Artikelen bij COM(2014)506 - Jaarrapport over subsidiariteit en proportionaliteit 2013

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2014)506 - Jaarrapport over subsidiariteit en proportionaliteit 2013.
document COM(2014)506 NLEN
datum 5 augustus 2014
 

|
52014DC0506

VERSLAG VAN DE COMMISSIE JAARVERSLAG 2013 OVER SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID /* COM/2014/0506 final */


1. Inleiding

Dit is het 21ste jaarverslag over de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid in het wetgevingsproces van de EU. Het wordt gepresenteerd in overeenstemming met artikel 9 van het Protocol (nr. 2) over de toepassing van deze beginselen (hierna: 'het Protocol' genoemd), dat aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is gehecht.

In dit verslag wordt onderzocht op welke wijze deze twee beginselen door de verschillende instellingen en organen van de EU zijn toegepast en hoe de uitvoering ervan vergeleken met voorgaande jaren is veranderd. Voorts wordt in detail een analyse gemaakt van een aantal voorstellen van de Commissie waarover de nationale parlementen in 2013 gemotiveerde adviezen hebben uitgebracht. Aangezien het mechanisme inzake de subsidiariteitscontrole in nauw verband staat met de politieke dialoog tussen de nationale parlementen en de Commissie, moet dit verslag worden beschouwd als een aanvulling op het jaarverslag 2013 van de Commissie over de betrekkingen met de nationale parlementen.

2. Toepassing van de beginselen door de instellingen

2.1.        De Commissie

De Commissie heeft procedures ingevoerd om in overeenstemming met de beginselen van slimme regelgeving bij de ontwikkeling van haar beleid in de verschillende fasen van het besluitvormingsproces de naleving van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid te beoordelen. Alvorens nieuwe initiatieven te nemen, gaat zij na of EU-optreden legitiem en noodzakelijk is. Voor alle belangrijke nieuwe initiatieven worden routekaarten voorgesteld. Deze routekaarten bevatten een voorlopige beschrijving van de mogelijke initiatieven en lichten de plannen van de Commissie inzake beleid en raadpleging toe. Ze bevatten ook een initiële rechtvaardiging voor de actie wat betreft subsidiariteit en evenredigheid.

Wanneer een effectbeoordeling moet worden uitgevoerd, worden de belanghebbenden via een openbare raadpleging uitgenodigd opmerkingen in te dienen over de noodzaak op te treden en over mogelijke oplossingen voor de vastgestelde problemen. Op basis van deze raadplegingen en andere relevante input wordt in het kader van de effectbeoordeling de subsidiariteit en de evenredigheid van de onderzochte opties geanalyseerd. De richtsnoeren voor effectbeoordelingen geven aan hoe de noodzaak van het EU-optreden en de toegevoegde waarde daarvan kunnen worden beoordeeld.

In een later stadium van het beleidsontwikkelingsproces wordt de effectbeoordeling aan een grondige controle onderworpen door het effectbeoordelingscomité. In 2013 heeft het effectbeoordelingscomité 97 effectbeoordelingen onderzocht en 142 adviezen uitgebracht. In meer dan een derde (34 %) van de onderzochte gevallen maakte het opmerkingen over subsidiariteit en evenredigheid. Dit illustreert het grote belang dat de Commissie aan subsidiariteits- en evenredigheidsoverwegingen hecht bij haar voorbereiding van wetgevingsvoorstellen. Ook in de toelichting bij het wetgevingsvoorstel wordt uitgelegd op welke wijze het voorstel voldoet aan het subsidiariteitsbeginsel.

Een van de voorstellen die aanleiding gaven tot hevige discussies over subsidiariteitsaspecten, was het voorstel voor een richtlijn betreffende voorlopige rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden wie de vrijheid is ontnomen en rechtsbijstand in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel. Het effectbeoordelingscomité gaf een positief advies, maar vond dat in het verslag duidelijker moest worden beschreven welke problemen in verband met de grondrechten onvoldoende worden aangepakt op het niveau van de lidstaten of van het EVRM en dringend EU-optreden vereisen. Het voegde daaraan toe dat het verslag de lidstaten moest vermelden die niet over een rechtskader voor rechtsbijstand beschikken om de correcte uitvoering van de richtlijn betreffende toegang tot een advocaat te garanderen, zodat duidelijk is wanneer lidstaten niet aan de vereisten voldoen en EU-optreden vereist is om minimumnormen op het gebied van rechten te garanderen. Naar aanleiding van deze opmerkingen werden de betrokken delen van de effectbeoordeling verbeterd en werd de ontoereikendheid van bestaande oplossingen verduidelijkt.

Een ander voorbeeld is het voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat een standaard btw-aangifte betreft. Het comité was van mening dat de analyse van de subsidiariteit in het verslag moest worden uitgebreid. Het verzocht meer bepaald om nadere details waaruit de ontoereikende efficiëntie van btw-aangiften en de buitensporige lasten voor ondernemingen blijken, en die aantonen dat de voorkeursoptie niet zal leiden tot extra belasting van de lidstaten met minder complexe btw-stelsels. De betrokken delen van de effectbeoordeling werden overeenkomstig deze aanbevelingen aangepast om te verduidelijken waarom bepaalde minimumnormen nodig zijn om de belemmeringen voor grensoverschrijdende handel en de administratieve lasten voor ondernemingen terug te dringen.

Evenredigheidsaspecten werden onder meer besproken in het kader van de effectbeoordeling van het voorstel voor een verordening betreffende indices die als benchmarks worden gebruikt voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten. Het comité deed de aanbeveling in de effectbeoordeling beter uit te leggen hoe de evenredigheid zal worden gegarandeerd, in het bijzonder voor beheerders en opstellers van kleinere of minder risicovolle benchmarks. Naar aanleiding daarvan is in de herziene effectbeoordeling nadere uitleg verschaft, meer bepaald over hoe vereisten specifiek zouden worden aangepast om te zorgen dat de geplande maatregelen kleine producenten minder zouden belasten.

Het comité zorgt door middel van aanbevelingen voor een betere analyse van de naleving van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. De adviezen van het comité vormen een belangrijke steun voor de Commissie bij haar politieke besluitvormingsproces.

Subsidiariteit en evenredigheid spelen ook een belangrijke rol in het kader van retrospectieve evaluaties. Daarbij wordt onderzocht of het EU-optreden nog steeds noodzakelijk is en daadwerkelijk voor de verwachte resultaten zorgt, en of het uiteindelijk de omstandigheden voor Europese burgers en ondernemingen verbetert en de rol van de EU in de wereld versterkt op een wijze die niet mogelijk zou zijn geweest met optreden door de lidstaten alleen. De Commissie verbindt zich ertoe eerst te evalueren en resultaten uit het verleden te analyseren voordat zij mogelijke wijzigingen overweegt. De EU verzamelt bewijsmateriaal en trekt lessen met het oog op betere besluitvorming. De evaluatie van het EU-beleid wordt zo een integraal en permanent onderdeel van de beleidsvorming. De toegevoegde waarde van de EU, of de beoordeling van de rol van het EU-optreden en de verdere noodzaak daarvan, is een van de vijf essentiële criteria (effectiviteit, efficiëntie, relevantie, coherentie en toegevoegde waarde van de EU) waaraan het EU-beleid en de EU-wetgeving regelmatig worden getoetst.

2.2.        Nationale parlementen

De Commissie heeft in 2013 van de nationale parlementen 88 gemotiveerde adviezen ontvangen over de naleving van het subsidiariteitsbeginsel (zie bijlage). Dat is een stijging van 25 % tegenover het jaar ervoor (70 gemotiveerde adviezen in 2012). Dat aantal is ook goed voor een groter aandeel (14 %) in het totale aantal adviezen dat de Commissie heeft ontvangen in de context van de ruimere politieke dialoog met de nationale parlementen (621). In 2011 en 2012 was iets meer dan 10 % van de adviezen een gemotiveerd advies.

In 2013 hebben de nationale parlementen in de context van het subsidiariteitscontrolemechanisme de Commissie voor de tweede keer een gele kaart bezorgd, deze keer met betrekking tot het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie. Dit geval wordt nader beschreven in hoofdstuk 3.

