Artikelen bij COM(2012)164 - Vereenvoudiging van de overbrenging van in een andere lidstaat ingeschreven motorvoertuigen binnen de interne markt

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1 - Toepassingsgebied

1. Deze verordening is van toepassing op de volgende voertuigen:

a) alle motorvoertuigen en aanhangwagens als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad;

b) alle motorvoertuigen op twee of drie wielen, al dan niet met dubbellucht, die bestemd zijn om aan het wegverkeer deel te nemen, zoals bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad.

2. Deze verordening is niet van toepassing op de inschrijving van motorvoertuigen die zijn ingeschreven in een derde land.

3. Deze verordening doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om voertuigen vrij te stellen van inschrijving overeenkomstig Richtlijn 1999/37/EG.

Artikel 2 - Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1) “inschrijving”: de verlening van administratieve toestemming voor de deelname van een voertuig aan het wegverkeer, waarbij het voertuig wordt geïdentificeerd en een serienummer, aangeduid als het inschrijvingsnummer, wordt toegekend;

2) “in een andere lidstaat ingeschreven voertuig”: een voertuig met een geldig kentekenbewijs dat door een andere lidstaat is afgegeven;

3) “houder van het kentekenbewijs”: degene op wiens naam een voertuig in een lidstaat is ingeschreven;

4) “toekenning van een handelaarskenteken”: de verlening van administratieve toestemming voor de deelname van voertuigen aan het wegverkeer, waarbij de voertuigen worden geïdentificeerd en een serienummer, aangeduid als het handelaarskenteken, wordt afgegeven, dat voor verschillende voertuigen mag worden gebruikt.

Artikel 3 - Plaats van inschrijving van in een andere lidstaat ingeschreven voertuigen

1. Een lidstaat mag alleen inschrijving op zijn grondgebied van een in een andere lidstaat ingeschreven voertuig eisen indien de houder van het kentekenbewijs zijn gewone verblijfplaats op het grondgebied van eerstgenoemde lidstaat heeft.

2. De lidstaat waar de houder van het kentekenbewijs zijn gewone verblijfplaats heeft, is een van de volgende:

a) voor een vennootschap, vereniging of rechtspersoon: de lidstaat waar de hoofdvestiging zich bevindt;

b) voor een filiaal, een agentschap of een andere vestiging van een onderneming of een andere rechtspersoon: de lidstaat waar het filiaal, het agentschap of de andere vestiging zich bevindt;

c) voor een natuurlijk persoon bij de uitoefening van zijn beroepsactiviteit: de lidstaat waar hij zijn belangrijkste economische activiteiten verricht;

d) voor alle andere natuurlijke personen:

i) de plaats waar iemand gewoonlijk verblijft, dat wil zeggen gedurende ten minste 185 dagen per kalenderjaar, wegens persoonlijke en beroepsmatige bindingen, of, voor personen zonder beroepsmatige bindingen, wegens persoonlijke bindingen waaruit nauwe banden blijken tussen hemzelf en de plaats waar hij woont;

ii) voor iemand die zijn beroepsmatige bindingen op een andere plaats heeft dan zijn persoonlijke bindingen en daardoor afwisselend verblijft op verschillende plaatsen gelegen in twee of meer lidstaten: de plaats van zijn persoonlijke bindingen, op voorwaarde dat hij daar op geregelde tijden terugkeert.

De voorwaarde van punt ii) vervalt wanneer de betrokkene in een lidstaat verblijft voor een opdracht van een bepaalde duur. Het feit dat een universiteit of een school wordt bezocht, houdt niet in dat de gewone verblijfplaats wordt verplaatst.

Artikel 4 - Inschrijvingsprocedure voor in een andere lidstaat ingeschreven voertuigen

1. Indien de houder van het kentekenbewijs zijn gewone verblijfplaats naar een andere lidstaat verplaatst, verzoekt hij om inschrijving van een in een andere lidstaat ingeschreven voertuig binnen een termijn van zes maanden na zijn aankomst.

