Artikelen bij COM(2011)11 - Jaarlijkse groeianalyse: naar een krachtiger alomvattend antwoord van de EU op de crisis

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


NL

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 23.3.2011

COM(2011) 11 definitief/2
BIJLAGE 1


CORRIGENDUM:
Annuleert en vervangt bijlage 1 bij document COM(2011) 11 definitief van 12.1.2011
Betreft alle taalversies.

JAARLIJKSE GROEIANALYSE

BIJLAGE 1

VOORTGANGSVERSLAG OVER EUROPA 2020

JAARLIJKSE GROEIANALYSE

BIJLAGE 1

VOORTGANGSVERSLAG OVER EUROPA 2020

De presentatie van deze 'Jaarlijkse Groeianalyse', waarmee het eerste Europees Semester van start gaat, komt op een moment waarop de Europese Unie zich op een keerpunt bevindt. Na twee jaar laat Europa de recessie geleidelijk achter zich. Het herstel wint aan kracht en tempo, hoewel de onzekerheid op de markten voor staatsleningen aanhoudt en de gezondmaking en hervorming van de financiële sector nog niet voltooid is.

Nu de vooruitzichten beter worden is het tijd voor daadkrachtige beleidsmaatregelen. Na de overwinning van de crisis in Europa is een eenvoudige terugkeer naar 'business as usual' geen optie. De crisis heeft fundamentele zwakheden van de Europese economie blootgelegd en toenemende interne onevenwichtigheden aan het licht gebracht. Herstel op basis van duurzame en werkgelegenheidscheppende groei is alleen mogelijk indien de onderliggende structurele tekortkomingen worden aangepakt en Europa de crisis benut om zijn economische structuur diepgaand te transformeren.

Hoewel Europa de gevolgen van de crisis in vergelijking met andere delen van de wereld beter heeft kunnen beperken en opvangen, bestaat het gevaar dat de Europese economie zich trager van de wereldwijde turbulentie herstelt. Door de crisis is het verschil in arbeidsproductiviteit met de VS nog verder toegenomen, en ook het concurrentievermogen op het gebied van prijzen en kosten blijft problematisch. Het groeiherstel in opkomende economieën verloopt sneller dan in de EU, ondanks het feit dat sommige van deze landen voor grote economische uitdagingen staan.

Met de 'Europa 2020'-strategie willen de EU en haar lidstaten Europa 'helpen van de crisis te herstellen en hieruit sterker naar voren te komen, zowel intern als op internationaal niveau' 1 . Om een uitweg uit de crisis te vinden is een gecoördineerd, omvattend programma van hervormingen nodig in de vorm van begrotingsconsolidatie, de terugkeer naar gezonde macro-economische voorwaarden en de vroegtijdige uitvoering van groeibevorderende maatregelen.

De EU en haar lidstaten zijn tezamen verantwoordelijk voor de uitvoering van noodzakelijke, toekomstgerichte structurele hervormingen, ook indien dit moeilijk is, terwijl zij tegelijkertijd hun begrotingssituatie op orde brengen en gezonde macro-economische voorwaarden scheppen.

Europa moet de hervormingen en het economisch beleid beter coördineren, zodat macro-economische aanpassingen, begrotingsconsolidatie en beleidshervormingen hand in hand gaan. De consolidatie van de overheidsfinanciën is weliswaar een essentiële voorwaarde voor groei, maar is op zich niet voldoende om groei aan te zwengelen. Indien geen proactief beleid wordt gevoerd, zal de groei in het komende decennium waarschijnlijk zwak blijven. Economische groei hangt sterk af van het klimaat waarin industrie en bedrijfsleven, met name kmo's, opereren. Zonder groei zal begrotingsconsolidatie nog moeilijker te realiseren zijn.

De Europese Raad heeft tijdens zijn bijeenkomst van juni 2010 het begrip 'Europees Semester' geïntroduceerd, waarbij de macro-economische beleidsontwikkelingen en structurele hervormingen in het kader van Europa 2020 worden samengevoegd. Het Europees Semester is een periode in de eerste helft van elk jaar waarin de verslagen van de lidstaten in het kader van het Stabiliteits- en groeipact en in het kader van de Europa 2020-strategie op elkaar worden afgestemd en de lidstaten beleidsrichtsnoeren en aanbevelingen ontvangen, voordat zij de laatste hand leggen aan hun nationale begroting. Hierdoor zal de ex ante-dimensie van de coördinatie van en het toezicht op het economisch beleid in de EU worden versterkt, waardoor de voordelen van een gemeenschappelijke agenda op EU-niveau en van op maat gemaakte maatregelen op nationaal niveau kunnen worden gecombineerd. Aldus kan de EU bijtijds lering trekken uit nationale ontwikkelingen en kunnen de lidstaten op hun beurt de Europese vooruitzichten en richtsnoeren in hun nationale beleidsmaatregelen voor het volgende jaar opnemen.

In het kader van deze nieuwe procedure voor beleidscoördinatie zal de Commissie elk jaar in haar jaarlijkse groeianalyse de belangrijkste economische uitdagingen voor de EU evalueren, en zal zij prioritaire maatregelen aanbevelen om deze uitdagingen het hoofd te bieden. Op grond van deze input zal de Europese Raad op zijn voorjaarsbijeenkomst richtsnoeren uitbrengen over de belangrijkste uitdagingen die in het verschiet liggen. Rekening houdend met deze richtsnoeren formuleren de lidstaten vervolgens hun begrotingsstrategieën op middellange termijn in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's, en geven zij in hun nationale hervormingsprogramma's aan welke maatregelen nodig zijn om de doelstellingen van Europa 2020 te bereiken en de belemmeringen voor groei uit de weg te ruimen. Beide documenten worden gelijktijdig tegen half april ingediend. Aan het eind van het Semester, vóór de zomer, brengt de Raad landenspecifieke richtsnoeren uit op basis van aanbevelingen van de Commissie. Zo kunnen de lidstaten bij de opstelling van hun begroting voor het volgende jaar met deze bijdragen rekening houden.

In dit eerste Europees Semester wordt in de jaarlijkse groeianalyse vooral aandacht besteed aan de belangrijkste boodschappen met betrekking tot de prioritair door de lidstaten te ondernemen acties. De analyse waarop deze boodschappen gebaseerd zijn, wordt in drie bijgevoegde verslagen toegelicht.

