitsland, Spanje, Italië, Nederland, Oostenrijk, Finland en Zweden (gezien als het percentage van het totaal aantal abonneelijnen van de gevestigde exploitant). Volgens het niet-discriminatiebeginsel dienen aanbiedingen aan de eindgebruiker door de gevestigde exploitant te worden gekoppeld aan aanbiedingen voor doorverkoop aan de concurrenten. Overeenkomsten met betrekking tot de levering van diensten voor doorverkoop door de gevestigde exploitant aan nieuwkomers zijn tot stand gekomen in Denemarken, Spanje, Italië, Oostenrijk, Zweden en het Verenigd Koninkrijk, terwijl er proeven plaatsvinden in Frankrijk. Er is ook sprake van een doorverkoopdienstverlening in België, Nederland en Portugal, en ze werd onlangs beschikbaar in Zweden, maar hier wordt blijkbaar door nieuwkomers nog niet veel gebruik van gemaakt. Er zijn echter slechts twee staten (Denemarken en het Verenigd Koninkrijk) waar het aantal hogesnelheidstoegangslijnen in handen van nieuwkomers vergelijkbaar is met het aantal toegangslijnen naar eindgebruikers van de gevestigde exploitant (zie grafiek 5 in bijlage 2.1.). In zeven lidstaten (België, Duitsland - waar nieuwkomers beweren dat de dienstverlening van de gevestigde exploitant beneden de kostprijs wordt verkocht -, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Portugal en Zweden) zijn alle of bijna alle DSL-toegangslijnen in handen van de gevestigde exploitant (in sommige gevallen met de dochtermaatschappijen). Dit voordeel van eerste marktpartij wordt versterkt daar waar gedeelde toegang tot het aansluitnet niet wordt aangeboden. In Duitsland, waar de gevestigde exploitant thans 1,2 miljoen klanten heeft voor zijn hogesnelheidsdienst en van plan is voor 2001 nog eens 1 miljoen klanten aan te sluiten, worden noch DSL voor doorverkoop noch gedeelde toegang aangeboden. Wanneer DSL-diensten voor doorverkoop worden aangeboden, geven nieuwkomers aan dat dergelijke aanbiedingen vaak voorzien in ADSL-diensten, waarmee zij niet kunnen voldoen aan de wensen van hun klanten uit het MKB met VDSL-diensten die beter geschikt zijn voor hun zakelijke behoeften.

Artikel 16, lid 7, van Richtlijn 98/10/EG (nieuwe spraaktelefonierichtlijn); artikel 1, lid 3, van Verordening 2887/2000 (ontbundeling van het aansluitnet).

Alle lidstaten hebben goed nota genomen van de boodschap die uitging van de Top van Lissabon betreffende de noodzaak te zorgen voor goedkope internettoegang als opstapje voor de informatie-economie, maar sommige hebben onvoldoende stappen gezet om ervoor te zorgen dat goedkope DSL-toegang wordt voorzien op concurrerende basis. Wanneer kunstmatig lage toegangsprijzen worden aangeboden door de gevestigde exploitanten, kan hier sprake zijn van 'roofprijzen'; wanneer zij zijn opgelegd door de autoriteiten of regelgevende maatregelen kunnen zij een inbreuk inhouden op de tariefbeginselen van het ONP-kader. In beide gevallen leiden zij ertoe de dominante positie van de gevestigde exploitant te versterken en de toegang door concurrenten te belemmeren. Daarnaast kan zich prijs-squeeze voordoen wanneer de tarieven voor ontbundeld aansluitnet en gedeelde toegang te hoog worden vastgesteld om het nieuwkomers mogelijk te maken winst te maken op hun eigen eindgebruikersaanbod. Prijs-squeeze kan ook bestaan tussen de doorverkoopprijs van bitstream-toegang en het DSL-aanbod van de gevestigde exploitant.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De standpunten ten aanzien van de rol van het draadloze aansluitnet (WLL, wireless local loop) bij het openstellen van concurrentie voor locale toegang lopen sterk uiteen in de verschillende lidstaten. In sommige is de invoering van WLL uitzonderlijk traag verlopen, terwijl in andere, met name in Italië, deze technologie wordt gezien als een potentieel alternatief voor ontbundeling van het aansluitnet en bepaalde huurlijntoepassingen, hoewel nieuwkomers hebben geklaagd over de onzekerheid van de vergunningsvoorwaarden en -termijnen. Er zijn met name grote aantallen locale vergunningen verleend in Duitsland, Frankrijk, Finland en het Verenigd Koninkrijk. Er zijn nationale vergunningen verleend in België, Denemarken, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal en het Verenigd Koninkrijk. Een volledig overzicht is te vinden in tabel 3 van bijlage 2.1.

