Artikelen bij COM(2017)90 - Europees semester 2017: beoordeling van structurele hervormingen, preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden, en resultaten van diepgaande evaluaties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 22.2.2017

COM(2017) 90 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, DE EUROPESE CENTRALE BANK EN DE EUROGROEP


Europees semester 2017: beoordeling van structurele hervormingen, preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden, en resultaten van diepgaande evaluaties ingevolge Verordening (EU) nr. 1176/2011

{SWD(2017) 67 final - SWD(2017) 93 final}


1. Inleiding

In Europa zet het herstel na de economische crisis gestaag door en schraagt het de positieve ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. De prioriteiten uit de jaarlijkse groeianalyse 2017 1 worden nu door de lidstaten naar concrete maatregelen vertaald. Het herstel is het resultaat van een accommoderend monetair beleid, een begrotingskoers die al met al goeddeels neutraal is, groeibevorderende begrotingsaanpassingen en de impact van structurele hervormingen. Deze ontwikkeling wordt geschraagd door een sterker vertrouwen van bedrijven en consumenten in de economische vooruitzichten. De middelen verstrekt door de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) en de projecten die worden uitgerold in het kader van het Investeringsplan voor Europa helpen particuliere en publieke investeringen aan te trekken. De werkgelegenheid neemt in bijna alle lidstaten toe, de werkloosheid daalt en de werkloosheidspercentages voor langdurig werklozen en jongeren lopen geleidelijk terug. Toch blijven hoge werkloosheid, armoede en ongelijkheid in sommige landen grote punten van zorg en moet de sociaaleconomische convergentie in de hele EU nog opnieuw volop op gang komen. De productiviteitsgroei is toegenomen, maar verschilt aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat en blijft al met al laag. Om het herstel veilig te stellen, moeten alle beleidsinstrumenten - monetair, budgettair en structureel - worden ingezet om groei, investeringen en financiële stabiliteit te versterken.

Het is nu aan de lidstaten om door te pakken met investeringen, structurele hervormingen en overheidsfinanciën, en tegelijk de groei te versnellen en te bestendigen. Met het monetaire beleid alleen kunnen de vraag of de investeringen niet worden opgekrikt. Het begrotingsbeleid blijft een onmisbare rol spelen, zowel in de lidstaten die over begrotingsmarge beschikken als in lidstaten waar aanpassingen nodig zijn. Daarbij moet worden ingezet op beleid om het groeipotentieel op middellange termijn te verbeteren. Bij structurele hervormingen moet de klemtoon liggen op het creëren van de juiste randvoorwaarden voor investeringen, op het versterken van de arbeidsparticipatie en op het verzekeren van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Hervormingen dienen ook te zorgen voor een beter ondernemingsklimaat, het stimuleren van innovatie en het versterken van de dynamiek op product- en dienstenmarkten. Tegelijk moet er ook een antwoord komen op diverse vormen van ongelijkheid, door onder meer investeringen in kennis en vaardigheden aan te moedigen, door de matching op de arbeidsmarkten te verbeteren en door het belastingstelsel en de sociale bescherming te moderniseren.

In deze mededeling wordt een overzicht gegeven van de vooruitgang die is geboekt bij het doorvoeren van hervormingen en het aanpakken van de onevenwichtigheden in de economieën van de lidstaten. Een diepgaande analyse van de vooruitgang die voor iedere lidstaat (behalve Griekenland 2 ) is geboekt bij het aanpakken van de uitdagingen die in de landspecifieke aanbevelingen in 2016 werden genoemd, is te vinden in het landverslag dat de diensten van de Europese Commissie voor het desbetreffende land bekendmaken. Voor dertien lidstaten die in het waarschuwingsmechanismeverslag 2017 3 zijn genoemd, wordt in het betrokken landverslag ook een diepgaande analyse gemaakt in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden.

De landverslagen geven een beeld op langere termijn van de vooruitgang die is geboekt en van de uitdagingen die zich aandienen. Terwijl het Europees semester volgens een jaarcyclus verloopt, worden de hervormingsprioriteiten in de lidstaten vaak vastgelegd bij het aantreden van een nieuw kabinet en kan de uitvoering van ingrijpende structurele hervormingen jaren in beslag nemen. Om dit element beter in de analyse tot uiting te brengen, wordt in de landverslagen voor het eerst een beoordeling op langere termijn gemaakt van de stand van uitvoering van de landspecifieke aanbevelingen.

Bij de analyse wordt ook ingegaan op de begrotingssituatie van de lidstaten. Deze analyse is gebaseerd op de jongste economische prognoses van de Commissie 4 en bouwt voort op de adviezen van de Commissie over de ontwerp-begrotingsplannen 2017 voor de lidstaten van de eurozone 5 .

De Commissie heeft stappen gezet om het draagvlak voor de hervormingsagenda te versterken. De afgelopen paar jaar heeft zij de landspecifieke aanbevelingen gestroomlijnd. In deze cyclus van het Europees semester heeft de Commissie de dialoog met de lidstaten op technisch en politiek niveau versterkt, met name door bezoeken op hoog niveau van vicevoorzitters en leden van de Commissie. Ook zijn de lidstaten vóór publicatie geconsulteerd over het analytische aspect van de landverslagen en hebben ze de kans gekregen om de gepresenteerde gegevens en feiten op hun juistheid te controleren. De standpunten die worden geformuleerd, blijven echter die van de diensten van de Commissie.

Het Europees semester is een exercitie die veel méér is dan een individuele beoordeling van de prestaties van elke lidstaat. Het is ook een instrument dat voor meer beleidscoördinatie binnen de lidstaten helpt te zorgen, door de nationale parlementen bij deze exercitie te betrekken en een grotere rol te geven aan de sociale partners. De desbetreffende landverslagen noemen ook mogelijke risico's voor overloopeffecten in lidstaten van de eurozone indien geen beleidsmaatregelen worden genomen. In de landspecifieke aanbevelingen die de Commissie in mei 2017 wil voorstellen, zullen ook de aanbevelingen voor de eurozone worden meegenomen 6 .


2. De economische en sociale context

De Europese economie is veerkrachtig gebleken, ondanks een aantal uitdagingen in 2016. De groei wordt vooral geschraagd door particuliere consumptie, die kan profiteren van de verbeterende arbeidsmarkt en een lage inflatie.

Ook voor 2017-2018 valt een bescheiden groei te verwachten, ondanks interne en externe risico's. De bbp-groei zal in de EU naar verwachting vrij stabiel blijven rond 1,8%, in zowel 2017 als 2018. Een en ander zou moeten worden ondersteund door een voortgezette verbetering op de arbeidsmarkt, lage kredietkosten en de verwachte versterking van de externe vraag. De particuliere consumptie zal de belangrijkste bron van groei blijven, terwijl de groei van investeringen bescheiden zal blijven. Toch sleept de economie nog de erfenis van de crisis mee, met name langdurige werkloosheid die structureel kan worden indien maatregelen uitblijven. Een nieuwe uitdaging voor de EU-economie zijn de mogelijke verschuivingen in het beleid van de VS. Andere uitdagingen zijn onder meer de gevolgen van de uitslag van het referendum in het Verenigd Koninkrijk over het verlaten van de EU, de oplopende lange rente en de geringe winstgevendheid van bepaalde Europese banken.

In 2016 hadden 232,5 miljoen mensen in de EU een baan, het hoogste aantal ooit gemeten. De werkloosheid is gedaald tot 8,5%, de langdurige werkloosheid tot 3,8% en de jeugdwerkloosheid tot 18,2%, lager dan in voorgaande jaren. Het aandeel van de EU-bevolking waarvoor armoede of sociale uitsluiting dreigt (23,7%), is het laagste in vijf jaar.

De inkomens in de EU mogen dan gelijker verdeeld zijn dan in andere grote economieën, toch blijft inkomensongelijkheid een uitdaging voor het beleid in de EU. Zelfs vóór de crisis leidden structurele veranderingen tot toenemende ongelijkheid in de verdeling van inkomen, welvaart en kansen, wat in de samenleving vragen deed rijzen waarop herverdelend en sociaal beleid geen antwoord konden bieden. De financiële crisis heeft de perceptie versterkt van ongelijke kansen en een oneerlijke verdeling van de lasten in de samenleving. In een aantal landen bleken, ondanks stagnerende economische omstandigheden voor de middenklasse, de rijksten in de samenleving zich vaak een steeds groter wordend aandeel in de welvaart toe te eigenen. Zwakke begrotingsposities en het trage herstel beperkten in een aantal landen de manoeuvreerruimte voor het beleid, waardoor de maatschappelijke druk nog toenam om de ongelijkheid aan te pakken 7 .


3. Voortgang met de landspecifieke aanbevelingen

Terugblikkend op de voorbije jaren blijken alle lidstaten vast te houden aan het actief doorvoeren van structurele hervormingen. Sinds de exercitie van het Europees semester in 2011 van start ging, valt er aanzienlijke vooruitgang waar te nemen voor de overgrote meerderheid van de aanbevelingen die zijn geformuleerd. Bij de uitvoering van hervormingen door de lidstaten vallen wel verschillen in snelheid en diepgang vast te stellen. Wat betreft de landspecifieke aanbevelingen van 2016 blijken de meeste lidstaten enige of beperkte vooruitgang te hebben geboekt bij het aanpakken van de pijnpunten die waren vastgesteld. De vooruitgang liep grotendeels gelijk met die in het voorgaande jaar. Bijzonder bemoedigend is de vooruitgang in de financiële sector en in het arbeidsmarktbeleid; daar hebben vele lidstaten stappen gezet om de problemen aan te pakken die vorig jaar aan de orde waren gesteld. In een gunstige lagerenteomgeving is er ook vooruitgang geboekt bij het consolideren van de overheidsfinanciën. Waar het gaat om het verbeteren van het ondernemingsklimaat en het stimuleren van investeringen lopen de resultaten sterker uiteen tussen de lidstaten, terwijl er bij het openstellen van product- en dienstenmarkten en het aanpakken van sociale uitsluiting het minste vooruitgang is geboekt.

Al met al zijn de lidstaten goed op weg om de energie- en klimaatdoelstellingen van de Europa 2020-strategie te behalen, terwijl voor andere doelstellingen een volgehouden inspanning nodig is. De meeste lidstaten zullen tegen 2020 waarschijnlijk hun doelstellingen inzake emissiereductie, hernieuwbare energie en energie-efficiëntie behalen. Zeventien lidstaten hebben al hun doelstellingen bereikt in de strijd tegen schooluitval en twaalf hun doelstellingen inzake tertiair onderwijs. Hoewel de Europese arbeidsparticipatiedoelstelling van 75% binnen bereik komt en de werkgelegenheidssituatie in bijna alle lidstaten is verbeterd, zullen sommige lidstaten het moeilijk hebben om hun nationale werkgelegenheidsdoelstellingen te behalen. Problematisch blijft het bereiken van de armoededoelstelling omdat het aantal personen met een risico op armoede of sociale uitsluiting in Europa hoog blijft (119 miljoen mensen). Dit aantal is in de meeste lidstaten echter teruggelopen nu de arbeidsmarktprestaties verder blijven verbeteren. Het aantal neemt af richting het niveau van 2008, het jaar van de nulmeting voor de Europa 2020-doelstelling, maar ligt zo'n 21,6 miljoen mensen boven de Europa 2020doelstelling. Bij het bereiken van de doelstelling van 3% uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling wordt slechts traag vooruitgang geboekt. In bijlage 2 is een overzicht te vinden van alle Europa 2020-doelstellingen.

De lidstaten gebruiken de middelen die binnen het huidige meerjarig financieel kader van de EU beschikbaar zijn, om structurele hervormingen te helpen voorbereiden en uit te rollen. De inzet van de middelen op het terrein is in de meeste lidstaten over de jaren verbeterd. Om de landspecifieke aanbevelingen wat betreft de belangrijkste economische en sociale uitdagingen nauwer te laten aansluiten op de Europese structuur- en investeringsfondsen is in de programmeringsfase (2014-2015) gebruikgemaakt van gerichte investerings- en exantevoorwaarden. De diensten van de Commissie hebben de landspecifieke aanbevelingen van 2016 onderzocht en kwamen, in dit stadium, tot de bevinding dat operationele programma's niet hoeven te worden geherprogrammeerd. Naast de Europese structuur- en investeringsfondsen kunnen de lidstaten ook toegang krijgen tot financiering uit het Europees Fonds voor strategische investeringen, Horizon 2020, de Connecting Europe-faciliteit en andere rechtstreeks beheerde EU-fondsen. Voorts kunnen ze bij de ondersteuningsdienst voor structurele hervormingen (SRSS) terecht voor advies over hoe ze de uitvoering van de hervormingsagenda kunnen faciliteren.


