Artikelen bij COM(2013)71 - Uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van belasting op financiële transacties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Inhoudsopgave

Hoofdstuk I - Onderwerp en definities

Artikel 1 - Onderwerp

1. Deze richtlijn geeft uitvoering aan de bij Besluit 2013/52/EU gemachtigde nauwere samenwerking door de vaststelling van bepalingen voor een geharmoniseerde belasting op financiële transacties (FTT).

2. De deelnemende lidstaten heffen de FTT in overeenstemming met deze richtlijn.

Artikel 2 - Definities

1. Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

(1) 'deelnemende lidstaat': een lidstaat die, op het tijdstip waarop FTT verschuldigd wordt krachtens deze richtlijn, deelneemt aan de nauwere samenwerking op het gebied van de FTT op grond van Besluit 2013/52/EU of op grond van een besluit dat is aangenomen in overeenstemming met artikel 331, lid 1, tweede of derde alinea, van het VWEU;

(2) 'financiële transactie':

(a) de aankoop en verkoop van een financieel instrument vóór verrekening (netting) of afwikkeling;

(b) de overdracht tussen entiteiten van een groep van het recht te beschikken over een financieel instrument als eigenaar en gelijkwaardige verrichtingen waarbij sprake is van overdracht van het met het financiële instrument gepaard gaande risico, in gevallen die niet onder a) vallen;

(c) de sluiting van derivatencontracten vóór verrekening (netting) of afwikkeling;

(d) een ruil van financiële instrumenten;

(e) een retrocessieovereenkomst, een omgekeerde retrocessieovereenkomst, een overeenkomst inzake verstrekte en opgenomen effectenleningen;

(3) 'financiële instrumenten': financiële instrumenten als omschreven in deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad, alsmede gestructureerde producten;

(4) 'derivatencontract': een financieel instrument als omschreven in bijlage I, deel C, punten 4 tot en met 10, van Richtlijn 2004/39/EG, zoals uitgevoerd bij de artikelen 38 en 39 van Verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie;

(5) 'retrocessieovereenkomst' en 'omgekeerde retrocessieovereenkomst': een overeenkomst als omschreven in artikel 3, lid 1, onder m), van Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad;

(6) 'overeenkomst inzake verstrekte effectenlening' en 'overeenkomst inzake opgenomen effectenlening': een overeenkomst als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2006/49/EG;

(7) 'gestructureerd product': verhandelbare effecten of andere financiële instrumenten die worden aangeboden via securitisatie in de zin van artikel 4, punt 36, van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad of via gelijkwaardige transacties met overdracht van andere risico's dan het kredietrisico;

(8) 'financiële instelling':

(a) een beleggingsonderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2004/39/EG;

(b) een gereglementeerde markt als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG en ieder ander georganiseerd handelsplatform;

(c) een kredietinstelling als omschreven in artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2006/48/EG;

(d) een verzekerings- en herverzekeringsonderneming als omschreven in artikel 13 van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad;

(e) een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe) als omschreven in artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en een beheermaatschappij als omschreven in artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2009/65/EG;

(f) een pensioenfonds of een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening als omschreven in artikel 6, onder a), van Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad, een beleggingsbeheerder van een dergelijk fonds of dergelijke instelling;

(g) een alternatieve beleggingsinstelling (abi) en een beheerder van een alternatieve beleggingsinstelling (abi-beheerder) als omschreven in artikel 4 van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad;

(h) een special purpose entity voor securitisatiedoeleinden als omschreven in artikel 4, punt 44, van Richtlijn 2006/48/EG;

(i) een special purpose vehicle als omschreven in artikel 13, punt 26, van Richtlijn 2009/138/EG;

(j) alle andere ondernemingen, instellingen, lichamen of personen die een of meer van de volgende activiteiten uitoefenen, indien de gemiddelde jaarlijkse waarde van hun financiële transacties meer dan vijftig procent vertegenwoordigt van hun totale gemiddelde nettojaaromzet als bedoeld in artikel 28 van Richtlijn 78/660/EEG van de Raad:

i) activiteiten als bedoeld onder de punten 1, 2, 3 en 6 van bijlage I bij Richtlijn 2006/48/EG;

ii) handel voor eigen rekening dan wel voor rekening of in naam van cliënten met betrekking tot financiële instrumenten;

iii) verwerving van deelnemingen in ondernemingen;

iv) deelneming in of uitgifte van financiële instrumenten;

v) dienstverlening met betrekking tot activiteiten als bedoeld onder iv);

