Artikelen bij COM(2021)581 - Wijziging van Richtlijn Solvency II wat betreft evenredigheid, toezicht, rapportage, langetermijn­garantiemaatregelen, macroprudentiële instrumenten, duurzaamheidsrisico’s

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1 - Wijzigingen van Richtlijn 2009/138/EG

Richtlijn 2009/138/EG wordt als volgt gewijzigd:

(1) In artikel 2, lid 3, punt a), wordt punt iv) vervangen door:

“iv) het in Ierland bestaande type niet-opzegbare ziekteverzekering van lange duur dat “permanent health Insurance not subject to cancellation” wordt genoemd;”.

(2) In artikel 4, lid 1, worden de punten a) en b) vervangen door:

“a) de jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten van de onderneming bedragen niet meer dan 15 000 000 EUR;

b) de totale technische voorzieningen van de onderneming, zonder aftrek van de bedragen die op grond van herverzekeringsovereenkomsten en van Special Purpose Vehicles kunnen worden verhaald, als bedoeld in artikel 76, bedragen niet meer dan 50 000 000 EUR;”.

(3) Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 1 wordt punt a) vervangen door:

“a) de hulp wordt verleend bij een ongeval met of defect aan een wegvoertuig dat zich voordoet op het grondgebied van de lidstaat van de verlener van de dekking of buurlanden;”;

(b)lid 2 wordt vervangen door:

“2. In de in lid 1, punt b), i) en ii), bedoelde gevallen is de voorwaarde dat het ongeval of het defect zich heeft voorgedaan op het grondgebied van de lidstaat van de verlener van de dekking niet van toepassing wanneer de belanghebbende lid is van de organisatie die de dekking verleent, en de hulpverlening of het vervoer van het voertuig enkel op vertoon van de lidmaatschapskaart, zonder betaling van een extra premie, wordt uitgevoerd door een soortgelijke organisatie van het betrokken land op grond van een reciprociteitsovereenkomst.”;

(c)lid 3 wordt geschrapt.

(4) In artikel 8 wordt punt 3 geschrapt.

(5) Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in punt 7 wordt punt b) geschrapt;

(b)de volgende punten 10 bis, 10 ter, 10 quater en 10 quinquies worden ingevoegd:

“10 bis. onderneming met een laag risicoprofiel: een verzekerings- en herverzekeringsonderneming die aan de voorwaarden van artikel 29 bis voldoet en als zodanig is ingedeeld overeenkomstig artikel 29 ter;

10 ter. auditkantoor: een auditkantoor in de zin van artikel 2, punt 3, van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad*;

10 quater. wettelijke auditor: een wettelijke auditor in de zin van artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad*;

10 quinquies. groep met een laag risicoprofiel: een groep die aan de voorwaarden van artikel 213 bis voldoet en door de groepstoezichthouder als zodanig is ingedeeld overeenkomstig lid 2 van dat artikel;

* Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87).”;

(c)de punten 15 en 16 worden vervangen door:

“15.    moederonderneming: een moederonderneming als bedoeld in artikel 22, leden 1 en 2, van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad*, alsook een onderneming die de toezichthoudende autoriteiten overeenkomstig artikel 212 van deze richtlijn als moederonderneming beschouwen;

16. dochteronderneming: een dochteronderneming als bedoeld in artikel 22, leden 1 en 2, van Richtlijn 2013/34/EU, inclusief dochterondernemingen daarvan, alsook een onderneming die de toezichthoudende autoriteiten overeenkomstig artikel 212 van deze richtlijn als dochteronderneming beschouwen;

* Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).”;

(d)in punt 18 wordt “artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG” vervangen door “artikel 22, leden 1 en 2, van Richtlijn 2013/34/EU”;

(e)punt 19 wordt vervangen door:

“19.    intragroeptransactie: een transactie waarbij een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land, een verzekeringsholding of een gemengde financiële holding direct of indirect steunt op andere ondernemingen in dezelfde groep of op een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die door nauwe banden verbonden is met de ondernemingen binnen die groep, om te voldoen aan een verplichting, al dan niet contractueel en al dan niet inzake betaling;”;

(f)punt 22 wordt als volgt gewijzigd:

i) in punt a) wordt “artikel 4, lid 1, punt 14), van Richtlijn 2004/39/EG” vervangen door “artikel 4, lid 1, punt 21, van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad*;

___________________________________

* Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).”;

ii) in punt b), i), wordt “Richtlijn 2004/39/EG” vervangen door “Richtlijn 2014/65/EU”;

(g)punt 25 wordt als volgt gewijzigd:

i) in punt a) wordt “artikel 4, respectievelijk punten 1), 5) en 21), van Richtlijn 2006/48/EG” vervangen door “artikel 4, lid 1, respectievelijk punten 1), 18) en 26), van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad*;

______________________________

* Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).”;

ii) in punt c) wordt “Richtlijn 2004/39/EG” vervangen door “Richtlijn 2014/65/EU”;

(h)punt 27 wordt als volgt gewijzigd:

i) in punt c) wordt punt ii) vervangen door:

“ii) netto-omzet, in de zin van artikel 2, punt 5), van Richtlijn 2013/34/EU: 13 600 000 EUR;”;

ii) “Richtlijn 83/349/EEG” wordt vervangen door “Richtlijn 2013/34/EU”;

(i)het volgende punt 41 wordt toegevoegd:

“41. gereglementeerde onderneming: een gereglementeerde entiteit in de zin van artikel 2, punt 4, van Richtlijn 2002/87/EG of een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening in de zin van artikel 6, punt 1, van Richtlijn (EU) 2016/2341.”.

(6) Aan artikel 18, lid 1, wordt het volgende punt i) toegevoegd:

“i) aangeven of in een andere lidstaat een aanvraag van een vergunning voor toegang tot het directe verzekeringsbedrijf of tot het herverzekeringsbedrijf of voor toegang tot het bedrijf van een andere gereglementeerde onderneming of verzekeringsdistributeur is afgewezen of ingetrokken, en wat de redenen voor de afwijzing of intrekking zijn.”.

(7) Aan artikel 23, lid 1, wordt het volgende punt f) toegevoegd:

“f) de markt waarop de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming voornemens is actief te worden.”.

(8) In artikel 24, lid 2, wordt in de tweede alinea “Richtlijn 2004/39/EG” vervangen door “Richtlijn 2014/65/EU”.

(9) Aan artikel 25 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Elke weigering van een vergunning, inclusief de identificatie van de aanvragende onderneming en de redenen voor de weigering, wordt ter kennis gebracht van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) (“EIOPA”), die bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad is opgericht*. De EIOPA houdt een databank met dergelijke informatie bij en verleent de toezichthoudende autoriteiten toegang tot deze databank.

* Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).”.

(10) In artikel 25 bis wordt “de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) (“EIOPA”), die bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad6 is opgericht” vervangen door “de EIOPA”.

(11) Aan artikel 26 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

“4. Wanneer overeenkomstig lid 1 meerdere toezichthoudende autoriteiten moeten worden geraadpleegd, kan elke betrokken toezichthoudende autoriteit de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst verzoeken de vergunningsaanvraag gezamenlijk te beoordelen. De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst houdt bij het nemen van haar definitieve besluit rekening met de conclusies van de gezamenlijke beoordeling.”.

(12) Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

(a)de leden 3 en 4 worden vervangen door:

“3. De lidstaten zorgen ervoor dat deze richtlijn wordt toegepast op een wijze die proportioneel is aan de aard, omvang en complexiteit van de risico’s die verbonden zijn aan het bedrijf van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, met name die welke als onderneming met een laag risicoprofiel gelden.