Tijdens de in de eerste alinea bedoelde termijn mag het gebruik van het voertuig niet worden beperkt.

2. Het verzoek tot inschrijving van een in een andere lidstaat ingeschreven voertuig wordt ingediend bij een voertuiginschrijvingsinstantie en omvat de relevante delen van het kentekenbewijs in overeenstemming met artikel 5, lid 2, van Richtlijn 1999/37/EG of een ander bewijs van voorafgaande inschrijving in een andere lidstaat.

3. Na ontvangst van de aanvraag tot inschrijving van een in een andere lidstaat ingeschreven voertuig vraagt de voertuiginschrijvingsinstantie onverwijld de in bijlage I vermelde informatie rechtstreeks op bij de voertuiginschrijvingsinstantie van de lidstaat waar het voertuig is ingeschreven, overeenkomstig artikel 7, en neemt zij de informatie op in haar eigen register.

4. Slechts in de volgende gevallen mag een voertuiginschrijvingsinstantie fysieke controles verrichten op een voertuig dat voorafgaand aan de inschrijving in een andere lidstaat was ingeschreven:

a) indien de tijdens de inschrijvingsprocedure door de aanvrager verstrekte informatie niet is terug te vinden in het voertuigregister van de lidstaat waar het voertuig wordt geacht te zijn ingeschreven;

b) indien de tijdens de inschrijvingsprocedure door de aanvrager verstrekte informatie verschilt van de informatie in het voertuigregister van de lidstaat waar het voertuig is ingeschreven;

c) indien voertuiginschrijvingsinstanties goede redenen hebben om aan te nemen dat de technische voorschriften op grond waarvan het voertuig was goedgekeurd overeenkomstig artikel 23 of 24 van Verordening 2007/46/EG of overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 2002/24/EG, niet gelijkwaardig zijn aan hun eigen technische voorschriften;

d) indien bij elke eigendomsoverdracht van het voertuig een technische keuring is voorgeschreven, of in geval van ernstig beschadigde voertuigen.

5. Wanneer een in een andere lidstaat ingeschreven voertuig wordt ingeschreven, meldt de desbetreffende voertuiginschrijvingsinstantie dit onverwijld aan de voertuiginschrijvingsinstantie van de lidstaat waar het voertuig het laatst was ingeschreven, in overeenstemming met artikel 7.

Artikel 5 - Weigering om een in een andere lidstaat ingeschreven voertuig in te schrijven

1. Slechts in de volgende gevallen mag een voertuiginschrijvingsinstantie de inschrijving van een in een andere lidstaat ingeschreven voertuig weigeren:

a) indien niet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 2, is voldaan;

b) indien de eventueel door die lidstaat opgelegde heffingen of vergoedingen voor de inschrijving als bedoeld in artikel 4 niet zijn betaald;

c) indien de in artikel 4, lid 4, bedoelde fysieke controles niet succesvol zijn doorlopen;

d) indien uit de overeenkomstig artikel 7 ingewonnen informatie een van de volgende feiten blijkt:

i) het voertuig is ernstig beschadigd, gestolen of vernietigd;

ii) de inschrijvingsdocumenten van het voertuig zijn gestolen, tenzij de houder van kentekenbewijs de eigendom van het voertuig duidelijk kan aantonen;

iii) de datum voor het eerstvolgende verplichte technisch certificaat is verstreken.

2. Elke beslissing van een voertuiginschrijvingsinstantie om inschrijving van een in een andere lidstaat ingeschreven voertuig te weigeren, wordt naar behoren gemotiveerd. Binnen een termijn van één maand na ontvangst van de beslissing tot weigering mag de belanghebbende de bevoegde voertuiginschrijvingsinstantie om herziening van die beslissing verzoeken. In dat verzoek moeten redenen voor een dergelijke herziening worden vermeld. Binnen een maand na ontvangst van het verzoek bevestigt of herziet de voertuiginschrijvingsinstantie haar beslissing.

