Artikelen bij COM(2016)823 - Juridische en operationele kader van de Europese e-kaart voor diensten ingevoerd bij Verordening … [ESC Regulation]

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN

Inhoudsopgave

Artikel 1 - Onderwerp

Deze richtlijn voorziet in het juridische en operationele kader voor de Europese e-kaart voor diensten ingevoerd bij Verordening ……[ESC Regulation]……..

Artikel 2 - Toepassingsgebied

1. Deze richtlijn is van toepassing op de in de bijlage vermelde diensten.

2. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bepalingen van artikel 1, leden 2 tot en met 7, van Richtlijn 2006/123/EG.

De richtlijn is niet van toepassing op de in artikel 2, leden 2 en 3, van Richtlijn 2006/123/EG bedoelde activiteiten en gebieden.

3. Indien de bepalingen van deze richtlijn strijdig zijn met een bepaling van andere communautaire regelgeving die betrekking heeft op specifieke aspecten van de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in specifieke sectoren of voor specifieke beroepen, heeft de bepaling van de andere communautaire regelgeving voorrang en is die van toepassing op die specifieke sectoren of beroepen.

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de rechten van de werknemers, de verplichtingen van dienstverrichters en de daarmee verband houdende controles in de lidstaten die zijn vastgelegd in de Richtlijnen 96/71/EG en 2014/67/EU.

Artikel 3 - Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. 'lidstaat van herkomst': de lidstaat waar de dienstverrichter zijn aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten heeft ingediend;

2. 'lidstaat van ontvangst': de lidstaat waar de dienstverrichter verklaard heeft diensten te willen aanbieden middels een Europese e-kaart voor diensten;

3. 'eis': een eis als omschreven in artikel 4, punt 7, van Richtlijn 2006/123/EG;

4. 'coördinerende instantie': een overeenkomstig artikel 17 van Verordening .....[ESC Regulation]………. aangewezen instantie;

5. 'bevoegde instantie': één of meer van de volgende onverminderd artikel 16, lid 5, derde alinea:

a) een bevoegde instantie als omschreven in artikel 4, punt 9, van Richtlijn 2006/123/EG;

b) een bevoegde instantie als omschreven in artikel 3, lid 1, onder d), van Richtlijn 2005/36/EG;

c) elke instantie die een centraal, handels- of vennootschapsregister in een lidstaat beheert;

d) elke belastingautoriteit van een lidstaat;

6. 'overheidsopdracht': een contract als omschreven in artikel 2, lid 5, van Richtlijn (EU) 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad 32 ;

7. 'prijsvraag': een prijsvraag als omschreven in artikel 2, punt 21, van Richtlijn 2014/24/EG;

8. 'concessie': een concessie als omschreven in artikel 5, punt 1, van Richtlijn (EU) 2014/23 van het Europees Parlement en de Raad 33 ;

9. 'vergunningstelsel': een vergunningstelsel als omschreven in artikel 4, punt 6, van Richtlijn 2006/123/EG;

10. 'dienst': een dienst als omschreven in artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2006/123/EG;

11. 'dienstverrichter': een dienstverrichter als omschreven in artikel 4, punt 2, van Richtlijn 2006/123/EG;

12. 'lidstaat van vestiging': een lidstaat van vestiging als omschreven in artikel 4, punt 4, van Richtlijn 2006/123/EG;

13. 'vestiging': een vestiging als omschreven in artikel 4, punt 5, van Richtlijn 2006/123/EG;

14. 'kennisgevingsstelsel': elke procedure waarbij een dienstverrichter verplicht is stappen te ondernemen in de richting van een bevoegde instantie om informatie te verstrekken of documenten in te dienen over de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit, zonder dat een formele of stilzwijgende beslissing van die instantie nodig is.

HOOFDSTUK II
EUROPESE E-KAART VOOR DIENSTEN

Artikel 4 - Europese e-kaart voor diensten als bewijs van vestiging

De lidstaten aanvaarden een geldige Europese e-kaart voor diensten als bewijs dat de houder ervan op het grondgebied van de lidstaat van herkomst is gevestigd en dat hij op dat grondgebied gerechtigd is om de diensten waarop de dienstenkaart betrekking heeft te verrichten.

Artikel 5 - Gevolgen van een Europese e-kaart voor diensten in de lidstaat van ontvangst

1. Een lidstaat van ontvangst legt geen stelsel van voorafgaande vergunning, stelsel van voorafgaande kennisgeving of vestigingseis op aan de houder van een eerder afgegeven Europese e-kaart voor diensten voor het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten als voorwaarde voor een dergelijke verrichting van diensten op zijn grondgebied.