1. Vroegtijdige tenuitvoerlegging van groeibevorderende initiatieven

Het optreden van de lidstaten is van cruciaal belang om te voorkomen dat het 'verloren decennium'-scenario zich voltrekt

Uit het overzicht van de macro-economische en arbeidsmarktsituatie in de EU blijkt dat optreden van de lidstaten in 2011 en 2012 geboden is om te voorkomen dat zij in een periode van trage en werkgelegenheidsarme groei terechtkomen (het 'verloren decennium'-scenario). Het komt er vooral op aan de in sommige lidstaten bestaande vicieuze cirkel van onhoudbare schulden, verstoring van de financiële markten en lage economische groei te doorbreken. De eerste prioriteit daarbij is om de uitvoering van de beleidsmaatregelen op begrotingsgebied weer ter hand te nemen zonder afbreuk te doen aan groeistimulerende initiatieven, en de financiële sector snel in goede banen te leiden om de weg naar herstel terug te vinden. De tweede prioriteit is een snelle terugdringing van de werkloosheid en de uitvoering van effectieve arbeidsmarkthervormingen, zodat meer en betere banen kunnen worden geschapen. Deze prioriteiten kunnen slechts doeltreffend ten uitvoer worden gelegd, indien zij worden ondersteund door krachtige maatregelen om de groei nieuw leven in te blazen.

Om succesvol te zijn moeten de hervormingen tot een betere werking van de arbeids- en productmarkt leiden, de innovatie bevorderen en de randvoorwaarden verbeteren om in Europa zaken te doen. Hierdoor zullen investeringen van de particuliere sector worden gestimuleerd, wat op zijn beurt een gunstige uitwerking zal hebben op de kwaliteit van de overheidsfinanciën. Wat de arbeidsmarkt betreft dienen de hervormingsinspanningen gericht te zijn op het aanpakken van de lage participatiegraad onder bepaalde groepen en de gebrekkige werking van de arbeidsmarkt als zodanig. Dergelijke maatregelen zouden tevens een positief effect hebben op de begrotingsconsolidatie doordat zij hogere belastingopbrengsten en lagere overheidsuitgaven voor sociale overdrachten met zich brengen, en zouden het risico van toekomstige macro-economische onevenwichtigheden helpen tegengaan. Structurele hervormingen kunnen, zelfs op korte termijn, voor aanzienlijke verbeteringen zorgen; ook productie- en werkgelegenheidsstijgingen zijn een gevolg van verbeterde randvoorwaarden en product- en arbeidsmarkthervormingen.


Kerninitiatieven en EU-hefbomen moeten worden gemobiliseerd om de inspanningen van de lidstaten te ondersteunen

Ook maatregelen op EU-niveau zullen ertoe bijdragen dat de groei op slimme, duurzame en inclusieve wijze wordt bevorderd. De Commissie heeft een ambitieuze agenda opgesteld op basis van zeven kerninitiatieven en heeft aanvullende maatregelen op horizontale beleidsterreinen vastgesteld om de strategie te ondersteunen.

De Commissie heeft de zeven kerninitiatieven die in de Europa 2020-strategie zijn opgenomen, gepresenteerd 2 . Elk van deze kerninitiatieven heeft betrekking op specifieke vraagstukken en bevat maatregelen die voor welbepaalde beleidsterreinen zijn bestemd. Het werkelijke belang van de initiatieven ligt besloten in het feit dat zij nauw met elkaar verweven zijn en elkaar onderling versterken. Zo zijn bepaalde belangrijke maatregelen, zoals de noodzaak om een nieuw stelsel van intellectuele-eigendomsrechten te ontwerpen, voor verschillende kerninitiatieven relevant – in dit geval voor de Innovatie-unie, het industriebeleid en de digitale agenda.

Een succesvolle uitvoering van de Europa 2020-strategie hangt tevens af van de daadwerkelijke mobilisering van alle EU-instrumenten en de heroriëntatie ervan op de ondersteuning van de hervormingen. Daartoe wordt in de strategie aangedrongen op maatregelen om de eengemaakte markt, de EU-begroting en de instrumenten voor externe economische maatregelen te versterken en te gebruiken om de doelstellingen van Europa 2020 te verwezenlijken:

– de Commissie heeft tegen deze achtergrond een debat op gang gebracht over een toekomstig 'Pakket eengemaakte markt' om de eengemaakte markt nieuw leven in te blazen en nieuwe groeibronnen aan te boren 3 ;

– de mededeling 'Evaluatie van de EU-begroting' bevat algemene richtsnoeren en suggesties inzake de wijze waarop de EU-begroting de doelstellingen van Europa 2020 kan ondersteunen, zodat het uitgavenbeleid van de EU beter aansluit bij de prioriteiten van de strategie 4 ;

– ten slotte wordt in de mededeling 'Handel, groei en wereldvraagstukken: handelsbeleid als kernelement van de Europa 2020-strategie' uiteengezet hoe handel en investeringsbeleid een katalysator kunnen zijn voor groei 5 .

Prioriteiten voor groei op EU-niveau

De Europa 2020-strategie bevat een breed scala aan geïntegreerde beleidshervormingen die in de komende jaren ten uitvoer zullen worden gelegd. Omdat het volstrekt noodzakelijk is het economisch herstel en de schepping van werkgelegenheid te bespoedigen, moet de EU haar inspanningen in 2011 en 2012 met name richten op maatregelen die de hervormingsinitiatieven van de lidstaten rechtstreeks ondersteunen, geen grote openbare investeringen vereisen en het meest bevorderlijk zijn voor groei en werkgelegenheid. Daarom zal de Commissie zich concentreren op een aantal prioritaire maatregelen op EU-niveau die de groei stimuleren. Deze maatregelen zijn gekozen uit voor de kerninitiatieven relevante beleidsterreinen en moeten op korte en middellange termijn tot duidelijke economische resultaten leiden en relatief snel kunnen worden aangenomen. Er dient bijvoorbeeld voorrang te worden verleend aan de vitalisering van de eengemaakte markt door het volledige potentieel van de dienstensector te benutten, particulier kapitaal aan te trekken om snelgroeiende innovatieve ondernemingen te financieren, de vaststelling van normen en de regelgeving op het gebied van intellectuele eigendom te moderniseren en kostenefficiënte toegang tot energie mogelijk te maken. De Commissie zal tevens maatregelen inzake de btw, een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en energiebelasting voorstellen om het belastingklimaat voor het bedrijfsleven te verbeteren, dubbele belasting tegen te gaan en de doelstellingen van de klimaat- en energie-agenda van de EU te verwezenlijken.

Gezien het belang van de dienstensector als zodanig en als leverancier van input aan andere sectoren vormt een versterkte interne dienstenmarkt een belangrijke stimulans voor groei en werkgelegenheid in de EU-economieën. De integrale tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn zal een intensivering van de mededinging, de modernisering van het regelgevingskader en de vervroegde uitvoering van belangrijke structurele hervormingen tot gevolg hebben. Daarnaast moeten verdere maatregelen worden genomen om de interne dienstenmarkt te verdiepen.