4. Macro-economische onevenwichtigheden aanpakken

EU-lidstaten boeken vooruitgang bij het corrigeren van macro-economische onevenwichtigheden, maar een aantal risico's blijft bestaan. De overheidsbegrotingen zijn er beter aan toe. Desondanks verloopt de afbouw van de particuliere schulden, overheidsschulden en schulden aan het buitenland traag. De vooruitgang tot dusver is onevenwichtig, tegen een achtergrond van lage inflatie en geringe groei. Om de binnenlandse en buitenlandse schuld af te bouwen, zijn in meerdere lidstaten aanzienlijke inspanningen nodig, met gevolgen voor de groei op korte termijn. De correctie van het saldo op de lopende rekeningen in de eurozone en in de EU is bezig. De ontwikkelingen inzake concurrentievermogen sluiten grotendeels aan bij de behoeften inzake herbalancering. De schuldafbouw in de financiële sector resulteerde in verbeterde kapitaalposities.

Volgens het waarschuwingsmechanismeverslag 2017 bleek voor dertien lidstaten een diepgaande analyse nodig. Al deze lidstaten kampten in 2016 met onevenwichtigheden of buitensporige onevenwichtigheden in het kader van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden. Deze selectie kreeg de steun van de Raad in zijn conclusies over het waarschuwingsmechanismeverslag 8 . In de landverslagen wordt een analyse gemaakt van macro-economische ontwikkelingen en de vooruitgang in termen van beleidsreactie op de betreffende beleidsaanbevelingen. Het doel hiervan is te voorkomen dat zich risico's opbouwen, en ook de vooruitgang te monitoren bij het corrigeren van bestaande onevenwichtigheden 9 . Gezien het belang van handel en financiële banden tussen EU-landen, worden in de beoordeling ook grensoverschrijdende effecten meegenomen.

4.1. Evenwichtsherstel in de EU en de eurozone

Hoge tekorten op de lopende rekeningen zijn gecorrigeerd, maar grote overschotten blijven oplopen. Na de crisis vond een scherpe correctie plaats in landen met grote externe tekorten als gevolg van de ommekeer in particuliere grensoverschrijdende financiële stromen. Dit proces werd nog versterkt door verbeteringen in het relatieve prijsconcurrentievermogen. Daarna bleven de binnenlandse vraag en de invoer bescheiden in netto debiteurlanden. Aangezien het volume netto buitenlandse verplichtingen in een aantal lidstaten hoog blijft, moeten hun saldi op de lopende rekening op een prudent niveau blijven. Andersom vond na de crisis geen symmetrische en vergelijkbare correctie plaats in de meeste landen met een positief saldo op hun lopende rekeningen. In sommige gevallen zijn de hoge overschotten nog verder aangegroeid. Daardoor is er sprake van een toenemend overschot op de lopende rekening van de eurozone als geheel 10 .

Dit hardnekkige overschot op de lopende rekening van de eurozone is de weerspiegeling van een algehele vraagdynamiek die de economische activiteit niet kan bijbenen. De reële groei van de binnenlandse vraag in de eurozone blijft achterlopen ten opzichte van het niveau van vóór de crisis. De betrekkelijk lage totale vraag werkt ook negatief uit op de groeioutput en ramingen van potentiële groei. Deze aanhoudende verslapping ligt aan de basis van de huidige historisch lage niveaus van de kerninflatie, die een moeilijk klimaat creëren voor landen die hun binnen- en buitenlandse schuld moeten afbouwen.

De afbouw van de particuliere en publieke schuld gaat door, zij het in een traag en ongelijk tempo, belemmerd door een lage nominale groei. Hardnekkige hoge niveaus van particuliere schulden in een aantal landen, vaak in combinatie met hoge volumes overheidsschuld, zetten een domper op investeringen en wegen op de balansen van bepaalde banken. In de meeste landen vordert de balansreparatie, met voortgezette schuldafbouw dankzij toegenomen nettobesparingen in de sectoren huishoudens en vennootschappen. Toch vindt de schuldafbouw niet altijd plaats waar deze het meest nodig is, en bouwt een aantal landen met hoge schulden hun verplichtingen minder snel af dan landen met een lage schuld.

De veerkracht van de Europese bankensector neemt steeds verder toe, maar de sector staat voor een aantal uitdagingen in verband met matige winstgevendheid en, in sommige gevallen, probleemleningen uit het verleden. Banken zijn hun kapitaalbuffers verder blijven versterken, zelfs in een klimaat waarin de winstgevendheid van banken verbetert, maar zwak blijft. De winstgevendheid wordt afgeremd door trage economische groei, traditionele bedrijfsmodellen, kosteninefficiënties en markten die overbanked zijn. Deze kwetsbaarheden komen nog sterker tot uiting in de huidige lagerenteomgeving. Bovendien beperken in sommige landen de probleemleningen uit het verleden de mogelijkheden voor kredietverschaffing, terwijl geringe winstgevendheid een belemmering vormt voor inspanningen om reserves aan te leggen en intern kapitaal op te bouwen en tevens de kansen beperkt om kapitaal op te halen op de markt.

Een aantal lidstaten moet mogelijke risico's op oververhitting in bepaalde sectoren nauwlettend opvolgen. Lidstaten die het snelste vooruitgang hebben geboekt bij het aanpakken van onevenwichtigheden, krijgen nu te maken met dynamische groeipercentages en relatief hogere inflatie, en sommige landen zien hun loonkosten per eenheid product toenemen. De reële huizenprijzen zijn in een meerderheid van de lidstaten aan het stijgen. In sommige gevallen komt door de stijging van de reële huizenprijzen de reeds overgewaardeerde huizenmarkt verder onder druk te staan.

Het herstel was ook op de arbeidsmarkten voelbaar, maar langdurige werkloosheid en geringe productiviteit blijven punten van zorg. De arbeidsmarkten zijn aan de beterhand sinds medio 2013, hetgeen gepaard gaat met afnemende verschillen in de werkloosheidscijfers tussen de lidstaten. Toch zijn in een aantal EU-landen de werkloosheidscijfers nog zeer hoog en stagneren de inkomens uit arbeid. Het maatschappelijke ongenoegen houdt aan, met name in de landen die het zwaarst getroffen zijn door de financiële crisis en de schuldencrisis.

Structurele hervormingen hebben bijgedragen tot de macro-economische herbalancering en de hervormingsbeloften moeten gestand worden gedaan. Maatregelen zijn nodig om het concurrentievermogen te verbeteren en de efficiënte herallocatie van middelen te versnellen. Ook moeten de insolventiekaders slagkrachtiger worden gemaakt om de onevenwichtigheden die er nog zijn, te corrigeren. Tegelijk moet de negatieve impact van schuldafbouw op de groei op korte termijn worden beperkt. Hervormingen uit het verleden hebben een wisselend succes gekend. In sommige landen met onevenwichtigheden zijn hervormingsinspanningen op een laag pitje gezet en in een aantal gevallen dreigen de hervormingen te worden teruggedraaid, vaak in verband met politieke onzekerheid. Bestaande toezeggingen uitvoeren en het hervormingsproces voltooien is een noodzakelijke voorwaarde om volop de vruchten van hervormingen te kunnen plukken.

4.2. De procedure bij macro-economische onevenwichtigheden implementeren

De monitoring van de beleidsuitvoering in het kader van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden (PMO) is aangescherpt. Sinds de indeling van deze onevenwichtigheden in 2016 is gestroomlijnd, wordt een procedure van specifieke monitoring toegepast voor alle landen met onevenwichtigheden of buitensporige onevenwichtigheden. Doel hiervan is om bij deze procedure de voortdurende monitoring van het gevoerde beleid te versterken, door verslagen van de Commissie die in Raadscomités worden besproken. De monitoring is toegesneden op de omvang van de uitdagingen en de ernst van de onevenwichtigheden. De Raad heeft brede steun gegeven aan de conclusies van specifieke-monitoringverslagen.

Tegenover 2016 zijn er minder lidstaten met vastgestelde onevenwichtigheden. Van de dertien lidstaten die voor verdere analyse in aanmerking zijn genomen, is uit de diepgaande evaluaties gebleken dat één lidstaat geen onevenwichtigheden ondervindt, dat zes lidstaten onevenwichtigheden ondervinden, en dat zes lidstaten met buitensporige onevenwichtigheden worden geconfronteerd. Bijlage 3 geeft een overzicht van de bevindingen van de diepgaande evaluaties.

De Commissie zal nauwlettend toezicht blijven houden op de beleidstoezeggingen van landen met vastgestelde onevenwichtigheden. 

• Ierland en Slovenië blijken nog steeds onevenwichtigheden te vertonen. Een aantal positieve economische ontwikkelingen en doorgevoerde hervormingen zijn indicaties dat deze onevenwichtigheden geleidelijk worden gecorrigeerd. De duurzame correctie van hun onevenwichtigheden komt binnen bereik als verdere inspanningen worden geleverd. Daarom zal de Commissie blijven toezien op de economische ontwikkelingen in deze beide landen en op hun nieuwe toezeggingen, met name hun nationale hervormingsprogramma, om deze te verwerken in haar volgende diepgaande analyse.

• Duitsland blijkt onevenwichtigheden te vertonen die tot uiting komen in zijn grote overschot op de lopende rekening. Recente economische ontwikkelingen wijzen niet op een correctie van deze onevenwichtigheden, al is er enige vooruitgang bij het aanpakken van de vorig jaar in het kader van de PMO geformuleerde landspecifieke aanbevelingen. Daarom zal de Commissie blijven toezien op de economische ontwikkelingen en op nieuwe toezeggingen, met name het nationale hervormingsprogramma en een eventueel nieuw nationaal hervormingsprogramma van het volgende kabinet, om deze te verwerken in haar volgende diepgaande analyse. 

• Frankrijk blijkt nog steeds buitensporige onevenwichtigheden te vertonen, maar sommige economische ontwikkelingen en doorgevoerde hervormingen zijn aanwijzingen dat deze onevenwichtigheden geleidelijk worden gecorrigeerd. Verdere inspanningen blijven nodig voor een duurzame correctie van de onevenwichtigheden. Daarom zal de Commissie blijven toezien op de economische ontwikkelingen en op nieuwe toezeggingen, met name het nationale hervormingsprogramma en een eventueel nieuw nationaal hervormingsprogramma van het volgende kabinet, om deze te verwerken in haar volgende diepgaande analyse. Op basis van deze analyse kan de Commissie overwegen om de indeling te veranderen van 'buitensporige onevenwichtigheden' tot 'onevenwichtigheden'.

• Voor drie landen zijn buitensporige onevenwichtigheden vastgesteld, namelijk Cyprus, Italië en Portugal, in het licht van aanhoudende structurele zwakke punten die bij de diepgaande analyse aan het licht zijn gekomen. De Commissie zal haar beoordeling in mei opnieuw bezien op basis van het ambitieniveau van het nationale hervormingsprogramma van deze landen.


Tabel 1: Uitkomsten van de diepgaande evaluaties over 2016-2017

20162017
Geen bevestigde onevenwichtighedenBE, EE, HU, AT, RO, UKFI
OnevenwichtighedenDE, IE, ES, NL, SI, FI, SEDE, IE, ES, NL, SI, SE
Buitensporige onevenwichtighedenBG, FR, HR, IT, PT, CYBG, FR, HR, IT, PT, CY
Niet voor een diepgaande analyse geselecteerde landenCZ, DK, LV, LT, LU, MT, PL, SKBE, CZ, DK, EE, LV, LT, LU, HU, MT, AT, PL, RO, SK, UK


5. Hervormingen door de lidstaten

Hoe sterk en houdbaar het herstel is, hangt af van de doeltreffendheid waarmee de hervormingen worden goedgekeurd en uitgerold. Een vastberaden hervormingsproces wekt vertrouwen en schept de voorwaarden om duurzaam voor hogere groei en werkgelegenheid te zorgen. Deze zijn dan weer afhankelijk van de snelheid waarmee hervormingsprocessen op de product-, diensten- en arbeidsmarkten resultaten opleveren, die aanjagers zijn voor investeringen en een productiviteitsbevorderende herallocatie van middelen.