De regelgevende aanpak ten opzichte van WLL loopt ook sterk uiteen, want sommige NRI's sluiten de deelneming door de gevestigde exploitant bij het vergunningsproces uit (Nederland; Italië voor een periode van vier jaar) vanwege de dominante positie daarvan op de markt voor locale toegang. In het algemeen lijkt WLL, vanwege de ermee verbonden kosten, eerder te zijn geschikt voor het voldoen aan de behoeften van zakelijke klanten, eerder dan een brede klantenkring van thuisgebruikers.

In acht lidstaten (België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Nederland, Portugal, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk - zie grafiek 8 van bijlage 2.1) wordt thans gebruik gemaakt van de kabeltelevisie-infrastructuur voor de levering van spraaktelefoondiensten, en in elf lidstaten worden tussen 60% en 100% van de huishoudens bediend door kabelnetten (zie grafiek 7 van bijlage 2.1). Deze netwerken zorgen ook voor concurrentie of voor het potentieel voor concurrentie inzake breedbandtoegang. Dit zal gevolgen hebben voor de invoering van andere vormen van toegang zoals ontbundeld aansluitnet en voor de wijze waarop de regelgevers een evenwicht zoeken tussen concurrentie op het gebied van infrastructuur en op het gebied van dienstverlening.

Gegevens over de penetratiegraad en prijzen voor breedbanddiensten zijn te vinden in bijlage 1.6.

4.2.5. Huurlijnen

Exploitanten die de markt als nieuwkomers betreden en zakelijke gebruikers zijn bijzonder bezorgd over de prijsstelling en beschikbaarheid van huurlijnen. Wat betreft de zogeheten 'short tail'-lijnen die worden gebruikt voor toegang tot bedrijfsnetwerken, breedband en e-commerce, bestaat er bijzondere bezorgdheid met betrekking tot de meest gevraagde 2 Mbit per seconde-lijnen (Mbit/s).

Wat betreft de nationale huurlijnen, vertonen de tarieven voor 2 Mbit/s nog steeds significante verschillen tussen de lidstaten, met jaarlijks variërende huurprijzen voor lijnen van 2 km van 13.360 euro in Nederland tot 1.950 euro in Denemarken, voor lijnen van 50 km van 35.300 euro en 33.500 euro in respectievelijk Spanje en Nederland tot ongeveer 9.200 euro in Zweden, en voor lijnen van 200 km van 63.500 euro in Spanje via 50.000 euro in Italië, Portugal en het Verenigd Koninkrijk tot ongeveer 12.700 euro in Zweden.

Tussen augustus 2000 en augustus 2001 bedroeg de gemiddelde vermindering in de EU van de prijzen voor huurlijnen 16% voor alle lengten van 2 Mbit/s-circuits, met aanzienlijke verminderingen in België, Spanje, Italië en Luxemburg.

Met ingang van augustus 2001 zijn de gemiddelde prijzen voor lijnen van 2 km en van 50 km in de EU gelijk aan de standaardprijzen van twee referentiebedrijven in de VS, Verizon en Pacific Bell, die globaal gesproken in het afgelopen jaar stabiel zijn gebleven. Verder lijken de gemiddelde prijzen in de EU ongeveer de helft te zijn van de standaardprijzen die in de VS worden berekend voor langeafstandslijnen, hoewel daarbij in gedachten moet worden gehouden dat deze analyse geen rekening houdt met eventuele kortingen.