De gemotiveerde adviezen van de nationale parlementen blijven aanzienlijk variëren qua vorm en aard van de argumenten die worden aangevoerd om de conclusie te staven dat het subsidiariteitsbeginsel is geschonden. Net als in 2012 hebben de nationale parlementen in 2013 over uiteenlopende onderwerpen gemotiveerde adviezen uitgebracht. De 88 gemotiveerde adviezen betroffen 36 verschillende voorstellen van de Commissie. Het voorstel over het Europees Openbaar Ministerie leverde 13 gemotiveerde adviezen op, en wordt gevolgd door het voorstel voor een richtlijn tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer, dat goed was voor negen gemotiveerde adviezen. Over het voorstel voor een richtlijn betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten brachten de nationale parlementen zeven gemotiveerde adviezen uit. Dat zijn er evenveel als over het voorstel voor een verordening tot vaststelling van een kader voor de toegang tot de markt voor havendiensten en de financiële transparantie van havens (zie de bijlage bij dit verslag voor nadere informatie).

Net als in 2012 bracht de Zweedse Riksdag verreweg het grootste aantal gemotiveerde adviezen uit, namelijk negen. Dat waren er wel minder dan de 20 adviezen in 2012. De Oostenrijkse Bundesrat en de Litouwse Seimas brachten het op één na grootste aantal gemotiveerde adviezen uit (elk zes), gevolgd door de twee Spaanse kamers (het Congreso de los Diputados en de Senado), de Maltese Kamra tad-Deputati, de Nederlandse Tweede Kamer en het Britse House of Commons (elk vijf).

2.3.        Het Europees Parlement en de Raad

a) Het Europees Parlement

Het Europees Parlement heeft wat subsidiariteit en evenredigheid betreft zijn praktijk bevestigd die erin bestaat zijn overeenkomstig artikel 225 VWEU opgestelde initiatiefverslagen van wetgevende aard te ondersteunen met een empirisch onderbouwde analyse van de potentiële toegevoegde waarde van de EU. Het Europees Parlement stelde in 2013 in totaal vijf beoordelingen op die bij initiatiefverslagen van wetgevende aard werden gevoegd. De verslagen hadden betrekking op:

· betere governance van de interne markt;

· bestrijding van geweld tegen vrouwen;

· een richtlijn betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van zetels van vennootschappen (14de richtlijn vennootschapsrecht);

· de toepassing van het beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijke of gelijkwaardige arbeid; en

· het statuut voor Europese onderlinge maatschappijen.

Voorts werden in 2013 vijf verslagen over de kosten van het niet-bestaan van Europa opgesteld. Deze verslagen hadden tot doel de mogelijkheden tot verbetering en/of verwezenlijking van een publiek goed door middel van EU-optreden op specifieke beleidsterreinen te onderzoeken. De verslagen hadden betrekking op:

· het gemeenschappelijk Europees veiligheids- en defensiebeleid;

· betere coördinatie tussen EU-donoren;

· het Europees wetboek van internationaal privaatrecht;

· de interne markt voor energie; en

· de bevordering van het vrije verkeer van burgers en bedrijven door vereenvoudigde aanvaarding van bepaalde openbare akten in de EU.

In 2013 heeft de afdeling Effectbeoordeling vooraf van het Europees Parlement 50 eerste evaluaties van een effectbeoordeling van de Commissie uitgevoerd, alsmede twee gedetailleerde evaluaties van effectbeoordelingen van de Commissie, drie effectbeoordelingen over amendementen van het parlement (in totaal werden 20 amendementen geëvalueerd) en één alternatieve effectbeoordeling (in een geval waarin de Commissie er geen had uitgevoerd).

b) De Raad

Overeenkomstig artikel 4, derde alinea, van Protocol (nr. 2) zendt de Raad alle ontwerpen van wetgevingshandelingen en gewijzigde ontwerpen die uitgaan van een groep lidstaten, het Hof van Justitie, de Europese Centrale Bank (ECB) of de Europese Investeringsbank (EIB) toe aan de nationale parlementen. Uit die verplichting volgt (overeenkomstig artikel 6, tweede alinea, van het Protocol) dat de voorzitter van de Raad ieder advies over een ontwerp van wetgevingshandeling dat uitgaat van een groep lidstaten aan de regeringen van die lidstaten toezendt. Evenzo zendt de voorzitter van de Raad ieder advies over een ontwerp van wetgevingshandeling afkomstig van het Hof van Justitie, de ECB of de EIB toe aan de betrokken instelling of het betrokken orgaan (op grond van artikel 6, derde alinea, van het Protocol).

Naast deze verplichtingen uit hoofde van de Verdragen houdt het secretariaat-generaal van de Raad de leden van de Raad op de hoogte van de adviezen van de lidstaten over ontwerpen van wetgevingshandeling die uitgaan van andere instellingen. Het secretariaat-generaal van de Raad heeft in 2013 een groot aantal adviezen en gemotiveerde adviezen ontvangen van de nationale parlementen. Deze adviezen werden uitgebracht op grond van het Protocol en in het kader van de politieke dialoog tussen de nationale parlementen en de Commissie. De adviezen werden ter informatie doorgezonden aan de leden van de Raad.

Voorts controleert de Raad in het kader van de wetgevingsprocedures, bij zijn evaluatie van de effectbeoordelingen bij de voorstellen van de Commissie, of de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid in acht zijn genomen.

2.4.        Het Comité van de Regio's

Het Comité van de Regio's (CvdR) heeft in 2013 zijn eerste werkprogramma inzake subsidiariteit goedgekeurd en uitgevoerd. Het programma behelst vijf initiatieven die op basis van de overeengekomen criteria uit het werkprogramma van de Europese Commissie werden geselecteerd en waarvan de subsidiariteit nauwkeurig dient te worden gecontroleerd.

Aangezien in de meeste lidstaten de lokale en regionale overheden verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de EU-wetgeving inzake afval, heeft het CvdR de herziening van het beleid en de wetgeving van de EU inzake afval van nabij gevolgd. Zij heeft daarbij een beroep gedaan op de deskundigengroep subsidiariteit en het netwerk voor subsidiariteitstoezicht. Met betrekking tot het havenpakket werd gevreesd dat het initiatief onvoldoende rekening hield met de bijzondere lokale en regionale kenmerken in Europa. Daarom werden tijdens de termijn van acht weken voor het systeem voor vroegtijdige waarschuwing regionale parlementen en overheden geraadpleegd over subsidiariteits- en evenredigheidsvraagstukken. Alle geraadpleegden waren het erover eens dat het initiatief strookt met het subsidiariteitsbeginsel, maar er werden wel enkele evenredigheidskwesties ter sprake gebracht.

Op 25 september 2013 werd een QuickScan-workshop voor territoriale effectbeoordelingen gehouden over het initiatief. De workshop werd gezamenlijk georganiseerd door het CvdR en het Europees waarnemingsnetwerk voor ruimtelijke ordening ESPON. Het was de eerste territoriale effectbeoordeling van het CvdR met de QuickScan-methodologie. Ook met betrekking tot het voorstel voor een richtlijn betreffende e-facturering bij overheidsopdrachten werden regionale parlementen en overheden geraadpleegd over subsidiariteit- en evenredigheidskwesties. Reden daarvoor waren de potentiële kosten en administratieve lasten die eruit zouden kunnen voortvloeien op lokaal en regionaal niveau. De geraadpleegden waren het er grotendeels mee eens dat het initiatief strookt met het subsidiariteitsbeginsel, maar hadden wel enkele twijfels met betrekking tot de evenredigheid ervan. Er werd vooral benadrukt dat onvoldoende rekening werd gehouden met het standpunt van de lokale en regionale overheden.

Buiten de context van het werkprogramma van de Commissie werd de deskundigengroep subsidiariteit ook geraadpleegd voor de voorbereiding van het CvdR-initiatiefadvies over decentralisatie in de EU en de plaats van lokale en regionale autonomie in de EU-beleidsvorming en -uitvoering.