Steun voor de noodzakelijke aanpassing en transities kan de baten van hervormingen maximaliseren en kan synergie-effecten tussen hervormingen in verschillende beleidslijnen opleveren. Hervormingen op verschillende beleidsterreinen moeten misschien worden gesynchroniseerd en elkaar onderling versterken, bijvoorbeeld door flexibiliteit op arbeids- en productmarkten parallel uit te bouwen. Ook is het van belang om hervormingen in de juiste volgorde door te voeren, omdat duidelijke toezeggingen en de aankondiging van beleidsagenda's voor de langere termijn een impact hebben op het draagvlak en de steun van de publieke opinie.

Zorgen voor meer productiviteitswinsten in een groter aantal bedrijven kan convergentie stimuleren en ongelijkheid helpen verminderen. Het feit dat prestaties inzake productiviteit steeds verder uit elkaar lopen, is een van de belangrijkste aanjagers van inkomensongelijkheid in de economieën en samenlevingen in de EU. Het zet ook een rem op hun concurrentievermogen en groeipotentieel. Hoewel belasting- en socialezekerheidsstelsels de effecten van inkomensongelijkheid kunnen mitigeren, is dit soort bijsturing soms minder noodzakelijk wanneer hervormingen worden doorgevoerd die de productiviteitsgroei gelijker verdelen over bedrijven, sectoren en regio's 11 . Verschillen in productiviteitsprestaties kunnen worden aangepakt, bijvoorbeeld door te investeren in vaardigheden en opleiding, door technologieoverdracht te bevorderen en door middelen anders in te zetten. Dergelijke beleidsmaatregelen kunnen lonen en inkomens doen stijgen en de druk op de overheidsfinanciën wegnemen om bestaande ongelijkheden te corrigeren via herverdelende maatregelen. In Denemarken is in 2012 een productiviteitscommissie opgericht die met aanbevelingen moest komen om de productiviteit in de particuliere sector en bij de overheid te verhogen. Diverse van deze aanbevelingen die in 2014 zijn gepubliceerd, zijn geïmplementeerd.

Verdelingseffecten moeten meer worden meegenomen in de planning en de volgorde van structurele hervormingen. Lidstaten moeten structurele hervormingen zo doorvoeren dat ten volle rekening wordt gehouden met de korte- en middellangetermijngevolgen, zoals de verdelingseffecten en maatschappelijke kosten. Voor sommige win-win-hervormingen hoeft er geen afweging te worden gemaakt tussen groei en rechtvaardigheid. Hervormingen in het onderwijs, door de kwaliteit van het onderwijs en de toegang tot onderwijs te verbeteren, dragen bij tot economische groei en verminderen de ongelijkheid. Ook beroepsonderwijs en kansen om zich een leven lang bij en om te scholen kunnen het negatieve effect van technologische veranderingen die bepaalde vaardigheden bevoordelen, helpen te mitigeren, omdat werknemers hierdoor over een betere bagage aan kennis en vaardigheden beschikken.

De lidstaten hebben talrijke belastinghervormingen aangekondigd en doorgevoerd om investeringen, werkgelegenheid en sociale rechtvaardigheid te bevorderen. Er zijn vorderingen gemaakt bij het verbeteren van de fiscale compliance, maar de strijd tegen belastingfraude, belastingontwijking en -ontduiking blijft van essentieel belang om de lasten eerlijk te verdelen. Om tot een goed evenwicht tussen doelmatigheid en rechtvaardigheid te komen, moeten de belastinginkomsten kunnen worden geïnd die nodig zijn voor overheidsinvesteringen en welzijn. Nadat begin 2016 hervormingen van de belastingen op arbeid waren doorgevoerd, is het aantal nieuwe maatregelen het voorbije jaar beperkter uitgevallen en blijven de belastingen op arbeid, ook die voor mensen met een laag inkomen, in een aantal lidstaten hoog. In sommige landen zijn belastingen nog een extra horde voor particuliere investeringen. Verdere inspanningen zijn nodig om fiscale compliance eenvoudiger te maken, de begunstiging van schuldfinanciering aan te pakken en fiscale prikkels voor O&O beter vorm te geven.

In de programmeringsperiode 2014-2020 in het kader van het meerjarig financieel kader van de EU moesten lidstaten - voor het eerst - diverse hervormingen doorvoeren om de impact van projecten te bevorderen en te versterken via ex-antevoorwaarden. Centraal bij deze hervormingen stonden het raamwerk voor overheidsopdrachten, het bestaan van strategische beleidskaders op het gebied van sociale inclusie, arbeidsmarkten, opleiding en bestuurlijke doelmatigheid, en de implementatie van de desbetreffende EU-wetgeving. Die eisen helpen het algemene investeringsklimaat te versterken en ondersteunen de uitvoering van zowel EU-fondsen als projecten in het kader van Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI). Deze hervormingen vergen een goede follow-up en uitvoering door de lidstaten. Administratieve capaciteitsopbouw is in dit verband belangrijk. Door meer gebruik te maken van financiële instrumenten kan het hefboomeffect van EU-middelen verder worden vergroot en kan de impact ervan toenemen. Een en ander vereist wel de juiste knowhow en deskundigheid van de administratieve beheersautoriteiten.

Nieuwe beleidsmaatregelen moeten in nauw overleg met sociale partners worden uitgewerkt en uitgevoerd. Zo wordt het draagvlak vergroot, doordat er ook meer stakeholders zijn. Het duurt meerdere jaren voordat complexere hervormingen volledig zijn doorgevoerd. Daarom dient de vormgeving van hervormingen empirisch te worden onderbouwd en te verlopen in overleg met de belangrijkste stakeholders, zoals regionale en lokale autoriteiten en de sociale partners. De lidstaten zijn zich bewust dat het sociaal overleg beter en doeltreffender moet functioneren. Litouwen, dat in 2016 een landspecifieke aanbeveling kreeg over capaciteitsopbouw, heeft een nieuwe arbeidswet aangenomen, die volgens het kabinet de collectieve loononderhandelingen zou moeten verbeteren. Voorts heeft Polen een nieuwe raad voor de sociale dialoog opgericht en is in Spanje een nieuw akkoord over de sociale dialoog afgesloten. Daartegenover staat dat er in sommige lidstaten nog steeds twijfel is of er bij de arbeidsmarkthervorming wel een rol is weggelegd voor de sociale partners.

5.1    Investeringen stimuleren

De investeringsgroei is recentelijk verbeterd dankzij gunstige financieringsvoorwaarden, een capaciteitsbenutting boven het langetermijngemiddelde en lagere druk om bedrijfsschulden af te bouwen in bepaalde landen. Toch verklaart een aantal conjuncturele en structurele factoren de aanhoudende zwakte van de investeringen. Geringe vraaggroei en verwachtingen van een zwak groeipotentieel blijven een obstakel vormen voor een duurzamer herstel van de investeringen. Historisch gezien ligt het investeringsniveau in de EU rond 21-22% van het bbp. Na een daling tot 19,4% in 2013 is dit investeringsniveau nu geleidelijk aan het herstellen. De verwachting is dat de totale investeringen in 2017 licht zullen versnellen met 2,9% zowel in de EU als in de eurozone, om in 2018 verder op te lopen met 3,4% in de eurozone en 3,1% in de EU. Het is van bijzonder belang om particuliere investeringen te stimuleren, omdat deze goed zijn voor 90% van de totale investeringen.

De investeringen in immateriële activa verbeteren, zij het traag en vanaf een laag niveau. Hoewel de aanzienlijke daling van de investeringen in uitrusting en machines ten dele de productiviteitsdaling na de crisis verklaart, zijn structurele pijnpunten op de product-, diensten-, kapitaal- en arbeidsmarkt verantwoordelijk voor de bescheiden prestaties van de totale factorproductiviteit in Europa, die het voorbije decennium minder sterk gegroeid is dan in andere economieën. Met name moeten er meer investeringen komen in kenniskapitaal, moeten duurzame investeringen volgens de beginselen van de deeleconomie worden ondersteund, moet de publiek-private samenwerking worden versterkt en moet beter worden gebruikgemaakt van nieuwe instrumenten, waaronder fiscale prikkels.

De inkomende buitenlandse directe investeringen in de EU zijn momenteel laag en de integratie en diversificatie van handel in bepaalde delen van de EU-economie blijven zwak. Door haar open economie is de EU een leider in de in- en uitvoer van goederen en diensten, goed voor 16% van de wereldhandel. Meer dan 30 miljoen banen in de EU zijn al dan niet direct afhankelijk van de uitvoer van goederen en diensten naar de rest van de wereld. Toch is slechts 13% van de Europese mkb-bedrijven buiten de EU actief en hebben lidstaten beslist nog mogelijkheden om de deelname van het mkb aan de internationale handel te ondersteunen. Bovendien verschilt de situatie sterk tussen lidstaten, regio's en sectoren. Duitsland is wereldleider voor machinebouw en uitrusting, Frankrijk in de luchtvaartsector, het Verenigd Koninkrijk voor farmaceutische producten en Denemarken voor enzymen, maar dat neemt niet weg dat het aandeel van een aantal sectoren en lidstaten in de internationale handel blijft afnemen. De redenen voor investeringen vanuit het buitenland, en de voorwaarden en de aard ervan, lopen sterk uiteen en ook de invloed ervan op de banencreatie verschilt. Er vindt een verschuiving plaats wat betreft de landen van waaruit in de EU wordt geïnvesteerd: ook al blijven de VS en Japan actief investeren, toch treden andere landen zoals China en de Mercosur-landen meer op de voorgrond. Daarom is het belangrijk te zorgen voor een gelijk speelveld bij inkomende/uitgaande buitenlandse directe investeringen en voor een betere toegang van de EU tot de betrokken markten in derde landen.

De problemen waar investeerders in de lidstaten het vaakst tegen aan lopen, zijn onder meer een ongunstig ondernemingsklimaat, ondoelmatige overheidsdiensten en hoge sectorale administratieve en regelgevende druk en hinderpalen voor investeringen. In meerdere lidstaten blijft ook een aantal andere factoren de investeringen afremmen. Daarbij gaat het om factoren als starre product- en arbeidsmarkten, mismatches en tekorten aan vaardigheden, zwakke punten in het raamwerk voor onderzoek en innovatie, complexe belastingsystemen, een ondoelmatige rechtspraak, sectorspecifieke barrières (bijvoorbeeld in de infrastructuur) en barrières voor de toegang tot financiering, met name voor het mkb. In sommige lidstaten dient de strijd tegen corruptie nog verder te worden opgevoerd. Al met al zijn ook de rechtstaat en het vertrouwen in de kwaliteit en voorspelbaarheid van onder meer toezichts- en belastingbeleid en -instellingen belangrijk bij het inschatten van de risico's die aan investeringsbesluiten zijn verbonden.

In diverse lidstaten zijn hervormingen aangevat om een aantal van deze investeringsbarrières aan te pakken. De voorwaarden voor de toegang tot financiering zijn doorgaans verbeterd, deels als resultaat van externe factoren (in Kroatië, Ierland en Litouwen). Op de arbeidsmarkt en in het onderwijs valt enige vooruitgang waar te nemen (in Italië en Frankrijk). Hetzelfde geldt voor de regeldruk en administratieve lasten (in Frankrijk, Italië, Portugal en Slovenië), voor overheidsopdrachten (in Polen, Portugal en Zweden), de overheidsdiensten (in Italië en Slowakije) en in de rechtspraak (in Kroatië, Italië en Malta). Toch is er slechts beperkte vooruitgang geboekt bij het slopen van barrières van sectorale regelgeving, met name in de dienstensector en bij netwerkindustrieën, maar ook van barrières voor financiering van onderzoek en innovatie. Frankrijk gaat, in het kader van een omvattend vereenvoudigingsprogramma, door met het versoepelen van administratieve procedures voor investeringen in de industrie en de dienstensector.