Wanneer maatregelen worden genomen waarmee de openheid en efficiëntie van de markt voor overheidsopdrachten worden verbeterd, kunnen de kosten voor de overheidssector aanzienlijk worden gereduceerd en kan de mededinging op de desbetreffende markten worden bevorderd. Een efficiënt gebruik van de hieruit voortvloeiende besparingen kan aanzienlijke macro-economische voordelen opleveren. Bovendien zou een betere toegang tot overheidsopdrachten in derde landen ook gunstig kunnen zijn voor Europa.

Een betere infrastructuur op het gebied van duurzame energie, vervoer en informatietechnologie (met name breedbandtechnologie) kan de groei en de werkgelegenheid helpen bevorderen, in overeenstemming met de doelstellingen op lange termijn inzake koolstofvrije energie. In dit verband kunnen innoverende financieringsmechanismen zoals de EU-projectobligaties het aanpassingsvermogen van de economie verbeteren.

Op micro-economisch niveau zou een grotere mate van concurrentie in de sectoren vervoer en energie ertoe kunnen leiden dat nieuwe leveranciers de markt betreden en de prijzen dalen, met een toename van de economische efficiëntie en, dankzij innovatie, een rationeler gebruik van arbeid en kapitaal tot gevolg. Op macro-economisch niveau zouden deze maatregelen de economische activiteit kunnen aanwakkeren omdat besparingen in de vervoer- en energiesector, gezien het grote aandeel van deze sectoren in de productiekosten van andere activiteiten, ook de rest van de economie ten goede kunnen komen.

Bedrijfsleven en industrie zijn een belangrijke bron van innovatie en technologische ontwikkeling en nemen het grootste deel van de export van de EU voor hun rekening. Het herstel van deze sectoren is cruciaal voor de economische groei. Daarnaast biedt een goed functionerende interne markt voor milieuvriendelijke producten en diensten belangrijke mogelijkheden voor groei, innovatie en werkgelegenheid.

Bij de vaststelling van normen is het van het grootste belang dat Europa wereldwijd een voortrekkersrol speelt. Daarom zal de Commissie maatregelen voorstellen om de vaststelling van normen in Europa, ook in de ICT-sector, te bespoedigen en te moderniseren. Dit is in de snel veranderende en geïnterconnecteerde ICT-sector een bijzondere uitdaging. De Commissie zal daarnaast specifieke normen ontwikkelen om het ontstaan van een markt voor innoverende, zuinige en koolstofarme producten en technologieën te bevorderen.

Om grensoverschrijdende transacties in de eengemaakte markt te vergemakkelijken zal de Commissie voorts in 2011 een gebruiksvriendelijk rechtsinstrument op het gebied van het Europees contractenrecht presenteren dat ondernemingen en consumenten bij hun transacties in die markt kunnen gebruiken, en zal zij tevens een voorstel voor een verordening indienen ter vereenvoudiging van de grensoverschrijdende inning van schulden, onder andere via beslag op bankrekeningen. Dit moet de huidige situatie verhelpen, waarin slechts 37% van de grensoverschrijdende schulden kunnen worden geïnd.

Om een einde te maken aan de bestaande situatie waarbij verschillende regelingen in de lidstaten de toegang tot onlinecontent belemmeren, zal de Commissie een voorstel voor een Europees kader voor intellectuele eigendom indienen dat met name de elektronische handel en de digitale technologieën een impuls zal geven.

Wat de toegang tot financiering betreft, met name voor kmo's en innovatieve starters, kan een pakket maatregelen zoals het 'risicokapitaalpaspoort' dat grensoverschrijdende belemmeringen, waaronder fiscale restricties die een gevolg zijn van uiteenlopende nationale regelgeving, uit de weg moet ruimen ertoe bijdragen de financieringskosten voor startende ondernemingen te verlagen dankzij een daling van de risicopremies, waardoor innovatie wordt bevorderd. De Commissie zal tevens onderzoeken hoe de EU buitenlandse investeringen op lange termijn kan aantrekken.

2. Eerste stappen naar de doelstellingen van Europa 2020

Toen de Europese Raad van juni 2010 de Europa 2020-strategie en haar vijf centrale doelstellingen vaststelde, riep hij de lidstaten op om "die beleidsprioriteiten nu op hun niveau uit [te] voeren. Zij moeten in nauw overleg met de Commissie snel de laatste hand leggen aan hun nationale doelen, overeenkomstig hun nationale besluitvormingsprocedures. Ook moeten zij de belangrijkste hindernissen voor groei in kaart brengen, en in hun nationale hervormingsprogramma's aangeven hoe zij deze uit de weg denken te ruimen".

In het najaar van 2010 hebben de lidstaten in nauwe samenwerking met de Commissie gewerkt aan de opstelling van nationale streefdoelen en strategieën ontwikkeld voor het bereiken daarvan. Hun werd verzocht tegen half november een ontwerpversie van hun nationale hervormingsprogramma's (NHP's) in te dienen waarin deze nationale streefdoelen waren opgenomen, evenals de noodzakelijke hervormingen om deze doelen te bereiken en reeds lang bestaande groeibelemmeringen uit de weg te ruimen. Dat elke lidstaat zijn eigen streefniveau met betrekking tot de algemene doelstellingen van de Europa 2020-strategie bepaalt, vormt een belangrijk onderdeel van deze strategie en zorgt ervoor dat de nationale streefdoelen het resultaat zijn van een interne politieke consensus.

Op twee na hebben alle lidstaten nationale streefdoelen vastgesteld. In sommige gevallen hebben zij slechts voorlopige streefdoelen of kwalitatieve streefcijfers ingediend. Verder zijn sommige streefdoelen, gezien het voorlopige karakter van de exercitie, in de vorm van bandbreedtes opgegeven of als 'minimale streefdoelen' op basis van het huidige beleid.

