Artikelen bij COM(2018)339 - Door overheidsobligaties gedekte effecten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2018)339 - Door overheidsobligaties gedekte effecten.
document COM(2018)339 NLEN
datum 24 mei 2018


Hoofdstuk 1

Onderwerp, toepassingsgebied en definities

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening stelt een algemeen raamwerk voor door overheidsobligaties gedekte effecten (Sovereign Bond-Backed Securities, hierna 'SBBS' genoemd) vast.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op oorspronkelijke kopers, special purpose entities, beleggers en alle andere entiteiten die bij de uitgifte of het aanhouden van SBBS zijn betrokken.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(1)"bevoegde autoriteit": bij nationale wetgeving officieel erkend(e) overheidsinstantie of lichaam die/dat bij nationale of Uniewetgeving gemachtigd is de in deze verordening genoemde taken uit te voeren;

(2)"overheidsobligatie": schuldinstrument dat door de centrale overheid van een lidstaat is uitgegeven, dat in de nationale valuta van de betrokken lidstaat luidt en is gefinancierd, en dat een oorspronkelijke looptijd van ten minste een jaar heeft;

(3)"door overheidsobligaties gedekt effect" of 'SBBS': in euro luidend financieel instrument waarvan het kredietrisico met de blootstellingen aan een portefeuille overheidsobligaties verband houdt en dat aan deze verordening voldoet;

(4)"special purpose entity" of 'SPE': rechtspersoon die niet de oorspronkelijke koper is, die SBBS uitgeeft en die de activiteiten met betrekking tot de onderliggende portefeuille overheidsobligaties uitoefent in overeenstemming met de artikelen 7 en 8 van deze verordening;

(5)"oorspronkelijke koper": rechtspersoon die voor eigen rekening overheidsobligaties koopt en deze overheidsobligaties vervolgens aan een SPE overdraagt met het oog op de uitgifte van SBBS;

(6)"belegger": natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een SBBS;

(7)"tranche": contractueel vastgesteld segment van het kredietrisico dat aan de onderliggende portefeuille overheidsobligaties van SBBS verbonden is en dat een groter of kleiner kredietverlies met zich meebrengt dan een positie van dezelfde omvang in een ander segment van dat kredietrisico;

(8)"senior tranche": tranche van een SBBS-uitgifte die verliezen draagt nadat alle achtergestelde tranches van de betrokken SBBS-uitgifte verliezen hebben gedragen;

(9)"achtergestelde tranche": tranche van een SBBS-uitgifte die verliezen draagt vóór de senior tranche;

(10)"junior tranche": tranche van een SBBS-uitgifte die verliezen draagt vóór elke andere tranche.

Hoofdstuk 2

Samenstelling, looptijd en structuur van SBBS

Artikel 4

Samenstelling van de onderliggende portefeuille

1. De onderliggende portefeuille van een SBBS-uitgifte bestaat uitsluitend uit het volgende:

(a)overheidsobligaties van lidstaten die de euro als munt hebben;

(b)de opbrengsten van de aflossing van die overheidsobligaties.

2. Het gewicht van de overheidsobligaties van elke lidstaat in de onderliggende portefeuille van een SBBS ("basisgewicht") is gelijk aan het relatieve gewicht van de bijdrage aan de Europese Centrale Bank (ECB) door de betrokken lidstaat in overeenstemming met de sleutel voor de inschrijving van de nationale centrale banken van de lidstaten op het gestorte kapitaal van de ECB, die is vastgesteld overeenkomstig artikel 29 van Protocol nr. 4 betreffende het Statuut van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht.

SPE's mogen echter maximaal vijf procent afwijken van de uit de toepassing van het basisgewicht resulterende nominale waarde van de overheidsobligaties van elke lidstaat.

3. De overheidsobligaties van een lidstaat worden van de onderliggende portefeuille van SBBS uitgesloten wanneer de Commissie een uitvoeringshandeling heeft aangenomen waarin wordt vastgesteld dat er van één van de volgende situaties sprake is:

(a)de lidstaat heeft de voorgaande twaalf maanden ("referentieperiode") minder dan de helft van het bedrag aan overheidsobligaties uitgegeven dat resulteert uit zijn overeenkomstig lid 1 bepaalde relatieve gewicht, vermenigvuldigd met het totaalbedrag aan SBBS dat in de twaalf maanden vóór de referentieperiode is uitgegeven;

(b)de lidstaat heeft de voorgaande twaalf maanden ten minste de helft van zijn jaarlijkse financieringsbehoeften gefinancierd aan de hand van officiële financiële bijstand ter ondersteuning van de uitvoering van een macro-economisch aanpassingsprogramma overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en de Raad 21 .