In het kader van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme is al heel wat werk geleverd wat de belangrijkste instellingen in de eurozone betreft. Daarnaast is het toezicht op de banksector versterkt op het nationale niveau en het EU-niveau en zijn inspanningen geleverd om het beheer en de afstoting van oninbare leningen te verbeteren. In diverse lidstaten is de kwaliteit van bankactiva aangetast tijdens de crisis, hetgeen nog steeds drukt op de kredietverlening en de investeringen. Dit ondanks de dalende trend voor oninbare leningen, waarvoor het EU-gemiddelde is afgenomen tot 5,45% van de totale leningen in het tweede kwartaal van 2016. Niettemin zijn er sterke verschillen tussen lidstaten, waarbij verschillende van hen percentages met dubbele cijfers laten optekenen (Bulgarije, Cyprus, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Portugal, Roemenië en Slovenië). Er zijn maatregelen genomen om een secundaire markt voor oninbare leningen uit te bouwen (bijv. in Italië), maar het is nog te vroeg om de volledige impact daarvan te beoordelen. In een aantal lidstaten (bijv. Bulgarije, Cyprus, Italië en Kroatië) zijn de uitwinnings- en insolventieprocedures doeltreffender gemaakt. Nieuwe publieke of particuliere ondernemingen voor het beheer van probleemactiva en toezichtsmaatregelen (zoals het aanleggen van extra voorzieningen voor verliezen op leningen en hogere kapitaaleisen, maar ook versterkte monitoring van schuldherschikkingen ten opzichte van doelstellingen inzake de vermindering van achterstallige schulden) hebben bijgedragen tot de daling van het percentage oninbare leningen in Bulgarije, Hongarije, Ierland, Kroatië, Roemenië en Slovenië. In Italië is het aandeel oninbare leningen recentelijk beginnen terug te lopen, maar de afstoting van probleemactiva blijft traag verlopen. In Portugal hield de verslechtering van de kwaliteit van activa in de eerste jaarhelft 2016 aan, als gevolg van met name ontwikkelingen in de vastgoed- en de bouwsector. In Cyprus en Griekenland, waar oninbare leningen in de nasleep van de crisis opliepen tot meer dan 40%, moeten de maatregelen die tot dusver zijn genomen (onder meer doelstellingen inzake schuldherschikking, afstoting van probleemactiva) nog tastbare resultaten opleveren. Al met al moeten verschillende lidstaten vastberadener en omvattender inspanningen leveren om het percentage oninbare leningen terug te brengen, in combinatie met flankerende hervormingen om de herstructurering van hun banksystemen te bevorderen.

Lidstaten hebben initiatieven genomen die zowel de toegang tot aandelenfinanciering als de ontwikkeling van alternatieve vormen van financiering (zoals crowdfunding) moeten stimuleren. Het succes van de crowdfundingwet 2015 in Oostenrijk toont aan dat van de totstandbrenging van een aangepast rechtskader voor dit soort alternatieve vormen van financiering een sterk positief effect kan uitgaan. Andere lidstaten zoals Hongarije, Letland, Nederland en Spanje hebben voor het mkb de toegang tot financiering vereenvoudigd en tegelijk kansen geboden aan institutionele beleggers. Daarbij gaat het om maatregelen zoals het samenbrengen van instrumenten voor overheidssteun in één instelling voor ontwikkelingsfinanciering, die optreedt als uniek loket voor bedrijven en die ook niet-financiële ondersteuning biedt, zoals adviesverlening en opleiding. Een andere maatregel is het opzetten van speciale publieke durfkapitaal- of groeifinancieringsregelingen en andere vormen van dakfondsen. Niettemin blijven in een aantal lidstaten de toegang tot financiering en de administratieve procedures een belangrijke hinderpaal voor groei en investeringen, met name voor startende en opschalende mkb-bedrijven. Omslachtige start- en vergunningsregels blijven in een aantal lidstaten een barrière vormen voor mkb-investeringen

Overheidsinvesteringen zijn tijdens de crisis in de meeste lidstaten sterk teruggelopen en hebben nog niet opnieuw hun langetermijnniveau bereikt. Niet alleen gaat een en ander direct ten koste van de outputgroei, maar onderinvesteren in zowel materiële als immateriële activa (zoals O&O) is ook schadelijk voor de productiviteit op lange termijn, omdat dit het tempo van innovatie en verspreiding van bestaande technologieën vertraagt. Het is van belang om overheidsinvesteringen - met name in onderwijs en opleiding, infrastructuur, en onderzoek en innovatie - te stimuleren en, parallel daarmee, maatregelen te nemen om particuliere investeringen aan te boren. Bij die inspanningen moet ook goed worden gekeken naar de kwaliteit van investeringen.

De laatste jaren is - zowel op EU-niveau als in de lidstaten - een reeks verbeteringen van het raamwerk voor overheidsopdrachten doorgevoerd, maar er liggen nog uitdagingen. Hinderpalen voor doelmatige praktijken inzake overheidsopdrachten fnuiken de economische groei en het functioneren van de interne markt. Jaarlijks besteden overheden in de EU rond 14% van het bbp aan overheidsopdrachten, die een onmisbaar instrument zijn om overheidsbeleid gestalte te geven en nationale strategische doelstellingen te verwezenlijken. Goed functionerende markten voor overheidsopdrachten stimuleren het nationale concurrentievermogen dankzij stevigere overheidsfinanciën, gerichtere investeringen en het aanbieden van diensten van betere kwaliteit (zoals infrastructuur en e-government). In de zorg kunnen overheidsopdrachten nuttige instrumenten zijn zodat de overheid in het geval van medicijnen en medische apparatuur meer waar voor haar geld krijgt. In diverse lidstaten ligt het bekendmakingspercentage laag, waardoor er onvoldoende openheid is voor zakelijke kansen over de grenzen heen. De mate waarin wordt gebruikgemaakt van aanbestedingsprocedures met beperkte concurrentie (zoals de procedure van gunning door onderhandelingen zonder bekendmaking), verschilt sterk van lidstaat tot lidstaat - van bijna 0% tot meer dan 20%. Ook het percentage opdrachten waarvoor er maar één offerte is, blijft hoog. Dit is een aanwijzing dat de interne markt voor overheidsopdrachten onvoldoende geïntegreerd is en dat een verdere openstelling economische efficiëntie en groei kan stimuleren.

Sociale investeringen zijn onmisbaar voor een succesvol en blijvend herstel. Met de steun van het Europees Sociaal Fonds (ESF) helpen investeringen in actief arbeidsmarktbeleid ervoor te zorgen dat bij de arbeidsbemiddeling meer maatwerk kan worden geleverd en dat overheidsdiensten voor arbeidsvoorziening hun capaciteit kunnen versterken. Bij sociale investeringen moeten ook financiële instrumenten worden ingezet zoals kredietregelingen voor het ondersteunen van micro-ondernemingen en/of sociale ondernemingen, die inzetten op specifieke doelgroepen zoals zelfstandigen, jongeren, jonge microkredietnemers, vrouwen en mensen met een handicap. Het Investeringsplan voor Europa draagt steeds meer bij in deze investeringen, met bijvoorbeeld een kredietgarantie voor zo'n 1 300 micro-ondernemingen in Polen. Dit betekent echter niet dat het Investeringsplan voor Europa al zijn volle potentieel heeft bereikt waar het gaat om het stimuleren van menselijk kapitaal. Verdere inspanningen zijn nodig om instrumenten te ontwikkelen die op deze sector zijn toegesneden en om maatschappelijke en financiële actoren nauwer te laten samenwerken.

5.2    Structurele hervormingen voortzetten

Hervormingen om arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels te verbeteren

Talrijke lidstaten hebben ingrijpende hervormingen doorgevoerd van hun wetgeving inzake arbeidsbescherming, om segmentering van de arbeidsmarkt aan te pakken. Denemarken heeft zijn actieve arbeidsmarktbeleid hervormd en een pakket maatregelen doorgevoerd dat ervoor zorgt dat werken loont, terwijl Polen stappen heeft gezet die het buitensporige gebruik van arbeid onder civiele contracten moeten terugdringen. De effecten van deze hervormingen moeten worden gezien in samenhang met de situatie op andere terreinen zoals het institutionele kader, de overheidsdiensten en de situatie op de productmarkten. De onzekerheid en de complexiteit op het gebied van arbeidsgeschillen kunnen worden aangepakt, met name door de procedures te verkorten en alternatieve procedures voor geschillenbeslechting (zoals bemiddeling) te stimuleren. In Frankrijk is in augustus 2016 de wet goedgekeurd waarmee de regels inzake onrechtmatig ontslag zijn aangepast en de mogelijkheden zijn verruimd om op ondernemingsniveau de arbeidsvoorwaarden aan te passen. De verwachting is dat deze aanpassing de fragmentering van de arbeidsmarkt kan helpen tegen te gaan.

Bepaalde lidstaten hebben stappen gezet om hun loonvormingsmechanismen te verbeteren. Loon- en productiviteitsontwikkelingen op termijn gelijke tred laten houden, is van cruciaal belang om het concurrentievermogen te bevorderen. Toch is het ook belangrijk om ervoor te zorgen dat het niveau van de lonen een fatsoenlijke levensstandaard mogelijk maakt. België heeft ervoor gezorgd dat de loonvorming beter inspeelt op de conjunctuurcyclus en de veranderingen in productiviteit. In Finland wordt onderhandeld over een nieuw model voor loonvorming waarbij loonsverhogingen in tradable sectoren als ijkpunt dienen voor de lonen in de non-tradable sectoren.

Ondanks in een aantal lidstaten doorgevoerde hervormingen om de belasting op arbeid te verminderen, blijft de belastingwig op arbeid in de meeste landen nog steeds groot. Dit geldt met name voor de eurozone. Een hoge belastingwig op arbeid, die weegt op de arbeidskosten en het nettoloon dat werknemers mee naar huis nemen, is een hinderpaal voor de vraag naar en het aanbod van arbeid. In diverse lidstaten is er ruimte om belastingen te verschuiven van arbeid naar groeivriendelijkere inkomstenbronnen zoals milieuheffingen en vastgoedbelastingen. Een aantal lidstaten, zoals Hongarije, Litouwen en Oostenrijk, hebben stappen gezet om de belastingwig te verkleinen, vooral door in te zetten op werknemers met een laag inkomen.

De arbeidsparticipatie van bepaalde groepen blijft in verschillende lidstaten een uitdaging vormen. Er moet beleid worden gevoerd dat gericht is op het integreren van kwetsbare groepen in de arbeidsmarkt, om zo een ieder gelijke rechten, plichten en kansen te garanderen. Met name burgers van buiten de EU en mensen met een migratieachtergrond zijn ondervertegenwoordigd op de arbeidsmarkt en worden geconfronteerd met hogere werkloosheid en een groter risico op armoede en sociale uitsluiting. Dit is vaak het gevolg van een combinatie van factoren, zoals geringe talenkennis of beperkte toegang tot onderwijs, lage scholing of discriminatie. Die uitdagingen zijn nog versterkt sinds de economische crisis en, meer recent, de hoge instroom van asielzoekers. Lidstaten zoals Duitsland, Oostenrijk en Zweden pakken deze uitdagingen aan door maatregelen om de integratie op de arbeidsmarkt van vluchtelingen te bevorderen. Evenzo kunnen maatregelen om de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen, de genderongelijkheid verminderen, met tegelijk opvallend gunstige effecten op de prestaties van de arbeidsmarkt en de groei. In dat verband hebben lidstaten zoals Ierland en Slowakije stappen gezet om bijvoorbeeld het aanbod aan kinderopvang uit te breiden.

Lidstaten moeten ervoor zorgen dat alle jongeren, ook laaggeschoolden, betere kansen krijgen op de arbeidsmarkt. Dit betekent onder meer werknemers helpen zich aan te passen aan technologische veranderingen en de globalisering. Meer lidstaten hebben stappen gezet om de algemene organisatie en coherentie van hun actief arbeidsmarktbeleid en hun overheidsdiensten voor arbeidsvoorziening te verbeteren. Roemenië heeft zijn nationale dienst voor arbeidsvoorziening versterkt en Hongarije werkt aan de versterking van zijn actief arbeidsmarktbeleid. In Estland is de hervorming om werk te maken van arbeidsgeschiktheid sinds januari volledig uitgerold, waarbij diensten voor activering dankzij maatwerk betere ondersteuning bieden.

De participatiegraad in onderwijs en opleiding neemt toe. Vele lidstaten blijven hun onderwijs- en opleidingsstelsels verder hervormen om ze inclusiever te maken en betere resultaten te laten behalen. Portugal heeft de afgelopen jaren succesvolle initiatieven genomen om ongelijkheid in het onderwijs aan te pakken, schooluitval te verminderen en het niveau van de basisvaardigheden van zijn bevolking op te krikken. Diverse landen voeren ook hervormingen door om hun stelsels voor beroepsonderwijs en -opleiding te verbeteren.