Hoewel geen definitieve conclusies kunnen worden getrokken uit de in de ontwerpversies van de nationale hervormingsprogramma's gepresenteerde voorlopige cijfers, kunnen wel bepaalde algemeen relevante ontwikkelingen worden geïdentificeerd. Het gevaar bestaat dat de lidstaten bij het opstellen van nationale streefdoelen een betrekkelijk laag ambitieniveau hanteren en zich al te veel concentreren op de korte termijn, met onvoldoende aandacht voor het uitstippelen van hervormingstrajecten die de gehele periode tot 2020 beslaan. Het gaat er niet enkel om numerieke doelstellingen te bepalen; er moet een krachtige impuls worden gegeven waarbij elke lidstaat zich volledig inzet om meetbare vooruitgang te boeken op belangrijke terreinen die in de vijf centrale streefcijfers worden samengevat. In de meeste gevallen blijkt uit de geaggregeerde voorlopige nationale streefdoelen dat er nog wel enige weg te gaan is voordat aan de door de Europese Raad overeengekomen centrale streefcijfers wordt voldaan. Het is begrijpelijk dat het voor sommige lidstaten moeilijk kan zijn ambitieuze verplichtingen aan te gaan in een tijd van economische onzekerheid. In het kader van langlopende nationale hervormingsprogramma's gaat het er echter om een traject uit te stippelen dat weliswaar rekening houdt met de bestaande omstandigheden, maar er tevens op gericht is aan het einde van de betrokken periode het juiste resultaat te bereiken. Omdat dit het eerste jaar is waarin een nieuwe aanpak wordt geïntroduceerd en het bovendien voor veel lidstaten bijzonder moeilijk is om hun ambitieniveau in een periode van begrotingsconsolidatie te verhogen, stelt de Commissie voor om in 2014 een tussentijdse evaluatie uit te voeren. Dat biedt de EU de mogelijkheid te onderzoeken of de gewenste vooruitgang kan worden geboekt en zo nodig aanvullende maatregelen te nemen.

Het volgende hoofdstuk bevat een eerste bespreking van de ontwerpversies van de nationale streefdoelen tot nu toe, welke in een tabel in de bijlage zijn weergegeven. Van alle lidstaten wordt verwacht dat zij bindende nationale streefdoelen voorleggen met betrekking tot alle vijf centrale streefcijfers van de EU. Vanaf volgend jaar zal de jaarlijkse groeianalyse verslag uitbrengen over de definitieve nationale streefdoelen, waarbij de vooruitgang die met betrekking tot de centrale streefcijfers is geboekt nader zal worden onderzocht.

2.1.Werkgelegenheid

Het centrale streefcijfer van de EU op dit gebied is in 2020 een participatiegraad van 75% te bereiken voor mannen en vrouwen van 20 tot 64 jaar door een grotere participatie van jongeren, oudere werknemers en laaggeschoolden en door een betere integratie van legale migranten. Een lage arbeidsmarktparticipatie is reeds lange tijd een van de grootste structurele zwakheden van Europa. Vóór de crisis was het werkgelegenheidsniveau van Europa enkele procentpunten lager dan in de VS en Japan. Door de crisis is de werkgelegenheidssituatie evenwel sterk verslechterd, terwijl de omvang van de beroepsbevolking door demografische veranderingen nog verder dreigt te krimpen. Een grotere arbeidsmarktparticipatie zou een aanzienlijke bijdrage leveren aan de toekomstige economische groei in Europa.

Uit een analyse van de ontwerpversies van de nationale hervormingsprogramma's blijkt dat de lidstaten dit streefcijfer van 75% hebben aanvaard en voor het merendeel begonnen zijn de knelpunten op de arbeidsmarkt aan te pakken. De meeste lidstaten hebben een bepaald streefcijfer gekozen, doch verschillende landen zoals Oostenrijk, België, Cyprus, Italië en Slowakije hebben een bandbreedte voorgesteld. Nederland en het Verenigd Koninkrijk hebben nog geen officieel nationaal streefcijfer vastgesteld. De opgegeven cijfers lopen uiteen van 62,9% (Malta) tot 80% (Zweden).

Indien alle lidstaten hun vastgestelde nationale streefcijfer voor 2020 of de laagste waarde van hun bandbreedte zouden kunnen realiseren, zou de gemiddelde werkloosheid in de EU onder de lidstaten die een nationaal streefdoel hebben vastgesteld 72,4% bedragen. Indien alle lidstaten de hoogste waarde van hun bandbreedte konden bereiken, dan zou dit gemiddelde 72,8% bedragen. Met andere woorden, op basis van de huidige nationale streefcijfers zou de werkgelegenheid in de EU als geheel 2,2 à 2,6 procentpunt lager uitvallen dan het streefcijfer van 75%.

2.2.Onderzoek en ontwikkeling

Europa heeft, zowel op het niveau van de geïnvesteerde middelen, met name uit particuliere bron, als ten aanzien van de doeltreffendheid van de uitgaven een aanzienlijke achterstand op de VS en andere geavanceerde economieën. Deze kloof tast de groeivooruitzichten aan, met name in sectoren met het grootste groeipotentieel. Volgens het centrale streefcijfer van Europa 2020 moeten de voorwaarden voor O&O-investeringen worden verbeterd teneinde het niveau van de investeringen van zowel de particuliere als de openbare sector te verhogen tot ten minste 3% van het bbp.

De compilatie van alle voorlopige nationale streefdoelen levert een geaggregeerd niveau van 2,7 à 2,8% van het bbp op. Dit is weliswaar lager dan het geplande streefcijfer van 3%, maar geeft niettemin blijk van een aanzienlijke inspanning, vooral in het licht van de huidige begrotingssituatie. Sommige lidstaten hebben maatregelen genomen om de overheidsinvesteringen in onderzoek, innovatie en onderwijs aanmerkelijk te verhogen omdat zij inzien dat deze investeringen de toekomstige groei stimuleren. Een aantal lidstaten hebben hoge maar niettemin realistische cijfers opgegeven, hoewel zij moeilijk kunnen instaan voor de particuliere component van hun O&O-streefcijfer.

Een ander aspect dat nauw verband houdt met de prestaties van de EU op innovatiegebied is het aandeel van snel groeiende, innovatieve bedrijven in de economie 6 . De lidstaten moeten hun hervormingen richten op de opheffing van belemmeringen voor de groei van innovatieve bedrijven, onder meer door een verbetering van de randvoorwaarden en de toegang tot financiering.

2.3.Klimaatactie en energiebeleid

Om duurzame groei te bereiken moet Europa worden omgevormd tot een concurrerende, zuinige, koolstofarme economie en samenleving. Deze visie sluit aan bij het drievoudige streefcijfer van Europa 2020: de uitstoot van broeikasgassen moet met tenminste 20% worden verminderd ten opzichte van 1990, of met 30% als aan de voorwaarden daarvoor wordt voldaan; het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in het finale energieverbruik van de EU moet worden opgevoerd tot 20%, en de energie-efficiëntie moet met 20% worden verbeterd.

Ten aanzien van hernieuwbare energiebronnen en de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen zijn er reeds nationale streefdoelen vastgesteld.

Op het gebied van energie-efficiëntie blijkt uit een analyse van de ontwerp-NHP's dat de inzet van de lidstaten met betrekking tot dit streefcijfer beperkt is. Sommige lidstaten hebben geen gegevens over dit streefdoel verschaft, terwijl andere landen uiteenlopende methoden hebben toegepast om hun nationale streefcijfers weer te geven. Door deze verschillen en als gevolg van de onvolledigheid van de gegevens is een verduidelijking van de doelstellingen die door elke lidstaat moeten worden verwezenlijkt, dringend noodzakelijk.