4. In de door de Commissie vastgestelde gedelegeerde handelingen, technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen wordt het evenredigheidsbeginsel in acht genomen, zodat deze richtlijn op evenredige wijze wordt toegepast, met name wat ondernemingen met een laag risicoprofiel betreft.

De ontwerpen van technische reguleringsnormen die door de EIOPA overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 zijn ingediend, de technische uitvoeringsnormen die overeenkomstig artikel 15 van die verordening zijn ingediend en de overeenkomstig artikel 16 van die verordening gegeven richtsnoeren en aanbevelingen zorgen ervoor dat deze richtlijn op evenredige wijze wordt toegepast, met name wat ondernemingen met een laag risicoprofiel betreft.”;

(b)de volgende leden 5 en 6 worden toegevoegd:

“5. De Commissie kan gedelegeerde handelingen vaststellen om de in artikel 29 bis, lid 1, vastgelegde criteria te specificeren of aan te passen.

6. Om te zorgen voor consistente toezichtpraktijken bij de toepassing van het evenredigheidsbeginsel, ontwikkelt de EIOPA richtsnoeren om gemeenschappelijke toezichtsinstrumenten te vergemakkelijken en de methode die bij het indelen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als ondernemingen met een laag risicoprofiel moet worden gebruikt, nader te specificeren.”.

(13) De volgende artikelen 29 bis tot en met 29 sexies worden ingevoegd:

“Artikel 29 bis
Criteria voor het identificeren van ondernemingen met een laag risicoprofiel

1. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen volgens de procedure van artikel 29 ter als ondernemingen met een laag risicoprofiel worden ingedeeld indien zij gedurende twee opeenvolgende boekjaren voorafgaand aan een dergelijke indeling aan de volgende criteria voldoen:

(a)Voor levensverzekeringsondernemingen en verzekeringsondernemingen die zowel levens- als schadeverzekeringsactiviteiten uitoefenen overeenkomstig artikel 73 en waarvan de met levensverzekeringsactiviteiten verband houdende technische voorzieningen ten minste 20 % van de totale technische voorzieningen vertegenwoordigen zonder aftrek van de bedragen die op herverzekeringsovereenkomsten en Special Purpose Vehicles kunnen worden verhaald, als bedoeld in artikel 76, en waarvan de jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten in verband met de schadeverzekeringsactiviteiten minder dan 40 % van de totale jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten vertegenwoordigen, moet aan alle volgende criteria worden voldaan:

i) de in artikel 105, lid 5, punt a), bedoelde submodule renterisico is niet hoger dan 5 % van de technische voorzieningen, zonder aftrek van de bedragen die op herverzekeringsovereenkomsten en Special Purpose Vehicles kunnen worden verhaald, als bedoeld in artikel 76;

ii) de overeenkomsten die zijn gesloten in andere lidstaten dan de lidstaat van herkomst waar de onderneming overeenkomstig artikel 14 haar vergunning heeft verkregen, vertegenwoordigen niet meer dan 5 % van haar totale jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten;

iii) de technische voorzieningen, zonder aftrek van de bedragen die op herverzekeringsovereenkomsten en Special Purpose Vehicles kunnen worden verhaald, als bedoeld in artikel 76, bedragen niet meer dan 1 000 000 000 EUR;

iv) de niet-traditionele beleggingen vertegenwoordigen niet meer dan 20 % van de totale beleggingen;

v) het bedrijf van de onderneming omvat geen herverzekeringsverrichtingen ten bedrage van meer dan 50 % van haar totale jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten.

De criteria van de punten ii) en v) zijn niet van toepassing op verzekeringscaptives en herverzekeringscaptives.

(b)Voor schadeverzekeringsondernemingen en verzekeringsondernemingen die zowel levens- als schadeverzekeringsactiviteiten uitoefenen overeenkomstig artikel 73 en waarvan de met schadeverzekeringsactiviteiten verband houdende jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten ten minste 40 % van de totale jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten vertegenwoordigen en waarvan de met levensverzekeringsactiviteiten verband houdende technische voorzieningen minder dan 20 % van de totale technische voorzieningen vertegenwoordigen zonder aftrek van de bedragen die op herverzekeringsovereenkomsten en Special Purpose Vehicles kunnen worden verhaald, als bedoeld in artikel 76, moet aan alle volgende criteria worden voldaan:

i) de gemiddelde gecombineerde ratio na aftrek van herverzekering van de laatste drie jaar bedraagt minder dan 100 %;

ii) de overeenkomsten die zijn gesloten in andere lidstaten dan de lidstaat van herkomst waar de onderneming overeenkomstig artikel 14 haar vergunning heeft verkregen, vertegenwoordigen niet meer dan 5 % van haar totale jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten;

iii) de jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten zijn niet hoger dan 100 000 000 EUR;

iv) de som van de jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten in de branches 3 tot en met 7, 14 en 15 van deel A van bijlage I is niet hoger dan 30 % van de totale jaarlijkse geboekte premie-inkomsten van het schadeverzekeringsbedrijf;

v) de niet-traditionele beleggingen vertegenwoordigen niet meer dan 20 % van de totale beleggingen;

vi) het bedrijf van de onderneming omvat geen herverzekeringsverrichtingen ten bedrage van meer dan 50 % van haar totale bruto geboekte premie-inkomsten.

De criteria van de punten ii) en vi) zijn niet van toepassing op verzekeringscaptives en herverzekeringscaptives.

(c)Voor verzekeringsondernemingen die zowel levens- als schadeverzekeringsactiviteiten uitoefenen overeenkomstig artikel 73 en waarvan de met levensverzekeringsactiviteiten verband houdende technische voorzieningen ten minste 20 % van de totale technische voorzieningen vertegenwoordigen zonder aftrek van de bedragen die op herverzekeringsovereenkomsten en Special Purpose Vehicles kunnen worden verhaald, als bedoeld in artikel 76, en waarvan de jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten in verband met de schadeverzekeringsactiviteiten ten minste 40 % van de totale jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten vertegenwoordigen, moet aan alle volgende criteria worden voldaan:

i) de in artikel 105, lid 5, punt a), bedoelde submodule renterisico is niet hoger dan 5 % van de technische voorzieningen, zonder aftrek van de bedragen die op herverzekeringsovereenkomsten en Special Purpose Vehicles kunnen worden verhaald, als bedoeld in artikel 76;

ii) de gemiddelde gecombineerde ratio na aftrek van herverzekering van de laatste drie jaar bedraagt minder dan 100 %;

iii) de technische voorzieningen, zonder aftrek van de bedragen die op herverzekeringsovereenkomsten en Special Purpose Vehicles kunnen worden verhaald, als bedoeld in artikel 76, bedragen niet meer dan 1 000 000 000 EUR;

iv) de jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten zijn niet hoger dan 100 000 000 EUR;

v) de overeenkomsten die zijn gesloten in andere lidstaten dan de lidstaat van herkomst waar de onderneming overeenkomstig artikel 14 haar vergunning heeft verkregen, vertegenwoordigen niet meer dan 5 % van haar totale jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten;

vi) de som van de jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten in de branches 3 tot en met 7, 14 en 15 van deel A van bijlage I is niet hoger dan 30 % van de totale jaarlijkse geboekte premie-inkomsten van het schadeverzekeringsbedrijf;

vii) de niet-traditionele beleggingen vertegenwoordigen niet meer dan 20 % van de totale beleggingen;

viii) het bedrijf van de onderneming omvat geen herverzekeringsverrichtingen ten bedrage van meer dan 50 % van haar totale jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten.