Wat betreft internationale huurlijnen, voor 64 Kbit/s-circuits, vallen Griekenland en het Verenigd Koninkrijk op omdat zij standaardprijzen hebben die aanzienlijk hoger zijn dan het gemiddelde voor lijnen naar nabijgelegen bestemmingen in de EU en naar de VS. Voor 2 Mbit/s-half-circuits naar nabijgelegen EU-lidstaten, verder weggelegen EU-lidstaten en de VS, worden door België, Griekenland, Spanje, Oostenrijk, Finland en het Verenigd Koninkrijk, afhankelijk van de route, standaardprijzen gehanteerd die meer dan 50% boven het gemiddelde liggen.

In het algemeen echter zijn de gemiddelde jaarlijkse huurprijzen voor internationale half-circuits in de EU in het afgelopen jaar steeds verder gedaald, waarbij lijnen naar nabijgelegen EU-bestemmingen, ongeacht de bit rates, de grootste prijsvermindering vertoonden. De verminderingen bedroegen over het afgelopen jaar tussen 13% en meer dan 30%, en ten opzichte van voorgaande jaren van ongeveer 40 % voor 64 Kbit/s- en 2 Mbit/s-lijnen sedert 1998, tot 50% voor 34 Mbit/s-lijnen sedert 1999, hoewel de prijsverminderingen van vorig jaar voor lijnen naar andere bestemmingen bescheidener lijken te zijn (ongeveer 7%) in vergelijking tot die van de afgelopen twee jaar. Zo bleven bijvoorbeeld de standaardprijzen van de 2 Mbit/s-half-circuits naar de VS, hoewel er sprake was van prijsverlagingen in vijf lidstaten (Denemarken, Griekenland, Luxemburg, Nederland en Portugal) op hetzelfde niveau als in augustus 2000 in de andere lidstaten.

De interconnectieprijzen voor huurlijnen hebben meestal betrekking op lijnen die de installatie van de klanten (MKB, grote bedrijven) verbinden met de netwerken van nieuwkomers, en worden vooral gebruikt voor internet- en e-commerce-verkeer. Ze zijn normaal opgenomen in het referentieaanbod inzake interconnectie van de gevestigde exploitant, met uitzondering van drie lidstaten (Frankrijk, Finland en Zweden).

De maandelijkse huurprijzen voor huurlijninterconnectie van 2 en 5 km lopen sterk uiteen tussen de lidstaten. Wat betreft 64 Kbit/s-circuits lijkt in de meerderheid van de lidstaten de prijs voor 5 km circuits hoger te zijn dan het prijsplafond van 80 euro per maand dat werd aangegeven in de aanbeveling van de Commissie van 1999, terwijl in zes lidstaten de prijzen hoger zijn dan het plafond van 350 euro voor 2 Mbit/s-circuits. De afwijking van de plafonds is bijzonder duidelijk in vijf lidstaten (België, Spanje, Frankrijk, Ierland en Luxemburg) voor beide soorten lijnen. Voor Finland zijn geen gegevens beschikbaar.

In vier lidstaten (Spanje, Frankrijk, Ierland en Oostenrijk) zijn de prijzen voor 34 Mbit/s-circuits hoger dan de plafonds (voor Ierland tot vier keer hoger) voor locale aansluitingen van zowel 2 km als 5 km, terwijl in twee ervan (Portugal en Luxemburg, dat laatste land op basis van schattingen) het plafond wordt overschreden in het geval van 2 km-circuits. Er zijn geen gegevens of schattingen op basis van eindgebruikersprijzen beschikbaar voor Nederland of Finland.

Voor 155 Mbit/s-lijnen valt Griekenland op met prijzen die vier keer zo hoog liggen als het EU-gemiddelde. Er lijken ook hogere dan gemiddelde huurprijzen te worden gerekend in Frankrijk, Ierland en Italië. Er zijn geen gegevens beschikbaar voor België, Luxemburg, Nederland en Portugal.