Het CvdR heeft ter ondersteuning van het toezicht op subsidiariteit REGPEX verder ontwikkeld. Dat is een online-instrument voor regio's met wetgevende bevoegdheden. Het instrument omvat nu ook een interactieve kaart van regio's met wetgevende bevoegdheden, evenals beschrijvingen van alle regionale parlementen. Het CvdR heeft een studie gepubliceerd over het systeem van vroegtijdige waarschuwing van het Verdrag van Lissabon en de rol van regionale parlementen met wetgevende bevoegdheden en andere subnationale overheden. De studie moet bijdragen tot een betere evaluatie van de ervaring die wordt opgedaan met het systeem en moet de verspreiding van beste praktijken bevorderen.

In een aantal adviezen van het CvdR van 2013 werden twijfels geuit over de overeenstemming van EU-wetgevingsinitiatieven met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. In het advies over het voorstel voor een richtlijn tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer werd gesteld dat het voorstel niet strookt met deze beginselen. Voorts toonde het CvdR zich in zijn advies over het voorstel voor een verordening betreffende officiële controles en in zijn advies over het voorstel voor een richtlijn betreffende de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten bezorgd over het gebruik van gedelegeerde handelingen.

Meer informatie is te vinden in het jaarverslag subsidiariteit 2013 van het Comité van de Regio's.

2.5.        Het Hof van Justitie

Het Hof van Justitie heeft in 2013 geen enkele toonaangevende uitspraak gedaan over het subsidiariteitsbeginsel. Het Gerecht heeft er daarentegen wel twee gedaan.

In zaak T-31/07, Du Pont de Nemours e.a./Commissie, verzochten een aantal ondernemingen de nietigverklaring van een richtlijn van de Commissie waarbij flusilazool, in bepaalde gevallen, wordt opgenomen als werkzame stof van gewasbeschermingsmiddelen op grond van Richtlijn 91/414/EEG. Er werd onder meer een inbreuk op het subsidiariteitsbeginsel aangevoerd. In zijn arrest van 12 april 2013 benadrukte het Gerecht dat het beginsel uitsluitend van toepassing is op gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen (punt 202). Aangezien Richtlijn 91/414/EEG de autoriteiten van de Unie een exclusieve bevoegdheid toekent voor de beoordeling van werkzame stoffen die kunnen worden gebruikt in gewasbeschermingsmiddelen en voor de beperking van hun goedkeuring en toelating (punten 203 en 204), werd geoordeeld dat de in het kader van de uitoefening van die bevoegdheid vastgestelde maatregel niet binnen de werkingssfeer van het subsidiariteitsbeginsel valt (punt 205). Het Gerecht heeft dan ook het argument van de verzoekende partijen afgewezen en zijn rechtspraak op dit gebied bevestigd.

In zaak T-526/10, Inuit Tapiriit Kanatami e.a./Commissie, verzochten de verzoekers de nietigverklaring van een verordening van de Commissie houdende uitvoeringsbepalingen betreffende de handel in zeehondenproducten, onder meer op grond van een inbreuk op het subsidiariteitsbeginsel. Het verzoek werd door het Gerecht in zijn arrest van 25 april 2013 afgewezen. Het verwees daarbij naar rechtspraak volgens welke het subsidiariteitsbeginsel van toepassing is op EU-maatregelen die gebaseerd zijn op artikel 114 VWEU voor zover "deze bepaling [de EU] geen exclusieve bevoegdheid verleent om de economische activiteiten in de interne markt te reglementeren, maar enkel een bevoegdheid om de voorwaarden voor de instelling en de werking van de interne markt te verbeteren, door belemmeringen van het vrije verkeer van goederen en van de vrijheid van dienstverrichting weg te nemen of mededingingsverstoringen op te heffen" (punt 84). Het Gerecht oordeelde dat het duidelijk was dat "het doel van de basisverordening [...] niet bevredigend [kon] worden verwezenlijkt door een optreden van de lidstaten alleen en [...] een optreden op Unieniveau [vereiste], zoals blijkt uit de uiteenlopende ontwikkeling van de nationale wetgevingen in casu". Bijgevolg kon het doel van de overwogen actie beter op EU-niveau worden verwezenlijkt en vormde de verordening geen inbreuk op het subsidiariteitsbeginsel (punt 85).

3. Belangrijke gevallen waarin bezwaren aangaande subsidiariteit en evenredigheid werden geuit

Voorstel voor een verordening tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie

Het voorstel van de Commissie tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie werd op 17 juli 2013 aangenomen. Het voorstel heeft als doel de instelling van een Europees Openbaar Ministerie voor het onderzoek naar en de vervolging van daders van strafbare feiten die de financiële belangen van de EU schaden. Het Europees Openbaar Ministerie zou een EU-orgaan met een gedecentraliseerde structuur moeten worden en zou voor het merendeel van zijn werkzaamheden aangewezen zijn op de nationale opsporings- en vervolgingsautoriteiten en het nationaal recht.

De nationale parlementen brachten over het voorstel 13 gemotiveerde adviezen uit, goed voor 18 van de 56 mogelijke stemmen. Op grond van artikel 7, lid 2, van Protocol (nr. 2) waren in dit geval 14 stemmen nodig voor het inleiden van de gelekaartprocedure.

In 2013 hebben nog zeven andere nationale parlementen in het kader van de politieke dialoog over dit voorstel een advies uitgebracht. Deze adviezen hadden geen betrekking op de verenigbaarheid van het voorstel met het subsidiariteitsbeginsel, maar op specifieke elementen ervan.

Op 6 november 2013 bevestigde de Commissie dat het subsidiariteitscontrolemechanisme als bedoeld in artikel 7, lid 2, van Protocol (nr. 2) in gang was gezet. De Commissie heeft het voorstel vervolgens opnieuw overwogen en heeft daarna een mededeling gepubliceerd met een zorgvuldige analyse van de gemotiveerde adviezen die de nationale parlementen hadden ingediend met betrekking tot het subsidiariteitsbeginsel. In haar analyse maakte de Commissie een onderscheid tussen de argumenten die verband houden met het subsidiariteitsbeginsel, of die zouden kunnen worden geïnterpreteerd als subsidiariteitskwesties, en andere argumenten die verband houden met het evenredigheidsbeginsel, met beleidskeuzes zonder subsidiariteitsaspecten, of met andere beleids- of juridische kwesties. De belangrijkste bezwaren van de nationale parlementen met betrekking tot het subsidiariteitsbeginsel waren de volgende:

· De redenering betreffende de subsidiariteit

Een aantal kamers van nationale parlementen vond dat de Commissie onvoldoende had uitgelegd waarom het voorstel in overeenstemming zou zijn met het subsidiariteitsbeginsel. De door de Commissie opgegeven redenen werden onvoldoende geacht. Bovendien moest zowel in de toelichting als in de effectbeoordeling de nodige uitleg worden gegeven.

Na het opnieuw in overweging nemen van het voorstel concludeerde de Commissie dat in de toelichting en het financieel memorandum voldoende was uitgelegd waarom optreden van de lidstaten niet zou volstaan om de beleidsdoelstelling te verwezenlijken en waarom met optreden van de Unie die beleidsdoestelling beter zou kunnen worden verwezenlijkt (omdat er een gebrek aan continuïteit is in de handhaving en er geen onderliggend gemeenschappelijk Europees vervolgingsbeleid bestaat).

· Het afdoende zijn van bestaande mechanismen

Een aantal kamers vond dat opsporing en vervolging op het niveau van de lidstaten voldoende is en dat de bestaande coördinatie‑ en opsporingsmechanismen op het niveau van de Unie (Eurojust, Europol en OLAF) ook voldoende zouden zijn. Voorts was een aantal kamers van mening dat de Commissie de goedkeuring van haar voorgestelde richtlijn betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt had moeten afwachten alvorens met nieuwe wetgeving op dit gebied te komen.