De criteria van de punten v) en viii) zijn niet van toepassing op verzekeringscaptives en herverzekeringscaptives.

Voor de toepassing van dit artikel bestaan traditionele beleggingen uit obligaties, aandelen, geldmiddelen en kasequivalenten en deposito’s en bestaan de totale beleggingen uit alle activa, inclusief derivaten en exclusief beleggingen die fractieverzekeringen of aan indexen gekoppelde overeenkomsten dekken, exclusief vastgoed voor eigen gebruik, exclusief bedrijfsmiddelen voor eigen gebruik, exclusief vastgoed in aanbouw voor eigen gebruik.

2. Voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die overeenkomstig artikel 14 een vergunning hebben verkregen sinds minder dan twee jaar, wordt de naleving van de criteria van lid 1 van dit artikel alleen beoordeeld met betrekking tot het laatste boekjaar voorafgaand aan de indeling.

3. De volgende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen worden nooit als onderneming met een laag risicoprofiel ingedeeld:

(a)ondernemingen die voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste gebruikmaken van een goedgekeurd gedeeltelijk of volledig intern model overeenkomstig de vereisten voor geheel en gedeeltelijk interne modellen van hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdeling 3;

(b)ondernemingen die moederondernemingen zijn van een verzekeringsgroep in de zin van artikel 212, waarop het groepstoezicht van toepassing is overeenkomstig artikel 213, lid 2, punt a) of b), tenzij de groep als een groep met een laag risicoprofiel is ingedeeld.

Artikel 29 ter
Procedure voor de indeling van ondernemingen die aan de criteria voldoen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die aan de voorwaarden van artikel 29 bis, leden 1 en 3, voldoen, de toezichthoudende autoriteit daarvan in kennis kunnen stellen om als onderneming met een laag risicoprofiel te worden ingedeeld.

2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde kennisgeving wordt door de verzekerings- en herverzekeringsonderneming ingediend bij de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat die de in artikel 14 bedoelde vergunning heeft verleend. Die kennisgeving bevat alle onderstaande elementen:

(a)bewijs van de naleving van alle criteria van artikel 29 bis die op die onderneming van toepassing zijn;

(b)een verklaring dat de onderneming geen strategische verandering plant die zou leiden tot niet-naleving van de criteria van artikel 29 bis binnen de komende drie jaar;

(c)een vroegtijdige identificatie van de evenredigheidsmaatregelen die de onderneming voornemens is ten uitvoer te leggen, met name als gebruik zal worden gemaakt van vereenvoudiging van de beste schattingen, en of de onderneming van plan is gebruik te maken van de in artikel 77, lid 7, vastgestelde vereenvoudigde methode voor de berekening van de technische voorzieningen.

3. De toezichthoudende autoriteit kan binnen een maand na ontvangst van de in lid 1 van dit artikel bedoelde kennisgeving bezwaar maken tegen de indeling als onderneming met een laag risicoprofiel om redenen die uitsluitend verband houden met de niet-naleving van de voorwaarden van artikel 29 bis. Een besluit van de toezichthoudende autoriteit om bezwaar te maken tegen de indeling wordt schriftelijk genomen en vermeldt de redenen waarom de toezichthoudende autoriteit het niet eens is met de indeling. Wanneer een dergelijk besluit uitblijft, wordt de verzekeringsonderneming als onderneming met een laag risicoprofiel ingedeeld vanaf het einde van de bezwaarperiode van één maand, of een eerdere datum indien de toezichthoudende autoriteit eerder een besluit heeft genomen dat naleving van de criteria bevestigt.

4. Met betrekking tot verzoeken die de toezichthoudende autoriteiten binnen de eerste zes maanden na [PB gelieve de datum in te voegen = datum van toepassing van deze richtlijn] ontvangen, wordt de in lid 2 bedoelde termijn verlengd tot twee maanden.

5. De verzekerings- en herverzekeringsondernemingen worden als onderneming met een laag risicoprofiel ingedeeld zolang deze indeling niet overeenkomstig dit lid wordt beëindigd.

Wanneer een onderneming met een laag risicoprofiel niet meer aan een van de criteria van artikel 29 bis, lid 1, voldoet, stelt zij de toezichthoudende autoriteit daarvan onverwijld in kennis. Wanneer de niet-naleving gedurende twee opeenvolgende jaren aanhoudt, stelt de onderneming de toezichthoudende autoriteit van deze situatie in kennis en wordt zij vanaf het derde boekjaar niet meer als onderneming met een laag risicoprofiel ingedeeld.

Wanneer een onderneming met een laag risicoprofiel niet meer aan een van de voorwaarden van artikel 29 bis, lid 3, voldoet, stelt zij de toezichthoudende autoriteit daarvan onverwijld in kennis en wordt zij vanaf het volgende boekjaar niet meer als onderneming met een laag risicoprofiel ingedeeld.

Artikel 29 quater
Gebruik van evenredigheidsmaatregelen door ondernemingen die als onderneming met een laag risicoprofiel zijn ingedeeld 

1. Onverminderd de specifieke vereisten van elke evenredigheidsmaatregel zorgen de lidstaten ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die als onderneming met een laag risicoprofiel zijn ingedeeld, gebruik kunnen maken van alle in artikel 35, lid 5 bis, artikel 41, artikel 45, lid 1 ter, artikel 45, lid 5, artikel 45 bis, lid 5, artikel 51, lid 6, artikel 51 bis, lid 1, artikel 77, lid 7, en artikel 144 bis, lid 4, bedoelde evenredigheidsmaatregelen en elke evenredigheidsmaatregel waarin de krachtens deze richtlijn vastgestelde gedelegeerde handelingen voorzien.

2. Wanneer zij ernstige bezorgdheid heeft over het risicoprofiel van een onderneming met een laag risicoprofiel, kan de toezichthoudende autoriteit de betrokken onderneming in uitzonderlijke omstandigheden verzoeken af te zien van het gebruik van een of meer van de in lid 1 genoemde evenredigheidsmaatregelen, mits dit schriftelijk wordt gemotiveerd en hierbij rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de organisatie van de onderneming en de specifieke kenmerken of wijziging van haar risicoprofiel.

Artikel 29 quinquies
Gebruik van evenredigheidsmaatregelen door ondernemingen die niet als onderneming met een laag risicoprofiel zijn ingedeeld

1. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die niet als onderneming met een laag risicoprofiel zijn ingedeeld, gebruik kunnen maken van elke in artikel 35, lid 5 bis, artikel 41, artikel 45, lid 1 ter, artikel 45, lid 5, artikel 77, lid 7, en artikel 144 bis, lid 4, bedoelde evenredigheidsmaatregel en elke evenredigheidsmaatregel waarin de krachtens deze richtlijn vastgestelde gedelegeerde handelingen voorzien, mits zij hiervoor voorafgaande toestemming van de toezichthoudende autoriteit hebben gekregen.

De verzekerings- of herverzekeringsonderneming dient een schriftelijk verzoek om toestemming in bij de toezichthoudende autoriteit. Dat verzoek bevat alle onderstaande elementen:

(a)een lijst van de evenredigheidsmaatregelen die zij voornemens is te gebruiken en de redenen waarom het gebruik ervan gerechtvaardigd is in verhouding tot de aard, omvang en complexiteit van de risico’s die inherent zijn aan de bedrijfsactiviteiten van de onderneming;

(b)alle andere materiële informatie over het risicoprofiel van de onderneming;

(c)een verklaring dat de onderneming geen strategische verandering plant die binnen de komende drie jaar gevolgen zou hebben voor het risicoprofiel van de onderneming.