2. Een lidstaat van ontvangst legt geen stelsel van voorafgaande vergunning of stelsel van voorafgaande kennisgeving op aan de houder van een eerder afgegeven Europese e-kaart voor diensten voor vestiging als voorwaarde voor vestiging op zijn grondgebied via een filiaal, agentschap of bureau dat op zijn grondgebied is gevestigd.

3. Een lidstaat van ontvangst legt aan de houders van een eerder afgegeven Europese e-kaart voor diensten geen andere eisen op dan die bedoeld in de leden 1 en 2, waarvan de naleving wordt geacht te zijn vastgesteld op grond van de artikelen 11 tot en met 13.

4. De leden 1, 2 en 3 doen geen afbreuk aan:

i) aan dienstverrichters gestelde eisen in het kader van de procedures voor de selectie van kandidaten voor vergunningstelsels die in aantal beperkt zijn in overeenstemming met de regelgeving van de EU;

ii) eisen en andere verplichtingen, verboden, voorwaarden of beperkingen opgelegd aan dienstverrichters in het kader van de procedures voor de selectie van kandidaten voor de verrichting van diensten in het kader van een overheidsopdracht, een prijsvraag of een concessie;

iii) vergunningstelsels, kennisgevingsstelsels of eisen inzake voorwaarden die specifiek betrekking hebben op de plaats waar de dienst wordt verricht of de plaats waar de dienstverrichter is gevestigd;

iv) eisen inzake erkenning van beroepskwalificaties zoals bedoeld in de artikelen 4 en 4f van Richtlijn 2005/36/EG;

v) verplichtingen inzake openbaarmaking als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2009/101/EG en artikel 2 van Richtlijn 89/666/EEG of verplichtingen, verboden, voorwaarden of beperkingen die worden opgelegd door nationale voorschriften inzake de registratie van filialen van vennootschappen met zetel in een andere lidstaat op grond van het vennootschapsrecht.

5. De leden 1, 2 en 3 doen geen afbreuk aan rapportageverplichtingen die zijn opgelegd aan de houder van een Europese e-kaart voor diensten of het verrichten van verificaties, inspecties of onderzoeken door de bevoegde instanties gedurende de verrichting van de dienst, in overeenstemming met het Unierecht.

Artikel 6 - Gebruik van informatie van de Europese e-kaart voor diensten

In het kader van procedures of formaliteiten die op hun grondgebied en in overeenstemming met de voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens als bepaald in Richtlijn 95/46/EG [, Verordening (EU) nr. 2016/679] en de nationale wetgeving aan een dienstverrichter worden opgelegd, vereisen instanties in de lidstaten niet van de houder van een Europese e-kaart voor diensten dat hij informatie verstrekt die reeds op de Europese e-kaart voor diensten staat, met inbegrip van informatie in verband met:

i) de gunning van een overheidsopdracht, een prijsvraag of een concessie;

ii) de oprichting van dochterondernemingen of de registratie van filialen op grond van het vennootschapsrecht;

iii) de registratie bij verplichte sociale verzekeringen.

Artikel 7 - Geldigheid van een Europese e-kaart voor diensten

1. Een Europese e-kaart voor diensten voor het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten waarop deze dienstenkaart van toepassing is, is geldig op het gehele grondgebied van de lidstaat van ontvangst.

Een Europese e-kaart voor diensten voor vestiging geldt voor het verrichten van de diensten waarop deze kaart betrekking heeft op het gehele grondgebied van het land van ontvangst via een of meer filialen, agentschappen of bureaus die zich op het grondgebied van deze lidstaat bevinden, behalve wanneer een aparte vergunning per filiaal, agentschap of bureau gerechtvaardigd is overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Richtlijn 2006/123/EG.

Dit doet geen afbreuk aan de verplichting van de houder van een Europese kaart om te voldoen aan verplichtingen, verboden, voorwaarden of beperkingen die worden opgelegd door de nationale voorschriften inzake de registratie van een filiaal op grond van het vennootschapsrecht om diensten te verrichten via een dergelijk filiaal.

2. Een Europese e-kaart voor diensten is geldig voor onbepaalde tijd, tenzij zij wordt opgeschort, herroepen of doorgehaald overeenkomstig de artikelen 15 tot en met 17.

Dit doet geen afbreuk aan maatregelen die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2006/123/EG. 

HOOFDSTUK III
STELSEL VAN DE EUROPESE E-KAART VOOR DIENSTEN

Artikel 8 - Aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten

De lidstaten zien erop toe dat de dienstverrichters met vestiging op het grondgebied van een lidstaat het recht hebben om een aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten in te dienen bij de coördinerende instantie van dezelfde lidstaat.

De aanvraag omvat de elementen en de ondersteunende documenten als bedoeld in de artikelen 4 en 5 van Verordening ......[ESC Regulation].........