Uit een voorlopige beoordeling blijkt evenwel dat het totaalresultaat van de inspanningen aanzienlijk lager is (minder dan 10%) dan het streefcijfer van de EU als geheel om het energieverbruik in 2020 met 20% terug te dringen. Dit is zorgwekkend omdat energie-efficiëntie de meest doeltreffende manier is om uitstoot te verminderen, de veiligheid van de energievoorziening en het concurrentievermogen te verbeteren, energieverbruik betaalbaarder te maken en werkgelegenheid te scheppen. Ook wat de beperking van de klimaatverandering betreft zijn de bestaande en voorgenomen maatregelen nog ontoereikend om de streefcijfers van 2020 te halen.

2.4.Onderwijs en opleiding

Innovatie en groei kunnen slechts worden bevorderd indien er voldoende vakbekwame en goed opgeleide werknemers voorhanden zijn. Een hoogopgeleide bevolking is ook van het grootste belang om de problemen op het gebied van demografische verandering en sociale integratie in Europa te kunnen aanpakken. Investeringen in kwaliteitsonderwijs, opleiding en een leven lang leren zijn derhalve cruciaal voor slimme, duurzame en inclusieve groei.

Europa 2020 bevat twee centrale streefcijfers op het gebied van onderwijs: in 2020 moet het percentage vroegtijdige schoolverlaters zijn teruggebracht tot minder dan 10% van de bevolking in de leeftijd van 18 tot 24 jaar, en ten minste 40% van de jonge volwassenen in de EU (30-34 jaar) moet hoger onderwijs of een vergelijkbare opleiding hebben voltooid. Uit de analyse van de ontwerp-NHP's blijkt dat over het algemeen meer aandacht wordt besteed aan de analyse van bestaande problemen en mogelijke oplossingen dan aan de vaststelling van concrete hervormingsplannen en –maatregelen. In de meeste hervormingsprogramma's wordt niet duidelijk gemaakt of de beschreven maatregelen zijn getroffen naar aanleiding van of tenminste zijn afgestemd op prioriteiten van Europa 2020.

Alle ontwerp-NHP's bevatten nationale streefdoelen voor de terugdringing van het aantal schoolverlaters en de verhoging van het aantal personen met een hoger onderwijsdiploma, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk (dat geen streefcijfers vaststelt) en Nederland (dat wel een streefcijfer vaststelt voor schoolverlaters maar niet voor het aantal afgestudeerden in het hoger onderwijs).

Hoewel sommige lidstaten zeer ambitieuze streefdoelen hebben vastgesteld op het gebied van voortijdige schoolverlaters, lijkt het erop dat Europa als geheel de 10%-doelstelling voor 2020 niet zal halen. Uitgaande van de streefcijfers die in de ontwerp-NHP's worden genoemd, waarbij de landen die nog geen cijfers hebben vastgesteld buiten beschouwing worden gelaten (het VK voor beide streefcijfers, NL voor hoger onderwijs), zou in 2020 een percentage van 10,5% voortijdige schoolverlaters worden bereikt, waardoor het gemeenschappelijke Europese doel van 10% niet wordt gehaald. In absolute cijfers zou dit betekenen dat in 2020 nog eens circa 200 000 jonge Europeanen met hun onderwijs of opleiding zullen zijn gestopt.

Ook de thans ingediende nationale streefdoelen voor het hoger onderwijs zijn niet voldoende om het streefcijfer voor de EU als geheel in 2020 te realiseren. Met een totaal percentage personen met een voltooide tertiaire opleiding van 37,3% in 2020 wordt de gemeenschappelijke Europese doelstelling van 40% niet gehaald: in absolute cijfers houdt dit in dat er in 2020 circa 800 000 minder afgestudeerden in de leeftijdsgroep van 30 tot 34 jaar zullen zijn dan indien het percentage van 40% wel zou worden bereikt.

2.5.Sociale integratie/bestrijding van armoede

Er is geen duurzame groei mogelijk zolang niet alle geledingen van de maatschappij hiervan profiteren. Toch is de ongelijkheid in heel Europa in het afgelopen decennium toegenomen, waarbij steeds meer mensen met armoede en sociale uitsluiting kampen. Door de economische crisis is het aantal personen dat onder de armoedegrens leeft of dreigt die grens te overschrijden aanmerkelijk toegenomen. Een van de hoofddoelstellingen van de Europa 2020-strategie is om deze ontwikkeling te keren en ervoor te zorgen dat groei en sociale cohesie hand in hand gaan. Het EU-streefcijfer houdt in dat het aantal Europeanen dat onder de armoedegrens leeft met 25% wordt teruggedrongen, zodat ten minste 20 miljoen mensen aan de armoede ontsnappen. Dit cijfer is vastgesteld op basis van drie indicatoren 7 die de talrijke aspecten van armoede en uitsluiting in heel Europa weergeven. Het breidt het oorspronkelijke begrip van relatieve inkomensarmoede uit tot de niet-monetaire dimensie van armoede en uitsluiting van de arbeidsmarkt. Het geeft tevens de verscheidenheid weer van de in de verschillende lidstaten bestaande situaties en prioriteiten.

Uit een eerste analyse blijkt dat relatieve armoede in de meeste EU-landen een groot probleem is. Het verbeteren van de algemene levensstandaard kan een aanzienlijke bijdrage leveren tot het verminderen van armoede en uitsluiting in landen met een laag bbp per capita en een groot percentage materiële deprivatie. De strijd tegen uitsluiting van de arbeidsmarkt vormt een prioriteit voor alle landen, ook voor de landen met een ontwikkeld bijstandsstelsel dat mensen relatief goed beschermt tegen inkomensarmoede, maar geringe prikkels en/of weinig steun biedt met het oog op het betreden van de arbeidsmarkt door degenen die hiervan het verst verwijderd zijn.

In hun ontwerp-NHP's hebben de meeste landen streefdoelen vastgesteld, hoewel zij het ambitieniveau dat door de Europese Raad is overeengekomen nog niet bereiken. De meeste lidstaten hebben de drie overeengekomen indicatoren gebruikt waarop het EU-streefcijfer is gebaseerd, waarbij zij erkennen dat omvangrijke strategieën nodig zijn om armoede in al haar dimensies aan te pakken. Het ambitieniveau moet echter worden opgeschroefd om de wisselwerking tussen de doelstellingen weer te geven, met name het verband tussen arbeidsparticipatie en armoede. Een aantal landen hebben hun streefcijfer nog niet vastgesteld. Het is dringend noodzakelijk dat zij hier snel toe overgaan.