2. De toezichthoudende autoriteit beoordeelt het verzoek binnen twee maanden na ontvangst en stelt de onderneming in kennis van de inwilliging of afwijzing ervan en van de toegestane evenredigheidsmaatregelen. Wanneer de toezichthoudende autoriteit het gebruik van evenredigheidsmaatregelen onder bepaalde voorwaarden toestaat, vermeldt het toestemmingsbesluit de redenen voor die voorwaarden. Een besluit van de toezichthoudende autoriteit om bezwaar te maken tegen het gebruik van een of meer van de evenredigheidsmaatregelen die in het door de onderneming ingediende verzoek zijn vermeld, wordt schriftelijk genomen en vermeldt de redenen voor het besluit van de toezichthoudende autoriteit. Die redenen houden verband met het risicoprofiel van de onderneming.

3. De toezichthoudende autoriteit kan om alle verdere informatie verzoeken die nodig is om de beoordeling te voltooien. De in lid 2 bedoelde beoordelingsperiode wordt vanaf de datum van het verzoek van de toezichthoudende autoriteiten om informatie tot de ontvangst van een antwoord daarop van de betrokken onderneming opgeschort. Verdere verzoeken van de toezichthoudende autoriteit leiden niet tot opschorting van de beoordelingsperiode.

4. Met betrekking tot verzoeken die de toezichthoudende autoriteiten binnen de eerste zes maanden na [PB gelieve de datum in te voegen = datum van toepassing van deze richtlijn] ontvangen, is de in lid 2 bedoelde termijn vier maanden.

5. De toestemming voor het gebruik van evenredigheidsmaatregelen kan te allen tijde worden gewijzigd of ingetrokken indien het risicoprofiel van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming is veranderd. De autoriteit deelt schriftelijk de redenen voor haar besluit mee.

Artikel 29 sexies
Monitoring van het gebruik van evenredigheidsmaatregelen

1. De lidstaten schrijven voor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die evenredigheidsmaatregelen gebruiken, over de gebruikte evenredigheidsmaatregelen jaarlijks verslag uitbrengen aan hun toezichthoudende autoriteiten als onderdeel van de in artikel 35 bedoelde informatie die voor toezichtdoeleinden moet worden verstrekt.

2. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die uiterlijk op [PB gelieve de datum in te voegen = inwerkingtreding van deze richtlijn] een in artikel 29 quater, lid 1, of artikel 29 quinquies, lid 1, bedoelde evenredigheidsmaatregel toepassen, mogen deze maatregel gedurende een periode van ten hoogste vier boekjaren blijven toepassen zonder de vereisten van de artikelen 29 ter, 29 quater en 29 quinquies toe te passen.”.

(14) In artikel 30, lid 2, wordt de eerste alinea vervangen door:

“Het financiële toezicht overeenkomstig lid 1 omvat het controleren, met betrekking tot het geheel van de werkzaamheden van de verzekerings- en herverzekeringsonderneming, van het governancesysteem van de onderneming, de solvabiliteit, de vorming van technische voorzieningen, de activa en het in aanmerking komend eigen vermogen, zulks overeenkomstig de in de lidstaat van herkomst geldende voorschriften of gebruiken, op grond van de Uniebepalingen ter zake.”.

(15) Het volgende artikel 33 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 33 bis
Samenwerking op toezichtsgebied tussen de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst

1. Wanneer verzekerings- en herverzekeringsondernemingen aanzienlijke grensoverschrijdende activiteiten verrichten in het kader van het recht van vestiging of de vrijheid van dienstverrichting, werkt de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst samen met de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van ontvangst om te beoordelen of de verzekeringsonderneming een duidelijk inzicht heeft in de risico’s waarmee zij in de lidstaat van ontvangst wordt of kan worden geconfronteerd.

Deze samenwerking omvat ten minste de volgende aspecten:

a) het governancesysteem, inclusief het vermogen van het management van het hoofdkantoor om de specifieke kenmerken van de grensoverschrijdende markt te begrijpen, risicobeheersinstrumenten, interne controles en nalevingsprocedures voor grensoverschrijdende activiteiten;

b) uitbestedingsregelingen en distributiepartnerschappen;

c) bedrijfsstrategie en afhandeling van schadegevallen;

d) bescherming van de consument.

2. De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst stelt de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van ontvangst tijdig in kennis van de uitkomst van haar toezichtsproces met betrekking tot de grensoverschrijdende activiteit wanneer potentiële problemen in verband met de naleving van de in de lidstaat van ontvangst geldende bepalingen zijn vastgesteld.

3. Voor de toepassing van dit artikel zijn “aanzienlijke grensoverschrijdende activiteiten” verzekerings- en herverzekeringsactiviteiten die door een verzekerings- of herverzekeringsonderneming in een bepaalde lidstaat van ontvangst worden verricht in het kader van het recht van vestiging of in het kader van de vrijheid van dienstverrichting en die meer bedragen dan 5 % van de jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten van de onderneming, gemeten aan de hand van de laatst beschikbare jaarrekening van de onderneming.”.

(16) Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 1 wordt de eerste zin vervangen door:

“De lidstaten schrijven voor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen bij de toezichthoudende autoriteiten de voor toezichtsdoeleinden benodigde informatie indienen, rekening houdend met de in de artikelen 27 en 28 vastgelegde doelstellingen van het toezicht en de in artikel 29 vastgelegde algemene toezichtvoorschriften.”;

(b)het volgende lid 5 bis wordt ingevoegd:

“5 bis. Rekening houdend met de in de leden 1 en 2 voorgeschreven informatie en de in de leden 3 en 4 vastgestelde beginselen, zorgen de lidstaten ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen bij de toezichthoudende autoriteiten een periodiek toezichtsverslag indienen met informatie over de bedrijfsactiviteiten en de prestaties, het governancesysteem, het risicoprofiel, de waardering voor solvabiliteitsdoeleinden en het kapitaalbeheer van de onderneming in de rapportageperiode.

De frequentie van het periodieke toezichtsverslag is:

(a)om de drie jaar voor ondernemingen met een laag risicoprofiel;

(b)om de drie jaar of vaker voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die geen onderneming met een laag risicoprofiel zijn.”;

(c)de leden 6, 7 en 8 worden geschrapt;

(d)lid 9 wordt vervangen door:

“9. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de in de leden 1 tot en met 4 van dit artikel bedoelde informatie en aan de criteria voor beperkte rapportage aan de toezichthoudende autoriteit voor verzekerings- en herverzekeringscaptives, rekening houdend met de aard, omvang en complexiteit van de risico’s van deze specifieke soorten ondernemingen, teneinde te zorgen voor een passende convergentie van de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit.”;

(e)in lid 10 wordt de eerste alinea vervangen door:

“Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit met betrekking tot de regelmatige rapportage aan de toezichthouder voor de templates voor indiening van de te verstrekken informatie aan de toezichthoudende autoriteiten, als bedoeld in de leden 1 en 2, inclusief de risicogebaseerde drempels die de aanleiding vormen voor rapportagevereisten indien van toepassing of de vrijstelling van specifieke informatie voor bepaalde soorten ondernemingen zoals verzekerings- en herverzekeringscaptives, rekening houdend met de aard, omvang en complexiteit van de risico’s van specifieke soorten ondernemingen.”;

(f)lid 11 wordt geschrapt;

(g)het volgende lid 12 wordt toegevoegd:

“12. Uiterlijk op [PB gelieve de datum in te voegen = 2 jaar na de publicatiedatum] dient de EIOPA bij de Commissie een verslag in over mogelijke maatregelen, inclusief wijzigingen van de wetgeving, om een geïntegreerde gegevensverzameling te ontwikkelen teneinde:

(a)overlappingen en inconsistenties tussen de rapportagekaders in de verzekeringssector en andere financiële sectoren te verminderen; en

(b)de standaardisering van gegevens te verbeteren en de uitwisseling en het gebruik van gegevens die al binnen een rapportagekader van de Unie door een betrokken bevoegde autoriteit van de Unie of een lidstaat worden gerapporteerd, efficiënter te maken.