Wat betreft de levertermijnen voor huurlijnen, blijkt uit het laatste Verslag huurlijnen dat op 10 oktober 2001 bij het ONP-Comité werd ingediend, dat er grote verschillen bestaan tussen de lidstaten . De typische levertijd voor 64 Kbit/s-lijnen bedraagt meer dan 5 maanden in Nederland, bijna 4 maanden in Ierland, meer dan 3 maanden in Oostenrijk en meer dan 2 maanden in Denemarken, vergeleken met 10 dagen in Portugal en Finland. Voor 2 Mbit/s-lijnen bedragen de levertermijnen ongeveer 7 maanden in Nederland en Oostenrijk, 3 maanden in Ierland, 2,5 maanden in Spanje, 2 maanden of iets minder in Duitsland, Frankrijk en Zweden, en 2 tot 3 weken in Portugal en het Verenigd Koninkrijk. Voor 34 Mbit/s-lijnen is er sprake van vertragingen van meer dan een jaar in Oostenrijk, 4,5 maand in Duitsland, en 3,5 maand in het Verenigd Koninkrijk. Voor Portugal worden levertermijnen van 2 tot 3 dagen vermeld. Tot slot geldt met betrekking tot 155Mbit/s-lijnen dat de levertermijnen variëren tussen 3-4 maanden in Duitsland en Frankrijk, 2,5 maand in Denemarken, Griekenland, Nederland en Oostenrijk tot slechts 20 dagen in het Verenigd Koninkrijk.

Beschikbaar op de website van de Commissie, zie voetnoot 4.

Er moet op worden gewezen dat in het Verslag huurlijnen methodologische problemen naar voren zijn gekomen die het slechts in beperkte mate mogelijk maken een analyse uit te voeren en vergelijkingen tussen de landen te trekken.

Hoewel de prijzen steeds lager komen te liggen voor alle snelheden en afstanden, en hoewel er geen sprake is van opvallend abnormale prijzen in vergelijking met de standaardprijzen in de VS, zijn de grote prijsverschillen tussen de lidstaten moeilijk te rechtvaardigen op basis van verschillende kosten. Evenzo is het moeilijk te begrijpen waarom er dergelijke opmerkelijk verschillende levertermijnen bestaan voor huurlijnen voor de hele reeks van gevraagde snelheden. Voorts is het duidelijk, hoewel het uiteraard moeilijk is voor nieuwkomers om bewijs te leveren voor het feit dat de levertermijnen waarvoor zij zich geplaatst zien discriminerend zijn in vergelijking met de levertermijnen die gelden voor de dochterondernemingen van de gevestigde exploitant, dat, ten eerste, zelfs niet-discriminerende levertermijnen een nadeel inhouden voor nieuwkomers vergeleken met de gevestigde exploitanten, aangezien de klanten meestal bij hun oorspronkelijke leverancier, namelijk de gevestigde exploitant, blijven; dat, ten tweede, discriminatie niet alleen kan zijn gelegen in levertermijnen, maar ook in alle voorwaarden en boetebepalingen van de contracten die door de dominante leverancier worden opgelegd. Nieuwkomers blijven vragen om een proactievere houding van de NRI's bij het opleggen van het niet-discriminatiebeginsel en hebben voorgesteld dat er strengere verslagleggingsverplichtingen en transparantie worden opgelegd. De regelgevers zouden ook moeten overwegen overeenkomsten over de niveaus van de dienstverlening en geloofwaardige boetebepalingen bij het niet voldoen aan de verplichtingen van de regelgeving op te leggen.

Tot slot geldt dat zeer grote gebruikers, zoals mobiele exploitanten, vaak kortingen krijgen die gerechtvaardigd kunnen zijn door de kostenvermindering die gepaard gaat met het leveren van grote productvolumes. De toepassing van prijskortingen in andere omstandigheden kan echter discriminerend zijn en daarmee in strijd met de concurrentie.