Indien de eerste alinea van toepassing is, bepalen SPE's de basisgewichten van de overheidsobligaties van de resterende lidstaten door de overheidsobligaties van de in de eerste alinea bedoelde lidstaat buiten beschouwing te laten en de berekeningsmethode van lid 2 toe te passen.

4. De ESMA monitort en beoordeelt of de in lid 3, onder a) of b), bedoelde situatie bestaat of heeft opgehouden te bestaan en stelt de Commissie daarvan in kennis.

5. De Commissie kan een uitvoeringshandeling aannemen waarin wordt vastgesteld dat de in lid 3, onder a) of b), bedoelde situatie bestaat of heeft opgehouden te bestaan. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 5

Looptijd van de onderliggende activa

1. SBBS-tranches die van dezelfde uitgifte deel uitmaken, hebben eenzelfde oorspronkelijke looptijd. Die looptijd is gelijk aan of ten hoogste een dag langer dan de resterende looptijd van de overheidsobligatie met de langste resterende looptijd in de onderliggende portefeuille.

2. De resterende looptijd van alle overheidsobligaties in de onderliggende portefeuille van SBBS is niet meer dan zes maanden korter dan de resterende looptijd van de overheidsobligatie met de langste resterende looptijd in die portefeuille.

Artikel 6

Structuur van de tranches, betalingen en verliezen

1. Een SBBS-uitgifte is samengesteld uit één senior tranche en één of meer achtergestelde tranches. De uitstaande nominale waarde van de senior tranche bedraagt zeventig procent van de uitstaande nominale waarde van de gehele SBBS-uitgifte. Het aantal en de uitstaande nominale waarde van de achtergestelde tranches worden door de SPE bepaald, met dien verstande dat de nominale waarde van de junior tranche ten minste twee procent van de uitstaande nominale waarde van de gehele SBBS-uitgifte bedraagt.

2. Wanneer ongunstige ontwikkelingen de werking van de markten voor overheidspapier in een lidstaat of in de Unie ernstig verstoren en wanneer de Commissie deze verstoring overeenkomstig lid 4 heeft bevestigd, verlagen SPE's voor een na deze bevestiging gedane SBBS-uitgifte de uitstaande nominale waarde van de senior tranche tot zestig procent.

Wanneer de Commissie overeenkomstig lid 4 heeft bevestigd dat deze verstoring heeft opgehouden te bestaan, is lid 1 van toepassing op alle SBBS-uitgiften die na deze bevestiging worden gedaan.

3. De ESMA monitort en beoordeelt of de in lid 2 bedoelde situatie bestaat of heeft opgehouden te bestaan en stelt de Commissie daarvan in kennis.

4. De Commissie kan een uitvoeringshandeling aannemen waarin wordt vastgesteld dat de in lid 2 bedoelde verstoring bestaat of heeft opgehouden te bestaan. Deze uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

5. De betalingen uit hoofde van een SBBS zijn afhankelijk van de betalingen uit hoofde van de onderliggende portefeuille overheidsobligaties.

6. De verdeling van de verliezen en de volgorde van de betalingen worden bepaald door de tranche van de SBBS-uitgifte en vastgesteld voor de gehele bestaansduur van de SBBS-uitgifte.

Verliezen worden erkend en toegewezen naarmate zij zich voordoen.

Artikel 7

Uitgifte van SBBS en verplichtingen van SPE's

1. De SPE's voldoen aan alle volgende voorschriften:

(a)zij zijn gevestigd in de Unie;

(b)hun activiteiten blijven beperkt tot de uitgifte van en diensten met betrekking tot SBBS-uitgiften en tot het beheer van de onderliggende portefeuille van die SBBS-uitgiften in overeenstemming met de artikelen 4, 5, 6 en 8;

(c)zij zijn uitsluitend verantwoordelijk voor het verrichten van de onder b) bedoelde diensten en activiteiten.