De EIOPA geeft prioriteit aan informatie over de rapportage met betrekking tot instellingen voor collectieve belegging en derivaten, maar beperkt zich daar niet toe.

Bij de opstelling van het in de eerste alinea bedoelde verslag werkt de EIOPA nauw samen met de andere Europese toezichthoudende autoriteiten en de Europese Centrale Bank, en waar nodig betrekt zij de nationale bevoegde autoriteiten hierbij.”.

(17) Het volgende artikel 35 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 35 bis
Door toezichthoudende autoriteiten verleende vrijstellingen en beperkingen van regelmatige kwantitatieve toezichtrapportage

1. In het geval dat de vooraf bepaalde perioden als bedoeld in artikel 35, lid 2, punt a), i), korter zijn dan een jaar, kunnen de betrokken toezichthoudende autoriteiten, onverminderd artikel 129, lid 4, de regelmatige rapportage aan de toezichthoudende autoriteit beperken indien:

a) de indiening van die informatie te belastend zou zijn in verhouding tot de aard, omvang en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan de bedrijfsactiviteiten van de onderneming;

b) de informatie minimaal jaarlijks wordt gerapporteerd.

Die beperking van regelmatige rapportages aan de toezichthouder wordt alleen verleend aan ondernemingen die niet meer dan 20 % van respectievelijk de levens- en schadeverzekeringsmarkt en herverzekeringsmarkt van een lidstaat vertegenwoordigen, waarbij het aandeel van de schadeverzekeringsmarkt is gebaseerd op de brutopremies en het aandeel van de levensverzekeringsmarkt is gebaseerd op de bruto technische voorzieningen.

Bij het bepalen of ondernemingen voor die beperkingen in aanmerking komen, geven toezichthoudende autoriteiten voorrang aan ondernemingen met een laag risicoprofiel.

2. Beperkingen van de regelmatige rapportage aan de toezichthouder of vrijstelling van itemgewijze rapportageverplichtingen kunnen door de toezichthoudende autoriteiten slechts worden toegestaan voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen wanneer:

a) de indiening van die informatie te belastend zou zijn in verhouding tot de aard, omvang en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan de bedrijfsactiviteiten van de onderneming;

b) de indiening van die informatie niet nodig is voor het effectieve toezicht op de onderneming;

c) de vrijstelling niet de stabiliteit van de betrokken financiële systemen in de Unie ondermijnt; en

d) de onderneming in staat is de informatie op verzoek te verstrekken.

De toezichthoudende autoriteiten verlenen geen vrijstelling van de itemgewijze rapportageverplichtingen aan verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die deel uitmaken van een groep in de zin van artikel 212, lid 1, punt c), tenzij de onderneming naar tevredenheid van de toezichthoudende autoriteit kan aantonen dat itemgewijze rapportage misplaatst is, gezien de aard, omvang en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan bedrijfsactiviteiten van de groep, en rekening houdend met de doelstelling van financiële stabiliteit.

De vrijstelling van itemgewijze rapportage wordt alleen verleend aan ondernemingen die niet meer dan 20 % van respectievelijk de levens- en schadeverzekeringsmarkt of herverzekeringsmarkt van een lidstaat vertegenwoordigen, waarbij het aandeel van de schadeverzekeringsmarkt is gebaseerd op de brutopremies en het aandeel van de levensverzekeringsmarkt is gebaseerd op de bruto technische voorzieningen. Bij het bepalen of ondernemingen voor die beperkingen of vrijstellingen in aanmerking komen, geven toezichthoudende autoriteiten voorrang aan ondernemingen met een laag risicoprofiel.

3. Verzekeringscaptives en herverzekeringscaptives zijn vrijgesteld van regelmatige itemgewijze rapportage aan de toezichthouder wanneer de in artikel 35, lid 2, punt a), i), bedoelde van tevoren bepaalde perioden korter zijn dan één jaar, mits zij aan beide volgende voorwaarden voldoen:

(a)alle verzekerden en begunstigden zijn:

–juridische entiteiten van de groep waarvan de verzekeringscaptive of herverzekeringscaptive deel uitmaakt;

–natuurlijke personen die in aanmerking komen om onder de verzekeringsovereenkomsten van die groep te vallen, mits de activiteiten tot dekking van die natuurlijke personen onder 5 % van de technische voorzieningen blijven;

(b)de verzekeringsverplichtingen en de verzekeringsovereenkomsten die aan de herverzekeringsverplichtingen van de verzekeringscaptive of herverzekeringscaptive ten grondslag liggen, hebben geen betrekking op verplichte wettelijke aansprakelijkheidsverzekering.

4. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 beoordelen de toezichthoudende autoriteiten, als onderdeel van het toezichtsproces, met betrekking tot ondernemingen die als onderneming met een laag risicoprofiel zijn ingedeeld, of de indiening van informatie te belastend zou zijn in verhouding tot de aard, omvang en complexiteit van de risico’s van de onderneming, waarbij ten minste rekening wordt gehouden met:

(a)de marktrisico's in verband met de beleggingen van de onderneming;

(b)de hoogte van de marktrisicoconcentraties;

(c)mogelijke effecten van het beheer van de activa van de onderneming op de financiële stabiliteit;

(d)de systemen en structuren van de onderneming om informatie te verstrekken voor toezichtsdoeleinden, en de schriftelijk vastgelegde beleidslijn, als genoemd in lid 5.

5. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 beoordelen de toezichthoudende autoriteiten, als onderdeel van het toezichtsproces, met betrekking tot ondernemingen die niet als onderneming met een laag risicoprofiel zijn ingedeeld, of de indiening van informatie te belastend zou zijn in verhouding tot de aard, omvang en complexiteit van de risico’s van de onderneming, waarbij ten minste rekening wordt gehouden met:

(a)het volume van de premies, technische voorzieningen en de activa van de onderneming;

(b)de volatiliteit van de schadevorderingen en uitkeringen die gedekt worden door de onderneming;

(c)het totale aantal branches levens- en schadeverzekeringen waarvoor een vergunning is verleend;

(d)de geschiktheid van het governancesysteem van de betrokken onderneming;

(e)de hoogte van het eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste en van het minimumkapitaalvereiste;

(f)de vraag of de onderneming een verzekeringscaptive of herverzekeringscaptive is die uitsluitend de risico's dekt van de industriële of commerciële groep waartoe zij behoort.

6. Om een coherente en consistente toepassing van de leden 1 tot en met 5 van dit artikel te waarborgen, brengt de EIOPA overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) 1094/2010 richtsnoeren uit tot nadere invulling van:

(a)de methoden voor het bepalen van de in lid 1, tweede alinea, en lid 2, derde alinea, van dit artikel bedoelde marktaandelen;

(b)de procedure die de toezichthoudende autoriteiten moeten volgen om verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in kennis te stellen van eventuele beperkingen of vrijstellingen als bedoeld in dit artikel.”.