4.2.6. Mobiele diensten - 3G-vergunningen en -uitrol

In het laatste verslag over de tenuitvoerlegging werd de bezorgdheid uitgesproken dat het vergunningenproces van mobiele diensten van de derde generatie (3G) niet op tijd zou zijn voltooid in alle lidstaten om de uitrol van de dienstverlening met ingang van januari 2002 te laten plaatsvinden. Er moet op worden gewezen dat het UMTS-besluit de lancering van 3G met ingang van 1 januari 2002 niet oplegt, maar eerder beoogde ervoor te zorgen dat de vergunningsprocedures geen belemmering zouden vormen voor de uitrol vanaf die datum. De doestelling van het verlenen van vergunningen om de uitrol vanaf die datum mogelijk te maken is bereikt in bijna alle lidstaten, maar nog niet in twee daarvan (Ierland, Luxemburg). Een gedetailleerd overzicht van de huidige stand van zaken betreffende 3G-vergunningen en van de daarmee verbonden heffingen en prijzen is te vinden in de tabellen 1 en 3 van bijlage 1.5.

De uitrol- en bedekkingsvoorwaarden lopen sterk uiteen tussen de lidstaten, waarbij in sommige vergunningen de lancering van de dienstverlening met ingang van 1 januari 2002 wordt overwogen, terwijl in andere slechts eisen worden gesteld met betrekking tot het aandeel van de bevolking dat kan worden bestreken een paar jaar na invoering. Sommige lidstaten (Spanje, Portugal) hebben in het licht van de marktomstandigheden en de slechts betrekkelijke beschikbaarheid van eindapparatuur formeel besloten om de termijn voor de uitrol zoals voorzien in de uitvoeringsverplichtingen van de oorspronkelijke vergunningsvoorwaarden uit te stellen. Exploitanten in andere lidstaten, met name in Zweden en het Verenigd Koninkrijk, zijn ervan overtuigd dat de uitrol in 2002 zal beginnen, overeenkomstig de planning, dat wil zeggen in overeenstemming met de uitrolverplichtingen in de nationale vergunningen. Details betreffende de uitrolverplichtingen in de lidstaten zijn te vinden in tabel 2 van bijlage 1.5.

Er is veel kritiek geweest op de verschillen in aanpak van de NRI's met betrekking tot de vergunningen en de uitrol van mobiele diensten van de derde generatie. Deze verschillen zijn het gevolg van de relatief grote vrijheid van handelen door de individuele NRI's die inherent is aan het huidige vergunningenkader. Zij zijn ook het product van verschillende marktstructuren en -omstandigheden, aardrijkskundige en demografische kenmerken, en administratieve culturen in de lidstaten, alsmede de gedetailleerde beoordeling van deze factoren door de NRI's. Er bestaat echter het risico dat deze zeer uiteenlopende situaties in de praktijk de totstandkoming verhinderen van een vlak speelveld op het gebied van derde generatie-diensten. De Commissie heeft een aantal overwegingen uiteengezet met betrekking tot de invoering van 3G-netwerken in het kader van de huidige wetgeving in haar mededeling van maart 2001 . Problemen met de uitrol van 3G-netwerken die het gevolg zijn van het opleggen van lagere grenzen voor elektromagnetische straling dan die welke zijn vastgelegd in de relevante aanbeveling van de Raad werden gemeld in België en in Italië, evenals in Luxemburg waar grenzen worden opgelegd voor mobiele diensten maar niet voor andere radiozenders zoals omroepzenders. In een aantal lidstaten werd ook bezorgdheid geuit met betrekking tot de problemen in verband met het plaatsen van antennes in het licht van eisen met betrekking tot milieu en ruimtelijke ordening.

Zie voetnoot 7.

Aanbeveling van de Raad van 12 juli 1999 betreffende de beperking van blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden van 0 Hz - 300 GHz, PB L 199 van 30 juli 1999, blz. 59.