De Commissie merkte op dat duidelijke statistische gegevens uitwijzen dat de verdragsdoelstelling om doeltreffende en afschrikkende maatregelen te nemen teneinde de financiële belangen van de EU overal gelijkelijk te beschermen, nog niet is verwezenlijkt. Ze benadrukte dat de vastgestelde tekortkomingen op het gebied van de toelaatbaarheid van grensoverschrijdend bewijs, het vaststellen van grensoverschrijdende verbanden, of het ontvangen van hulp van autoriteiten van andere lidstaten, door geen van de bestaande mechanismen of organen kan worden verholpen, en evenmin door middel van maatregelen die enkel op lidstaatniveau worden genomen.

De Commissie merkte op dat verbetering van de bestaande mechanismen in het beste geval slechts een marginaal effect zou hebben vanwege de inherente beperkingen van die mechanismen. Voorts benadrukte zij dat het voorstel voor een richtlijn betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt en het voorstel tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie verschillende, zij het complementaire, doelstellingen hebben.

· De toegevoegde waarde van het voorstel

Een aantal kamers trok de toegevoegde waarde van het voorstel in twijfel, maar sommige zagen de voordelen van een Europees Openbaar Ministerie wel in. Een aantal nationale parlementen vond dat de Commissie niet had aangetoond dat optreden op het niveau van de Unie betere resultaten zou kunnen opleveren dan optreden op nationaal niveau.

De Commissie stelde in haar reactie op de adviezen dat verwacht wordt dat het voorgestelde systeem een aanzienlijke toegevoegde waarde zal bieden voor de bestrijding van fraude met Uniemiddelen. Een van de belangrijkste verbeteringen, waar veel van wordt verwacht, is een gemeenschappelijk vervolgingsbeleid op EU-niveau, dat een einde zou maken aan de grote verschillen tussen de lidstaten in de manier waarop fraude met EU-middelen wordt opgespoord en vervolgd. Het Europees Openbaar Ministerie zou er ook voor zorgen dat grensoverschrijdende verbanden worden ontdekt die in zuiver nationale onderzoeken misschien onopgemerkt zouden blijven en dat de opsporing effectiever zou worden gestuurd en gecoördineerd. Ten slotte zou een decentraal Europees Openbaar Ministerie kennis en kunde op het gebied van de opsporing en vervolging van fraude met EU-middelen bundelen op Europees niveau en toch de mogelijkheid bieden daar op te treden waar de strafbare feiten zich voordoen.

· Kwesties met betrekking tot de structuur van het Europees Openbaar Ministerie en de aard en de reikwijdte van de bevoegdheden ervan

Met betrekking tot de structuur van het Europees Openbaar Ministerie merkte de Commissie op dat een volledig collegiale structuur, waaraan sommige nationale parlementen de voorkeur geven, minder efficiënt zou kunnen zijn en de besluitvorming zou kunnen hinderen. Als antwoord op de vragen met betrekking tot de reikwijdte en het karakter van de bevoegdheid van het Europees Openbaar Ministerie benadrukte de Commissie dat de betrokken feiten, met inbegrip van niet-grensoverschrijdende gevallen, een intrinsieke Uniedimensie hebben. Beperking van de reikwijdte zou niet alleen de toegevoegde waarde van het Europees Openbaar Ministerie verminderen, maar ook tot onduidelijkheid leiden over de bevoegdheid van de EU op dit gebied.

De exclusieve bevoegdheid van het Europees Openbaar Ministerie houdt evenwel niet in dat de nationale autoriteiten zich niet kunnen bezighouden met de zaken die door het Europees Openbaar Ministerie worden behandeld. De nationale rechtshandhavingsautoriteiten en de in de lidstaten gevestigde gedelegeerde Europese openbare aanklagers die tevens nationale openbare aanklagers zijn, worden namelijk bij deze zaken betrokken.

Na grondige heroverweging concludeerde de Commissie dat het voorstel in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel en besloot zij het te handhaven.

Voorstel voor een richtlijn tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer

Het Commissievoorstel waarover in 2013 het op één na hoogste aantal gemotiveerde adviezen werd uitgebracht, was het voorstel voor een richtlijn tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer. De nationale parlementen brachten negen gemotiveerde adviezen uit over het voorstel, goed voor 13 stemmen. Voorts brachten in 2013 nog vijf kamers adviezen uit in het kader van de politieke dialoog. Deze adviezen hadden geen betrekking op de subsidiariteit van het voorstel.

Een aantal nationale parlementen vond dat de Commissie onvoldoende de toegevoegde waarde van EU-vereisten op het gebied van maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer had aangetoond, en dat de richtlijn tot veel grotere administratieve lasten en veel meer rapportageverplichtingen zou leiden zonder passende voordelen op te leveren. In een aantal gemotiveerde adviezen werden twijfels geuit over de voorgestelde rechtsgrondslag voor het voorstel.

In haar reactie op deze gemotiveerde adviezen benadrukte de Commissie dat de voorgestelde richtlijn een toegevoegde waarde zou bieden door de lidstaten in staat te stellen tot bepaalde gemeenschappelijke punten voor een betere grensoverschrijdende samenwerking te komen en door de tijdige uitvoering van de desbetreffende wetgeving te ondersteunen. De Commissie wees erop dat maritieme en kustactiviteiten een grensoverschrijdende impact hebben, vaak over de hele EU, en dat de nationale planningsprocessen aanzienlijk verschillen. Een EU-kader zou zorgen voor betere sturing van de planningsprocessen op zee en van het geïntegreerd kustbeheer. De Commissie benadrukte dat de voorgestelde richtlijn de lidstaten veel ruimte zou laten om zelf te bepalen hoe de doelstellingen zouden moeten worden bereikt. Ook benadrukte ze dat internationale samenwerking het gemakkelijker zou maken om derde landen te betrekken bij de maritieme ruimtelijke ordening en het geïntegreerd kustbeheer. De voorgestelde richtlijn zou aan de lidstaten de keuze laten van de vorm en wijze van samenwerking met derde landen, op voorwaarde dat zij alle nodige inspanningen doen om hun plannen en strategieën te coördineren met die van de derde landen. De tekst die op politiek niveau door de medewetgevers werd overeengekomen, was in overeenstemming met de reacties.

Voorstel voor een richtlijn betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten

De voorgestelde richtlijn omvat nieuwe en strengere regels met betrekking tot de productie en de presentatie van tabaksproducten voor verkoop in de EU. Het voorstel heeft zeven gemotiveerde adviezen opgeleverd, goed voor elf stemmen. Acht nationale parlementen stuurden ook adviezen in het kader van de politieke dialoog. Deze adviezen hadden geen betrekking op de subsidiariteit van het voorstel. Twee kamers voerden in hun advies aan dat het voorstel niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel, maar de betrokken adviezen werden pas na de uiterste termijn verstuurd en konden bijgevolg niet in aanmerking worden genomen bij de beoordeling of de drempel was bereikt.

Een aantal kamers was van mening dat het reguleren van bepaalde tabaksproducten, zoals producten met een laag risico, een nationale bevoegdheid is. Anderen hadden kritiek op de toekenning van de bevoegdheid aan de Commissie om gedelegeerde handelingen vast te stellen. Voorts werd de rechtsgrondslag van het voorstel ter discussie gesteld, omdat het niet tot harmonisatie zou leiden van de wetgeving van de lidstaten inzake tabaksproducten. Een aantal nationale parlementen voerde ook aan dat het verbieden van dunne sigaretten, mentholsigaretten en verpakkingseenheden shagtabak van minder dan 40 g geen effect zou hebben op de goede werking van de interne markt.