Artikel 9 - Subsidiabiliteit

1. Verrichters van diensten waarvoor een Europese beroepskaart voor het tijdelijk en incidenteel verrichten van diensten is ingevoerd overeenkomstig Richtlijn 2005/36/EG komen niet in aanmerking voor een Europese e-kaart voor diensten voor het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten.

2. Verrichters van dienstenactiviteiten waarvoor een Europese beroepskaart voor vestiging is ingevoerd overeenkomstig Richtlijn 2005/36/EG komen niet in aanmerking voor een Europese e-kaart voor diensten voor vestiging. Deze dienstverrichters komen in aanmerking voor een Europese e-kaart voor diensten met betrekking tot eisen en bepalingen als bedoeld in de tweede alinea van artikel 4 bis, lid 5, van Richtlijn 2005/36/EG.

Artikel 10 - Recht van de lidstaten om dwingende redenen van algemeen belang in te roepen

Bij het beoordelen van aanvragen voor de Europese e-kaart voor diensten behouden de lidstaten het recht om de dwingende redenen van algemeen belang erkend op grond van Richtlijn 2006/123/EG, in het bijzonder artikel 16, of andere handelingen van het recht van de Unie in te roepen.

Artikel 11 - Beoordeling van de aanvraag door de lidstaat van herkomst

1. De coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst zal binnen één week na ontvangst van een aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten:

a) de aanvraag onderzoeken;

b) zich vergewissen van de volledigheid en nauwkeurigheid van de verstrekte informatie;

c) zich ervan vergewissen of Europese e-kaarten voor diensten die zijn afgegeven met betrekking tot andere lidstaten van herkomst voor dezelfde aanbieder en dienstenactiviteit zijn herroepen of doorgehaald, of om doorhaling is verzocht om de vervanging van deze e-kaarten door de Europese e-kaart voor diensten waarop het verzoek betrekking heeft mogelijk te maken;

d) zich vergewissen van de inhoud en geldigheid van eventuele begeleidende documenten die aantonen dat voldaan wordt aan de eisen die van toepassing zijn op de dienstverrichting en waaraan de aanvrager onderworpen is in de lidstaat van herkomst;

e) de aanvrager verzoeken de aanvraag waar nodig aan te vullen;

f) het aanvraagformulier invullen met de informatie die overeenkomstig artikel 14, lid 2, is verkregen;

g) de eventueel vereiste bewijsstukken die in overeenstemming met artikel 14, lid 2, zijn verkregen, uploaden naar het elektronisch platform waarop het standaardformulier voor de aanvraag beschikbaar wordt gesteld.

Indien de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst de aanvrager verzoekt de aanvraag aan te vullen, wordt de termijn opgeschort totdat die informatie is verstrekt.

2. Na de voltooiing van de in lid 1 bedoelde taken bezorgt de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst onverwijld de aanvraag aan de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst en brengt hij de aanvrager hiervan op de hoogte.

3. De besluiten en maatregelen van de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst, die via het elektronisch platform waarop het standaardformulier voor de aanvraag beschikbaar wordt gesteld aan de aanvrager worden meegedeeld, of het ontbreken van een besluit of maatregel binnen de termijn zijn vatbaar voor beroep overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat van herkomst.

4. De Commissie stelt de technische voorschriften voor de hantering en de verwerking van de aanvraag vast door middel van uitvoeringshandelingen. Deze voorschriften omvatten de termijnen voor het verstrijken van de aanvraag wegens niet-handelen van de aanvrager.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 12 - Beoordeling door de lidstaat van ontvangst van de aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten voor de tijdelijke grensoverschrijdende verrichting van diensten

1. Binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag onderzoekt de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst deze en stelt zij de aanvrager en de lidstaat van herkomst in kennis van alle eisen die van toepassing zijn op tijdelijke grensoverschrijdende dienstverrichtingen uit hoofde van de wetgeving van de lidstaat van ontvangst, met uitzondering van die welke zijn bedoeld in artikel 5, lid 4. In overeenstemming met de rechten van de lidstaten, zoals bedoeld in artikel 10, kan de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst binnen dezelfde termijn beslissen om bezwaar aan te tekenen tegen de afgifte van de Europese e-kaart voor diensten door de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst indien zij aantoont dat de toepassing van een stelsel van voorafgaande vergunning of een stelsel van voorafgaande kennisgeving of het stellen van eisen ten aanzien van de aanvrager wordt gerechtvaardigd door een van de dwingende redenen van algemeen belang die worden uiteengezet in artikel 16 van Richtlijn 2006/123/EG of ontvankelijk is in overeenstemming met andere rechtshandelingen van de Unie.