4.2.7. Tarieven en kostenberekening

De tariefbeginselen en eisen met betrekking tot de kostenberekening in de liberalisatie- en ONP-richtlijnen beogen twee primaire functies te vervullen: ervoor zorgen dat gebruikers en consumenten prijzen betalen die, in de overgangsperiode naar een volledig aan concurrentie onderworpen markt, gerelateerd zijn aan daarmee verbonden kosten, en dominante leveranciers verhinderen de toegang tot de markt in bepaalde segmenten te verhinderen door kruissubsidies vanuit andere, minder aan concurrentie onderworpen segmenten. Na het zesde verslag werden inbreukprocedures ingeleid tegen acht lidstaten wegens het niet juist toepassen van de bepalingen van de interconnectie- en spraaktelefoonrichtlijnen op het gebied van kostenberekeningsbeginselen . Volgens de eigen beoordeling van de NRI's zijn de tarieven nog steeds niet volledig geherbalanceerd in acht lidstaten, hoewel er in de meeste gevallen geen regelgevende belemmeringen voor zijn. In bepaalde gevallen is de Commissie echter van mening dat er sprake is van regelgevende/politieke belemmeringen voor het herbalanceren van de prijzen of dat prijsdistorsies het gevolg zijn van het niet toepassen van de tariefbeginselen.

De huidige stand van zaken in deze procedures kan worden gevolgd op: http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com

Nieuwkomers stellen ook dat prijs-squeeze vrij veel voorkomt in verschillende segmenten van de markt en zijn van mening dat het een van de sterkste belemmeringen is voor het betreden van de markten voor hogesnelheidsinternettoegang en voor spraaktelefonie. In dit verband is al in het zesde verslag gewezen op het gebrek aan daadwerkelijk toezicht en de publicatie van verklaringen van overeenstemming, en er werden dan ook in een aantal gevallen inbreukprocedures ingeleid. Nieuwkomers klagen ook dat zij slechts beperkte toegang hebben tot informatie over de in kostenmodellen gebruikte parameters, zoals de kosten van kapitaalverschaffing, zonder welke zij geen vertrouwen kunnen hebben in de geschiktheid van de kostenberekeningssystemen van de gevestigde exploitanten voor de regelgevende doeleinden waarvoor zij zijn vereist.

In het geval van de levering van huurlijnen zijn nieuwkomers bezorgd dat de kostenberekeningsmethoden van de gevestigde exploitanten niet geschikt zijn voor de economische prijsberekening van producten voor de breedband- en e-commercemarkten, en dat verschillen in prijsstelling wijzen op een gebrek aan adequaat toezicht door de NRI's.

De tabellen 2, 3 en 4 van bijlage 2.4 geven een overzicht van de door de NRI's verstrekte beoordelingen van de mate van tariefherbalancering en tariefmaatregelen die van kracht zijn, de kostenberekeningsmethoden die worden gebruikt voor de berekening van interconnectieprijzen, of de overeenstemming met de kostenberekeningssystemen is gecontroleerd, en wanneer een verklaring van overeenstemming voor het laatst werd gepubliceerd.

Vier lidstaten, België voor spraaktelefonie, Griekenland, Luxemburg en Finland, hebben niet toegezien op de overeenstemming met het kostenberekeningssysteem, hoewel in Finland een aantal controles op ad-hocbasis hebben plaatsgevonden, waarbij kostenoriëntatie niet werd vereist voor internationale of langeafstandsgesprekken, of voor bepaalde lokale gesprekken, omdat er geacht wordt sprake te zijn van daadwerkelijke concurrentie op deze markten. In twee lidstaten, Duitsland en Oostenrijk, worden de gegevens betreffende de kostenberekeningen gecontroleerd door de NRI in de context van individuele procedures voor de goedkeuring van de tarieven van de gevestigde exploitant en de procedures in verband met interconnectiegeschillenbeslechting; er vindt echter geen jaarlijkse controle plaats. In drie lidstaten (Frankrijk, Italië en Portugal) waren de laatste berekeningen die werden gecontroleerd die voor de jaren voorafgaand aan het jaar 2000.

4.2.8. Nummering

De eisen met betrekking tot carrier-selectie, carrier-preselectie en nummerportabiliteit worden door nieuwe exploitanten die de markt betreden algemeen gezien als zijnde de belangrijkste door concurrentieomstandigheden verbeterende maatregelen die met het regelgevingspakket werden geïntroduceerd. Naar aanleiding van het Vijfde Verslag werden inbreukprocedures ingeleid tegen negen lidstaten die niet hadden voorzien in volledige beschikbaarheid van deze diensten. Hun huidige beschikbaarheidsgraad in de verschillende lidstaten is te vinden in de tabellen 5 en 6 van bijlage 2.4.