In haar antwoord benadrukte de Commissie dat het voorstel geen beperkingen zou opleggen wat betreft het in de handel brengen van producten met een laag risico. Verder legde zij uit dat het toekennen van de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 VWEU als noodzakelijk werd beschouwd om de volledige operationele werking van de richtlijn te garanderen. Aan de in het voorstel beschreven bevoegdheidsdelegatie zijn duidelijke en precieze criteria verbonden, die de Commissie een beperkte discretionaire bevoegdheid verlenen. Met betrekking tot de rechtsgrondslag voor het voorstel merkte de Commissie op dat de huidige richtlijn in grote lijnen dezelfde doelstellingen heeft als het voorstel voor een herziening van de richtlijn, en dat het Hof van Justitie de geldigheid van artikel 114 als rechtsgrondslag voor de huidige richtlijn heeft bevestigd. De rechtsgrondslag werd daarom ook passend geacht om het huidige harmonisatieniveau te actualiseren, belemmeringen voor de interne markt door uiteenlopende regelgevingsontwikkelingen in de lidstaten weg te nemen en omzeiling van de internemarktregels te voorkomen. De Commissie stelde dat artikel 114 VWEU een geldige rechtsgrondslag vormt voor volledige, gedeeltelijke of minimale harmonisatie, en de regulering van bepaalde zaken aan de lidstaten overlaat. Ze wees op het feit dat de lidstaten maatregelen beginnen te nemen voor de regulering van tabaksproducten met een kenmerkend aroma, en zij, om verstoring van de markt te voorkomen, heeft besloten een harmonisatievoorstel te doen. De Commissie benadrukte voorts dat slechts bepaalde aspecten van de verpakking zouden worden gestandaardiseerd, zoals het aantal sigaretten in de verpakking en de grootte van gezondheidswaarschuwingen, wat een invloed heeft op het circuleren van deze producten in de interne markt en tegelijkertijd garandeert dat de gezondheidswaarschuwingen duidelijk zichtbaar zijn.

Voorstel voor een verordening tot vaststelling van een kader voor de toegang tot de markt voor havendiensten en de financiële transparantie van havens

Het voorstel beoogt de verbetering van de havenoperaties en van de bijbehorende vervoersverbindingen aan zeehavens van het trans-Europees vervoersnetwerk. Het rechtskader dat zou worden gecreëerd, zou bijdragen tot daadwerkelijk gelijke voorwaarden en zou de rechtszekerheid voor havenexploitanten en investeerders bevorderen. Het voorstel omvat transparante en open procedures voor het aanwijzen van aanbieders van havendiensten, evenals regels voor het voorkomen van prijsmisbruik door exploitanten met exclusieve rechten en voor het waarborgen van transparant gebruik van publieke middelen. De nationale parlementen brachten zeven gemotiveerde adviezen uit over het voorstel, goed voor 11 stemmen. Nog eens drie kamers verstuurden adviezen in het kader van de politieke dialoog. Die adviezen hadden geen betrekking op de subsidiariteit van het voorstel.

Een aantal nationale parlementen was van mening dat de doelstellingen van het voorstel beter kunnen worden bereikt met zachte wetgeving of een richtlijn. Andere nationale parlementen hadden er bezwaren tegen dat de lidstaten niet langer het recht en de mogelijkheid zouden hebben om hun havensector te reguleren via nationale wetgevingshandelingen. Zij stelden ook dat de voorgestelde verordening contraproductief zou kunnen zijn voor de economie en de infrastructuur in de betrokken gebieden.

De Commissie verklaarde in haar antwoorden dat de voorgestelde verordening enkel van toepassing zou zijn op havens die deel uitmaken van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T), dat door het Europees Parlement en de Raad belangrijk wordt geacht voor de interne markt en voor de territoriale samenhang in de context van Verordening (EU) nr. 1315/2013 inzake de ontwikkeling van het TEN-T. De verordening geeft gestalte aan bestaande beginselen van de Verdragen die reeds op de havensector van toepassing zijn, door de introductie van twee reeksen basisregels: niet-discriminerende en transparante voorwaarden voor markttoegang voor aanbieders van havendiensten, en naleving van de regels inzake financiële transparantie bij het gebruik van publieke middelen voor havens. De Commissie benadrukte dat haar bedoeling was dat de bepalingen van de verordening niet zouden raken aan de manier waarop de lidstaten hun havensystemen organiseren. In verband met de keuze van het rechtsinstrument benadrukte de Commissie dat zij een verordening verkoos boven een richtlijn omdat het garanderen van gelijke voorwaarden, één van de belangrijkste doelstellingen, een uniforme uitvoering van een gering aantal essentiële regels vereist.

De Commissie benadrukte ook dat de verordening de lidstaten de nodige flexibiliteit zou bieden om rekening te houden met bijzondere omstandigheden, en dat de lidstaten de keuze zou worden gelaten tussen verschillende vormen van markttoegang. Zij zouden bijvoorbeeld niet verplicht zijn bepaalde diensten naar keuze open te stellen voor concurrentie indien zij regulering nodig achten om gegronde redenen van algemeen belang. Verder benadrukte de Commissie dat het aantrekken van investeerders onverstoorde concurrentie tussen de havens van TEN-T vereist, in het bijzonder tussen havens van verschillende lidstaten. Volgens de Commissie is optreden door de lidstaten daarvoor onvoldoende.

4. Conclusies

In 2013 hebben verdere interinstitutionele besprekingen plaatsgevonden over de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. Een belangrijke gebeurtenis was de tweede gele kaart van de nationale parlementen.

Er werden in 2013 door de nationale parlementen 88 gemotiveerde adviezen ingediend, over 36 verschillende documenten van de Commissie. Daarmee lijkt de trend van de afgelopen jaren te worden voortgezet: de nationale parlementen hebben variërende politieke belangen en stellen uiteenlopende prioriteiten wanneer voorstellen van de Commissie worden gekozen ter beoordeling in het kader van het subsidiariteitscontrolemechanisme. De nationale parlementen lijken ook verschillende criteria toe te passen om na te gaan of een voorstel in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel.

Alle bij het wetgevingsproces betrokken instellingen hebben actief deelgenomen aan de controle op het subsidiariteitsbeginsel. De Commissie heeft voortdurend, op verschillende momenten, grondige beoordelingen uitgevoerd van de naleving van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. Vóór de goedkeuring van een wetgevingsvoorstel stelt zij beoordelingen (bv. routekaarten en effectbeoordelingen) beschikbaar, en na de goedkeuring onderzoekt en beantwoordt zij de gemotiveerde adviezen die de nationale parlementen hebben uitgebracht over subsidiariteitsaspecten.

Kwesties inzake subsidiariteitscontrole en toezicht namen ook een belangrijke plaats in op de agenda van het Europees Parlement en het Comité van de Regio's. Het Europees Parlement is zijn initiatiefverslagen van wetgevende aard blijven ondersteunen met empirisch onderbouwde analyses van de potentiële toegevoegde waarde van de EU. Ook het Comité van de Regio's is actiever geweest op het gebied van subsidiariteit, in het bijzonder door voor het eerst een werkprogramma inzake subsidiariteit aan te nemen en uit te voeren.

Bijlage

Lijst van documenten van de Commissie waarover de Commissie in 2013 van de nationale parlementen gemotiveerde adviezen heeft ontvangen met betrekking tot de overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel

|| Document van de Commissie || Titel || Aantal gemotiveerde adviezen (Protocol nr. 2) || Aantal stemmen (Protocol nr. 2) || Nationale kamer die het gemotiveerd advies heeft uitgebracht

1 || COM(2013) 534 || Voorstel voor een verordening tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie || 13 || 18 (drempel voor de gele kaart werd bereikt) || CY Vouli ton Antiprosopon (2 stemmen) CZ Senát (1 stem) FR Sénat (1 stem) HU Országgyűlés (2 stemmen) IE Houses of the Oireachtas (beide kamers - 2 stemmen) MT Kamra tad-Deputati (2 stemmen) RO Camera Deputaților (1 stem) SI Državni zbor (1 stem) SE Riksdag (2 stemmen) NL Eerste Kamer (1 stem) NL Eerste Kamer (1 stem) UK House of Commons (1 stem) UK House of Lords (1 stem)

2 || COM(2013) 133 || Voorstel voor een richtlijn tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd kustbeheer || 9 || 13 || BE Vlaams Parlement (1 stem) FI Eduskunta (2 stemmen) DE Bundesrat (1 stem) IE Houses of the Oireachtas (beide kamers - 2 stemmen) LT Seimas (2 stemmen) PL Senat (1 stem) SE Riksdag (2 stemmen) NL Eerste Kamer (1 stem) NL Eerste Kamer (1 stem)