Artikel 6 - Tijdelijk kentekenbewijs voor overbrenging naar een andere lidstaat

1. Eenieder die in een andere lidstaat een voertuig heeft aangeschaft dat geen kentekenbewijs heeft, mag de voertuiginschrijvingsinstantie om een tijdelijk kentekenbewijs verzoeken om dit voertuig naar een andere lidstaat over te brengen. Het tijdelijke kentekenbewijs is geldig voor een termijn van dertig dagen.

2. Na ontvangst van het verzoek om een tijdelijk kentekenbewijs als bedoeld in lid 1, vraagt de voertuiginschrijvingsinstantie onverwijld de in bijlage I voorgeschreven informatie rechtstreeks op bij de voertuiginschrijvingsinstantie van de lidstaat waar het voertuig is ingeschreven, in overeenstemming met artikel 7, en neemt zij de gegevens op in haar eigen register.

3. Een voertuiginschrijvingsinstantie mag de afgifte van het tijdelijk kentekenbewijs als bedoeld in lid 1 weigeren in elk van de volgende gevallen:

a) indien de eventueel door de desbetreffende lidstaat opgelegde heffingen of vergoedingen voor het tijdelijke kentekenbewijs niet zijn betaald;

b) wanneer de overeenkomstig artikel 7 ingewonnen informatie of de informatie in de nationale officiële voertuigregisters een van de volgende elementen bevat:

i) het voertuig is ernstig beschadigd, gestolen of vernietigd;

ii) de inschrijvingsdocumenten van het voertuig zijn gestolen, tenzij de houder van kentekenbewijs de eigendom van het voertuig duidelijk kan aantonen;

iii) de datum voor het eerstvolgende verplichte technisch certificaat is verstreken.

Artikel 7 - Uitwisseling van gegevens uit kentekenregisters

1. Met het oog op inschrijving van een in een andere lidstaat ingeschreven voertuig verleent een voertuiginschrijvingsinstantie de voertuiginschrijvingsinstanties van de andere lidstaten toegang tot de in bijlage I genoemde gegevens die zijn opgeslagen in de officiële voertuigregisters.

2. Voor de toepassing van lid 1 maakt de voertuiginschrijvingsinstantie gebruik van de in bijlage II beschreven softwaretoepassing.

Alleen voertuiginschrijvingsinstanties hebben rechtstreeks toegang tot de opgeslagen gegevens die klaar zijn om door middel van de softwaretoepassing te worden opgevraagd. De voertuiginschrijvingsinstanties nemen de nodige maatregelen om te voorkomen dat:

a) onbevoegden toegang krijgen tot de gegevensverwerkingsapparatuur;

b) informatie wordt gelezen, gekopieerd, gewijzigd of gewist door onbevoegden;

c) informatie zonder toestemming wordt geraadpleegd of doorgegeven;

d) informatie zonder toestemming wordt gelezen of gekopieerd tijdens de verzending.

3. De verwerking van persoonsgegevens door de voertuiginschrijvingsinstanties in de lidstaten geschiedt in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG en onder het toezicht van de in artikel 28 van die richtlijn bedoelde onafhankelijke toezichthoudende autoriteit van die lidstaat.

De voertuiginschrijvingsinstanties gebruiken de overeenkomstig deze verordening overgedragen informatie slechts voor de inschrijving van een in een andere lidstaat ingeschreven voertuig.

Wanneer tussen de voertuiginschrijvingsinstanties informatie wordt uitgewisseld in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening, wordt de inschrijvingsinstantie die de informatie verstrekt op haar verzoek in kennis gesteld van het gebruik dat van de verstrekte gegevens wordt gemaakt en van de genomen follow-up-maatregelen.

De voertuiginschrijvingsinstantie die de informatie verschaft, ziet toe op de nauwkeurigheid van de te verstrekken informatie en beoordeelt of deze noodzakelijk en evenredig is in verhouding tot het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Zij houdt zich aan de relevante regelgeving inzake de bescherming van persoonlijke gegevens.