De lidstaat van ontvangst houdt naar behoren rekening met de beoordeling van de eisen waaraan de aanvrager reeds voldoet in zijn lidstaat van herkomst. In het kader van die beoordeling en binnen de bovengenoemde termijn mag de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst verzoeken om de nodige verduidelijking of de nodige aanvullende informatie van de lidstaat van herkomst of de aanvrager die nog niet is opgenomen in de aanvraag. In dat geval wordt de in dit lid bedoelde termijn opgeschort totdat de gevraagde nodige verduidelijking of aanvullende informatie is verstrekt. De procedure voor het verzoeken om verduidelijkingen of aanvullende informatie wordt vastgelegd door middel van gedelegeerde handelingen als bedoeld in lid 4.

Een bezwaar om een Europese e-kaart voor diensten te verlenen kan niet worden gebaseerd op de niet-inachtneming van een van de in artikel 5, lid 5, genoemde eisen. De Commissie kan via het IMI toegang hebben tot het besluit tot bezwaar van de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst.

2. Rekening houdend met de rechten van de lidstaten, zoals bedoeld in artikel 10, wordt, als de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst niet binnen de in lid 1 bedoelde termijn reageert, deze termijn automatisch met twee extra weken verlengd en stuurt het elektronisch platform waarop de aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten werd ingediend een waarschuwing aan de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst dat niet reageren impliceert dat er geen bezwaar bestaat tegen de afgifte van de Europese e-kaart voor diensten aan de aanvrager.

3. Indien de lidstaat van ontvangst geen bezwaar aantekent in overeenstemming met lid 1, geeft de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst de Europese e-kaart voor diensten onverwijld af na het verstrijken van de verlengde termijn die voortvloeit uit de toepassing van lid 2. Bij ontstentenis van bezwaren op grond van de tweede alinea van lid 1 en bij gebreke van een besluit van de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst bij het verstrijken van de verlengde termijn die voortvloeit uit de toepassing van lid 2, wordt de Europese e-kaart voor diensten geacht te zijn afgegeven door de lidstaat van herkomst onder de voorwaarden die ter kennis van de lidstaat van ontvangst zijn gebracht, in overeenstemming met artikel 11, lid 2.

Na ontvangst van het besluit van de lidstaat van ontvangst om bezwaar te maken krachtens lid 1 weigert de lidstaat van herkomst onverwijld het verzoek om een Europese e-kaart voor diensten.

4. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de procedure te preciseren via welke de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst de lidstaat van herkomst of de aanvrager kan vragen om verduidelijking of aanvullende informatie en, indien nodig, de in lid 1 vastgestelde termijnen kan wijzigen.

5. De besluiten en maatregelen van de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst, die aan de aanvrager worden medegedeeld via het elektronisch platform waarop het standaardformulier voor de aanvraag beschikbaar wordt gesteld, is vatbaar voor beroep overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat van herkomst.

Het besluit van de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst om bezwaar aan te tekenen tegen de afgifte van de Europese e-kaart voor diensten, dat aan de aanvrager wordt medegedeeld via het elektronisch platform waarop het standaardformulier voor de aanvraag beschikbaar wordt gesteld, is vatbaar voor beroep overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat van ontvangst.

6. De Commissie stelt de technische voorschriften voor de behandeling en verwerking van de aanvraag als bedoeld in de leden 1 en 2 vast door middel van uitvoeringshandelingen. Deze voorschriften omvatten de termijnen voor het verstrijken van de aanvraag wegens niet-handelen van de aanvrager.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 13 - Beoordeling door de lidstaat van ontvangst van de aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten voor vestiging

1. In de context van een procedure voor de afgifte van een Europese e-kaart voor diensten voor vestiging in de vorm van een filiaal, een agentschap of bureau, bepaalt de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag, of en zo ja welk stelsel van voorafgaande vergunning of voorafgaande kennisgeving als bedoeld in artikel 5, lid 2, van toepassing is, met inachtneming van het Unierecht, bij een dergelijke vestiging. Indien een dergelijk stelsel van voorafgaande vergunning of kennisgeving is bepaald, bepaalt de lidstaat van ontvangst tevens de voorwaarden waaraan de aanvrager moet voldoen, met uitzondering van die welke zijn bedoeld in artikel 5, lid 5. De lidstaat van ontvangst vermeldt waarom de toepassing van een dergelijk stelsel van voorafgaande vergunning of kennisgeving noodzakelijk en evenredig is ingevolge dwingende redenen van algemeen belang.

De lidstaat van ontvangst stelt de aanvrager en de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst onmiddellijk in kennis van het stelsel van voorafgaande vergunning of kennisgeving in kwestie, de voorwaarden waaraan de aanvrager moet voldoen en de noodzaak en de evenredigheid ervan.