De modernisering van sociale beschermingssystemen is van vitaal belang om ze houdbaar en doeltreffend te houden en ze te laten aansluiten op de arbeidsmarkt. De demografische uitdaging onderstreept hoe belangrijk het is om de sociale uitgaven doelmatiger aan te wenden. Een geïntegreerde benadering van arbeidsmarktsteun, waarbij activeringsdiensten samengaan met goede sociale bescherming en toegang tot kwalitatieve sociale diensten, kan het rendement op overheidsuitgaven helpen te maximaliseren. Malta heeft een pakket maatregelen ingevoerd om werk lonend te maken; dat is met name gericht op vrouwen en wil iets doen aan hun lage arbeidsparticipatie. In Cyprus is een regeling ingevoerd voor een gegarandeerd minimuminkomen, die de armoede zou moeten helpen verminderen.

Een aantal lidstaten zien zich genoodzaakt hun belasting- en socialezekerheidsstelsels aan te passen. Beide ingrepen kunnen belangrijke herverdelende effecten hebben, die van land tot land sterk kunnen verschillen. In de periode 2010-2013 werd in landen zoals Italië, Portugal, Spanje en de Tsjechische Republiek de groeiende marktinkomensongelijkheid gemitigeerd (en in sommige landen gecompenseerd) door het toenemende herverdelende effect van belastingen en overdrachten. In andere landen is het herverdelende effect van belastingen en transfers in diezelfde periode sterk afgenomen - en droeg het dus niet bij tot het mitigeren van marktinkomensongelijkheid.

Hervormingen om het concurrentievermogen te bevorderen

Lidstaten hebben beleid gevoerd om het algehele concurrentievermogen te versterken. Zo hebben in februari 2016 centrale werknemers- en werkgeversorganisaties in Finland een pact voor het concurrentievermogen afgesloten dat het kostenconcurrentievermogen van de Finse economie met 5% moet verbeteren (als onderdeel van een totale verbetering van het kostenconcurrentievermogen met 15%). In juli 2016 is een breed gedragen strategie voor een 'Concurrerend Roemenië' goedgekeurd, die de vertolking vormt van de politieke en maatschappelijke consensus over de belangrijkste terreinen waar in 2016-2020 de nodige maatregelen moet worden genomen om Roemenië op het pad van een duurzame economische ontwikkeling te krijgen.

De snelle ontwikkeling van de deeleconomie kan bijdragen tot concurrentievermogen en groei. Sommige lidstaten, regio's en gemeenten zetten een kader op om de deeleconomie uit te bouwen. Andere kiezen voor een restrictievere benadering van de bedrijfsmodellen uit de deeleconomie. Denemarken werkt momenteel aan een omvattende strategie, Nederland en het Verenigd Koninkrijk hebben een raamwerk ontwikkeld voor de sector toeristische accommodatie, en Estland en Litouwen hebben hun raamwerk voor passagiersvervoer in steden herzien om de nieuwe bedrijfsmodellen daarin in te passen. In België, Italië en Spanje kampt regulering van activiteiten in de deeleconomie met sterke regionale verschillen.

Hervormingen in lidstaten proberen ook een antwoord te bieden op een hele reeks uitdagingen, om investeringen aan te trekken en te stimuleren in de interne markt. Met name bij de hervorming van dienstenmarkten verloopt de vooruitgang traag en de strakke regulering blijft in vele lidstaten een hardnekkige barrière voor investeringen in de dienstensector. Restrictieve reguleringseisen en topzware administratieve procedures kunnen een hinderpaal vormen voor markttoetreding of vestiging. Er is duidelijk aangetoond dat het functioneren van de dienstensector invloed heeft op de hele economie, niet alleen door de grote omvang van deze sector, maar ook door de banden ervan met andere economische sectoren. Sterke reguleringsbeperkingen in de dienstensector, met name bij de zakelijke dienstverlening, werken inefficiëntie en geringe productiviteitsgroei in de hand. Een en ander heeft dan weer invloed op de zakelijke dynamiek en de investeringen in de dienstensector, maar heeft ook zijn weerslag op de be- en verwerkende industrie. Concurrentieverstorende regulering in de dienstensector kan potentiële kosten doen ontstaan voor downstreambedrijfstakken die de output van deze sectoren gebruiken als intermediaire input in het productieproces.

De vooruitgang bij de hervorming van intellectuele dienstverlening is bijzonder gering, maar er zijn wel enkele positieve ontwikkelingen. Na een aanbeveling in 2016 heeft Frankrijk bijna alle afgeleide wetgeving aangenomen om de bepalingen te implementeren van de wet van 2015 voor de groei, de activiteit en de economische kansengelijkheid die niet rechtstreeks van toepassing waren. Daardoor konden bepaalde restricties op het uitoefenen van een aantal gereguleerde beroepen worden geschrapt, maar de omvang van deze hervorming blijft beperkt. Voor het beroep van architect en ingenieur heeft Luxemburg in 2015 bepaalde eisen inzake aandelen en stemrechten opgeheven en in 2016 de vaste tarieven bij overheidsopdrachten geschrapt. Toch behoort de totale omvang van de restricties die voor deze beroepsgroepen gelden, nog steeds tot de hoogste in de EU.

Sommige lidstaten hebben de restricties geschrapt die gelden voor het functioneren van de detailhandel, terwijl andere hervormingen hebben ingezet. Finland en Denemarken zijn voornemens planningrestricties te liberaliseren, waardoor detailhandelaren meer flexibiliteit zouden krijgen bij de keuze van de locatie van hun winkel en de omvang ervan kunnen aanpassen aan de behoeften van de consumenten. Toch verloopt de vooruitgang niet in alle lidstaten gelijk en is er in bepaalde lidstaten een trend om nieuwe restrictieve maatregelen in te voeren in de levensmiddelenbranche, waardoor met name buitenlandse detailhandelaren worden getroffen. Dit soort maatregelen remt in de detailhandel de integratie van de interne markt af.

Hervormingen van overheidsdiensten zijn van essentieel belang om hoogkwalitatieve overheidsdiensten uit te bouwen en ondernemerschap, concurrentievermogen en groei te stimuleren. Spanje heeft de aanbevelingen in het kader van de CORA-hervorming van de overheidsdiensten van 2013 bijna volledig omgezet. Volgens de nationale overheidsdiensten kunnen de verwachte besparingen oplopen tot 30,5 miljard EUR voor de overheidsdiensten als geheel en tot 3,44 miljard EUR voor het bedrijfsleven en de burgers.

Lidstaten hebben enige maatregelen genomen om de voorwaarden voor het mkb te verbeteren, maar er moet nog meer gebeuren. Bij de initiatieven van lidstaten op dit gebied gaat het onder meer om het vierde nationale actieplan ter ondersteuning van het mkb in Luxemburg, het ingrijpende vereenvoudigingsprogramma in Frankrijk, de invoering van een permanente vrijstelling van werkgeversbijdragen voor de eerste aanwerving uitgevoerd tussen 2016 en 2020 in België en specifieke belastingvrijstellingen in Roemenië voor sectoren waar grote vraag is naar hooggekwalificeerde medewerkers. Toch blijft er in vele lidstaten sprake van problematische voorwaarden voor ondernemerschap en moeizame mkb-groei. Meer bepaald krijgen in vele lidstaten ondernemers die een faillissement hebben meegemaakt, geen tweede kans door dure en aanslepende insolventieregelingen en het ontbreken van brede campagnes om het stigma van zakelijk falen te bestrijden.

Lidstaten zijn verder blijven hervormen om exporterende bedrijven te steunen en om de snelle internationalisering van hun starters te stimuleren. Hierbij gaat het onder meer om actieve bedrijfsondersteuning, financiële ondersteuning en handelspromotie in het buitenland via zowel netwerken van particuliere bedrijven als economische diplomatie en economische partnerschappen. Zweden is zijn nieuwe uitvoerstrategie beginnen toe te passen, waarmee wordt beoogd een stijging van de uitvoer en van de buitenlandse investeringen te realiseren. Goede praktijken in dit verband zijn onder andere Italië met zijn Start-up Act en zijn nieuwe 'Business 4.0'-strategie die onder meer de mogelijkheid biedt van belastingkortingen voor eigenvermogensinvesteringen in startersbedrijven en innovatieve mkb-bedrijven. Ook wordt spill-over van kennis gestimuleerd en wordt de transitie naar high-techsectoren met hooggekwalificeerde medewerkers ondersteund.

5.3    Een verantwoord begrotingsbeleid voeren

De overheidstekorten en -schuldquotes in de eurozone en de EU zouden gaan dalen tegen de achtergrond van bescheiden groei en historisch lage rente, maar in een trager tempo. Volgens de jongste prognoses van de Europese Commissie zal het overheidstekort in de eurozone in 2017 verder dalen, om in 2018 te stabiliseren rond 1,4% van het bbp (1,6% in de EU). De overheidsschuldquote van de eurozone zal in 2016 uitkomen op 91,5% van het bbp (85,1% in de EU). Volgens projecties zal de schuldquote in 2018 geleidelijk verder dalen tot 89,2% in de eurozone (83,6% in de EU). De daling van de schuld valt in hoofdzaak te verklaren door zowel primaire overschotten als een gunstiger sneeuwbaleffect, als gevolg van lagere rente-uitgaven, bescheiden reële bbp-groei en de verwachte stijging van de inflatie.

Lidstaten moeten investeringen ondersteunen teneinde het herstel te versterken en teneinde een evenwicht tussen houdbaarheid en stabilisatie te bewerkstelligen. Recentelijk is de Commissie met een mededeling 12 gekomen waarin wordt gepleit voor een gematigd expansieve begrotingskoers en een betere spreiding van de begrotingsinspanningen over de hele eurozone. Met het oog daarop dienen lidstaten een begrotingsbeleid te voeren dat zich aan het Stabiliteits- en groeipact houdt - en zo voor houdbaarheid zorgt - en tegelijk de flexibiliteit in de bestaande regels maximaal te benutten. De lidstaten die over begrotingsruimte beschikken, moeten die gebruiken om investeringen te steunen die het herstel versterken en hun productiepotentieel stimuleren. De andere lidstaten moeten dan weer doorgaan met de consolidatie van hun overheidsfinanciën.

Tekstbox 1. Het toezicht in het kader van het Stabiliteits- en groeipact - een stand van zaken

Bij haar beoordeling van de ontwerp-begrotingsplannen 2017 voor de lidstaten van de eurozone, die in november 2016 zijn gepubliceerd, heeft de Commissie aangegeven dat voor acht lidstaten (België, Cyprus, Finland, Italië, Litouwen, Portugal, Slovenië en Spanje) deze plannen een risico inhielden op niet-naleving van de bepalingen van het Stabiliteits- en groeipact. Vijf landen (Frankrijk, Ierland, Letland, Malta en Oostenrijk) bleken in grote lijnen aan het pact te voldoen, terwijl Duitsland, Estland, Luxemburg, Nederland en Slowakije aan de eisen voldeden. Bovendien was de verwachting dat Duitsland, Luxemburg en Nederland zouden uitkomen boven hun begrotingsdoelstellingen voor de middellange termijn en werden ze aangemoedigd om de beschikbare begrotingsruimte te benutten, zonder de langetermijnhoudbaarheid van hun overheidsfinanciën in het gedrang te brengen.

De beoordelingen die in de cyclus van november 2016 voor de ontwerp-begrotingsplannen van Spanje en Litouwen werden gemaakt, waren gebaseerd op begrotingsplannen bij ongewijzigd beleid omdat er in deze landen een demissionair kabinet was zonder volledige begrotingsbevoegdheden. Sindsdien heeft het aantredende kabinet in beide landen geactualiseerde ontwerp-begrotingsplannen ingediend, waarover de Commissie op 17 januari 2017 bijgewerkte adviezen heeft uitgebracht. Het geactualiseerde ontwerp-begrotingsplan voor Spanje bleek na beoordeling in grote lijnen aan de eisen van het pact te voldoen. Na beoordeling van het geactualiseerde ontwerp-begrotingsplan voor Litouwen bleek het land nog het risico te lopen van niet-naleving van het pact, een conclusie die ongewijzigd bleef ten opzichte van die van het voorbije najaar.

Nu de meeste lidstaten de laatste hand hebben gelegd aan de begrotingen 2017, bieden de winterprognoses 2017 van de Commissie een basis om te beoordelen hoe lidstaten de adviezen van de Commissie hebben meegenomen in hun ontwerp-begrotingsplannen en hebben gehandeld in overeenstemming met hun toezeggingen in het kader van de Eurogroep.