2. De SPE's hebben de volledige eigendom van de onderliggende portefeuille van een SBBS-uitgifte.

22 De onderliggende portefeuille van een SBBS-uitgifte vormt een financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot de vestiging van een zakelijk zekerheidsrecht, zoals omschreven in artikel 2, lid 1, onder c), van Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad, ter dekking van de financiële verplichtingen van de SPE jegens beleggers in die SBBS-uitgifte.

Aan het houderschap van een SBBS van een specifieke SBBS-uitgifte worden geen andere rechten of aanspraken ontleend op de activa van de SPE die de SBBS-uitgifte doet, dan die op de onderliggende portefeuille van die uitgifte en op de inkomsten die uit het houderschap van die SBBS worden verkregen.

Een vermindering van de waarde of opbrengsten van de onderliggende portefeuille overheidsobligaties geeft geen aanleiding tot een aansprakelijkheidsvordering van beleggers.

3. Een SPE houdt op zodanige wijze gegevens en rekeningen bij dat:

(a)haar eigen activa en financiële middelen gescheiden zijn van die van de onderliggende portefeuille van de SBBS-uitgifte en de daaraan gerelateerde opbrengsten;

(a)de onderliggende portefeuilles en opbrengsten van verschillende SBBS-uitgiften gescheiden zijn;

(b)de door verschillende beleggers of intermediairs ingenomen posities gescheiden zijn;

(c)wordt bevestigd dat het aantal SBBS van een uitgifte op elk tijdstip gelijk is aan de som van de SBBS die alle beleggers of intermediairs in deze uitgifte aanhouden;

(d)wordt bevestigd dat de uitstaande nominale waarde van de SBBS van een uitgifte gelijk is aan de uitstaande nominale waarde van de onderliggende portefeuille overheidsobligaties van die uitgifte.

4. SPE's houden de in artikel 4, lid 1, onder a), bedoelde overheidsobligaties uitsluitend bij centrale banken, centrale effectenbewaarinstellingen, vergunninghoudende kredietinstellingen of vergunninghoudende beleggingsondernemingen in bewaring, zoals is toegestaan bij deel B, punt 1, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad 23 en afdeling A, punt 2, van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad 24 .

Artikel 8

Beleggingsbeleid

1. Een SPE belegt hoofdsom- of rentebetalingen uit hoofde van de in artikel 4, lid 1, onder a), bedoelde overheidsobligaties die vóór hoofdsom- of rentebetalingen uit hoofde van de SBBS zijn verschuldigd, uitsluitend in contanten, dan wel in zeer liquide financiële instrumenten die in euro luiden en een laag markt- en kredietrisico inhouden. Deze beleggingen komen in aanmerking voor liquidatie binnen één dag met een minimaal negatief effect op de prijs.

Een SPE houdt de in de eerste alinea bedoelde betalingen uitsluitend bij centrale banken, centrale effectenbewaarinstellingen, vergunninghoudende kredietinstellingen of vergunninghoudende beleggingsondernemingen in bewaring, zoals is toegestaan bij deel B, punt 1, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU en afdeling A, punt 2, van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 909/2014.

2. Een SPE wijzigt de onderliggende portefeuille van een SBBS niet totdat de betrokken SBBS vervalt.

3. De ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de in lid 1 bedoelde financiële instrumenten die als zeer liquide instrumenten met een laag markt- en kredietrisico kunnen worden beschouwd. De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk [6 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen in overeenstemming met de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde procedure.

Hoofdstuk 3

Gebruik van de benaming 'SBBS' en kennisgevings-, transparantie en informatievereisten

Artikel 9

Gebruik van de benaming 'door overheidsobligaties gedekte effecten'

De benaming 'door overheidsobligaties gedekte effecten' of 'SBBS' mag alleen worden gebruikt voor financiële producten die aan beide volgende voorwaarden voldoen:

(a)het financiële product voldoet doorlopend aan de artikelen 4, 5 en 6;

(b)de ESMA is overeenkomstig artikel 10, lid 1, van dat financiële product in kennis gesteld en het financiële product is in de in artikel 10, lid 2, bedoelde lijst opgenomen.