2. Rekening houdend met de rechten van de lidstaten, zoals bedoeld in artikel 10, wordt, als de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst niet binnen de in lid 1 bedoelde termijn reageert, deze termijn automatisch met twee extra weken verlengd en stuurt het elektronisch platform waarop de aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten werd ingediend een waarschuwing aan de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst dat niet reageren impliceert dat er geen bezwaar bestaat tegen de afgifte van de Europese e-kaart voor diensten aan de aanvrager.

3. Na ontvangst van de reactie van de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst op de aanvraag krijgt de aanvrager de mogelijkheid het bewijs te leveren dat is voldaan aan de voorwaarden die door de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst op grond van lid 1 zijn bepaald.

De aanvrager moet beschrijven aan welke specifieke voorwaarden is voldaan door eerdere naleving van equivalente eisen in de lidstaat van herkomst.

De lidstaten zorgen ervoor dat de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst de aanvrager bijstaat bij het aantonen te voldoen aan de voorwaarden van de lidstaat van ontvangst, overeenkomstig artikel 14.

4. De coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst besluit binnen één week na ontvangst van het bewijs van de nakoming van de voorwaarden, vastgesteld in overeenstemming met lid 1, tot afgifte van de Europese e-kaart voor diensten of afwijzing van de aanvraag van de Europese e-kaart voor diensten.

Indien de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst besluit tot afgifte van de Europese e-kaart voor diensten, zal zij dit onverwijld doen.

Subsidiair kan de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst de aanvrager en de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst in kennis stellen van haar voornemen om de aanvraag af te wijzen, in welk geval de aanvrager een week heeft om zijn opmerkingen te formuleren.

Na ontvangst van de opmerkingen van de aanvrager of, wanneer geen opmerkingen zijn ingediend, bij het verstrijken van de termijn om deze opmerkingen in te dienen, besluit de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst binnen één week tot de afgifte van de Europese e-kaart voor diensten of de verwerping van de aanvraag voor de Europese e-kaart voor diensten.

5. De coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst mag de lidstaat van herkomst of de aanvrager verzoeken om ophelderingen of om de nodige aanvullende informatie die nog niet is opgenomen in de aanvraag. In dat geval wordt de termijn als bedoeld in de leden 1 en 4 opgeschort totdat de gevraagde nodige verduidelijking of de nodige aanvullende informatie is verstrekt.

Om verduidelijkingen en aanvullende informatie wordt verzocht overeenkomstig de procedure die is vastgesteld in overeenstemming met lid 7.

6. In het geval de lidstaat van ontvangst, bij het verstrijken van de termijnen voor de reactie als bedoeld in de leden 2 en 4, niet om de naleving van voorwaarden van lid 1 verzoekt of niet besluit tot afgifte van de Europese e-kaart voor diensten overeenkomstig lid 4, wordt de Europese e-kaart voor diensten geacht te zijn afgegeven door de lidstaat van ontvangst onder de voorwaarden die ter kennis van de lidstaat van ontvangst zijn gebracht, in overeenstemming met artikel 11, lid 2.

7. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de procedure te preciseren voor de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst om te vragen om verduidelijkingen of aanvullende informatie van de lidstaat van herkomst, als bedoeld in lid 5, en indien nodig om de in de leden 1 en 4 vermelde termijnen te wijzigen.

8. De besluiten en maatregelen van de coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst, die worden medegedeeld aan de aanvrager via het elektronisch platform waarop het standaardformulier voor de aanvraag beschikbaar wordt gesteld, zijn vatbaar voor beroep overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat van herkomst.

Het besluit van de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst om te verzoeken om de naleving van de voorwaarden van lid 1 en haar besluit met betrekking tot afgifte van de Europese e-kaart voor diensten, die worden medegedeeld aan de aanvrager via het elektronisch platform waarop het standaardformulier voor de aanvraag beschikbaar wordt gesteld, zijn vatbaar voor beroep overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat van herkomst.

9. De lidstaten vereisen geen aanvraag tot registratie van een filiaal in het kader van het vennootschapsrecht als voorwaarde voor het beoordelen van de aanvraag voor een Europese e-kaart voor diensten voor vestiging.

Dit doet geen afbreuk aan de verplichting van de houder van een Europese dienstenkaart om te voldoen aan nationale verplichtingen, verboden, voorwaarden of beperkingen die worden opgelegd met betrekking tot de registratie van een filiaal in het kader van het vennootschapsrecht om diensten te verlenen via een dergelijk filiaal in overeenstemming met het Unierecht.