Wat België, Finland en Italië betreft, blijft de Commissie nauw toezien op de inachtneming van het schuldcriterium en beklemtoont zij het belang van een volgehouden stevige implementatie van de inachtneming van de in het kader van het Stabiliteits- en groeipact aanbevolen structurele aanpassingen. De Commissie heeft in het voorjaar 2016 toegezegd een nieuw verslag op grond van artikel 126, lid 3, uit te brengen voor Italië zodra nieuwe informatie over het aanpassingstraject richting de budgettaire middellangetermijndoelstelling voor 2017 beschikbaar kwam. Op 22 februari heeft de Commissie dit geactualiseerde verslag uitgebracht.

De Commissie zal de begrotingsontwikkelingen van alle lidstaten monitoren in het kader van het Europees semester, aan de hand van de nationale hervormingsprogramma's en de stabiliteits- of convergentieprogramma's die tegen medio april moeten worden ingediend. In mei zal zij haar aanbevelingen doen en, mocht dat nodig zijn, eventuele andere procedurele stappen zetten in het kader van het Pact.

In die context zal de Commissie ook haar volledige beoordeling geven van de kwestie of Finland en Litouwen de flexibiliteit waarom zij hebben gevraagd, kunnen krijgen. Mocht dat het geval zijn, dan zou een en ander positief uitwerken op de beoordeling van hun inachtneming van het Stabiliteits- en groeipact.

Bij een passende begrotingskoers gaat het niet alleen om de richting en de omvang van het begrotingssaldo, maar ook om de samenstelling en de kwaliteit van de overheidsfinanciën die daar achter schuilgaan. Lidstaten moeten de samenstelling van hun begroting verbeteren door onder meer ruimte te creëren voor materiële en immateriële investeringen. Overheidsuitgaven op alle overheidsniveaus moeten op gezette tijden worden getoetst op hun doeltreffendheid en doelmatigheid. Daarbij moet ook worden gekeken naar de doelstelling van meer billijkheid. Nationale begrotingskaders daadwerkelijk laten functioneren kan helpen om deze doelstellingen te bereiken.

Door nationale begrotingskaders te verbeteren, kunnen groeivriendelijke overheidsuitgaven worden gestimuleerd. In reactie op aanbevelingen zijn lidstaten verschillende aspecten van hun begrotingsraamwerk verder blijven versterken. Zo heeft Oostenrijk in januari 2017 een nieuwe Finanzausgleichs-wet goedgekeurd, waarmee de regels voor overdrachten tussen de verschillende bestuursniveaus worden vereenvoudigd. Italië legde de laatste hand aan de in 2009 ingezette hervorming van zijn begrotingsprocedures en -structuur. Finland legde in zijn rechtsorde een ondubbelzinnig 'pas-toe-of-leg-uit'-beginsel vast voor de adviezen van zijn onafhankelijke begrotingsinstantie over de inachtneming van nationale begrotingsregels. Bovendien is er in een aantal lidstaten een inhoudelijke reflectie geweest over de vraag hoe nationale raamwerken te verbeteren. Nederland en Zweden hebben speciale werkgroepen opgericht (resp. een adviesgroep van topambtenaren en een parlementscommissie) die het bestaande begrotingskader tegen het licht hebben gehouden en in 2016 met verbetervoorstellen zijn gekomen. In nagenoeg alle lidstaten zijn begrotingsraden nu actief betrokken bij het nationale debat over het begrotingsbeleid. Ze maken regelmatig onafhankelijke beoordelingen bekend van begrotingsplannen en -resultaten. Nu de Bulgaarse begrotingsraad in de eerste jaarhelft van 2016 volledig operationeel is geworden, zijn Polen, Slovenië en de Tsjechische Republiek de enige lidstaten die nog geen operationele begrotingsraad hebben.

De Commissie heeft de omzetting van het Begrotingspact doorgelicht. Zij is daartoe uitgenodigd in het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de EMU. De bepalingen van het Begrotingspact moeten de coherentie tussen het nationale en het Europese begrotingskader versterken en meer draagvlak creëren in de lidstaten. Het verslag van de Commissie wordt samen met dit pakket goedgekeurd, na uitgebreid overleg met de 22 verdragsluitende partijen (de landen van de eurozone, plus Bulgarije, Denemarken en Roemenië) 13 . Uit dit verslag blijkt dat alle verdragsluitende partijen hun nationale begrotingskaders ingrijpend hebben aangepast aan de eisen van het Begrotingspact, in samenhang met Uniewetgeving.

De pensioenstelsels en de zorg hervormen kan de kwaliteit van de overheidsfinanciën versterken, omdat de houdbaarheid van die stelsels op middellange en lange termijn uitdagingen stelt in het licht van de hoge schulden en de vergrijzing van de bevolking. Op middellange à lange termijn krijgen de meeste lidstaten te maken met middelgrote tot grote houdbaarheidsrisico's 14 . Die zijn te verklaren doordat de overheidsschuld naar verwachting nog steeds hoog blijft en doordat met stijgende uitgaven wordt gerekend als gevolg van de vergrijzing. Deze risico's onderstrepen de noodzaak van verdere hervormingen, met name in de zorg en in de pensioenstelsels, waarbij de begroting niet in gevaar mag komen, maar tegelijk ook de zorg toegankelijk moet blijven en de pensioenen toereikend. In vele landen is vooruitgang geboekt - met positieve effecten op de budgettaire houdbaarheid op lange termijn - met name door de pensioenhervormingen die zijn doorgevoerd en die worden geflankeerd door de recente begrotingsconsolidatie.

Het pensioenstelsel bleek het voorbije jaar een uitdaging voor een aantal lidstaten. Terwijl in de voorgaande jaren talrijke lidstaten belangrijke pensioenhervormingen hebben doorgevoerd, bleef de vooruitgang bij de hervorming van pensioenstelsels beperkt tot onbestaande in de landen waarvoor in 2016 landspecifieke aanbevelingen terzake waren vastgesteld. De beleidsuitdagingen voor deze groep landen liggen er nog steeds en moeten worden aangepakt door een betere actuariële equivalentie en een hogere effectieve pensioenleeftijd of een hoger algemeen werkgelegenheidspercentage.

De vooruitgang bij de hervorming van de zorgstelsels om deze kostenefficiënt te houden en de toegang tot deze diensten betaalbaar te houden, verschilt van lidstaat tot lidstaat. 15 . Diverse landen (Finland, Ierland, Litouwen, Oostenrijk, Portugal, Roemenië en Slovenië) hebben enige vorderingen gemaakt bij het adresseren van de landspecifieke aanbevelingen die ze hebben gekregen. Daarbij gaat het om vooruitgang dankzij betere kostenefficiëntie, het werken met streefcijfers en evaluaties voor de uitgaven, de verschuiving naar en het werken met goedkopere zorg, en het terugdringen van informele betalingen. Andere hebben slechts beperkte vooruitgang geboekt. De hervormingen die in een aantal lidstaten zijn ingezet, moeten doorgaan en worden versneld om zorgstelsels doeltreffender, toegankelijker en veerkrachtiger te maken. Hiermee kunnen ze bijdragen aan de volksgezondheid, economische voorspoed en sociale cohesie. Bij de hervormingen komt het erop aan om een ieder toegang tot snelle en kwalitatieve zorg te garanderen, om over te schakelen van klinische naar ambulante zorg, om te investeren in gezondheidsbevordering, eerstelijnszorg en geïntegreerde zorg, om de organisatie van de stelsels te verbeteren, medicijnen rationeler in te zetten, gebruik te maken van gezondheidstechnologie, de inkoopprocedures meer te centraliseren, en e-health- en gezondheidsinformatie-instrumenten in te zetten.


6. Volgende stappen

De Commissie zal een constructieve dialoog blijven voeren met de lidstaten. De analyse die in de landverslagen wordt gepresenteerd, zal op bilaterale bijeenkomsten met de lidstaten worden besproken. Vicevoorzitters en leden van de Commissie zullen lidstaten bezoeken om er regeringen, nationale parlementen, sociale partners en andere stakeholders te ontmoeten. Op de uitdagingen die in beeld zijn gekomen, zouden de lidstaten een antwoord moeten bieden in hun nationale hervormingsprogramma's, maar ook in hun stabiliteits- of convergentieprogramma's die tegen medio april moeten worden bekendgemaakt en bij de Commissie worden ingediend. De Commissie zal de belangrijkste bevindingen van haar analyse met het Europees Parlement bespreken.

De lidstaten moeten hun nationale parlementen en sociale partners bij het hele proces betrekken en draagvlak creëren voor het hervormingsproces door de groep stakeholders te verruimen. Of de uitvoering een succes wordt, hangt vaak af van lagere bestuursniveaus. Daarom heeft de Commissie de lidstaten ook gevraagd om in hun nationale hervormingsprogramma's uit te leggen hoe regionale en lokale overheden, afhankelijk van de bevoegdheidsverdeling binnen individuele lidstaten, betrokken zijn bij de voorbereiding van het programma en bij de uitvoering en/of uitwerking van hervormingen.


Bijlage 1 - Geïntegreerd toezicht op macro-economische en budgettaire onevenwichtigheden

Procedure bij macro-economische onevenwichtigheden (PMO)  16Stabiliteits- en groeipact

(MTD: middellangetermijndoelstelling / BTP: buitensporigtekortprocedure)
Opmerkingen
BEPreventief deel

MTD nog niet bereikt; onderworpen aan schuldregel 17
BGBuitensporige onevenwichtighedenPreventief deel

MTD ruimschoots bereikt
CZPreventief deel

MTD ruimschoots bereikt
DKPreventief deel

MTD bereikt
DEOnevenwichtighedenPreventief deel

MTD ruimschoots bereikt; onderworpen aan schuldregel
EEPreventief deel

MTD bereikt
IEOnevenwichtighedenPreventief deel

MTD nog niet bereikt; onderworpen aan overgangsregel voor de schuld
ELCorrigerend deel

Buitensporig tekort, termijn voor correctie: 2016

MTD bereikt; onderworpen aan overgangsregel voor de schuld
Onderworpen aan specifiek programma voor financiële bijstand
ESOnevenwichtighedenCorrigerend deel

Buitensporig tekort, termijn voor correctie: 2018
FRBuitensporige onevenwichtighedenCorrigerend deel

Buitensporig tekort, termijn voor correctie: 2017
HRBuitensporige onevenwichtighedenCorrigerend deel

Buitensporig tekort, termijn voor correctie: 2016

MTD bereikt; onderworpen aan schuldregel 18

Procedure bij macro-economische onevenwichtigheden (PMO)Stabiliteits- en groeipact

(MTD: middellangetermijndoelstelling / BTP: buitensporigtekortprocedure)
Opmerkingen
ITBuitensporige onevenwichtighedenPreventief deel

MTD nog niet bereikt; onderworpen aan schuldregel
CYBuitensporige onevenwichtighedenPreventief deel

MTD bereikt; onderworpen aan overgangsregel voor de schuld
LVPreventief deel

MTD bereikt
LTPreventief deel

MTD bereikt
LUPreventief deel

MTD ruimschoots bereikt
HUPreventief deel

MTD nog niet bereikt; onderworpen aan schuldregel
MTPreventief deel

MTD nog niet bereikt
NLOnevenwichtighedenPreventief deel

MTD ruimschoots bereikt; onderworpen aan schuldregel
ATPreventief deel

MTD nog niet bereikt; onderworpen aan schuldregel
PLPreventief deel

MTD nog niet bereikt
PTBuitensporige onevenwichtighedenCorrigerend deel

Buitensporig tekort, termijn voor correctie: 2016

MTD nog niet bereikt; onderworpen aan overgangsregel voor de schuld 19
ROPreventief deel

MTD nog niet bereikt
SIOnevenwichtighedenPreventief deel

MTD nog niet bereikt; onderworpen aan overgangsregel voor de schuld
SKPreventief deel

MTD nog niet bereikt
FIGeen onevenwichtighedenPreventief deel

MTD nog niet bereikt; schuldquote boven referentiewaarde van 60% bbp
Uit PMO
SEOnevenwichtighedenPreventief deel

MTD ruimschoots bereikt
UKCorrigerend deel

Buitensporig tekort; termijn voor correctie: 2016-2017
(*) De aanbevelingen in het kader van het 'Twopack' (Verordening (EU) nr. 473/2013) betreffende maatregelen die moeten worden genomen om te zorgen voor een tijdige correctie van het buitensporige overheidstekort, hebben alleen betrekking op lidstaten van de eurozone.