(18) Het volgende artikel 35 ter wordt ingevoegd:

“Artikel 35 ter
Rapportagetermijnen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de in artikel 35, leden 1 tot en met 4, bedoelde informatie jaarlijks of minder frequent indienen binnen 16 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de in artikel 35, leden 1 tot en met 4, bedoelde informatie eens per kwartaal indienen uiterlijk vijf weken na het einde van elk kwartaal.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen het in artikel 35, lid 5 bis bedoelde periodieke toezichtsverslag indienen uiterlijk 18 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming.

4. De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen om de in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel vastgestelde termijnen te wijzigen, mits de wijziging noodzakelijk is als gevolg van noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid, natuurrampen of andere extreme gebeurtenissen.”.

(19) In artikel 36, lid 2, wordt punt a) vervangen door:

“a) het governancesysteem, met inbegrip van de deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten, als beschreven in artikel 42, en de beoordeling van eigen risico en solvabiliteit, als beschreven in hoofdstuk IV, afdeling 2;”.

(20) Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

(a)aan lid 1 wordt het volgende punt e) toegevoegd:

“e) de verzekerings- of herverzekeringsonderneming past een van de in de artikelen 308 quater en 308 quinquies bedoelde overgangsmaatregelen toe en aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

i) de onderneming zou zonder toepassing van de overgangsmaatregel niet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste voldoen;

ii) de onderneming heeft verzuimd bij de toezichthoudende autoriteit het initiële geleidelijke-invoeringsplan in te dienen binnen de in artikel 308 sexies, tweede alinea, genoemde termijn, dan wel het vereiste jaarlijkse verslag als bedoeld in de derde alinea van dat artikel.”;

(b)in lid 2 wordt de derde alinea vervangen door:

“In de in lid 1, punten d) en e), genoemde gevallen staat de kapitaalopslagfactor in verhouding tot de materiële risico’s die voortvloeien uit de in die punten bedoelde afwijking respectievelijk niet-naleving.”.

(21) Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 1 wordt de derde alinea vervangen door:

“Het governancesysteem wordt intern periodiek geëvalueerd. Deze interne evaluatie omvat een beoordeling van de adequaatheid van de samenstelling, doeltreffendheid en interne governance van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan, rekening houdend met de aard, omvang en complexiteit van de risico’s die inherent zijn aan de bedrijfsactiviteiten van de onderneming.”;

(b)het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

“2 bis. De lidstaten schrijven voor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen verschillende personen aanstellen om de sleutelfuncties – de risicobeheerfunctie, de actuariële functie, de compliancefunctie en de interneauditfunctie – te vervullen, en dat elk van deze functies onafhankelijk van de andere wordt uitgeoefend om belangenconflicten te vermijden.

Wanneer de onderneming als onderneming met een laag risicoprofiel is ingedeeld, mogen de personen die belast zijn met de risicobeheerfunctie, de actuariële functie en de compliancefunctie ook een andere sleutelfunctie dan de interneauditfunctie of een niet-sleutelfunctie vervullen, of lid zijn van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) potentiële belangenconflicten worden naar behoren beheerd;

b) de combinatie van functies of de combinatie van een functie met het lidmaatschap van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan doet geen afbreuk aan het vermogen van de betrokkene om zijn of haar taken uit te voeren.”;

(c)lid 3 wordt vervangen door:

“3. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen beschikken in elk geval voor het risicobeheer, de interne controle, de interne audit, de beloning en, indien van toepassing, voor uitbestedingen over schriftelijk vastgelegde beleidslijnen. Zij zorgen ervoor dat deze beleidslijnen worden toegepast.

Deze schriftelijk vastgelegde beleidslijnen worden ten minste eenmaal per jaar geëvalueerd. Ze worden vooraf door het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan goedgekeurd en ze worden aangepast bij een duidelijke wijziging van het betrokken systeem of gebied. Ondernemingen met een laag risicoprofiel mogen een minder frequente evaluatie verrichten – uiterlijk om de drie jaar – tenzij de toezichthoudende autoriteit op basis van de specifieke omstandigheden van die onderneming concludeert dat een frequentere evaluatie noodzakelijk is.”.

(22) Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 3 wordt vervangen door:

“3. Indien een van de in de leden 1 en 2 bedoelde personen niet meer aan de in lid 1 bedoelde vereisten voldoet of om die reden is vervangen, stellen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hun toezichthoudende autoriteit daarvan in kennis.”;

(b)het volgende lid 4 wordt toegevoegd:

“4. Wanneer een persoon die de onderneming daadwerkelijk bestuurt of andere sleutelfuncties vervult, niet aan de vereisten van lid 1 voldoet, hebben de toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid om van de verzekerings- en herverzekeringsonderneming te verlangen dat zij de betrokkene van die functie ontheffen.”.

(23) Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i) punt e) wordt vervangen door:

“e) beheer van het operationele risico, inclusief cyberbeveiliging als gedefinieerd in artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) 2019/881 van het Europees Parlement en de Raad*;

* Verordening (EU) 2019/881 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake Enisa (het Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging), en inzake de certificering van de cyberbeveiliging van informatie- en communicatietechnologie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 526/2013 (de cyberbeveiligingsverordening) (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 15).”;

ii) de volgende alinea wordt toegevoegd:

“Wanneer verzekerings- of herverzekeringsondernemingen de in artikel 77 quinquies bedoelde volatiliteitsaanpassing toepassen, wordt in hun liquiditeitsplan rekening gehouden met het gebruik van de volatiliteitsaanpassing en beoordeeld of liquiditeitsbeperkingen kunnen ontstaan die niet stroken met het gebruik van de volatiliteitsaanpassing.”;

(b)lid 2 bis wordt als volgt gewijzigd:

i) de eerste alinea wordt als volgt gewijzigd:

–in punt b) wordt punt i) vervangen door:

“i) de gevoeligheid van hun technische voorzieningen en in aanmerking komend eigen vermogen voor de aannames van de berekening van de matchingopslag, met inbegrip van de berekening van de fundamentele spread als bedoeld in artikel 77 quater, lid 1, punt b);”;

–in punt b) wordt punt ii) geschrapt;

–punt c) wordt vervangen door:

“c) bij toepassing van de in artikel 77 quinquies bedoelde volatiliteitsaanpassing de gevoeligheid van hun technische voorzieningen en in aanmerking komend eigen vermogen voor veranderingen in de economische omstandigheden die van invloed zouden zijn op de voor risico’s gecorrigeerde spread als bedoeld in artikel 77 quinquies, lid 3.”;

ii) de derde alinea wordt vervangen door:

“Wanneer de in artikel 77 quinquies bedoelde volatiliteitsaanpassing wordt toegepast, wordt in de schriftelijk vastgelegde beleidslijn inzake risicobeheer als bedoeld in artikel 41, lid 3, rekening gehouden met de volatiliteitsaanpassing.”.