Artikel 10

Voor SBBS geldende kennisgevingsvereisten

1. Ten minste een week voor de uitgifte van een SBBS stelt een SPE de ESMA door middel van de in lid 5 van dit artikel bedoelde template ervan in kennis dat een SBBS-uitgifte aan de vereisten van de artikelen 4, 5 en 6 voldoet. De ESMA brengt de bevoegde autoriteit van de SPE daarvan onverwijld op de hoogte.

2. De ESMA houdt op haar officiële website een lijst bij van alle SBBS-uitgiften waarvan SPE's kennisgeving hebben gedaan. De ESMA actualiseert die lijst onmiddellijk en verwijdert elke SBBS-uitgifte die op grond van een besluit van bevoegde autoriteiten in overeenstemming met artikel 15 niet langer als een SBBS-uitgifte wordt beschouwd.

3. Een bevoegde autoriteit die remediërende maatregelen of administratieve sancties als bedoeld in artikel 15 heeft opgelegd, stelt de ESMA hiervan onmiddellijk in kennis. De ESMA vermeldt onmiddellijk in de in lid 2 van dit artikel bedoelde lijst dat een bevoegde autoriteit in verband met de betrokken SBBS administratieve sancties heeft opgelegd waartegen geen beroep meer mogelijk is.

4. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de in lid 1 bedoelde informatie wordt gespecificeerd.

De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk [6 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

5. De ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen tot vaststelling van de templates die moeten worden gebruikt voor het verstrekken van de in lid 1 bedoelde informatie.

De ESMA legt die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk [6 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in dit lid bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen in overeenstemming met artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 11

Transparantievereisten

1. Een SPE verstrekt beleggers en bevoegde autoriteiten onverwijld de volgende informatie:

(a)informatie over de onderliggende portefeuille die van essentieel belang is voor het beoordelen of het financiële product aan de artikelen 4, 5 en 6 voldoet;

(a)een gedetailleerde beschrijving van de rangorde van betalingen van de tranches van de SBBS-uitgifte;

(b)ingeval geen prospectus is opgesteld in de in artikel 1, lid 4, artikel 1, lid 5, of artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1129 van het Europees Parlement en de Raad 25 beschreven gevallen, een overzicht van de belangrijkste kenmerken van de SBBS, met inbegrip van, in voorkomend geval, gegevens betreffende de blootstellingskenmerken, kasstromen en verlieswaterval;

(c)de in artikel 10, lid 1, bedoelde kennisgeving.

De in deze alinea, onder a), bedoelde informatie wordt uiterlijk een maand na de vervaldatum voor de rentebetaling uit hoofde van de SBBS beschikbaar gesteld.

2. Een SPE stelt de in lid 1 bedoelde informatie beschikbaar op een website die:

(a)een goed werkend systeem heeft voor de controle van de kwaliteit van gegevens;

(b)valt onder passende governancestandaarden en wordt onderhouden en geëxploiteerd volgens een organisatiestructuur die de continuïteit en de ordelijke werking van de site verzekert;

(c)is onderworpen aan systemen, controles en procedures die alle relevante bronnen van operationeel risico detecteren;

(d)systemen omvat die zorgen voor de bescherming en integriteit van de ontvangen informatie en de snelle registratie van die informatie;

(e)het mogelijk maakt om de informatie gedurende ten minste vijf jaar na de vervaldatum van elke SBBS-uitgifte te bewaren.

De in lid 1 bedoelde informatie en de plaats waar de informatie beschikbaar wordt gesteld, worden door de SPE vermeld in de aan beleggers verstrekte documentatie betreffende de SBBS.

Artikel 12

Informatievereisten

1. Alvorens een SBBS over te dragen, verstrekt de overdrager de overnemer alle volgende informatie:

(a)de procedure om opbrengsten van de onderliggende portefeuille overheidsobligaties aan de verschillende tranches van de SBBS-uitgifte toe te wijzen, ook na of in anticipatie op een niet-betaling uit hoofde van de onderliggende activa;

(b)de wijze waarop de stemrechten betreffende een openbaar aanbod tot ruil na of anticiperend op een niet-betaling uit hoofde van overheidsobligaties in de onderliggende portefeuille aan beleggers zullen worden toegekend en de wijze waarop eventuele verliezen uit hoofde van een niet-betaling van schuld over de verschillende tranches van de SBBS-uitgifte zullen worden verdeeld.

2. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de in lid 1 bedoelde informatie wordt gespecificeerd.

De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk [6 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen in overeenstemming met de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde procedure.


Hoofdstuk 4

Producttoezicht

Artikel 13

Toezicht

1. De lidstaten wijzen een of meer bevoegde autoriteiten aan om toezicht te houden op de naleving van deze verordening door SPE's. De lidstaten informeren de Commissie en de ESMA over deze bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, over de wijze waarop hun functies en taken zijn verdeeld.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de SPE is gevestigd, houdt toezicht op de naleving van de vereisten van deze verordening.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten over alle toezichts-, onderzoeks- en sanctiebevoegdheden beschikken die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun taken uit hoofde van deze verordening.

Zij zijn ten minste de bevoegd om:

(a)inzage te vragen in elk document in welke vorm ook, voor zover dit betrekking heeft op SBBS, en een kopie daarvan te ontvangen of te maken;

(b)de SPE te verzoeken onverwijld informatie te verstrekken

(c)informatie te verlangen van elke persoon die bij de activiteiten van een SPE betrokken is;

(d)al dan niet met voorafgaande aankondiging ter plaatse inspecties uit te voeren;

(e)passende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat een SPE deze verordening blijft naleven;

(f)een bevel uit te vaardigen om ervoor te zorgen dat een SPE deze verordening naleeft en ophoudt met het herhaaldelijk vertonen van een bepaald soort gedrag dat een inbreuk vormt op deze verordening.

3. De ESMA publiceert op haar website een lijst van bevoegde autoriteiten en houdt deze actueel.

Artikel 14

Samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en de ESMA

1. De bevoegde autoriteiten en de ESMA werken nauw samen en wisselen informatie uit voor de uitoefening van hun taken. Zij coördineren met name nauw hun toezicht teneinde inbreuken op deze verordening vast te stellen en te remediëren, ontwikkelen en bevorderen goede praktijken, faciliteren samenwerking, dragen bij tot een consistente interpretatie en verstrekken jurisdictieoverschrijdende beoordelingen in geval van verschillen van mening.

Teneinde het gebruik van de bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken en de consistente toepassing en handhaving van de verplichtingen van deze verordening te waarborgen, handelt de ESMA overeenkomstig de haar bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 toegekende bevoegdheden.

2. Een bevoegde autoriteit die duidelijke en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat een SPE de bepalingen van deze verordening schendt, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de SPE is gevestigd, onverwijld op gedetailleerde wijze daarvan in kennis. De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de SPE is gevestigd, neemt passende maatregelen, met inbegrip van het nemen van een in artikel 15 bedoeld besluit.

3. Indien de SPE blijft handelen op een wijze die duidelijk in strijd is met deze verordening, ondanks de maatregelen die zijn getroffen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de SPE is gevestigd, of omdat die bevoegde autoriteit niet binnen een redelijke termijn optreedt, kan de bevoegde autoriteit die de schending van de bepalingen van deze verordening heeft vastgesteld, nadat zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de SPE is gevestigd en de ESMA op de hoogte heeft gebracht, alle passende maatregelen nemen om de beleggers te beschermen, met inbegrip van het opleggen van een verbod aan de SPE om nog SBBS op het grondgebied van haar lidstaat op de markt aan te bieden en het nemen van een in artikel 15 bedoeld besluit.

Artikel 15

Misbruik van de SBBS-benaming

1. Indien er redenen zijn om aan te nemen dat een SPE in strijd met artikel 9 de benaming 'SBBS' heeft gebruikt voor het op de markt brengen van een product dat niet aan de vereisten van dat artikel voldoet, volgt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de SPE is gevestigd de procedure die in lid 2 is vastgelegd.

2. Binnen vijftien dagen na van de in lid 1 bedoelde mogelijke inbreuk kennis te hebben gekregen, besluit de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de van de inbreuk verdachte SPE is gevestigd of op artikel 9 inbreuk is gepleegd en stelt zij de ESMA en de andere relevante bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de bevoegde autoriteiten van de beleggers wanneer deze bekend zijn, daarvan in kennis. Een bevoegde autoriteit die van mening verschilt over het genomen besluit, stelt alle andere relevante bevoegde autoriteiten onverwijld in kennis van haar verschil van mening. Indien dat verschil van mening niet binnen drie maanden na de datum van kennisgeving aan alle relevante bevoegde autoriteiten wordt beslecht, wordt de zaak overeenkomstig artikel 19 en, indien toepasselijk, artikel 20 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 naar de ESMA verwezen. De in artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde verzoeningstermijn duurt één maand.