(9) 'centrale tegenpartij' (ctp): een ctp als omschreven in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad;

(10) 'verrekening (netting)': verrekening als omschreven in artikel 2, onder k), van Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad;

(11) 'een financieel instrument als bedoeld in deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG en gestructureerde producten, uitgegeven op het grondgebied van een deelnemende lidstaat': een dergelijk financieel instrument, uitgegeven door een persoon die zijn statutaire zetel of, in het geval van een natuurlijke persoon, zijn vaste adres of, indien geen vast adres kan worden bepaald, zijn gebruikelijke verblijfplaats in die staat heeft;

(12) 'notioneel bedrag': het onderliggende nominale bedrag dat wordt gebruikt voor de berekening van voor een bepaald derivatencontract verrichte betalingen.

2. Iedere van de in lid 1, punt 2, onder a), b), c) en e), bedoelde verrichtingen wordt geacht aanleiding te geven tot één financiële transactie. Iedere ruil als bedoeld onder d) daarvan wordt geacht aanleiding te geven tot twee financiële transacties. Iedere materiële wijziging van een verrichting als bedoeld in lid 1, punt 2, onder a) tot en met e), wordt geacht een nieuwe verrichting te zijn van dezelfde soort als de oorspronkelijke verrichting. Een wijziging wordt aangemerkt als materieel met name wanneer ten minste één partij wordt vervangen, wanneer het voorwerp of de reikwijdte van de verrichting, inclusief de reikwijdte in de tijd, of de overeengekomen tegenprestatie wordt gewijzigd, of wanneer de oorspronkelijke verrichting zwaarder zou zijn belast als zij in de gewijzigde vorm was aangegaan.

3. Voor de toepassing van lid 1, punt 8, onder j), geldt het volgende:

(a) de in dat punt bedoelde gemiddelde jaarlijkse waarde wordt berekend ofwel over de drie voorgaande kalenderjaren ofwel, indien de voorgaande bedrijvigheid een kortere periode bestreek, over die kortere periode;

(b) de waarde van elke transactie als bedoeld in artikel 6 is de maatstaf van heffing als omschreven in dat artikel;

(c) de waarde van elke transactie als bedoeld in artikel 7 bedraagt tien procent van de maatstaf van heffing als omschreven in dat artikel;

(d) wanneer de gemiddelde jaarlijkse waarde van financiële transacties in twee opeenvolgende kalenderjaren niet hoger is dan vijftig procent van de totale gemiddelde nettojaaromzet als omschreven in artikel 28 van Richtlijn 78/660/EEG, heeft de onderneming, de instelling, het lichaam of de persoon in kwestie het recht om, na een daartoe strekkend verzoek, niet of niet langer te worden aangemerkt als een financiële instelling.

Hoofdstuk II - Toepassingsgebied van het gemeenschappelijk FTT-stelsel

Artikel 3 - Toepassingsgebied

1. Deze richtlijn is van toepassing op alle financiële transacties, op voorwaarde dat ten minste één partij bij de transactie op het grondgebied van een deelnemende lidstaat is gevestigd en dat een op het grondgebied van een lidstaat gevestigde financiële instelling partij is bij de transactie, welke instelling voor eigen rekening of voor rekening van een derde handelt dan wel in naam van een partij bij de transactie.

2. Deze richtlijn is, met uitzondering van artikel 10, leden 3 en 4, en artikel 11, leden 1 tot en met 4, niet van toepassing op de volgende entiteiten:

(a) centrale tegenpartijen (ctp's) wanneer de functie van een ctp wordt uitgeoefend;

(b) centrale effectenbewaarinstellingen (cebi's) en internationale centrale effectenbewaarinstellingen (icebi's) wanneer de functie van een cebi of icebi wordt uitgeoefend;

(c) lidstaten, inclusief overheidslichamen die belast zijn met het beheer van de overheidsschuld, wanneer die functie wordt uitgeoefend.

3. Wanneer een entiteit niet belastingplichtig is overeenkomstig lid 2, sluit dit niet uit dat haar tegenpartij belasting verschuldigd is.