3 || COM(2012) 788 || Voorstel voor een richtlijn betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten || 7 || 11 || CZ Poslanecká sněmovna (1 stem) DK Folketing (2 stemmen) EL Vouli ton Ellinon (2 stemmen) IT Senato della Repubblica (1 stem) PT Assembleia da República (2 stemmen) RO Camera Deputaților (1 stem) SE Riksdag (2 stemmen)

4 || COM(2013) 296 || Voorstel voor een verordening tot vaststelling van een kader voor de toegang tot de markt voor havendiensten en de financiële transparantie van havens || 7 || 11 || FR Assemblée nationale (1 stem) IT Senato della Repubblica (1 stem) LV Saeima (2 stemmen) MT Kamra tad-Deputati (2 stemmen) PL Sejm (1 stem) ES Congreso de los Diputados en Senado (beide kamers - 2 stemmen) SE Riksdag (2 stemmen)

5 || COM(2013) 28 || Voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1370/2007 met betrekking tot openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor || 6 || 9 || AT Bundesrat (1 stem) LT Seimas (2 stemmen) LU Chambre des Députés (2 stemmen) SE Riksdag (2 stemmen) NL Eerste Kamer (1 stem) NL Tweede Kamer (1 stem)

6 || COM(2013) 29 || Voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2012/34/EU tot instelling van één Europese spoorwegruimte met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor en het beheer van de spoorweg-infrastructuur || 6 || 9 || FR Sénat (1 stem) LT Seimas (2 stemmen) LU Chambre des Députés (2 stemmen) SE Riksdag (2 stemmen) NL Eerste Kamer (1 stem) NL Tweede Kamer (1 stem)

7 || COM(2012) 614 || Voorstel voor een richtlijn inzake de verbetering van de man-vrouw-verhouding bij niet-uitvoerende bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen en daarmee samenhangende maatregelen || 5 || 5 || CZ Poslanecká sněmovna (1 stem) PL Sejm (1 stem) PL Senat (1 stem) UK House of Commons (1 stem) UK House of Lords (1 stem)

8 || COM(2013) 627 || Voorstel voor een verordening tot vaststelling van maatregelen inzake de Europese interne markt voor elektronische communicatie en om een connectief continent tot stand te brengen alsmede tot wijziging van Richtlijnen 2002/20/EG, 2002/21/EG en 2002/22/EG en Verordeningen (EG) nr. 1211/2009 en (EU) nr. 531/2012 || 4 || 7 || AT Bundesrat (1 stem) IE Houses of the Oireachtas (beide kamers - 2 stemmen) MT Kamra tad-Deputati (2 stemmen) SE Riksdag (2 stemmen)

9 || COM(2013) 27 || Voorstel voor een verordening betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004 || 3 || 5 || LT Seimas (2 stemmen) RO Senatul (1 stem) SE Riksdag (2 stemmen)

10 || COM(2013) 31 || Voorstel voor een richtlijn inzake spoorwegveiligheid (herschikking) || 3 || 5 || LT Seimas (2 stemmen) RO Senatul (1 stem) SE Riksdag (2 stemmen)

11 || COM(2013) 173 || Voorstel voor een verordening betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking en opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot intrekking van Besluiten 2009/371/JBZ en 2005/681/JBZ || 3 || 4 || BE Kamer van Volksvertegen-woordigers (1 stem) DE Bundesrat (1 stem) ES Congreso de los Diputados en Senado (beide kamers - 2 stemmen)

12 || COM(2012) 615 || Mededeling Man-vrouwevenwicht in de top van het bedrijfsleven: een bijdrage tot slimme, duurzame en inclusieve groei || 2 || 2 || CZ Poslanecká sněmovna (1 stem) UK House of Lords (1 stem)

13 || COM(2013) 30 || Voorstel voor een richtlijn betreffende de interoperabiliteit van het spoorweg-systeem in de Europese Unie (herschikking) || 2 || 4 || LT Seimas (2 stemmen) SE Riksdag (2 stemmen)

14 || COM(2013) 147 || Voorstel voor een verordening met betrekking tot maatregelen om de kosten van de aanleg van elektronische hogesnelheids-communicatie-netwerken te verlagen || 2 || 2 || NL Tweede Kamer (1 stem) UK House of Commons (1 stem)

15 || COM(2013) 262 || Voorstel voor een verordening betreffende de productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal (teeltmateriaal-wetgeving) || 2 || 2 || AT Bundesrat (1 stem) NL Tweede Kamer (1 stem)

16 || COM(2013) 472 || Voorstel voor een verordening betreffende de aan het Europees Geneesmiddelen-bureau te betalen vergoedingen voor het uitvoeren van geneesmiddelen-bewakings-activiteiten betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik || 2 || 4 || EL Vouli ton Ellinon (2 stemmen) ES Congreso de los Diputados en Senado (beide kamers - 2 stemmen)

17 || COM(2013) 618 || Voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Kaderbesluit 2004/757/JBZ betreffende de vaststelling van minimum-voorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de illegale drugshandel, wat de definitie van drug betreft || 2 || 2 || UK House of Commons (1 stem) UK House of Lords (1 stem)

18 || COM(2013) 619 || Voorstel voor een verordening betreffende nieuwe psychoactieve stoffen || 2 || 2 || UK House of Commons (1 stem) UK House of Lords (1 stem)

19 || COM(2013) 721 || Voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschap-pelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat een standaard btw-aangifte betreft || 2 || 2 || FR Sénat (1 stem) DE Bundesrat (1 stem)

20 || COM(2012) 724 || Voorstel voor een verordening tot wijziging van bepaalde wetgevings-handelingen op het gebied van landbouw- en visserijstatistieken || 1 || 2 || ES Congreso de los Diputados en Senado (beide kamers - 2 stemmen)

21 || COM(2013) 48 || Voorstel voor een richtlijn tot vaststelling van maatregelen ter waarborging van een gemeenschap-pelijk hoog niveau van netwerk- en informatie-beveiliging in de Unie || 1 || 2 || SE Riksdag (2 stemmen)

22 || COM(2013) 71 || Voorstel voor een richtlijn tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van belasting op financiële transacties || 1 || 2 || SE Riksdag (2 stemmen)

23 || COM(2013) 151 || Voorstel voor een richtlijn betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op onderzoek, studie, scholieren-uitwisseling, bezoldigde en onbezoldigde stages, vrijwilligerswerk of au-pair-activiteiten (herschikking) || 1 || 2 || EL Vouli ton Ellinon (2 stemmen)

24 || COM(2013) 168 || Gewijzigd voorstel voor een richtlijn betreffende de transparantie van maatregelen ter regeling van de prijsstelling van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en de opneming daarvan in de openbare stelsels van gezondheidszorg || 1 || 2 || ES Congreso de los Diputados en Senado (beide kamers - 2 stemmen)

25 || COM(2013) 207 || Voorstel voor een richtlijn tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen || 1 || 2 || EE Riigikogu (2 stemmen)

26 || COM(2013) 228 || Voorstel voor een verordening ter bevordering van het vrije verkeer van burgers en bedrijven door vereenvoudigde aanvaarding van bepaalde openbare akten in de Europese Unie en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 || 1 || 1 || RO Senatul (1 stem)

27 || COM(2013) 260 || Voorstel voor een verordening betreffende de diergezondheid || 1 || 1 || AT Bundesrat (1 stem)

28 || COM(2013) 265 || Voorstel voor een verordening betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoeder-wetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid, teelt-materiaal en gewasbescher-mingsmiddelen te waarborgen || 1 || 2 || LU Chambre des Députés (2 stemmen)

29 || COM(2013) 267 || Voorstel voor een verordening betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten || 1 || 1 || AT Bundesrat (1 stem)

30 || COM(2013) 409 || Voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 216/2008 op het gebied van luchtvaartterreinen, luchtverkeers-beheer en luchtvaart-navigatiediensten || 1 || 2 || MT Kamra tad-Deputati (2 stemmen)