10. De Commissie stelt de technische voorschriften voor de behandeling en verwerking van de aanvraag als bedoeld in de leden 1, 2, 3 en 4 vast door middel van uitvoeringshandelingen. Deze voorschriften omvatten de termijnen voor het verstrijken van de aanvraag wegens niet-handelen van de aanvrager.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 14 - Eenmaligheidsbeginsel in de lidstaat van herkomst

1. De coördinerende instantie in de lidstaat van herkomst kan niet eisen dat dienstverrichters informatie en documenten verstrekken die beschikbaar zijn voor deze instantie in overeenstemming met lid 2 van dit artikel of artikel 14, lid 3, van Verordening ....[ESC Regulation]..... bij het aanvragen van een Europese e-kaart voor diensten of om te bewijzen dat zij, in het kader van een Europese e-kaart voor diensten voor vestiging, aan voorwaarden voldoen die door de coördinerende instantie van de lidstaat van ontvangst zijn bepaald in overeenstemming met artikel 13, lid 1.

2. De coördinerende instantie van de lidstaat van herkomst verkrijgt de informatie en documenten die nodig zijn voor de in lid 1 bedoelde doeleinden die beschikbaar zijn voor andere instanties in de lidstaat van oorsprong of afkomstig zijn van deze instanties in overeenstemming met de voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens, zoals bepaald in Richtlijn 95/46/EG, Verordening (EU) nr. 2016/679 en de nationale wetgeving.

Artikel 15 - Schorsing en herroeping van een Europese e-kaart voor diensten met betrekking tot een lidstaat van ontvangst

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de coördinerende instantie die een Europese e-kaart voor diensten heeft uitgereikt, deze kaart schorst of herroept indien een besluit wordt genomen in overeenstemming met het recht van de Unie tot vaststelling van een tijdelijk of permanent verbod op het verrichten van de diensten in kwestie door de houder van de Europese e-kaart voor diensten in de lidstaat van ontvangst.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de coördinerende instanties die een Europese e-kaart voor diensten hebben uitgereikt deze herroepen indien de dienstenkaarthouder:

i) in het kader van de procedure voor de afgifte van de dienstenkaart gebruik heeft gemaakt van informatie of documenten waarvan is vastgesteld dat zij frauduleus, onjuist of vervalst zijn bij een definitieve beslissing van de lidstaat van oorsprong of de lidstaat van ontvangst die niet vatbaar is voor beroep krachtens het toepasselijke nationale recht;

34 ii) is onderworpen aan een definitief besluit van de lidstaat van ontvangst, overeenkomstig artikel 4, lid 5, van Richtlijn 2014/67/EG, dat niet vatbaar is voor beroep krachtens de nationale wetgeving van de lidstaat van ontvangst en waarbij is vastgesteld de houder van een Europese e-kaart voor diensten een werknemer en geen zelfstandige is, overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad;

(iii) niet voldoet aan een of meer voorwaarden die van toepassing zijn op het tijdelijk grensoverschrijdend verrichten van diensten als vastgesteld in de eerste alinea van artikel 11, lid 1, waarvan de naleving, overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat van ontvangst, essentieel is voor de verdere rechtmatige verrichting van de betrokken diensten op haar grondgebied;

(iv) niet voldoet aan een of meer voorwaarden die zijn opgelegd in het kader van een stelsel van voorafgaande vergunning of kennisgeving dat van toepassing is op vestiging, zoals voorgeschreven in de eerste alinea van artikel 12, lid 1, waarvan de naleving, overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat van ontvangst, essentieel is voor de verdere rechtmatige verrichting van de betrokken diensten op haar grondgebied.

Artikel 16 - Schorsing en herroeping van alle Europese e-kaarten voor diensten van een dienstverrichter voor een bepaalde dienstenactiviteit

1. De lidstaten zorgen ervoor dat, in het geval van een besluit, in overeenstemming met het recht van de Unie, tot vaststelling van een tijdelijk verbod op het aanbieden van de dienstenactiviteiten door de houder van de Europese e-kaart voor diensten in de lidstaat van herkomst, de coördinerende instanties die een Europese e-kaart voor diensten hebben uitgereikt, de geldigheid ervan schorsen of alle Europese e-kaarten voor diensten die voor dezelfde dienstverrichter en de activiteit in kwestie werden uitgereikt, herroepen.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat in het geval van een besluit tot vaststelling van een tijdelijk of permanent verbod op het verrichten van de dienstenactiviteiten door de houder van de Europese e-kaart voor diensten in de lidstaat van ontvangst, coördinerende instanties die een Europese e-kaart voor diensten hebben uitgereikt respectievelijk de geldigheid ervan schorsen of alle Europese e-kaarten voor diensten die voor dezelfde aanbieder en de activiteit in kwestie werden uitgereikt, herroepen, voor zover het nationale recht van de lidstaat van herkomst in overeenstemming met het Unierecht de schorsing of beëindiging van dienstenactiviteiten op zijn grondgebied bepaalt wegens het respectievelijk tijdelijke of permanente verbod in kwestie in de lidstaat van ontvangst.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat coördinerende instanties die een Europese e-kaart voor diensten hebben uitgereikt, alle Europese e-kaarten voor diensten die voor dezelfde dienstverrichter en dienstenactiviteiten zijn afgegeven, herroepen indien die dienstverrichter:

i) definitief stopt met het verrichten van de betrokken diensten in de lidstaat van herkomst;

ii) wordt geliquideerd en ontbonden;

iii) zijn voornaamste centrum van werkzaamheden dat relevant is voor de afgifte van de betrokken dienstenkaarten van de ene lidstaat naar een andere lidstaat verhuist;

iv) zijn voornaamste centrum van werkzaamheden dat relevant is voor de afgifte van de betrokken dienstenkaarten naar een derde land verhuist;

v) is onderworpen aan een definitief besluit van de lidstaat van herkomst waartegen geen beroep mogelijk is op grond van het nationale recht en waarbij is vastgesteld dat de houder van een Europese e-kaart voor diensten beschouwd wordt als een werknemer en niet als zelfstandige;

vi) om eender welke andere reden niet langer in de lidstaat van herkomst is gevestigd. 

Artikel 17 - Procedure voor de schorsing, herroeping, actualisering en doorhaling van Europese e-kaarten voor diensten

1. Een lidstaat die een reden vaststelt voor de schorsing of herroeping van een Europese e-kaart voor diensten, overeenkomstig de artikelen 15 of 16, die zich op zijn grondgebied voordoet, deelt via het IMI aan de houder van de Europese e-kaart voor diensten in kwestie de motivering hiervoor mee en biedt hem de gelegenheid te worden gehoord.

Dit doet geen afbreuk aan een signalering op grond van artikel 32 van Richtlijn 2006/123/EG.

2. Wanneer een lidstaat besluit over de noodzaak tot schorsing of herroeping van een Europese e-kaart voor diensten doet hij dit onverwijld indien zijn coördinerende instantie de instantie van afgifte van de kaart in kwestie is, of hij deelt onverwijld aan de coördinerende instantie van afgifte haar conclusie over de noodzaak tot schorsing of herroeping van de Europese e-kaart voor diensten in kwestie mee.

De coördinerende instantie die door een andere lidstaat in kennis wordt gebracht betreffende een conclusie over de noodzaak tot schorsing of herroeping van de Europese e-kaart voor diensten, schorst de betrokken Europese e-kaart voor diensten onmiddellijk of herroept haar, al naargelang het geval.

De lidstaten zien erop toe dat, zodra de omstandigheden die hebben geleid tot de schorsing van een Europese e-kaart voor diensten niet meer van toepassing zijn, de coördinerende instantie van afgifte onverwijld de geschorste Europese e-kaart voor diensten reactiveert.

3. Een besluit tot schorsing of herroeping van een Europese e-kaart voor diensten, dat aan de aanvrager wordt medegedeeld via het elektronisch platform waarop het standaardformulier voor de aanvraag beschikbaar wordt gesteld, is met redenen omkleed en vatbaar voor beroep overeenkomstig het nationale recht van de betrokken lidstaat.

Het ontbreken van een besluit tot reactivatie van een geschorste Europese e-kaart voor diensten overeenkomstig de laatste alinea van lid 2 is vatbaar voor beroep overeenkomstig het nationale recht van de betrokken lidstaat.

Dit lid doet geen afbreuk aan de bepalingen van lid 2, tweede alinea.

4. De lidstaten verplichten de houder van een Europese e-kaart voor diensten om de instantie die de afgifte van de Europese e-kaart voor diensten coördineert van het volgende op de hoogte te stellen:

a) besluiten die, zelfs tijdelijk, in de lidstaat van oorsprong of de lidstaat van ontvangst leiden tot de beperking of het verbod van de dienstverrichting door de houder van een Europese e-kaart voor diensten van dienstenactiviteiten waarop deze kaart betrekking heeft;

b) de definitieve beëindiging van de activiteiten waarop de Europese e-kaart voor diensten betrekking heeft op het grondgebied van de lidstaat van herkomst;

c) de ontbinding en liquidatie van de houder van de Europese e-kaart voor diensten of de verhuizing van zijn voornaamste centrum van werkzaamheden binnen de Europese Unie of naar een derde land;

d) definitieve beslissingen van de lidstaat van herkomst of, met inachtneming van artikel 4, lid 5, van Richtlijn 2014/67/EG, van de lidstaat van ontvangst waartegen geen beroep mogelijk is op grond van het nationale recht, waarbij de houder van een Europese e-kaart voor diensten als werknemer en niet als zelfstandige wordt beschouwd;

e) alle belangrijke wijzigingen betreffende de eisen waaraan de houder van de dienstenkaart is onderworpen in zijn lidstaat van herkomst voor zover er gegevens over de naleving van deze eisen samen met de aanvraag van de dienstenkaart waren medegedeeld aan de lidstaat van ontvangst;

f) wijzigingen in de feitelijke situatie van de houder van een Europese e-kaart voor diensten of met betrekking tot alle andere informatie die bij deze dienstenkaart hoort.