4. Deze richtlijn is niet van toepassing op de volgende transacties:

(a) transacties op de primaire markt als bedoeld in artikel 5, onder c), van Verordening (EG) nr. 1287/2006, inclusief de inschrijving op en de daaropvolgende toewijzing van financiële instrumenten in het kader van de uitgifte ervan;

(b) transacties met de centrale banken van de lidstaten;

(c) transacties met de Europese Centrale Bank;

(d) transacties met de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europese Stabiliteitsmechanisme, transacties met de Europese Unie in verband met financiële bijstand die wordt verleend uit hoofde van artikel 143 VWEU en financiële bijstand die wordt verleend uit hoofde van artikel 122, lid 2, VWEU, en transacties met de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie in verband met het beheer van hun middelen;

(e) onverminderd de punten c) en d), transacties met de Europese Unie, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, de Europese Investeringsbank en met door de Europese Unie of de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie opgerichte organen waarop het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie van toepassing is, binnen de grenzen en onder de voorwaarden van dat protocol, de zetelovereenkomsten of andere overeenkomsten voor de tenuitvoerlegging van dat protocol;

(f) transacties met andere dan de onder c), d) en e), bedoelde internationale instellingen of organen, die als zodanig zijn erkend door de overheid van het land waar zij zijn gevestigd, zulks binnen de grenzen en onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de internationale verdragen tot oprichting van deze organen of door de zetelovereenkomsten;

(g) transacties verricht als onderdeel van herstructureringen als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2008/7/EG van de Raad.

Artikel 4 - Vestigingsplaats

1. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt een financiële instelling geacht op het grondgebied van een deelnemende lidstaat te zijn gevestigd wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

(a) de autoriteiten van die lidstaat hebben haar vergunning verleend om als zodanig te handelen, voor wat betreft transacties die onder die vergunning vallen;

(b) haar is vergunning verleend of zij is anderszins gerechtigd om, vanuit het buitenland, als financiële instelling te handelen op het grondgebied van die lidstaat, voor wat betreft transacties die onder die vergunning of dat recht vallen;

(c) zij heeft haar statutaire zetel in die lidstaat;

(d) zij heeft haar vaste adres of, indien geen vast adres kan worden bepaald, haar gebruikelijke verblijfplaats in die lidstaat;

(e) zij heeft een bijkantoor in die lidstaat, voor wat betreft transacties die worden verricht door dat bijkantoor;

(f) zij is partij bij een financiële transactie, waarbij ze voor eigen rekening of voor rekening van een derde handelt dan wel in naam van een partij bij die transactie, met een andere financiële instelling die overeenkomstig punt a), b), c), d) of e) in die lidstaat is gevestigd of met een partij die op het grondgebied van die lidstaat is gevestigd en geen financiële instelling is;

(g) zij is partij bij een financiële transactie, waarbij ze voor eigen rekening of voor rekening van een derde handelt dan wel in naam van een partij bij die transactie, in een gestructureerd product of een van de financiële instrumenten als bedoeld in deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG, uitgegeven op het grondgebied van die lidstaat, met uitzondering van de instrumenten als bedoeld in de punten 4) tot en met 10) van dat deel die niet op een georganiseerd platform worden verhandeld.

2. Een persoon die geen financiële instelling is, wordt geacht in een deelnemende lidstaat te zijn gevestigd wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

(a) zijn statutaire zetel of, in het geval van een natuurlijke persoon, zijn vaste adres of, indien geen vast adres kan worden bepaald, zijn gebruikelijke verblijfplaats bevindt zich in die staat;

(b) hij heeft een bijkantoor in die staat, voor wat betreft financiële transacties die worden verricht door dat bijkantoor;

(c) hij is partij bij een financiële transactie in een gestructureerd product of een van de financiële instrumenten als bedoeld in deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG, uitgegeven op het grondgebied van die lidstaat, met uitzondering van de instrumenten als bedoeld in de punten 4) tot en met 10) van dat deel die niet op een georganiseerd platform worden verhandeld.

3. Niettegenstaande de leden 1 en 2 wordt een financiële instelling of een persoon die geen financiële instelling is, niet geacht te zijn gevestigd in de zin van die leden indien de persoon die gehouden is tot voldoening van de FTT, aantoont dat er geen verband bestaat tussen de economische realiteit van de transactie en het grondgebied van een deelnemende lidstaat.