Indien blijkt dat onjuiste informatie of niet voor verstrekking in aanmerking komende informatie is verstrekt, wordt de voertuiginschrijvingsinstantie die de informatie heeft ontvangen, hiervan onmiddellijk in kennis gesteld. De informatie wordt gewist of gecorrigeerd door de voertuiginschrijvingsinstantie die deze heeft ontvangen.

4. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast om de gemeenschappelijke procedures en specificaties voor de in lid 2 bedoelde softwareapplicatie vast te stellen, waaronder het formaat van de uitgewisselde gegevens, de technische procedures voor elektronische raadpleging van en toegang tot de nationale elektronische registers, de toegangsprocedures en de veiligheidsmechanismen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 8 - Toekenning van handelaarskentekens

1. Een voertuiginschrijvingsinstantie mag een of meer handelaarskentekenbewijzen toekennen aan elke onderneming die aan de volgende criteria voldoet:

a) zij is gevestigd op het grondgebied van de betrokken instantie;

b) zij distribueert voertuigen of biedt reparatie-, onderhouds- of testdiensten voor voertuigen aan;

c) zij heeft een goede reputatie en beschikt over de vereiste vakbekwaamheid.

2. De voertuiginschrijvingsinstantie zorgt dat bij elke toekenning van een handelaarskenteken de voertuiggegevens als bedoeld in bijlage I in haar register worden opgenomen.

3. Een voertuig met een handelaarskentekenbewijs mag alleen worden gebruikt wanneer het geen direct en onmiddellijk gevaar voor de verkeersveiligheid vormt. Het mag niet worden gebruikt voor commercieel vervoer van personen of goederen.

4. De lidstaten mogen het vrije verkeer van voertuigen met een handelaarskentekenbewijs niet belemmeren om redenen die samenhangen met de inschrijving van het voertuig.

5. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast om het formaat en het model van het handelaarskentekenbewijs te bepalen.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 9 - Voertuiginschrijvingsinstanties

1. De lidstaten verstrekken de Commissie de namen en de contactgegevens van de voertuiginschrijvingsinstanties die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de officiële voertuigregisters op hun grondgebied en voor de toepassing van deze verordening.

De Commissie publiceert op haar website een lijst van voertuiginschrijvings­instanties en alle aanpassingen van die lijst.

2. De voertuiginschrijvingsinstanties zorgen dat de volgende informatie gemakkelijk toegankelijk is voor het publiek:

a) de informatie over de inschrijving van voertuigen in de lidstaat van de desbetreffende instantie;

b) de naam en de contactgegevens van de autoriteit, zodat deze rechtstreeks kan worden benaderd.

Artikel 10 - Gedelegeerde handelingen

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 11 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

1) wijzigingen van de bijlagen I en II bij deze verordening in het licht van de technische vooruitgang, met name in verband met relevante wijzigingen van Richtlijn 1999/37/EG of wijzigingen van andere handelingen van de Unie die rechtstreeks van belang zijn voor het actualiseren van de bijlagen I en II bij deze verordening;

2) de voorwaarden waaraan ondernemingen moeten voldoen om in overeenstemming te zijn met het bepaalde in artikel 8, lid 1, onder c;

3) de geldigheidsduur van de in artikel 8, lid 1, bedoelde handelaarskentekenbewijzen.

Artikel 11 - Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 10 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 10 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5. Een overeenkomstig artikel 10 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 12 -  Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dit is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3. Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, de voorzitter van het comité daartoe besluit of een eenvoudige meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt.

Artikel 13 - Evaluatie

De Commissie brengt uiterlijk [vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de evaluatie van deze verordening. De Commissie dient, indien nodig, passende voorstellen in om deze verordening te wijzigen en aan te passen aan andere handelingen van de Unie, waarbij zij met name let op mogelijkheden tot verdere administratieve vereenvoudiging voor de burgers en het bedrijfsleven.

Artikel 14 - Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van [in te voegen datum: een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.