Indien de betrokken bevoegde autoriteiten binnen de in de eerste alinea bedoelde verzoeningstermijn geen overeenstemming bereiken, neemt de ESMA binnen één maand het in artikel 19, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde besluit. Tijdens de in dit lid beschreven procedure wordt een SBBS die op de krachtens artikel 10, lid 2, door de ESMA bijgehouden lijst voorkomt, verder als SBBS beschouwd en op deze lijst gehandhaafd.

Indien de relevante bevoegde autoriteiten oordelen dat de inbreuk door de SPE verband houdt met het te goeder trouw niet naleven van artikel 9, kunnen zij besluiten aan de SPE een termijn van ten hoogste drie maanden toe te kennen om de geconstateerde inbreuk te verhelpen, met ingang van de dag waarop de SPE door de bevoegde autoriteit van de inbreuk in kennis is gesteld. Tijdens deze periode wordt een SBBS die op de krachtens artikel 10, lid 2, door de ESMA bijgehouden lijst voorkomt, verder als SBBS beschouwd en op deze lijst gehandhaafd.

3. De ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot specificering van de samenwerkingsverplichtingen en van de op grond van de leden lid 1 en 2 uit te wisselen informatie.

De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk [6 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 16

Remediërende maatregelen en administratieve sancties

1. Onverminderd het recht van de lidstaten om krachtens artikel 17 strafrechtelijke sancties vast te stellen, leggen de bevoegde autoriteiten aan de SPE of de natuurlijke persoon die de SPE beheert, passende remediërende maatregelen, met inbegrip van het in artikel 15 bedoelde besluit, en passende administratieve sancties als genoemd in lid 2 op ingeval SPE's:

(a)niet hebben voldaan aan de in de artikelen 7 en 8 beschreven verplichtingen;

(b)niet hebben voldaan aan de vereisten van artikel 9, zoals de ESMA niet overeenkomstig artikel 10, lid 1, in kennis hebben gesteld of een misleidende kennisgeving hebben gedaan;

(c)niet hebben voldaan aan de transparantievereisten van artikel 11.

2. Tot de in lid 1 bedoelde administratieve sancties behoren ten minste:

(a)een publieke verklaring waarin de identiteit van de natuurlijke of rechtspersoon die de inbreuk heeft gepleegd en de aard van de inbreuk worden vermeld;

(b)een bevel waarbij de natuurlijke of rechtspersoon die de inbreuk heeft gepleegd, wordt verplicht het gedrag stop te zetten en af te zien van herhaling ervan;

(c)een tijdelijk verbod om een lid van het leidinggevend orgaan van de SPE of een andere natuurlijke persoon die voor de inbreuk verantwoordelijk wordt gehouden, te beletten leidinggevende functies in SPE's uit te oefenen;

(d)in geval van een inbreuk als bedoeld in lid 1, onder b), een tijdelijk verbod om de SPE te beletten een in artikel 10, lid 1, bedoelde kennisgeving te doen;

(e)administratieve financiële sancties van ten hoogste 5 000 000 EUR, of in lidstaten die de euro niet als munt hebben, de overeenkomstige waarde in de nationale munteenheid op [de datum van inwerkingtreding van deze verordening] of ten hoogste 10 % van de totale netto jaaromzet van de SPE volgens de meest recente jaarrekening die door het leidinggevend orgaan van de SPE is goedgekeurd;

(f)administratieve financiële sancties van ten hoogste tweemaal het bedrag van het aan de inbreuk ontleende voordeel indien dat kan worden bepaald, ook als dat voordeel hoger is dan de onder e) bedoelde maximumbedragen.