4. Wanneer aan meer dan een van de voorwaarden in de in de leden 1 en 2 opgenomen lijsten wordt voldaan, is de eerst vervulde voorwaarde in de lijst in dalende volgorde relevant voor de bepaling van de deelnemende lidstaat van vestiging.

Hoofdstuk III - Verschuldigdheid, maatstaf van heffing en tarieven van de gemeenschappelijke FTT

Artikel 5 - Verschuldigdheid van FTT

1. De FTT wordt verschuldigd voor elke financiële transactie op het tijdstip dat die plaatsvindt.

2. Wordt een financiële transactie later geannuleerd of gerectificeerd, dan laat dit de verschuldigdheid van de belasting onverlet, behalve in geval van fouten.

Artikel 6 - Maatstaf van heffing van de FTT in het geval van andere financiële transacties dan die met betrekking tot derivatencontracten

1. Ter zake van andere dan de in artikel 2, lid 1, punt 2, onder c), en, voor wat betreft derivatencontracten, de in artikel 2, lid 1, punt 2, onder a), b) en d), bedoelde financiële transacties is de maatstaf van heffing alles wat de tegenprestatie uitmaakt die door de tegenpartij of een derde voor de overdracht is betaald of wordt verschuldigd.

2. Niettegenstaande lid 1 is de maatstaf van heffing in de in dat lid genoemde gevallen de marktprijs die is bepaald op het tijdstip waarop de FTT verschuldigd wordt:

a) wanneer de tegenprestatie lager is dan de marktprijs;

b) in de in artikel 2, lid 1, punt 2, onder b), bedoelde gevallen.

3. Voor de toepassing van lid 2 is de marktprijs gelijk aan het volledige bedrag dat zou zijn betaald als tegenprestatie voor het betrokken financiële instrument in een transactie op zakelijke grondslag.

Artikel 7 - Maatstaf van heffing in het geval van financiële transacties met betrekking tot derivatencontracten

Ter zake van de in artikel 2, lid 1, punt 2, onder c), en, voor wat betreft derivatencontracten, de in artikel 2, lid 1, punt 2, onder a), b) en d), bedoelde financiële transacties is de maatstaf van heffing van de FTT het in het derivatencontract vermelde notionele bedrag op het tijdstip van de financiële transactie.

Wanneer meer dan één notioneel bedrag is vastgesteld, wordt het hoogste bedrag gebruikt voor de bepaling van de maatstaf van heffing.

Artikel 8 - Gemeenschappelijke bepalingen inzake de maatstaf van heffing

Voor de toepassing van de artikelen 6 en 7 geldt dat, wanneer de relevante waarde voor de bepaling van de maatstaf van heffing volledig dan wel gedeeltelijk is uitgedrukt in een andere valuta dan die van de belastingheffende deelnemende lidstaat, de toepasselijke wisselkoers de laatst genoteerde verkoopkoers is op het tijdstip waarop de FTT verschuldigd wordt, op de meest representatieve wisselmarkt van de betrokken deelnemende lidstaat, of een wisselkoers die met verwijzing naar die markt is bepaald overeenkomstig de door die lidstaat voorgeschreven regels.

Artikel 9 - Toepassing, structuur en hoogte van de tarieven

1. De deelnemende lidstaten passen de FTT-tarieven toe die gelden op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt.

2. De tarieven worden door elke deelnemende lidstaat vastgesteld als een percentage van de maatstaf van heffing.

Deze tarieven zijn niet lager dan:

(a) 0,1 % voor de in artikel 6 bedoelde financiële transacties;

(b) 0,01 % voor de in artikel 7 bedoelde financiële transacties.

3. De deelnemende lidstaten passen hetzelfde tarief toe op alle financiële transacties die overeenkomstig lid 2, onder a) en b), onder dezelfde categorie vallen.

Hoofdstuk IV - Betaling van de gemeenschappelijke FTT, gerelateerde verplichtingen en voorkoming van ontduiking, ontwijking en misbruik

Artikel 10 - Tot voldoening van de FTT aan de belastingautoriteiten gehouden persoon

1. Voor elke financiële transactie wordt de FTT verschuldigd door elke financiële instelling die aan een of meer van de volgende voorwaarden voldoet:

(a) zij is partij bij de transactie, waarbij zij voor eigen rekening dan wel voor rekening van een derde handelt;

(b) zij handelt in naam van een partij bij de transactie;

(c) de transactie is voor haar rekening verricht.