(24) Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:

(a)aan lid 1 worden in de tweede alinea de volgende punten d), e) en f) toegevoegd:

“d) een onderzoek en analyse van de macro-economische situatie en de mogelijke macro-economische ontwikkelingen en ontwikkelingen op de financiële markten, en, op met redenen omkleed verzoek van de toezichthoudende autoriteit, de macroprudentiële punten van zorg, die van invloed kunnen zijn op het specifieke risicoprofiel, de goedgekeurde risicotolerantielimieten, de bedrijfsstrategie, de verzekeringsactiviteiten of de beleggingsbeslissingen, en de in punt a) bedoelde algehele solvabiliteitsbehoeften van de onderneming;

e) een onderzoek en analyse van de activiteiten van de onderneming die van invloed kunnen zijn op de macro-economische ontwikkelingen en de ontwikkelingen op de financiële markten, en die kunnen leiden tot systeemrisico’s;

f) het algehele vermogen van de onderneming om zelfs onder stressomstandigheden haar financiële verplichtingen jegens verzekeringnemers en andere tegenpartijen na te komen wanneer die verplichtingen opeisbaar worden.”;

(b)de volgende leden 1 bis en 1 ter worden ingevoegd:

“1 bis. Voor de toepassing van lid 1, punten d) en e), omvatten macro-economische ontwikkelingen en ontwikkelingen op de financiële markten ten minste veranderingen in:

a) het niveau van de rentevoeten en de spreads;

b) het niveau van de financiëlemarktindexen;

c) de inflatie;

d) de verwevenheid met andere financiëlemarktdeelnemers;

e) de klimaatverandering, pandemieën, andere grootschalige gebeurtenissen en andere rampen die van invloed kunnen zijn op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen.

Voor de toepassing van lid 1, punt d), omvatten macroprudentiële punten van zorg ten minste aannemelijke ongunstige toekomstscenario’s en risico’s in verband met de kredietcyclus en economische neergang, kuddegedrag bij beleggingen of buitensporige blootstellingsconcentraties op sectoraal niveau.

1 ter. De lidstaten zorgen ervoor dat de krachtens lid 1, punt d), vereiste analyse in verhouding staat tot de aard van de risico’s en de omvang en complexiteit van de activiteiten van ondernemingen. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die overeenkomstig artikel 29 quater als ondernemingen met een laag risicoprofiel zijn ingedeeld, en ondernemingen die overeenkomstig artikel 29 quinquies voorafgaande toestemming van de toezichthoudende autoriteit hebben verkregen, niet verplicht zijn de in lid 1, punt e), bedoelde analyse uit te voeren.”;

(c)het volgende lid 2 ter wordt ingevoegd:

“2 ter. Wanneer de verzekerings- of herverzekeringsonderneming de in artikel 77 quinquies bedoelde volatiliteitsaanpassing toepast, omvat de in lid 1 van dit artikel bedoelde beoordeling daarnaast de significantie waarmee het risicoprofiel van de betrokken onderneming afwijkt van de aannames die aan de volatiliteitsaanpassing ten grondslag liggen.”;

(d)lid 5 wordt vervangen door:

“5. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen verrichten de in lid 1 bedoelde beoordeling jaarlijks en verrichten deze onverwijld na een significante wijziging in hun risicoprofiel.

In afwijking van de eerste alinea van dit lid mogen verzekeringsondernemingen de in lid 1 bedoelde beoordeling ten minste om de twee jaar en onverwijld na een significante wijziging in hun risicoprofiel verrichten, tenzij de toezichthoudende autoriteit op basis van de specifieke omstandigheden van de onderneming concludeert dat een frequentere beoordeling nodig is wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de verzekeringsonderneming is als onderneming met een laag risicoprofiel ingedeeld;

b) de verzekeringsonderneming is een verzekeringscaptive of herverzekeringscaptive die aan alle volgende criteria voldoet:

i) alle verzekerden en begunstigden zijn juridische entiteiten van de groep waarvan de verzekeringscaptive of herverzekeringscaptive deel uitmaakt, of natuurlijke personen die in aanmerking komen om door de verzekeringsovereenkomsten van die groep te worden gedekt, en de activiteiten tot dekking van de natuurlijke personen die in aanmerking komen om door verzekeringsovereenkomsten van de groep te worden gedekt, blijven onder 5 % van de technische voorzieningen;

ii) de verzekeringsverplichtingen en de verzekeringsovereenkomsten die aan de herverzekeringsverplichtingen van de verzekeringscaptive of herverzekeringscaptive ten grondslag liggen, hebben geen betrekking op verplichte wettelijke aansprakelijkheidsverzekering.

De vrijstelling van de jaarlijkse beoordeling belet de onderneming niet risico's doorlopend te identificeren, meten, monitoren, beheren en rapporteren.”;

(e)het volgende lid 8 wordt toegevoegd:

“8. Voor de toepassing van lid 1, punten d) en e), van dit artikel, zorgen de lidstaten ervoor dat, wanneer andere autoriteiten dan de toezichthoudende autoriteiten belast zijn met een macroprudentieel mandaat, de toezichthoudende autoriteiten de bevindingen van hun macroprudentiële beoordelingen van de in artikel 45 bedoelde beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen delen met de betrokken nationale autoriteiten met een macroprudentieel mandaat.

De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten met nationale autoriteiten met een macroprudentieel mandaat samenwerken om de resultaten te analyseren en, in voorkomend geval, macroprudentiële punten van zorg te identificeren over de wijze waarop ondernemingen de macro-economische ontwikkelingen en de ontwikkelingen op de financiële markten kunnen beïnvloeden.

De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten macroprudentiële punten van zorg en voor de beoordeling relevante inputparameters delen met de betrokken onderneming.”.

(25) Het volgende artikel 45 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 45 bis
Klimaatveranderingsscenarioanalyse

1. Voor de identificatie en beoordeling van de in artikel 45, lid 2, bedoelde risico’s beoordeelt de betrokken onderneming ook of zij materiële blootstelling aan klimaatveranderingsrisico’s heeft. De onderneming toont de materialiteit van haar blootstelling aan klimaatveranderingsrisico’s aan in de in artikel 45, lid 1, bedoelde beoordeling.

2. Wanneer de betrokken onderneming materiële blootstelling aan klimaatveranderingsrisico’s heeft, specificeert zij ten minste twee langetermijnklimaatveranderingsscenario’s, waaronder:

a) een langetermijnklimaatveranderingsscenario waarbij de mondiale temperatuurstijging onder twee graden Celsius blijft;

b) een langetermijnklimaatveranderingsscenario waarbij de mondiale temperatuurstijging gelijk is aan of hoger is dan twee graden Celsius.

3. Met regelmatige tussenpozen bevat de in artikel 45, lid 1, bedoelde beoordeling een analyse van het effect van de overeenkomstig lid 2 van dit artikel gespecificeerde langetermijnklimaatveranderingsscenario’s op de bedrijfsactiviteiten van de onderneming. Die tussenpozen staan in verhouding tot de aard, omvang en complexiteit van de klimaatveranderingsrisico’s die inherent zijn aan de bedrijfsactiviteiten van de onderneming, maar zijn niet langer dan drie jaar.

4. De in lid 2 bedoelde langetermijnklimaatveranderingsscenario’s worden ten minste om de drie jaar geëvalueerd en zo nodig geactualiseerd.

5. In afwijking van de leden 2, 3 en 4 hoeven verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die als onderneming met een laag risicoprofiel zijn ingedeeld, geen klimaatveranderingsscenario’s te specificeren of het effect daarvan op de bedrijfsactiviteiten van de onderneming te beoordelen.”.

(26) Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt vervangen door:

“1. De lidstaten verplichten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen rekening houdend met de vereiste informatie van lid 3 van dit artikel en de beginselen van artikel 35, lid 4, jaarlijks een rapport te publiceren over hun solvabiliteit en financiële positie.