3. Bij het bepalen van het type en de omvang van administratieve sancties houden bevoegde autoriteiten rekening met de vraag in hoeverre de inbreuk opzettelijk is dan wel het resultaat van nalatigheid, en alle andere relevante omstandigheden, waaronder, in voorkomend geval:

(a)de materialiteit, ernst en duur van de inbreuk;

(b)de mate van verantwoordelijkheid van de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon;

(c)de financiële draagkracht van de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon;

(d)de omvang van de door de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon behaalde winsten of vermeden verliezen, voor zover die winsten of verliezen kunnen worden bepaald;

(e)de verliezen die derden wegens de inbreuk hebben geleden;

(f)de mate waarin de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon met de bevoegde autoriteit meewerkt;

(g)eerdere inbreuken van de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersoon.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat een besluit waarbij remediërende maatregelen of administratieve sancties worden opgelegd, naar behoren gemotiveerd is en vatbaar is voor beroep.

Artikel 17

Wisselwerking met strafrechtelijke sancties

Lidstaten die strafrechtelijke sancties voor de in artikel 16, lid 1, genoemde inbreuken hebben vastgesteld, verlenen hun bevoegde autoriteiten alle noodzakelijke bevoegdheden om met de gerechtelijke, de met vervolging belaste of de strafrechtelijke autoriteiten in hun jurisdictie te communiceren om specifieke informatie te ontvangen over lopende strafrechtelijke onderzoeken naar en procedures in verband met de in artikel 16, lid 1, genoemde inbreuken en om dezelfde informatie aan andere bevoegde autoriteiten en aan de ESMA te verstrekken.

Artikel 18

Publicatie van administratieve sancties

1. De bevoegde autoriteiten publiceren op hun website onverwijld elk besluit waarbij een administratieve sanctie die niet meer vatbaar is voor beroep, wordt opgelegd wegens een in artikel 16, lid 1, genoemde inbreuk nadat de betrokken persoon daarvan in kennis is gesteld.

Bij de in de eerste alinea bedoelde publicatie wordt informatie bekendgemaakt over het type en de aard van de inbreuk en de identiteit van de natuurlijke of rechtspersoon aan wie de administratieve sanctie is opgelegd.

2. De bevoegde autoriteiten maken de administratieve sancties zonder vermelding van namen bekend in overeenstemming met het nationale recht, in enige van de volgende omstandigheden:

(a)indien de administratieve sanctie aan een natuurlijke persoon wordt opgelegd en op basis van een voorafgaande beoordeling de bekendmaking van de persoonsgegevens onevenredig blijkt;

(b)wanneer de bekendmaking de stabiliteit van de financiële markten of een lopend strafrechtelijk onderzoek in gevaar brengt;

(c)indien bekendmaking onevenredige schade zou toebrengen aan de SPE of betrokken natuurlijke personen.

Bij wijze van alternatief kan, indien het waarschijnlijk is dat de in de eerste alinea bedoelde omstandigheden binnen een redelijke periode zullen ophouden te bestaan, de in lid 1 bedoelde bekendmaking voor deze periode worden uitgesteld.

3. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat uit hoofde van de leden 1 en 2 bekendgemaakte informatie gedurende vijf jaar op hun officiële website blijft staan. Persoonsgegevens worden niet langer dan nodig is bijgehouden op de officiële website van de bevoegde autoriteit.

Artikel 19

Macroprudentieel toezicht op de SBBS-markt

Binnen de grenzen van zijn in Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad 26 neergelegde mandaat is het ESRB verantwoordelijk voor het macroprudentieel toezicht op de SBBS-markt van de Unie en handelt het in overeenstemming met de in genoemde verordening vastgelegde bevoegdheden.

Artikel 20

Kennisgevingen van lidstaten

De lidstaten doen uiterlijk [een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] aan de Commissie en de ESMA kennisgeving van de in de artikelen 13 en 16 bedoelde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen. De lidstaten doen aan de Commissie en de ESMA onverwijld kennisgeving van latere wijzigingen daarvan.