De FTT is verschuldigd aan de belastingautoriteiten van de deelnemende lidstaat op wiens grondgebied de financiële instelling wordt geacht te zijn gevestigd.

2. Wanneer een financiële instelling in naam of voor rekening van een andere financiële instelling handelt, is alleen die andere financiële instelling gehouden tot voldoening van de FTT.

3. Wanneer de verschuldigde belasting niet binnen de in artikel 11, lid 5, gestelde termijn is voldaan, wordt iedere partij bij een transactie, met inbegrip van personen die geen financiële instelling zijn, hoofdelijk aansprakelijk voor de voldoening van de belasting die door een financiële instelling verschuldigd is geworden wegens die transactie.

4. De deelnemende lidstaten kunnen bepalen dat een andere persoon dan de tot voldoening van de FTT gehouden personen als bedoeld in de leden 1, 2 en 3, hoofdelijk aansprakelijk wordt voor de voldoening van de belasting.

Artikel 11 - Bepalingen inzake termijnen voor de betaling van de FTT, verplichtingen ter verzekering van de betaling, en controle van de betaling

1. De deelnemende lidstaten stellen registratie-, administratie-, rapportage- en andere verplichtingen vast om te garanderen dat verschuldigde FTT daadwerkelijk aan de belastingautoriteiten wordt betaald.

2. De Commissie kan overeenkomstig artikel 16 gedelegeerde handelingen aannemen tot vaststelling van de krachtens lid 1 door de deelnemende lidstaten te nemen maatregelen.

3. De deelnemende lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat elke tot voldoening van de FTT gehouden persoon een aangifte bij de belastingautoriteiten indient, met opgave van alle vereiste gegevens voor het berekenen van de FTT die gedurende een periode van één maand verschuldigd is geworden, inclusief het totale bedrag van de naar elk tarief belaste transacties.        De FTT-aangifte wordt ingediend uiterlijk op de tiende dag van de maand volgend op de maand waarin de FTT verschuldigd is geworden.

4. De deelnemende lidstaten zien erop toe dat de financiële instellingen de relevante gegevens over alle door hen verrichte financiële transacties gedurende ten minste vijf jaar ter beschikking houden van de belastingautoriteiten, ongeacht of deze transacties in eigen naam of in naam van een derde, voor eigen rekening of voor rekening van een derde zijn verricht. Wanneer zij die verplichting vaststellen, houden zij in voorkomend geval rekening met de verplichtingen die zij al aan financiële instellingen hebben opgelegd op grond van artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2004/39/EG.

5. De deelnemende lidstaten zien erop toe dat verschuldigde FTT wordt voldaan op de door hen bepaalde rekeningen op de volgende tijdstippen:

(a) op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt indien de transactie elektronisch wordt verricht;

(b) binnen drie werkdagen vanaf het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt in alle andere gevallen.

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen om te voorzien in uniforme methoden voor de inning van de verschuldigde FTT. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

6. De deelnemende lidstaten zien erop toe dat de belastingautoriteiten controleren of de belasting correct is voldaan.

Artikel 12 - Voorkoming van fraude en ontduiking

De deelnemende lidstaten stellen maatregelen vast om belastingfraude en ‑ontduiking te voorkomen.

Artikel 13 - Algemene antimisbruikregel

1. Een kunstmatige regeling of een kunstmatige reeks van regelingen die in wezen bedoeld is om belastingen te ontwijken en die een belastingvoordeel oplevert, wordt genegeerd. De deelnemende lidstaten behandelen deze regelingen voor belastingdoeleinden op basis van de economische realiteit ervan.

2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder een regeling verstaan iedere transactie, constructie, actie, handeling, overeenkomst, lening, afspraak, belofte, verbintenis of gebeurtenis. Een regeling kan meer dan één stap of deel omvatten.

3. Voor de toepassing van lid 1 is een regeling of een reeks regelingen kunstmatig indien zij commerciële realiteit ontbeert. Bij het bepalen of een regeling of een reeks regelingen kunstmatig is, gaan de deelnemende lidstaten met name na of er sprake is van één of meer van de volgende situaties:

(a) de juridische kwalificatie van de individuele stappen waaruit de regeling bestaat, strookt niet met de juridische realiteit van de regeling als geheel;

(b) de regeling of de reeks regelingen wordt uitgevoerd op een wijze die normaliter niet strookt met wat bij redelijk ondernemersgedrag kan worden verwacht;

(c) de regeling of de reeks regelingen bevat elementen die het effect hebben dat ze elkaar neutraliseren of opheffen;

(d) de aangegane transacties zijn circulair van aard;

(e) de regeling of de reeks regelingen levert een aanzienlijk belastingvoordeel op, maar dit wordt niet weerspiegeld in de door de belastingplichtige genomen bedrijfsrisico's of diens kasstromen.