3. Nationale hervormingsprogramma's

3.1.Ontwerpversies van de nationale hervormingsprogramma's

De Europa 2020-streefcijfers vormen een centraal onderdeel van de nationale hervormingsprogramma's, die een veel ruimere en uitvoeriger hervormingsagenda moeten omvatten. De lidstaten is verzocht hun ontwerp-NHP's uiterlijk op 12 november 2010 in te dienen en daarin de volgende vier elementen op te nemen:

– een macro-economisch scenario op middellange termijn: alle ontwerpversies van de nationale hervormingsprogramma's bevatten een macro-economisch scenario en besteden bijzondere aandacht aan macrostructurele belemmeringen voor groei, met name op het gebied van belastingen;

– de nationale streefdoelen die een afspiegeling vormen van de centrale streefcijfers van Europa 2020: in de meeste ontwerpen zijn deze doelen inderdaad opgenomen (zie hierboven);

– de voornaamste belemmeringen voor groei en banen. De meeste ontwerp-NHP's bevestigen het bestaan van de groeibelemmeringen die door het EPC in juni 2010 en door het Comité voor de werkgelegenheid (EMCO) in oktober 2010 zijn geïdentificeerd. In sommige gevallen werden enkele aanvullende problemen vermeld;

– belangrijke maatregelen om groeibevorderende initiatieven in een vroeg stadium uit te voeren. In vrijwel geen enkel ontwerp werd nader ingegaan op een vroege tenuitvoerlegging van structurele hervormingen om duurzame groei op de middellange tot lange termijn te stimuleren.

De ontwerp-NHP's lopen uiteen wat de gedetailleerdheid en voorbereiding betreft, waarbij sommige vollediger en beter uitgewerkt zijn dan andere. Een algemeen kenmerk is dat de risico's voor potentiële groei en werkgelegenheid in de ontwerpen niet ten volle worden onderkend. De door de lidstaten ingediende macro-economische scenario's zijn over het algemeen overdreven optimistisch vergeleken met de evaluatie van de Commissie. Tegelijkertijd zijn de werkgelegenheidsscenario's te pessimistisch, omdat zij worden beïnvloed door negatieve factoren op korte termijn. Uit een eerste onderzoek van de ontwerp-NHP's komen de volgende hoofdthema's naar voren:

– Een grote meerderheid van de lidstaten staat voor grote budgettaire uitdagingen: zij moeten structurele tekorten terugdringen, dikwijls hoge schuldquote's omlaag brengen en de kosten van de vergrijzing binnen de perken houden. In veel landen zou de houdbaarheid geholpen zijn met een versterking van de kwaliteit van de overheidsfinanciën en het institutionele kader door middel van een betere begrotingscontrole.

– Veel lidstaten wijzen op de noodzaak om te zorgen voor een stabiele en goed functionerende financiële sector die financiële bemiddeling kan aanbieden zonder steun van de overheid. Tot de uitdagingen op dit gebied behoren de zeer grote schuldenlast van huishoudens, het waarborgen van doeltreffend toezicht en een goed functionerende banksector.

– Het verbeteren van het concurrentievermogen en het aanpakken van onevenwichtigheden op de lopende rekening is voor alle lidstaten relevant, maar is met name van belang voor een goede werking van de EMU. Binnen de eurozone houdt dit in dat maatregelen moeten worden genomen om de onevenwichtigheden binnen het eurogebied tegen te gaan, bijvoorbeeld door de verbetering van de voorwaarden voor de interne vraag, relatieve loon- en prijsaanpassingen, een grotere flexibiliteit van de lonen en de reallocatie van middelen van de niet-verhandelbare sector naar de verhandelbare sector.

– Daarnaast zien alle lidstaten in dat het noodzakelijk is de arbeidsmarktparticipatie en/of de arbeidsvoorwaarden te verbeteren en het gebrekkig functioneren en de segmentering van de arbeidsmarkt, de ontoereikende arbeids- en geografische mobiliteit, het tekort aan prikkels om aan het werk te gaan en de uitsluiting van verschillende leeftijdsgroepen, aan te pakken.

– De meeste lidstaten erkennen verder dat zij voor uitdagingen staan met betrekking tot de verbetering van de productiviteit en het faciliteren van de overschakeling op producten en export met een hogere toegevoegde waarde; deze uitdagingen vereisen hogere kapitaalinvesteringen, het zorgen voor een doeltreffend regelgevingsklimaat voor het bedrijfsleven, bestuurlijke efficiëntie evenals het bevorderen van een hoger concurrentieniveau.

– Ten slotte erkennen de lidstaten dat het noodzakelijk is om het innovatievermogen te stimuleren en investeringen in menselijk kapitaal te bevorderen om het groeipotentieel te verhogen en onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt tegen te gaan.

In dit stadium vormen de in de ontwerp-NHP's gepresenteerde beleidsmaatregelen geen bevredigend antwoord op de belangrijke macro-economische uitdagingen en knelpunten voor groei. De beleidsacties verwijzen dikwijls veeleer naar de methoden waarmee de problemen kunnen worden opgelost dan naar concrete maatregelen. Hoewel de maatregelen op het gebied van de begrotingsconsolidatie meer in detail worden uiteengezet, wordt weinig aandacht besteed aan structurele hervormingen die de groei op middellange en lange termijn kunnen aanzwengelen. Veel ontwerp-NHP's geven een overzicht van voorgenomen maatregelen waarmee de lidstaten hun nationale streefdoelen kunnen bereiken. Deze overzichten bevatten echter dikwijls reeds volledig of gedeeltelijk uitgevoerde maatregelen. Voorgenomen beleidsacties worden dikwijls in vrij vage termen gepresenteerd, waarbij weinig gedetailleerde informatie wordt verschaft over de precieze aard van de maatregelen, het tijdschema voor tenuitvoerlegging, het verwachte effect, het risico van gedeeltelijke of niet-succesvolle uitvoering, de kosten voor de begroting en de gebruikmaking van EU-structuurfondsen. Een uitzondering hierop vormen de programma's van de lidstaten die financiële bijstand ontvangen; deze bevatten meer gedetailleerde maatregelen.

3.2.Samenwerking bij de opstelling van de definitieve nationale hervormingsprogramma's

In de periode tussen de indiening van de ontwerp-NHP’s en de definitieve NHP's zal een gedachtewisseling plaatsvinden tussen de Commissie en de lidstaten, evenals een collegiale toetsing binnen de Raad. In november 2010 heeft EMCO de werkgelegenheidselementen van de ontwerp-NHP's getoetst, en in december heeft het EPC in het kader van een horizontale evaluatie de macro-economische elementen onderzocht.