Carrier-selectie en -preselectie zijn volgens de NRI's beschikbaar voor alle gesprekssoorten (lokale oproepen, langeafstands- en internationale oproepen, oproepen naar mobiele netwerken en naar niet-geografische nummers) in acht liststaten (België, Denemarken, Spanje, Ierland, Italië, Luxemburg - echter niet voor langeafstandsgesprekken -, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk). Carrier-selectie en -preselectie zijn niet beschikbaar voor oproepen naar lokale of niet-geografische nummers in Duitsland en in Frankrijk, en voor oproepen naar niet-geografische nummers in Nederland, Finland en Zweden. Portugal beschikt over een vrijstelling tot eind 2001, maar heeft alle vormen van nummerselectie ingevoerd, met uitzondering van oproepen naar niet-geografische nummers, terwijl de vrijstelling van Griekenland loopt tot eind 2002.

Nummerportabiliteit is beschikbaar voor zowel geografische als niet-geografische nummers in twaalf lidstaten (België, Denemarken, Duitsland, Spanje, Ierland, Italië, Nederland, Spanje, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk), maar is niet beschikbaar voor niet-geografische nummers in Frankrijk of Luxemburg. Ook op dit gebied loopt de vrijstelling van Griekenland tot eind 2002.

Bijvoorbeeld noodoproepnummers, gratis nummers en nummers met verhoogd tarief.

In twee lidstaten (Duitsland, Luxemburg) worden de carrier-preselectie-procedures nog steeds als omslachtig beschouwd. Het misbruik door de gevestigde exploitanten in een aantal lidstaten van de informatie over klanten die hebben gekozen voor de preselectiediensten van een concurrerende exploitant hebben in veel gevallen geleid tot pogingen door de gevestigde exploitant om klanten weer af te stropen.

De kosten van nummerportabiliteit is een probleem in Ierland, Finland en Zweden, en met betrekking tot carrier-preselectie in Finland.

4.2.9. Universele dienst en consumenten

Nieuwkomers in de twee enige lidstaten die tot nu toe een financieringsmechanisme voor de universele dienst hebben ingevoerd (Frankrijk, Italië) blijven de voorkeur geven aan de financiering van de universele dienst door middel van het algemene belastingstelsel. Indien niet deze methode wordt toegepast, zouden zij een pay or play-mechanisme verkiezen, waarbij zij direct zouden bijdragen aan de levering van de universele dienst in plaats van een gehele of gedeeltelijke bijdrage aan de levering daarvan door de aangewezen leverancier, meestal de gevestigde exploitant.

In een andere lidstaat (Spanje) heeft de relevante regelgevende instantie de schatting verworpen van de gevestigde exploitant van de nettokosten voor de universele dienstverlening van 1,15 miljard EUR voor 1999 en heeft zij bepaald dat het bedrijf geen concurrentienadeel heeft ondervonden. Voorts heeft de relevante regelgevende instantie richtsnoeren uitgegeven over hoe de nettokosten in de volgende jaren moeten worden bepaald.

Slechts in drie lidstaten (Frankrijk, Italië, Verenigd Koninkrijk) lijken de gevestigde exploitanten regelmatig de kwaliteit van de spraaktelefoondienst te meten en de resultaten daarvan openbaar beschikbaar te maken. De NRI's in België, Oostenrijk en Finland publiceren deze informatie, en die in Duitsland, Ierland en Nederland zullen dat dit jaar voor het eerst doen. Tabel 7 van Bijlage 2.4 geeft een vollediger beeld van de door de lidstaten genomen maatregelen en het gebruik van ETSI-normen .

Europees Institituut voor Telecommunicatienormen (European Telecommunications Standards Institute).

Na de publicatie in het Zesde Verslag van informatie die betrekking had op de onvoldoende beschikbaarheid van voldoende gedetailleerde facturen, heeft de Commissie inbreukprocedures ingeleid tegen zes lidstaten. Drie daarvan hebben aangegeven dat ze nu de invoering bestuderen van gedetailleerde facturen, op aanvraag en gratis.