Bijlage 2: Vooruitgang geboekt bij realiseren doelstellingen Europa 2020-strategie

Europa 2020-doelstellingen voor EUGegevens over 2010Meest recente beschikbare gegevensIn 2020, op basis van recente trends
1. Arbeidsparticipatie bevolking in leeftijd 20-64 jaar verhogen tot min. 75%
68,6%70,1% (2015)Doelstelling waarschijnlijk gehaald
2. Optrekken gezamenlijke publiek-private investeringen in O&O tot 3% bbp
1,93%2,03% (2015)Doelstelling waarschijnlijk niet gehaald
3a. Uitstoot broeikasgassen met min. 20% terugdringen t.o.v. 199014,3% reductie22% reductie (2015)Doelstelling waarschijnlijk gehaald
3b. Aandeel hernieuwbare energie in eindenergieverbruik verhogen tot 20%12,8%16% (2014)Doelstelling waarschijnlijk gehaald
3c. Toewerken naar verbetering energie-efficiëntie met 20%5,7% toename (voor primair energieverbruik)10,7% toename (voor primair energieverbruik - 2015)Doelstelling waarschijnlijk gehaald
4a. Aandeel voortijdige schoolverlaters terugbrengen tot minder dan 10%13,9%10,8% (2016)Doelstelling waarschijnlijk gehaald
4b. Percentage bevolking in leeftijd 30-34 jaar dat tertiair onderwijs heeft voltooid, optrekken tot min. 40%33,8%39% (2016)Doelstelling waarschijnlijk gehaald
5. Aantal mensen dat zich in situatie van armoede of sociale uitsluiting bevindt of dreigt daarin terecht te komen, met min. 20 miljoen verminderen.
Toename met 0,5 miljoen (t.o.v. nulmeting 2008)Toename met 1,7 miljoen (t.o.v. nulmeting 2008)Doelstelling waarschijnlijk niet gehaald

Bronnen: Europese Commissie; Europees Milieuagentschap. 


Bijlage 3 - Bevindingen van de diepgaande evaluaties, per lidstaat

Bulgarije ondervindt buitensporige onevenwichtigheden. Kwetsbaarheden in de financiële sector gaan gepaard met hoge schulden in de vennootschapssector in een omgeving van onvoltooide arbeidsmarktaanpassingen. De nettoverplichtingen aan het buitenland zijn gedaald tegen een achtergrond van een overschot op de lopende rekening. De banksector is gestabiliseerd, maar problemen uit het verleden in verband met zwak beleid en toezicht zijn nog niet volledig weggewerkt. De autoriteiten hebben de Asset Quality Review en de stresstests voor de banksector uitgevoerd en ook de balansen van pensioenfondsen en verzekeringsondernemingen zijn doorgelicht. De betrokken ondernemingen kregen followupmaatregelen opgelegd, maar deze moeten nog worden geïmplementeerd. De schuldafbouw in de vennootschapssector verloopt ordelijk maar traag, waardoor er nog een groot volume schulden van de particuliere sector is en een nog steeds hoog percentage oninbare leningen. De situatie op de arbeidsmarkt is verbeterd, maar het werkgelegenheidsniveau blijft laag, de langdurige werkloosheid is hoog en de mismatches op de arbeidsmarkt blijven hardnekkig. Enige beleidsmaatregelen zijn genomen om de belangrijkste oorzaken van onevenwichtigheid aan te pakken, maar meer vooruitgang is nodig om de resterende kwetsbare punten in de financiële sector, zoals het toezicht op banken en niet-bancaire financiële instellingen, aan te pakken, alsmede de zwakke punten die een rem zijn voor het insolventieraamwerk.


Duitsland blijft onevenwichtigheden ondervinden. Het hardnekkig grote overschot op de lopende rekening heeft grensoverschrijdende relevantie en valt terug te voeren op besparingsoverschotten en getemperde investeringen in zowel de private als de publieke sector. In 2015 en 2016 is het overschot op de lopende rekening nog verder aangegroeid en de verwachting is dat het hoog zal blijven. Dit overschot aanpakken, heeft gevolgen voor de herbalanceringsperspectieven van de rest van de eurozone omdat een dynamischere binnenlandse vraag in Duitsland helpt de lage inflatie te boven te komen en de druk verzacht om schulden te afbouwen in lidstaten met hoge schulden. De voorbije jaren zijn de overheidsinvesteringen toegenomen maar, uitgedrukt als percentage van het bbp, blijft hun aandeel laag vergeleken met de eurozone, zeker gelet op de begrotingsruimte en de investeringsachterstand, met name op gemeentelijk niveau. Ondanks de lage rente die voor gunstige financieringsvoorwaarden zorgt, is het effect van zakelijke investeringen op het bbp nog steeds bescheiden. Terwijl het herstel in de particuliere consumptie doorzet, zijn de besparingen van huishoudens opgelopen tot recordniveaus in de eurozone. Maatregelen zijn genomen om de overheidsbestedingen te versterken en om de vormgeving van de federale begrotingsbetrekkingen te verbeteren. Bijkomende beleidsmaatregelen moeten de investeringen verder versterken, onder meer door de dienstensector te hervormen en het belastingstelsel doelmatiger te maken, maar ook door de arbeidsmarktactiviteit van tweede verdieners, mensen met een laag inkomen en oudere werknemers te stimuleren - en zo de inkomens van huishoudens op te stuwen en de effecten van de vergrijzing tegen te gaan.


Ierland ondervindt onevenwichtigheden. Ondanks verbeteringen van stroomvariabelen vormen de hoge standen van de publieke en private schuld en van de externe nettoverplichtingen kwetsbare plekken. Sterke productiviteitsgroei de afgelopen paar jaar heeft het concurrentievermogen verder verbeterd en de recente verslechtering van de internationale netto-investeringspositie lijkt te zijn bepaald door factoren die los staan van de nationale economie. Opgestuwd door een stevig herstel ligt de verhouding van particuliere en publieke schuld nog hoog ten opzichte van het bbp, maar ze neemt af. Het aandeel oninbare leningen is de voorbije jaren afgenomen, maar blijft nog groot. Banken zijn goed geherkapitaliseerd en hun winstgevendheid blijft weliswaar laag, maar verbetert geleidelijk. Huizenprijzen stijgen in een snel tempo, vooral onder invloed van aanbodbeperkingen, maar wel vanaf waarschijnlijk ondergewaardeerde niveaus. De voorbije jaren zijn beleidsmaatregelen genomen om de financiële sector te versterken, schulden te herschikken, het woningaanbod uit te breiden en de overheidsfinanciën op een houdbare leest te schoeien, en er zitten nog meer maatregelen in de pijplijn.


Spanje ondervindt onevenwichtigheden. Een sterk economisch herstel blijft de herbalancering van de economie schragen. Toch is er nog steeds een groot aantal onevenwichtigheden in de vorm van externe en interne schuld, zowel van de overheid als in de particuliere sector, die kwetsbaarheden vormen tegen een achtergrond van hoge werkloosheid en die grensoverschrijdende relevantie hebben. De herbalancering in de externe sector vordert, dankzij de overschotten die sinds 2013 op de lopende rekening worden geboekt. Niettemin blijven de nettoverplichtingen ten aanzien van het buitenland zeer hoog en het zal tijd vergen voordat ze prudente niveaus bereiken. Ook in de particuliere sector wordt vooruitgang geboekt bij de schuldafbouw, dankzij gunstige groeiomstandigheden, terwijl een gezondere financiële sector de economische activiteit schraagt. Desondanks moeten de schulden nog verder worden afgebouwd, met name bij huishoudens. De schuldquote van de overheid zal, ondanks een vrij robuust herstel, waarschijnlijk niet op een neerwaarts pad worden gebracht, als gevolg van hoge maar afnemende tekorten. Ondanks een opvallende daling de voorbije drie jaar blijft de werkloosheid zeer hoog. Maatregelen zijn genomen om het concurrentievermogen te versterken, maar verdere beleidsmaatregelen zouden het externe overschot kunnen versterken, voor een duurzame vermindering van het overheidstekort kunnen zorgen en duurzame groei kunnen ondersteunen.


Frankrijk ondervindt buitensporige onevenwichtigheden. In een omgeving van lage productiviteitsgroei kunnen een hoge overheidsschuld en een zwak concurrentievermogen voor de toekomst risico's met grensoverschrijdende relevantie inhouden. Het concurrentievermogen is beginnen te verbeteren en het exportmarktaandeel is de jongste jaren gestabiliseerd. Niettemin verhindert een bescheiden productiviteitsgroei een sneller herstel van het kostenconcurrentievermogen, ondanks maatregelen om de arbeidskosten te beperken en ondanks een gematigde loonontwikkeling. De winstmarges van niet-financiële vennootschappen zijn enigszins hersteld sinds 2013, maar blijven wegen op de investeringen. De overheidsschuld blijft verder oplopen, zij het in een vertraagd tempo, en de houdbaarheidsrisico's op de middellange termijn zijn groot. Beleidstoezeggingen uit het verleden zijn omgezet in maatregelen om het functioneren van de product- en arbeidsmarkten en het concurrentievermogen van het mkb te verbeteren. Hoewel recente hervormingen een belangrijke stap voorwaarts zijn, moet een aantal beleidsuitdagingen nog steeds worden aangepakt en zijn verdere maatregelen nodig, met name om de overheidsbestedingen en de belastingheffing doelmatiger te laten verlopen, om het minimumloon en het stelsel van de werkloosheidsuitkeringen te hervormen, en om het onderwijssysteem en het ondernemingsklimaat te verbeteren.


Kroatië ondervindt buitensporige onevenwichtigheden. De kwetsbaarheden houden verband met hoge niveaus van overheidsschuld, particuliere schuld en schuld ten opzichte van het buitenland, die alle grotendeels in buitenlandse valuta luiden, tegen een achtergrond van lage potentiële groei. De overschotten op de lopende rekening beginnen hun neerslag te vinden in een daling van de brutoschuld ten opzichte van het buitenland. De versnelling van het economisch herstel helpt de particuliere schuldquote verder te verlagen, en vanaf dit jaar bevindt ook de overheidsschuldquote zich op een neerwaarts pad. Ondanks recente verliezen blijft de financiële sector betrekkelijk goed gekapitaliseerd en herstelt de winstgevendheid zich. Het percentage oninbare leningen is afgenomen, maar blijft hoog. De voorbije jaren is een aantal maatregelen goedgekeurd met betrekking tot de insolventieraamwerken en om de flexibiliteit op de arbeidsmarkt te verbeteren. Ook de overheidsfinanciën zijn opvallend verbeterd. Toch is de vooruitgang bij de structurele hervormingen sinds medio 2015 gaan vertragen. Er blijven lacunes in het beleid bestaan, met name wat betreft het beheer van de overheidsfinanciën, de modernisering van de overheidsdiensten, het verbeteren van het ondernemingsklimaat en het aanpakken van de lage participatiegraad.


Italië ondervindt buitensporige onevenwichtigheden. De hoge overheidsschuld en de blijvend zwakke productiviteitsdynamiek houden grensoverschrijdende risico's voor de toekomst in, in een context van een groot volume oninbare leningen en hoge werkloosheid. De overheidsschuldquote begint te stabiliseren, maar zit nog niet op een neerwaarts traject door een verslechtering van het structurele primaire saldo en matige nominale groei. Het concurrentievermogen blijft zwak omdat de productiviteitsdynamiek bescheiden blijft, mede door het trage herstel van de investeringen. Het volume oninbare leningen is nog maar net beginnen te stabiliseren en drukt nog steeds op de winst van banken en hun kredietverleningsbeleid, terwijl kapitaliseringsbehoeften kunnen opduiken in een context van moeilijke toegang tot kapitaalmarkten. De arbeidsparticipatie en de werkgelegenheid nemen toe, maar de werkloosheid, en met name de langdurige werkloosheid, blijft hoog, met negatieve gevolgen voor de toekomstige groei. Na positieve hervormingen van de begrotingsprocedure, de arbeidsmarkt, de banksector, de insolventieprocedures, de rechtspraak en de overheidsdiensten is de hervormingsdynamiek sinds medio 2016 vertraagd. Ook blijven er belangrijke beleidslacunes, met name wat betreft concurrentie, belastingen, de strijd tegen corruptie en de hervorming van het raamwerk voor collectieve onderhandelingen.