5. Coördinerende instanties wisselen op eigen initiatief informatie uit en verstrekken bijstand aan andere coördinerende instanties in verband met gebeurtenissen die te hunner kennis zijn gekomen en die aanleiding kunnen geven tot een schorsing, herroeping of actualisering van de Europese e-kaart voor diensten in kwestie of de noodzaak om op andere wijze de inhoud ervan bij te werken.

De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde instanties de door hen overeenkomstig artikel 17 van Verordening ...[ESC Regulation]... aangewezen coördinerende instantie in kennis stellen van de in lid 4 opgesomde gebeurtenissen die hun ter kennis zijn gekomen.

Met betrekking tot lid 4, onder d), is dit lid ook van toepassing op de bevoegde instanties zoals gedefinieerd in artikel 2, onder a), van Richtlijn 2014/67/EU.

Dit lid laat artikel 2 van Richtlijn 2009/101/EG en artikel 2 van Richtlijn 89/666/EG onverlet.

6. De houder van een Europese e-kaart voor diensten kan te allen tijde de coördinerende instantie van afgifte verzoeken om doorhaling van zijn eerder afgegeven Europese e-kaart voor diensten.

7. De Commissie stelt de technische voorschriften vast voor de verwerking van schorsingen, herroepingen, actualiseringen en doorhalingen van Europese e-kaarten voor diensten door middel van uitvoeringshandelingen, met inbegrip van bepalingen betreffende het lanceren en intrekken van waarschuwingen bij eventuele schorsing en herroeping en de onderlinge samenhang tussen deze procedures en het krachtens artikel 32 van Richtlijn 2006/13/EG ingestelde alarmmechanisme, evenals het onderlinge verband tussen een geldige Europese e-kaart voor diensten en de procedure voor incidentele afwijkingen overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2006/123/EG.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 19, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. 

HOOFDSTUK IV
SLOTBEPALINGEN

Artikel 18 - Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 12, lid 4, en artikel 13, lid 7, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van [...]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. Deze wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 12, lid 4, en artikel 13, lid 7, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5. Een krachtens artikel 12, lid 4, en artikel 13, lid 7, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar hebben aangetekend, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 19 - Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het in artikel 40, lid 1, van Richtlijn 2006/123/EG bedoelde comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 20 - Monitoring van de uitvoering

De Commissie treft samen met de lidstaten, de sociale partners en andere relevante belanghebbenden voorzieningen om aan de hand van relevante indicatoren de uitvoering en de effecten van deze richtlijn te monitoren en te beoordelen, met name met betrekking tot de impact ervan op de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten in verschillende lidstaten wat de betrokken diensten betreft, namelijk door de kosten voor dienstverrichters te drukken, de transparantie inzake dienstverrichters die grensoverschrijdend uitbreiden te verhogen en de concurrentie te bevorderen, en met betrekking tot de impact op de prijzen en de kwaliteit van de betrokken diensten.

Artikel 21 - Herzieningsclausule

Uiterlijk [24 maanden na de datum van omzetting van deze richtlijn] gaat de Commissie over tot een beoordeling, waarbij wordt nagegaan of er aanvullende maatregelen nodig zijn voor de coördinatie van de bepalingen betreffende de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten waarvoor een Europese e-kaart voor diensten is ingevoerd.

Uiterlijk 36 maanden na de datum van omzetting van deze richtlijn en ten minste om de vijf jaar, voert de Commissie een evaluatie uit van deze richtlijn en dient zij bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de resultaten. In dat verslag wordt geëvalueerd of de procedures voor de afgifte, de actualisering, de schorsing of de doorhaling van een Europese e-kaart voor diensten moeten worden aangepast, rekening houdend met de laatste ontwikkelingen op het gebied van e-overheid, en dit verslag wordt opgenomen in het verslag ter beoordeling van de globale prestatie van Verordening ...[ESC Regulation]... overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 daarvan.

Artikel 22 - Omzetting

1. De lidstaten stellen uiterlijk [twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn] de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen en maken deze bekend. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van [twee jaar na inwerkingtreding van Verordening ....[ESC Regulation]……...].

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is, vaststellen.

Artikel 23 - Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de [twintigste] dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 24 - Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.