Er blijven klachten van consumenten binnenkomen over het gebrek aan transparantie betreffende de prijsstelling van diensten, contractvoorwaarden en facturering. In Denemarken heeft de regelgever een online-systeem opgezet om tarieven te vergelijken, hetgeen een beste praktijk zou kunnen worden voor andere lidstaten. De NRI's in Spanje en Oostenrijk geven ook een vergelijking van prijsgegevens op hun websites.

Alle lidstaten behalve Griekenland en Luxemburg publiceren verslagen over de tariefontwikkelingen (zie tabel 2 van Bijlage 2.4), in overeenstemming met de spraaktelefonierichtlijn .

4.2.10. Recht van overpad

Er zijn nog steeds problemen in een aantal lidstaten met betrekking tot het verlenen van het recht van overpad, die te maken hebben met de grote aantallen lokale en regionale instanties die op dit gebied bevoegd zijn. In sommige lidstaten (België, Spanje, Italië, Luxemburg en Oostenrijk) is het moeilijker geworden om het recht te krijgen een mobiele mast te installeren. Voorts zorgen de NRI's er niet altijd voor dat het gedeeld gebruik van installaties wordt aangeboden bij afwezigheid van het verlenen van nieuwe rechten van overpad.

Wat betreft de centrale autoriteiten in veel lidstaten, geldt dat het recht van overpad niet onder hun bevoegdheid valt. In dergelijke gevallen moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de verplichtingen die voortvloeien uit het telecommunicatiepakket op lokaal en regionaal niveau worden geëerbiedigd.

In een aantal landen worden aanvullende lasten opgelegd, hetzij rechtstreeks zoals in België, waar aanvullende belastingen worden opgelegd voor de installatie van mobiele antennes, of onrechtstreeks door middel van hoge graafrechten (Italië) en de kostprijs overstijgende reparatiekosten van wegen. In sommige gevallen (met name Italië) bestaat er bezorgdheid wat betreft de toepassing van het niet-discriminatiebeginsel waar uitsluitende of bevoorrechte graafrechten worden verleend aan bedrijven waarin gemeenten rechtstreeks participeren.

4.2.11. Gegevensbescherming

Over een richtlijn betreffende gegevensbescherming in de telecommunicatiesector ter vervanging van de bestaande richtlijn wordt thans onderhandeld in het Europees Parlement en de Raad. Noch de huidige, noch de toekomstige richtlijn verhindert de lidstaten maatregelen te nemen om de nationale of openbare veiligheid of defensie te waarborgen, het strafrecht toe te passen of ongeautoriseerd gebruik van het telecommunicatiesysteem te verhinderen. Dergelijke maatregelen vallen echter per definitie buiten het werkingsgebied van dit verslag.

In dit verslag wordt dienovereenkomstig bijgewerkte informatie gegeven over zaken die onder het toepassingsgebied van de huidige richtlijn vallen, met name ongewenste oproepen en e-mail, de opslag van verkeersgegevens en de identificatie van de oproepende lijn (zie bijlage 2.4).

In een aantal gevallen zijn inbreukprocedures ingeleid met betrekking tot de omzetting van de huidige richtlijn. In negen gevallen hebben de betrokken lidstaten maatregelen getroffen om de situatie te verhelpen, maar vijf procedures lopen nog.

5. VERDERE VERSLAGLEGGING

De Commissie zal verder verslag uitbrengen over marktontwikkelingen en tenuitvoerlegging, waarbij steeds meer de nadruk zal komen te liggen op de geboekte vooruitgang in de lidstaten met het omzetten van het nieuwe regelgevende kader in nationaal recht.

De Commissie zal ook doorgaan met het bevorderen van het gebruik van het ONP-Comité (Open Network Provision) en het Vergunningencomité als forums voor het bestuderen van de voltooiing van het huidig kader, net zoals zij heeft gedaan met betrekking tot de verordening betreffende de ontbundeling van het aansluitnet.