Na de vaststelling van deze jaarlijkse groeianalyse, die de lidstaten algemene richtsnoeren biedt voor de voltooiing van hun NHP's, zal de Commissie opnieuw bilateraal contact met de lidstaten opnemen om de voltooiing van hun programma's te bespreken in het licht van deze richtsnoeren en hun specifieke omstandigheden.

Daarnaast moeten nationale raadplegingen worden gehouden om ervoor te zorgen dat de NHP's een groot politiek draagvlak hebben. Bij deze raadplegingen dienen politieke actoren (nationale parlementen, regionale en lokale autoriteiten), evenals sociale partners en andere belanghebbenden die aan de voorbereidingen hebben deelgenomen, te worden betrokken. Slechts in een beperkt aantal gevallen zijn de ontwerp-NHP's reeds onderworpen aan raadplegingen op verschillende niveaus. Sommige lidstaten hebben aangegeven dat zij raadplegingen zouden houden alvorens hun nationale hervormingsprogramma's te voltooien, doch de meeste hebben geen informatie over de raadplegingsprocedure overgelegd.

Het is zorgwekkend dat onvoldoende aandacht wordt besteed aan structurele hervormingen die groei op middellange en lange termijn kunnen stimuleren. Indien dergelijke groeibevorderende maatregelen uitblijven, kunnen consolidatiestrategieën uiteindelijk zinloos blijken te zijn.

Het is de bedoeling dat in de definitieve NHP's gerichte hervormingsprogramma's worden uiteengezet waarover bij de verschillende actoren in de lidstaten politieke consensus bestaat, en die tegelijkertijd aan bepaalde gemeenschappelijke criteria voldoen om synergieën en een beter toezicht mogelijk te maken. Met name dienen de definitieve NHP's de volgende elementen te bevatten:

– ramingen betreffende de potentiële en daadwerkelijke productiegroei op middellange termijn voor een periode van (ten minste) vier jaar. De macro-economische scenario's die in het kader van de programma's voor 2011 worden ingediend moeten derhalve betrekking hebben op de periode tot 2014;

– ambitieuze en realistische streefdoelen met betrekking tot alle vijf centrale streefcijfers van de EU, vergezeld van trajecten voor het halen van de streefcijfers tot 2020, en een tussentijdse evaluatie in 2014;

– nadere bijzonderheden over maatregelen op lange termijn die verder gaan dan de maatregelen die reeds worden voorbereid, waaronder een samenhangend plan voor de hervorming van de onderzoek- en innovatiestelsels, op basis van een analyse van de sterke en zwakke punten van de individuele lidstaten 8 ;

– gevolgen van de hervormingen voor de begroting; zo dienen in voorkomend geval de vooruitgang op het gebied van groeibevorderende investeringen op nationaal niveau, en een voorgenomen beroep op de structuurfondsen, duidelijker te worden aangegeven;

– maatregelen om de knelpunten voor de groei weg te nemen, waarbij nadere bijzonderheden worden verschaft over het tijdschema, de verwachte effecten en de budgettaire gevolgen. Deze maatregelen betreffen stimuli voor groei of randvoorwaarden voor groei; hiertoe behoren bijvoorbeeld maatregelen ter ondersteuning van de interne markt, het ondernemingsklimaat, de groei en internationalisering van kmo's, structurele hervormingen in dienstenmarkten (zoals de dienstenrichtlijn), de bevordering van een digitale samenleving en economie, betere consumentenvoorwaarden, enz. De voordelen van een ruimere toepassing van informatie- en communicatietechnologieën, met name in termen van productiviteit, zijn welbekend; op dit gebied zijn derhalve in veel gevallen gerichte beleidsmaatregelen zinvol;

– informatie over de betrokkenheid en bijdragen van de verschillende belanghebbende partijen. Ook de communicatiemaatregelen waarmee belanghebbenden en burgers over de hervormingsprogramma's worden geïnformeerd, en de mechanismen die door de lidstaten worden opgezet met het oog op het toezicht op de uitvoering van de hervormingen moeten in dit verband worden vermeld.

4. Conclusies

Omdat de Europa 2020-strategie pas onlangs van start is gegaan, vormt het toezicht op en de evaluatie van de vorderingen in deze eerste jaarlijkse groeianalyse een bijzondere uitdaging. In de maanden na de vaststelling van de strategie en de goedkeuring ervan door de Europese Raad in juni 2010 waren de activiteiten op EU-niveau erop gericht een raamwerk tot stand te brengen en de zeven kerninitiatieven te ontplooien. De lidstaten hebben de eerste stappen gezet om hun eigen hervormingsprogramma's te lanceren. Omdat de eerste uitvoeringscyclus van Europa 2020 een novum is, hebben de lidstaten ontwerpversies van hun nationale hervormingsprogramma's ingediend; de definitieve documenten zullen in april 2011 worden voorgelegd.

Uit de thematische analyse blijkt dat de lidstaten zich over het algemeen rekenschap geven van de urgentie van begrotingsconsolidatie en van de noodzaak om de financiële en banksector op orde te brengen. Er is echter veel minder aandacht besteed aan het uitstippelen van de hervormingen die nodig zijn om onevenwichtigheden uit de weg te ruimen en groei en werkgelegenheid nieuw leven in te blazen. Dit geldt ook voor de voorlopige nationale doelstellingen, die waarschijnlijk niet ver genoeg gaan om de overeengekomen centrale streefcijfers op EU-niveau te halen. Niettemin blijkt uit de voorlopige gegevens dat de lacunes niet zo groot zijn dat zij in de komende jaren niet met vastbesloten optreden kunnen worden weggewerkt. Het is in de eerste jaren vooral van belang dat de lidstaten, ongeacht hun individuele uitgangspositie, ambitieuze doelstellingen nastreven en deze de nodige dynamiek verlenen. In de komende maanden dient met prioriteit vooruitgang te worden geboekt met structurele hervormingen door op nationaal niveau actie te ondernemen en in een vroeg stadium groeibevorderende maatregelen vast te stellen die uit de kerninitiatieven kunnen worden afgeleid, tegen de achtergrond van de boodschappen van deze jaarlijkse groeianalyse.

De hoofdthema's van het Europees Semester zijn een herstel van de begrotingsdiscipline en macro-economische stabiliteit, terwijl gelijktijdig structurele hervormingen ten uitvoer worden gelegd. Op basis van de conclusies van de Europese Raad van maart zal de Commissie de NHP’s en de stabiliteits- en/of convergentieprogramma's vóór juni 2011 beoordelen en geïntegreerde landenspecifieke aanbevelingen aan de lidstaten doen op basis van de geïntegreerde richtsnoeren Europa 2020. Tevens zal zij sturing geven bij de begrotingsstrategieën in het kader van het Stabiliteits- en groeipact 9 . De aanbevelingen en de adviezen van de Raad betreffende de stabiliteits- en convergentieprogramma's zullen door de Raad in juli 2011 worden aangenomen. Vervolgens zal de EU actie ondernemen en zullen de lidstaten op grond van deze aanbevelingen en adviezen concrete besluiten nemen, wanneer zij in de tweede helft van het jaar hun nationale begroting voor 2012 vaststellen.