31 || COM(2013) 410 || Voorstel voor een verordening inzake de tenuitvoer-legging van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (herschikking) || 1 || 2 || MT Kamra tad-Deputati (2 stemmen)

32 || COM(2013) 520 || Voorstel voor een verordening tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggings-ondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelings-mechanisme en een gemeenschappelijk banken-afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) Nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad || 1 || 2 || SE Riksdag (2 stemmen)

33 || COM(2013) 535 || Voorstel voor een verordening betreffende het EU-Agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust) || 1 || 1 || CZ Senát (1 stem)

34 || COM(2013) 550 || Voorstel voor een verordening betreffende interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties || 1 || 1 || FR Sénat (1 stem)

35 || COM(2013) 620 || Voorstel voor een verordening betreffende preventie en beheer van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten || 1 || 1 || AT Bundesrat (1 stem)

36 || COM(2013) 641 || Voorstel voor een verordening betreffende indices die als benchmarks worden gebruikt voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten || 1 || 1 || UK House of Commons (1 stem)

Aantal gemotiveerde adviezen betreffende documenten individueel geteld || 99

Aantal gemotiveerde adviezen die op meer dan één document betrekking hebben || 11

TOTALE aantal ontvangen gemotiveerde adviezen || 88

    COM(2014) XXX final.

    http://ec.europa.eu/smart-regulation/impact/planned_ia/planned_ia_nl.htm

    http://ec.europa.eu/smart-regulation/impact/commission_guidelines/commission_guidelines_en.htm

    http://ec.europa.eu/smart-regulation/impact/iab/iab_en.htm

    COM(2013) 824 final.

    COM(2013) 721 final.

    COM(2013) 641 final.

  Mededeling "Versterking van de grondslagen voor slimme regelgeving – verbetering van de evaluatie" - COM(2013) 686 final van 2 oktober 2013.

    Zie voetnoot 44.

   COM(2013) 534 final.

   Van de 88 gemotiveerde adviezen die de Commissie heeft ontvangen, hadden er een aantal betrekking op meer dan één document.

   COM(2013) 133 final.

   COM(2012) 788 final.

   COM(2013) 296 final.

   CdR 2336/2012, op 30 januari 2013 goedgekeurd door het bureau van het CvdR.

   1. Herziening van het beleid en de wetgeving van de EU inzake afvalstoffen;                2. Het havenpakket (in plaats van het oorspronkelijk geselecteerde 'blauwe gordel'-project);    3. Stedelijke mobiliteit;                4. E-facturering voor openbare aanbestedingen; en              5. Een kader voor de beoordeling van milieu-, klimaat- en energievraagstukken om veilige en zekere winning van niet-conventionele koolwaterstoffen mogelijk te maken.

   a) de initiatieven moeten duidelijk van politiek belang zijn voor lokale en regionale overheden;

      b) de initiatieven moeten betrekking hebben op bevoegdheden van lokale en regionale overheden; en

      c) de initiatieven moeten een potentiële subsidiariteitsdimensie hebben.

   Via deze methode wordt de potentiële impact van EU-wetgeving op de ontwikkeling van regio's vooraf geanalyseerd. De methode combineert een op indicatoren gebaseerd gestandaardiseerd instrument met de systematische verzameling van kennis van experts in workshops, en betreft de potentiële effecten op algemeen niveau met gemeenschappelijke indicatoren voor Europese NUTS-2 regio's.

   CdR 2214/2012.

   CdR 3766/2013.

   CdR 5295/2013.

   CdR 2062/2013.

   https://portal.cor.europa.eu/subsidiarity/news/Pages/Subsidiarity-Annual-Report-2013.aspx

   Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).

   Zaak T-420/05 R, Vischim/Commissie, Jurispr. 2009, blz. II‑3841, punt 223.

   Verordening (EU) nr. 737/2010 van de Commissie van 10 augustus 2010 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de handel in zeehondenproducten (PB L 216 van 17.8.2010, blz. 1).

   Zaak C-491/01, British American Tobacco (Investments) and Imperial Tobacco, Jurispr. 2002, blz. I-11453, punt 179.

   COM(2013) 534 final.

   CY Vouli ton Antiprosopon (2 stemmen), CZ Senát (1 stem), FR Sénat (1 stem), HU Országgyűlés (2 stemmen), IE Houses of the Oireachtas (beide kamers — 2 stemmen), MT Kamra tad-Deputati (2 stemmen), RO Camera Deputaților (1 stem), SI Državni zbor (1 stem), SE Riksdag (2 stemmen), NL Eerste Kamer (1 stem), NL Tweede Kamer (1 stem), UK House of Commons (1 stem) en UK House of Lords (1 stem).

   Ieder parlement heeft twee stemmen. In het geval van een nationaal parlementair stelsel met twee kamers wordt aan elke kamer één stem toebedeeld. Iedere kamer kan afzonderlijk een gemotiveerd advies uitbrengen.

   PL Senat, DE Bundesrat, PT Assembleia da República, RO Senatul, IT Senato della Repubblica, FR Assemblée nationale en FI Eduskunta. Ook in 2014 zijn nog adviezen ontvangen.

  De Commissie heeft in afzonderlijke brieven aan de nationale parlementen gereageerd op hun opmerkingen die geen verband hielden met subsidiariteit.

   COM(2013) 851 final.

   COM(2013) 133 final.

BE Senaat, FI Eduskunta, DE Bundesrat, IE Houses of the Oireachtas (beide kamers), LT Seimas, PL Senat, SE Riksdag, NL Eerste Kamer en NL Tweede Kamer.

   IT Senato della Repubblica, DK Folketing, EE Riigikogu, RO Senatul en PT Assembleia da República.

   COM(2012) 788.

   CZ Poslanecká sněmovna (1 stem), DK Folketing (2 stemmen), EL Vouli ton Ellinon (2 stemmen), IT Senato della Repubblica (1 stem), PT Assembleia da República (2 stemmen), RO Camera Deputaților (1 stem) en SE Riksdag (2 stemmen).

   AT Bundesrat, CZ Sénat, DE Bundesrat, FR Assemblée nationale, PL Senat, RO Senat, SK Národná Rada en HU Országgyűlés.

   BG Narodno Sabranie en IT Camera dei Deputati.

   Zie zaak C-491/01, BAT, Jurispr. 2002, blz. I-11453.

   COM(2013) 296.

FR Assemblée nationale (1 stem), IT Senato della Repubblica (1 stem), LV Saeima (2 stemmen), MT Kamra tad-Deputati (2 stemmen), PL Sejm (1 stem), ES Congreso de los Diputados en Senado (beide kamers - 2 stemmen) en SE Riksdag (2 stemmen).

PT Assembleia da República, PL Senat en DE Bundesrat.

   Om als een gemotiveerd advies te worden beschouwd als bedoeld in Protocol (nr. 2) moet in het advies duidelijk vermeld staan waarom het nationaal parlement van mening is dat een wetgevingsvoorstel niet in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel en moet het advies aan de Commissie worden toegezonden binnen een termijn van acht weken vanaf de datum van toezending van het voorstel aan de nationale parlementen.

   Op grond van Protocol (nr. 2) beschikt elk nationaal parlement over twee stemmen; in het geval van een nationaal parlementair stelsel met twee kamers beschikt elke kamer over één stem. Indien de gemotiveerde adviezen waarin wordt gesteld dat een ontwerp van wetgevingshandeling niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel, ten minste een derde vertegenwoordigen van alle stemmen die aan de nationale parlementen zijn toebedeeld, is de drempel voor de gele kaart bereikt en moet het ontwerp opnieuw in overweging worden genomen. Sinds de toetreding van Kroatië op 1 juli 2013 valt 19 van de 56 stemmen samen met een derde van alle stemmen die aan de nationale parlementen zijn toebedeeld.

   Eén advies werd gezamenlijk door de beide kamers van de Ierse Houses of the Oireachtas toegezonden. Dat advies is geregistreerd als één gemotiveerd advies afkomstig van twee kamers.