Cyprus ondervindt buitensporige onevenwichtigheden. Een zeer groot volume oninbare leningen weegt op de financiële sector en een groot volume particuliere, publieke en externe schulden hangt als een dreigende schaduw boven de economie, terwijl de werkloosheid hoog is en de potentiële groei zwak blijft. De lopende rekening is nog steeds negatief en is niet van dien aard dat een houdbare evolutie van de stand van de externe nettoverplichtingen is verzekerd. De verwachting is dat de overheidsschuld zijn piek heeft bereikt, maar de huidige versoepeling van het begrotingsbeleid zal tot een vertraging leiden van de vereiste aanpassing. Ondanks grondige herstructureringen van de banksector en de verbeterde kapitaalposities neemt het volume oninbare leningen traag af, maar het blijft zeer hoog. Gebrekkige afdwinging van contracten, een ondoelmatige rechtspraak en bottlenecks bij de uitvoering van de beslagleggings- en insolventieraamwerken zetten een rem op de schuldafbouw van de particuliere sector en het verminderen van het volume oninbare leningen. De hervormingsdynamiek heeft sinds 2016 aan scherpte verloren en er blijven beleidslacunes bestaan op het gebied van overheidsdiensten, begrotingsbeheer, de rechtspraak, het raamwerk voor eigendomsbewijzen, de elektriciteitssector en de privatisering.


Nederland ondervindt onevenwichtigheden. Deze onevenwichtigheden houden verband met het hoge volume particuliere schulden en het grote overschot op de lopende rekening, allebei van grensoverschrijdend belang. De schuld in de particuliere sector is de afgelopen paar jaar slechts zeer geleidelijk teruggelopen. De nominale hypotheekschulden lopen op, terwijl de groei van de huizenprijzen opnieuw begint aan te trekken. Het grote overschot op de lopende rekening, dat vooral een afspiegeling is van structurele aspecten van de economie en het beleidskader voor niet-financiële vennootschappen, neemt af dankzij het herstel van de binnenlandse vraag. De behoefte aan schuldafbouw bij huishoudens draagt bij tot de totale besparingen. Recente maatregelen om de fiscale en niet-fiscale wig op arbeid te verminderen, kunnen de binnenlandse vraag helpen te ondersteunen. Toch liggen er op het gebied van pensioenhervormingen en de hypotheekrenteaftrek nog beleidsuitdagingen, om de prikkels voor het aangaan van hypotheekschulden te herbalanceren.


Portugal ondervindt buitensporige onevenwichtigheden. Het grote volume externe nettoverplichtingen, particuliere en publieke schulden en een hoog percentage oninbare leningen vormen kwetsbaarheden in een context van dalende, maar nog steeds hoge werkloosheid en geringe productiviteit. Het groeipotentieel blijft nog steeds achter bij het niveau van vóór de crisis, onder invloed van hardnekkige bottlenecks en starheid op de product- en arbeidsmarkten in combinatie met majeure externe onevenwichtigheden. Het saldo op de lopende rekening ligt nog onder het niveau dat nodig is voor een aanzienlijke aanpassing van de externe nettoverplichtingen, en de loonkosten per eenheid product nemen toe door achterblijvende productiviteitsgroei en stijgende lonen. De particuliere schuld daalt en de overheidsschuld is gestabiliseerd, maar verdere schuldafbouw blijft nodig. Het grote volume oninbare leningen is nog niet gestabiliseerd en, in combinatie met de geringe winstgevendheid en de betrekkelijk zwakke kapitaalbuffers, vormt dit een risico voor de balansen van banken. De situatie op de arbeidsmarkt is verbeterd, maar zowel de jeugdwerkloosheid als de langdurige werkloosheid is nog steeds groot, net als de compartimentering van de markt. De hervormingsdynamiek is sinds 2014 verslapt en er blijven nog beleidslacunes bestaan op het gebied van product- en dienstenmarkten, vaardigheden en innovatie, budgettaire houdbaarheid, herstructurering van vennootschapsschulden, en starre arbeidsmarkten.


Slovenië ondervindt onevenwichtigheden. Zwakke punten in de banksector, de schuldenlast van vennootschappen en budgettaire risico's vormen kwetsbare punten. De bestaande onevenwichtigheden in de volumes nemen geleidelijk af, mede dankzij de hervattende groei. In de sector vennootschappen is de schuldenlast fors afgebouwd, en particuliere investeringen (ook in de vorm van buitenlandse directe investeringen) trekken weer aan, al blijft de hoeveelheid inkomende buitenlandse directe investeringen laag vergeleken met vergelijkbare landen in de regio. De overheidsschuld bereikte in 2015 een piek en voor de komende jaren wordt een neerwaartse aanpassing verwacht. Vooruitgang bij de herstructurering van de banksector ging gepaard met een snel afnemend percentage oninbare leningen, een trend die zich naar verwachting zal doorzetten. Het kabinet heeft de nodige maatregelen genomen om de banksector te consolideren en te herstructureren en om de governance van staatsbedrijven te verbeteren. Niettemin zijn verdere beleidsmaatregelen nodig om de schulden in de sector vennootschappen en de resterende zwakke punten van de financiële sector aan te pakken, om zo de overheidsfinanciën op lange termijn houdbaar te maken en het ondernemingsklimaat te verbeteren.


Finland ondervindt geen onevenwichtigheden. De voorbije jaren heeft Finland aan concurrentievermogen verloren in verband met de achteruitgang van sleutelsectoren en een loongroei boven de productiviteit. Het groeipotentieel is na de crisis teruggevallen en de verwachting is dat de groei van de arbeidsproductiviteit bescheiden blijft. De banksector is goed gekapitaliseerd en redelijk winstgevend en het aandeel oninbare leningen ligt laag. De particuliere schuldquote loopt op, maar in een trager tempo. De overheidsschuld is de laatste jaren snel toegenomen, maar blijft op betrekkelijk prudente niveaus en het stijgingstempo is recentelijk vertraagd. Een dynamische sector van startersbedrijven schraagt structurele veranderingen. Onder sterke druk van het kabinet zijn de sociale partners het eens geraakt over maatregelen om het kostenconcurrentievermogen te verbeteren, met name wat arbeidskosten betreft, en om bedrijven veerkrachtiger te maken door soepelere loonvormingspraktijken. Daarnaast zijn maatregelen genomen om de prikkels voor het aangaan van buitensporige hypotheekschulden tegen te gaan. De beleidsuitdagingen die zich aandienen, houden verband met de aanhoudende stijging van de langdurige werkloosheid, die duidelijk maakt dat het arbeidsmarktbeleid doelgerichter moet worden en dat verder moet worden geïnvesteerd in een leven lang leren en in beroepsopleiding.


Zweden ondervindt onevenwichtigheden. De hardnekkige stijging van de huizenprijzen - vanaf reeds overgewaardeerde niveaus - in combinatie met een verdere aangroei van de schulden van huishoudens draagt een risico van een onordelijke correctie in zich. De reeds hoge schuldenlast van huishoudens blijft toenemen, terwijl huizenprijzen, die al overgewaardeerd lijken te zijn, in een hoog tempo blijven stijgen. Banken lijken weliswaar afdoende te zijn gekapitaliseerd, maar een onordelijke correctie kan ook ongunstig uitwerken voor de financiële sector, omdat de blootstelling van banken aan hypotheekschulden van huishoudens blijft toenemen. In dat geval kunnen er overloopeffecten naar buurlanden spelen, omdat Zweedse bankgroepen systeemrelevant zijn in de Scandinavisch-Baltische regio. De autoriteiten zijn zich goed bewust van de toenemende risico's en de voorbije jaren zijn maatregelen genomen om de groei van hypotheekschulden in te tomen en meer huizen te laten bouwen. De stappen die het beleid tot dusver heeft gezet, zijn echter onvoldoende om oververhitting in de huizensector tegen te gaan. Al met al blijven er beleidslacunes bestaan op het gebied van huizenbelasting, het macroprudentiële kader en het aanpakken van bottlenecks in het aanbod van nieuwe woningen. Ook zijn er nog hinderpalen voor een doelmatig gebruik van de bestaande woningvoorraad.


___________________________


(1) COM(2016) 725. Voor een overzicht van de prioriteiten op EU-niveau, zie ook het Werkprogramma van de Commissie voor 2017 (COM(2016) 710) en de gezamenlijke verklaring van 13 december 2016 over de wetgevingsprioriteiten van de EU voor 2017.
(2) Om overlapping met hervormingsmaatregelen uit het macro-economische aanpassingsprogramma te vermijden en met het oog op consistentie met de benadering die de voorgaande jaren is gehanteerd, heeft de Commissie in het kader van het Europees semester geen bijkomende aanbevelingen aan Griekenland geformuleerd.
(3) COM(2016) 728.
(4) Europese Commissie, Directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken (2017), 'European Economic Forecast, Winter'. European Economy Institutional Paper nr. 48.
(5) COM(2016) 730.
(6) COM(2016) 726.
(7) Zie Employment and Social Developments in Europe Review, 2014-2016.
(8) Raadsdocument 5735/17.
(9) Artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en van de Raad omschrijft 'onevenwichtigheden' als 'elke trend die macro-economische ontwikkelingen in de hand werkt, welke een ongunstige invloed uitoefenen of kunnen uitoefenen op de goede werking van de economie van een lidstaat dan wel van de economische en monetaire unie of van de Unie als geheel'.
(10) Volgens overweging 17 bij Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad "[moet] [b]ij het beoordelen van macro-economische onevenwichtigheden rekening worden gehouden met de ernst ervan en met de mogelijke negatieve economische en financiële overloopeffecten ervan". 'Bovendien moet', volgens diezelfde overweging, 'het beleid in lidstaten die grote overschotten op de lopende rekening opbouwen, erop gericht zijn maatregelen vast te stellen en uit te voeren die de binnenlandse vraag stimuleren en het groeipotentieel doen toenemen.'
(11) Zie Europese Commissie (2016), Single Market Integration and Competitiveness in the EU and the Member States.
(12) COM(2016) 727.
(13) Het overleg was bedoeld om de verdragsluitende partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken bij de bevindingen van de Commissie, overeenkomstig artikel 8, lid 1, van het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie.
(14)

     Risico's voor de budgettaire houdbaarheid bleken op middellange en lange termijn middelgroot tot groot te zijn in: België, de Tsjechische Republiek, Ierland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Cyprus, Litouwen, Luxemburg, Hongarije, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Finland en het Verenigd Koninkrijk. Voor een nadere beoordeling van de uitdagingen voor de budgettaire houdbaarheid, zie Europese Commissie (2017), 'Debt Sustainability Monitor 2016', European Economy, Institutional papers nr. 47.

(15)

     Voor een analyse van de uitdagingen en beleidsopties in de zorg, zie Europese Commissie (2016), ‘Joint Report on Health care and Long-term Care Systems & Fiscal Sustainability’, European Economy, Institutional papers nr. 36.

(16)

     De categorieën 'onevenwichtigheden' en 'buitensporige onevenwichtigheden' brengen specifieke monitoring met zich mee, die kan variëren afhankelijk van de ernst van de uitdagingen.

(17) Schuldregel: Indien de 60%-referentie voor de schuldquote niet in acht wordt genomen, komt de betrokken lidstaat in de buitensporigtekortprocedure, nadat alle relevante factoren en de impact van de economische cyclus zijn meegewogen, indien de kloof tussen zijn schuldpeil en de 60%-referentie niet wordt verminderd met 1/20e per jaar (gemiddeld over 3 jaar). Overgangsregel voor de schuld: Elke lidstaat in de buitensporigtekortprocedure krijgt een periode van drie jaar na de correctie van het buitensporige tekort om aan de schuldregel te voldoen. Dit betekent niet dat de schuldregel helemaal niet van toepassing is in deze periode; lidstaten moeten tijdens deze overgangsperiode namelijk voldoende vooruitgang boeken richting de naleving van de schuldregel. Een negatieve beoordeling van de vooruitgang die is geboekt bij de naleving van de schuldbenchmark tijdens de overgangsperiode, kan uitmonden in het inleiden van een buitensporigtekortprocedure.
(18) Voorwaarde is wel de intrekking van het BTP-besluit op basis van gevalideerde begrotingsresultaten voor 2016.
(19) Voorwaarde is wel de intrekking van het BTP-besluit op basis van gevalideerde begrotingsresultaten voor 2016.