Bijlage 
Voorlopige Europa 2020-streefcijfers 10

Voorlopige streefcijfers van de lidstatenWerkloosheid (in %)O&O in % van bbpEmissiereductie-doelstellingen (ten opzichte van 2005) 11Hernieuwbare energieEnergie-efficiëntie – vermindering van energieverbruik in miljoen ton 12Voortijdig schoolverlaten in %Tertiair onderwijs

in %
Terugdringing van armoede in aantal personen 13
AT77-78%3,76%-16%34%7,29,5%38% (inclusief ISCED-niveau 4, dat momenteel circa 12% bedraagt)235 000
BE71-74%2,6-3,0%-15%13%Geen streefcijfer in het NHP9,5-10%46-48%330 000-380 000
BG76%1,5%20%16%3,211%36%260 000 (500 000)
CY75-77%0,5%-5%13%0,4610%46%18 000
CZ75%2,709%13%Geen streefcijfer in het NHP5,5%32%30 000
DE75%3%-14%18%37,7Minder dan 10%42% (inclusief ISCED-niveau 4, dat momenteel 11,4% bedraagt)330 000
(660 000)
DK78,5%3%-20%30%Geen streefcijfer in het NHPMinder dan 10%40%22 000
EE76%3%11%25%0,49 (uitsluitend eindverbruik)9,5%40%49 500
EL70%2%-4%18%5,410%32%450 000
ES74%3%-10%20%25,215%44%Geen streefcijfer in het NHP
FI78%4%-16%38%4,218%42%150 000
FR75%3%-14%23%439,5%50%1 600 000 by 2015
HU75%1,8%10%13%24,910%30.3%450 000-500 000
IEGeen streefcijfer in het NHPGeen streefcijfer in het NHP-20%16%2,758%6,%186 000
IT67-69%1,53%-13%17%27,915-16%26-27%2 200 000
LT72,8%1,9%15%23%0,74 (uitsluitend eindverbruik)9%40%170 000
LU73%2,6%-20%11%0,19 (uitsluitend eindverbruik)Minder dan 10%40%3 000
LV73%1,5%17%40%0,6713,4%34-36%121 000
MT62,9%0,67%5%10%0,2429%33%6 560
NLGeen streefcijfer in het NHPGeen streefcijfer in het NHP-16%14%Geen streefcijfer in het NHPVermindering van het aantal voortijdige schoolverlaters tot 25 000
(= reductie tot 9%)
Geen streefcijfer in het NHPGeen streefcijfer in het NHP
PL71%1,7%14%15%13,64,5%45%1 500 000-2 000 000
PT75%2,7-3,3%1%31%Geen streefcijfer in het NHP10%40%200 000
RO70%2%19%24%1011,3%26,7%580 000
SE80%4%17%49%Geen streefcijfer in het NHP10%40-45%Geen streefcijfer in het NHP
SI75%3%4%25%Geen streefcijfer in het NHP5,1%40%40 000
SK71-73%0,9-1,1%13%14%1,08 (uitsluitend eindverbruik)6%30%170 000
VKGeen streefcijfer in het NHPGeen streefcijfer in het NHP-16%15%Geen streefcijfer in het NHPGeen streefcijfer in het NHPGeen streefcijfer in het NHPStreefcijfer bestaande kinderarmoede
Raming EU72,4-72,8%2,7-2,8%-20%

(ten opzichte van 1990)
20%Minder dan 10%10,5%37,3%
Centrale doelstelling EU75%3%-20%

(ten opzichte van 1990)
20%Toename van energie-efficiëntie met 20%10%40%20 000 000



(1) Conclusies van de Europese Raad van 17 juni 2010.
(2) 'Een digitale agenda voor Europa' (COM(2010) 245 definitief/2 van 19.5.2010), 'Jongeren in beweging' (COM(2010) 477 van 15.9.2010), 'Innovatie-unie' (COM(2010) 456 van 6.10.2010), 'Industriebeleid in een tijd van mondialisering' (COM(2010) 614 van 27.10.2010), 'Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen: een Europese bijdrage tot volledige werkgelegenheid (COM(2010) 682 van 23.11.2010), 'Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting: een Europees kader voor sociale en territoriale cohesie" (COM(2010) 758 van 15.12.2010). De kerninitiatieven betreffende een 'Efficiënt gebruik van hulpbronnen' zullen eind januari 2011 worden ingediend.
(3) 'Naar een Single Market Act' - COM(2010) 608 van 27.10.2010.
(4) 'Evaluatie van de EU-begroting' - COM(2010) 700 van 19.10.2010.
(5) 'Handel, groei en wereldvraagstukken: handelsbeleid als kernelement van de Europa 2020-strategie' COM(2010) 612 van 9.11.2010.
(6) Op verzoek van de Europese Raad ontwikkelt de Commissie momenteel een dergelijke innovatie-indicator - COM(2010) 546 van 6.10.2010, blz. 29.
(7) Armoederisico, materiële deprivatie en mensen in huishoudens met onregelmatig of weinig werk.
(8) Bij het uitvoeren van deze analyse wordt de lidstaten aangeraden gebruik te maken van het 'zelfbeoordelingsinstrument' dat deel uitmaakt van het kerninitiatief Innovatie-unie, COM(2010) 546 (definitief).
(9) De aanbeveling van de Raad van 13 juli 2010 betreffende de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010/410/EU) en het besluit van de Raad van 21 oktober 2010 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (2010/707/EU) vormen tezamen de geïntegreerde richtsnoeren Europa 2020.
(10) De definitieve nationale streefcijfers zullen in april 2011 in de nationale hervormingsprogramma's zijn opgenomen.
(11) De nationale emissiereductiedoelstellingen die in Beschikking 2009/406/EG (ofwel 'beschikking inzake de verdeling van de inspanningen') worden genoemd, betreffen de emissies die niet onder het emissiehandelssysteem vallen. De emissies die onder het emissiehandelssysteem vallen, zullen met 21% worden verminderd ten opzichte van 2005. De dienovereenkomstige totale emissiereductie zal -20% bedragen ten opzichte van 1990.
(12) Opgemerkt zij dat de nationale prognoses ook uiteenlopen wat het basisjaar/de basisjaren betreft waarvan bij de raming van de besparingen is uitgegaan.
(13) Geraamde bijdrage tot het EU-streefcijfer.