Hoofdstuk 4
Uitvoeringsbevoegdheden en slotbepalingen

Artikel 21

Wijziging van Richtlijn 2009/65/EG

In Richtlijn 2009/65/EG wordt het volgende artikel 54 bis ingevoegd:

"Artikel 54 bis

1. Wanneer lidstaten de in artikel 54 beschreven afwijking toepassen of de in artikel 56, lid 3, genoemde ontheffing verlenen, gaan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de icbe over tot:

(a)de toepassing van dezelfde afwijking of de verlening van dezelfde ontheffing voor icbe's die volgens het beginsel van risicospreiding tot 100 % van hun activa in SBBS als omschreven in artikel 3, punt 3, van Verordening [verwijzing naar de SBBS-verordening invoegen] beleggen wanneer naar het oordeel van deze bevoegde autoriteiten de deelnemers in de icbe een bescherming genieten die gelijkwaardig is aan die welke wordt geboden aan de deelnemers in een icbe die de begrenzingen van artikel 52 wel in acht neemt;

(b)het verlenen van ontheffing van de toepassing van artikel 56, leden 1 en 2.

2. Uiterlijk [6 maanden na de datum van inwerkingtreding van de SBBS-verordening] nemen de lidstaten de nodige maatregelen om aan lid 1 te voldoen, maken zij deze maatregelen bekend en delen zij deze mede aan de Commissie en de ESMA.".

Artikel 22

Wijziging van Richtlijn 2009/138/EG

Aan artikel 104 van Richtlijn 2009/138/EG wordt het volgende lid 8 toegevoegd:

"8.Ten behoeve van de berekening van het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste worden risicoposities in door overheidsobligaties gedekte effecten als omschreven in artikel 3 van Verordening [verwijzing naar de SBBS-verordening invoegen] behandeld als vorderingen op de centrale regeringen of centrale banken van de lidstaten luidend en gefinancierd in hun nationale munteenheid.

Uiterlijk [6 maanden na de datum van inwerkingtreding van de SBBS-verordening] nemen de lidstaten de nodige maatregelen om aan de eerste alinea te voldoen, maken zij deze maatregelen bekend en delen zij deze mede aan de Commissie en de ESMA.".

Artikel 23

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 575/2013

Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt als volgt gewijzigd:

(1)aan artikel 268 wordt het volgende lid 5 toegevoegd:

"5.In afwijking van lid 1 mogen door overheidsobligaties gedekte effecten als omschreven in artikel 3, punt 3, van Verordening [verwijzing naar de SBBS-verordening invoegen] steeds worden behandeld in overeenstemming met lid 1 van dit artikel.";

(2)aan artikel 325 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

"4.Voor de toepassing van deze titel behandelen instellingen blootstellingen in de vorm van door overheidsobligaties gedekte effecten als omschreven in artikel 3, punt 3, van Verordening [verwijzing naar de SBBS-verordening invoegen] als blootstellingen met betrekking tot de centrale overheid van een lidstaat.";

(3)aan artikel 390, lid 7, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"De eerste alinea is van toepassing op blootstellingen in de vorm van door overheidsobligaties gedekte effecten als omschreven in artikel 3, punt 3, van Verordening [verwijzing naar de SBBS-verordening invoegen].".

Artikel 24

Wijziging van Richtlijn (EU) 2016/2341

In Richtlijn (EU) 2016/2341 wordt het volgende artikel 18 bis ingevoegd:

"Artikel 18 -  bis Door overheidsobligaties gedekte effecten

1. In hun nationale voorschriften betreffende de waardering van de activa van IBPV's, de berekening van het eigen vermogen van IBPV's en de berekening van een solvabiliteitsmarge voor IBPV's behandelen lidstaten door overheidsobligaties gedekte effecten als omschreven in artikel 3, punt 3, van Verordening [verwijzing naar de SBBS-verordening invoegen] op dezelfde wijze als overheidsschuldinstrumenten van de eurozone.

2. Uiterlijk [6 maanden na de datum van inwerkingtreding van de SBBS-verordening] nemen de lidstaten de nodige maatregelen om aan lid 1 te voldoen, maken zij deze maatregelen bekend en delen zij deze mede aan de Commissie en de ESMA.".


Artikel 25

Evaluatieclausule

Ten vroegste vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening en zodra voldoende gegevens beschikbaar zijn gekomen, voert de Commissie een evaluatie van deze verordening uit, waarbij wordt beoordeeld of zij haar doelstelling heeft verwezenlijkt om onnodige regelgevende belemmeringen voor de opkomst van SBBS op te heffen.

Artikel 26

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Europees Comité voor het effectenbedrijf, dat is ingesteld bij Besluit 2001/528/EG van de Commissie 27 . Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 27

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.