4. Voor de toepassing van lid 1 bestaat het doel van een regeling of reeks regelingen erin belasting te ontwijken wanneer zij, ongeacht de onderliggende bedoelingen van de belastingplichtige, het doel, de geest en de toepassing van de belastingbepalingen ondermijnt die anders van toepassing zouden zijn.

5. Voor de toepassing van lid 1 wordt een doel als wezenlijk beschouwd indien elk ander doel dat aan de regeling of reeks regelingen wordt of zou kunnen worden toegeschreven, op zijn best te verwaarlozen lijkt in het licht van alle omstandigheden van het geval.

6. Om te bepalen of een regeling of reeks regelingen een belastingvoordeel als genoemd in lid 1 heeft opgeleverd, vergelijken de deelnemende lidstaten het door de belastingplichtige verschuldigde belastingbedrag, rekening houdende met die regeling(en), met het bedrag dat diezelfde belastingplichtige verschuldigd zou zijn in dezelfde omstandigheden in het geval de regeling(en) niet bestond(en).

Artikel 14 - Misbruik in het geval van certificaten van aandelen en soortgelijke effecten

1. Onverminderd artikel 13 wordt een aandelencertificaat of soortgelijk effect, dat in wezen is uitgegeven om belasting te ontwijken op transacties in het onderliggende effect dat is uitgegeven in een deelnemende lidstaat, geacht te zijn uitgegeven in die deelnemende lidstaat, indien anderszins een belastingvoordeel zou ontstaan.

2. Voor de toepassing van lid 1 gelden de leden 4, 5 en 6 van artikel 13.

3. Bij de toepassing van lid 1 wordt rekening gehouden met de mate waarin de handel in het aandelencertificaat of soortgelijke effect de handel in het onderliggende effect heeft verdrongen. Indien dat verdringingseffect aanzienlijk is, dient de tot voldoening van de FTT gehouden persoon aan te tonen dat het aandelencertificaat of soortgelijke effect niet in wezen is uitgegeven om belasting te ontwijken op transacties in het onderliggende effect.

Hoofdstuk V - Slotbepalingen

Artikel 15 - Andere belastingen op financiële transacties

De deelnemende lidstaten handhaven of introduceren geen andere belastingen op financiële transacties dan de FTT overeenkomstig deze richtlijn of de btw overeenkomstig Richtlijn 2006/112/EG van de Raad.

Artikel 16 - Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 11, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de in artikel 19 genoemde datum.

3. De in artikel 11, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan kennisgeving aan de Raad.

5. Een overeenkomstig artikel 11, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan de Raad geen bezwaar heeft gemaakt, of indien de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld dat hij daartegen geen bezwaar zal maken. Die termijn kan op initiatief van de Raad met twee maanden worden verlengd.

Artikel 17 - Informatie aan het Europees Parlement

De Commissie stelt het Europees Parlement in kennis van de door haar vastgestelde gedelegeerde handelingen, de mogelijke bezwaren die daartegen worden gemaakt of de intrekking van de bevoegdheidsdelegatie door de Raad.

Artikel 18 - Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 19 - Evaluatiebepaling

Om de vijf jaar en voor het eerst uiterlijk op 31 december 2016 legt de Commissie de Raad een verslag voor over de toepassing van deze richtlijn, in voorkomend geval tezamen met een voorstel.

In dat verslag onderzoekt de Commissie ten minste de gevolgen van de FTT voor de goede werking van de interne markt, de financiële markten en de reële economie en neemt zij de ontwikkelingen op het gebied van de belastingheffing op de financiële sector in de internationale context in aanmerking.

Artikel 20 - Omzetting

1. De deelnemende lidstaten dragen zorg voor vaststelling en bekendmaking uiterlijk op 30 september 2013 van de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mee.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 januari 2014.

Wanneer de deelnemende lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de deelnemende lidstaten.

2. De deelnemende lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 21 - Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 22 - Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de deelnemende lidstaten.