   Op grond van Protocol (nr. 2) wordt wanneer krachtens artikel 76 VWEU een ontwerp van wetgevingshandeling wordt ingediend (op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht) de drempel voor de gele kaart bereikt wanneer de gemotiveerde adviezen overeenstemmen met ten minste een vierde van alle aan de nationale lidstaten toebedeelde stemmen. Sinds de toetreding van Kroatië op 1 juli 2013 valt 14 van de 56 stemmen samen met een vierde van alle stemmen die aan de nationale parlementen zijn toebedeeld.

   Eén advies werd gezamenlijk door de beide kamers van de Ierse Houses of the Oireachtas toegezonden. Dat advies is geregistreerd als één gemotiveerd advies afkomstig van twee kamers.

   Eén advies werd gezamenlijk door de beide Spaanse kamers toegezonden. Dat advies is geregistreerd als één gemotiveerd advies afkomstig van twee kamers.

   Vier gemotiveerde adviezen over dit document van de Commissie hadden eveneens betrekking op een aantal andere documenten van de Commissie.

   Dit gemotiveerd advies van de Luxemburgse Chambre des Députés had betrekking op COM(2013) 28 en COM(2013) 29.

   Dit gemotiveerd advies van de Zweedse Riksdag had betrekking op COM(2013) 27, COM(2013) 28, COM(2013) 29, COM(2013) 30 en COM(2013) 31 — het vierde spoorwegpakket.

   Dit gemotiveerd advies van de Nederlandse Eerste Kamer had betrekking op COM(2013) 28 en COM(2013) 29.

   Dit gemotiveerd advies van de Nederlandse Tweede Kamer had betrekking op COM(2013) 28 en COM(2013) 29.

   Vier gemotiveerde adviezen over dit document van de Commissie hadden eveneens betrekking op een aantal andere documenten van de Commissie.

   Zoals hierboven vermeld, had dit gemotiveerd advies van de Luxemburgse Chambre des Députés betrekking op COM(2013) 28 en COM(2013) 29.

   Zoals hierboven vermeld, had dit gemotiveerd advies van de Zweedse Riksdag betrekking op COM(2013) 27, COM(2013) 28, COM(2013) 29, COM(2013) 30 en COM(2013) 31 — het vierde spoorwegpakket.

   Zoals hierboven vermeld, had dit gemotiveerd advies van Nederlandse Eerste Kamer betrekking op COM(2013) 28 en COM(2013) 29.

   Zoals hierboven vermeld, had dit gemotiveerd advies van Nederlandse Tweede Kamer betrekking op COM(2013) 28 en COM(2013) 29.

   Twee gemotiveerde adviezen over dit document van de Commissie hadden eveneens betrekking op COM(2012) 615.

   Vóór 1 januari 2013 had de Commissie over dit document drie gemotiveerde adviezen ontvangen, van de Deense Folketing, de Zweedse Riksdag en gezamenlijke adviezen van de Nederlandse Eerste Kamer en de Nederlandse Tweede Kamer (beide kamers).

   Dit gemotiveerd advies van de Tsjechische Poslanecká sněmovna had betrekking op COM(2012) 614 en COM(2012) 615.

   Dit gemotiveerd advies van het Britse House of Lords had betrekking op COM(2012) 614 en COM(2012) 615.

   Eén advies werd gezamenlijk door de beide kamers van de Ierse Houses of the Oireachtas toegezonden. Dat advies is geregistreerd als één gemotiveerd advies afkomstig van twee kamers.

   Eén gemotiveerd advies met betrekking tot dit document van de Commissie had eveneens betrekking op COM(2013) 28, COM(2013) 29, COM(2013) 30 en COM(2013) 31.

   Zoals hierboven vermeld, had dit gemotiveerd advies van de Zweedse Riksdag betrekking op COM(2013) 27, COM(2013) 28, COM(2013) 29, COM(2013) 30 en COM(2013) 31 — het vierde spoorwegpakket.

   Eén gemotiveerd advies met betrekking tot dit document van de Commissie had eveneens betrekking op COM(2013) 27, COM(2013) 28, COM(2013) 29 en COM(2013) 30.

   Zoals hierboven vermeld, had dit gemotiveerd advies van de Zweedse Riksdag betrekking op COM(2013) 27, COM(2013) 28, COM(2013) 29, COM(2013) 30 en COM(2013) 31 — het vierde spoorwegpakket.

   Eén advies werd gezamenlijk door de beide Spaanse kamers toegezonden. Dat advies is geregistreerd als één gemotiveerd advies afkomstig van twee kamers.

   De gemotiveerde adviezen over dit document van de Commissie hadden eveneens betrekking op COM(2012) 614.

   Zoals hierboven vermeld, had dit gemotiveerd advies van de Tsjechische Poslanecká betrekking op COM(2012) 614 en COM(2012) 615.

   Zoals hierboven vermeld, had dit gemotiveerd advies van het Britse House of Lords betrekking op COM(2012) 614 en COM(2012) 615.

   Het gemotiveerd advies met betrekking tot dit document van de Commissie had eveneens betrekking op COM(2013) 27, COM(2013) 28, COM(2013) 29 en COM(2013) 31.

   Zoals hierboven vermeld, had dit gemotiveerd advies van de Zweedse Riksdag betrekking op COM(2013) 27, COM(2013) 28, COM(2013) 29, COM(2013) 30 en COM(2013) 31 — het vierde spoorwegpakket.

   Eén advies werd gezamenlijk door de beide Spaanse kamers toegezonden. Dat advies is geregistreerd als één gemotiveerd advies afkomstig van twee kamers.

   De gemotiveerde adviezen over dit document van de Commissie hadden eveneens betrekking op COM(2013) 619.

   Dit gemotiveerd advies van het Britse House of Commons had betrekking op COM(2012) 618 en COM(2012) 619.

   Dit gemotiveerd advies van het Britse House of Lords had betrekking op COM(2012) 618 en COM(2012) 619.

   De gemotiveerde adviezen over dit document van de Commissie hadden eveneens betrekking op COM(2013) 618.

   Zoals hierboven vermeld, had dit gemotiveerd advies van het Britse House of Commons betrekking op COM(2012) 618 en COM(2012) 619.

   Zoals hierboven vermeld, had dit gemotiveerd advies van het Britse House of Lords betrekking op COM(2012) 618 en COM(2012) 619.

   Dit gemotiveerd advies werd gezamenlijk door de beide Spaanse kamers toegezonden. Het is geregistreerd als één gemotiveerd advies afkomstig van twee kamers.

   Eén gemotiveerd advies over dit document van de Commissie had eveneens betrekking op JOIN(2013) 1.

   Dit gemotiveerd advies werd gezamenlijk door de beide Spaanse kamers toegezonden. Het is geregistreerd als één gemotiveerd advies afkomstig van twee kamers.

   Omdat sommige gemotiveerde adviezen meer dan één document betreffen, wordt in de tabel het aantal gemotiveerde adviezen per document gegeven. Om tevens het aantal bij de Commissie ingekomen gemotiveerde adviezen te tonen, is het aantal gemotiveerde adviezen over meer dan één document hiervan afgetrokken.

   Zoals hierboven vermeld, betrof één gemotiveerd advies van de Luxemburgse Chambre des Députés COM(2013) 28 en COM(2013) 29, betrof één gemotiveerd advies van de Zweedse Riksdag COM(2013) 27, COM(2013) 28, COM(2013) 29, COM(2013) 30 en COM(2013) 31 — het vierde spoorwegpakket, betrof één gemotiveerd advies van de Nederlandse Eerste Kamer COM(2013) 28 en COM(2013) 29, betrof één gemotiveerd advies van de Nederlandse Tweede Kamer COM(2013) 28 en COM(2013) 29, betrof één gemotiveerd advies van de Tsjechische Poslanecká sněmovna COM(2012) 614 en COM(2012) 615, betrof één gemotiveerd advies van het Britse House of Lords COM(2012) 614 en COM(2012) 615, betrof één gemotiveerd advies van het Britse House of Commons COM(2012) 618 en COM(2012) 619, en betrof één gemotiveerd advies van het Britse House of Lords COM(2012) 618 en COM(2012) 619.