Het rapport over de solvabiliteit en financiële positie bestaat uit twee afzonderlijke delen. Het eerste deel bestaat uit informatie die is gericht tot verzekeringnemers en begunstigden, en het tweede deel bestaat uit informatie die is gericht tot andere marktdeelnemers. De twee delen worden afzonderlijk of gezamenlijk openbaar gemaakt, waarbij duidelijk wordt aangegeven dat het rapport over de solvabiliteit en financiële positie uit beide delen bestaat.”;

(b)lid 1 bis wordt vervangen door:

“1 bis. Het deel van het rapport over de solvabiliteit en financiële positie met tot verzekeringnemers en begunstigden gerichte informatie bevat de volgende informatie:

(a)een beschrijving van de werkzaamheden en resultaten van de onderneming; en

(b)een korte beschrijving van het kapitaalbeheer en het risicoprofiel van de onderneming.”;

(c)de volgende leden 1 ter en 1 quater worden ingevoegd:

“1 ter. Het deel van het rapport over de solvabiliteit en financiële positie met tot andere marktdeelnemers gerichte informatie bevat hetzij integraal hetzij door verwijzingen naar, zowel qua aard als qua reikwijdte, gelijkwaardige informatie die al op grond van andere wet- of regelgeving is gepubliceerd, de volgende informatie:

a) een beschrijving van het governancesysteem;

b) een beschrijving voor de activa, technische voorzieningen en andere verplichtingen afzonderlijk van de voor de waardering ervan gehanteerde grondslagen en methoden;

c) een beschrijving van het kapitaalbeheer en het risicoprofiel, waaronder in elk geval het volgende:

i) de structuur en het bedrag van het eigen vermogen, alsook de kwaliteit ervan;

ii) het bedrag van het solvabiliteitskapitaalvereiste en van het minimumkapitaalvereiste;

iii) voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die relevant zijn voor de financiële stabiliteit van de financiële stelsels in de Unie, informatie over risicogevoeligheid;

iv) de in artikel 304 beschreven mogelijkheid voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste;

v) informatie waarmee de belangrijkste verschillen tussen de aannames die ten grondslag liggen aan respectievelijk de standaardformule en enig door de onderneming gehanteerd intern model voor de berekening van haar solvabiliteitskapitaalvereiste inzichtelijk worden;

vi) wanneer in de rapportageperiode niet wordt voldaan aan het minimumkapitaalvereiste of duidelijk niet is voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste, en zelfs als de problemen inmiddels zijn opgelost: het bedrag van het tekort met daarbij een toelichting op de oorzaak en gevolgen ervan, waarbij ook wordt gemeld welke corrigerende maatregelen zijn getroffen.

1 quater. Wanneer de matchingopslag als bedoeld in artikel 77 ter wordt toegepast, beschrijft de in lid 1 ter, punten b), c), i), en c), ii), van dit artikel bedoelde beschrijving ook de matchingopslag en de portefeuille van verplichtingen en toegewezen activa waar de matchingopslag op wordt toegepast, alsook een kwantificering van het effect van een wijziging van de matchingopslag tot nul op de financiële positie van de onderneming.

De in lid 1 ter, punten b), c), i), en c), ii), van dit artikel bedoelde beschrijving bevat tevens een verklaring over de vraag of de onderneming de in artikel 77 quinquies bedoelde volatiliteitsaanpassing gebruikt, en wanneer dat het geval is, wordt de volgende informatie bekendgemaakt:

a) een kwantificering van het effect van een wijziging van de volatiliteitsaanpassing tot nul op de financiële positie van de onderneming;

b) voor elke relevante munteenheid of, in voorkomend geval, elk relevant land de overeenkomstig artikel 77 quinquies berekende volatiliteitsaanpassing en de bijbehorende beste schattingen voor verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen.”;

(d)lid 2 wordt vervangen door:

“2. De in lid 1 ter, punt c), i), bedoelde beschrijving bevat een analyse van alle duidelijke verschillen ten opzichte van de vorige rapportageperiode en een toelichting op alle belangrijke verschillen met de waarde van deze elementen in jaarrekeningen, alsook een korte beschrijving van de overdraagbaarheid van kapitaal.

In de in lid 1 ter, punt c), ii), van dit artikel bedoelde informatie over het solvabiliteitskapitaalvereiste worden het bedrag dat overeenkomstig hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdelingen 2 en 3, is berekend, en een eventuele opslagfactor van het kapitaalvereiste die overeenkomstig artikel 37 is toegepast of het effect van de specifieke parameters die de verzekerings- of herverzekeringsonderneming overeenkomstig artikel 110 moet hanteren, afzonderlijk vermeld, met daarbij beknopte informatie over de rechtvaardiging daarvan door de betrokken toezichthoudende autoriteit.

Het gepubliceerde bedrag van het solvabiliteitskapitaalvereiste gaat in voorkomend geval vergezeld van de mededeling dat het definitieve bedrag aan het oordeel van de toezichthoudende autoriteit is onderworpen.”;

(e)de volgende leden 3 tot en met 8 worden toegevoegd:

“3. Verzekeringscaptives zijn niet verplicht het tot verzekeringnemers en begunstigden gerichte deel openbaar te maken, en zij zijn alleen verplicht om in het tot andere marktdeelnemers gerichte deel de kwantitatieve gegevens op te nemen die vereist zijn op grond van de in artikel 56 bedoelde technische uitvoeringsnorm, indien zij aan de volgende voorwaarden voldoen:

(a)alle verzekerden en begunstigden zijn juridische entiteiten van de groep waarvan de verzekeringscaptive deel uitmaakt, of natuurlijke personen die in aanmerking komen om door de verzekeringsovereenkomsten van die groep te worden gedekt, en de activiteiten tot dekking van de natuurlijke personen die in aanmerking komen om door verzekeringsovereenkomsten van de groep te worden gedekt, blijven onder 5 % van de technische voorzieningen;

(b)de verzekeringsverplichtingen van de verzekeringscaptive hebben geen betrekking op verplichte wettelijke aansprakelijkheidsverzekering.

4. Herverzekeringscaptives zijn niet verplicht het tot verzekeringnemers en begunstigden gerichte deel openbaar te maken. Zij zijn alleen verplicht in het tot andere belanghebbenden gerichte deel de kwantitatieve gegevens op te nemen die vereist zijn op grond van de in artikel 56 bedoelde technische uitvoeringsnormen, indien zij aan de volgende voorwaarden voldoen:

a) alle verzekerden en begunstigden zijn juridische entiteiten van de groep waarvan de herverzekeringscaptive deel uitmaakt, of natuurlijke personen die in aanmerking komen om door de verzekeringsovereenkomsten van die groep te worden gedekt, en de activiteiten tot dekking van de natuurlijke personen die in aanmerking komen om door verzekeringsovereenkomsten van de groep te worden gedekt, blijven onder 5 % van de technische voorzieningen;

b) de verzekeringsovereenkomsten die aan de herverzekeringsverplichtingen van de herverzekeringscaptive ten grondslag liggen, hebben geen betrekking op verplichte wettelijke aansprakelijkheidsverzekering;

c) de leningen bij de moederonderneming of een groepsonderneming, waaronder cashpools van groepen, bedragen niet meer dan 20 % van de totale activa van de herverzekeringscaptive;

d) het maximale verlies als gevolg van de bruto technische voorzieningen kan worden bepaald zonder gebruik te maken van stochastische methoden.

5. In afwijking van lid 1 is het herverzekeringsondernemingen toegestaan het tot verzekeringnemers en begunstigden gerichte deel van het rapport over de solvabiliteit en financiële positie niet openbaar te maken.

6. In afwijking van lid 1 ter van dit artikel is het verzekeringsondernemingen die als onderneming met een laag risicoprofiel zijn ingedeeld, toegestaan in het deel van het rapport over de solvabiliteit en financiële positie met tot andere marktdeelnemers gerichte informatie alleen de kwantitatieve gegevens openbaar maken die vereist zijn op grond van de in artikel 56 bedoelde technische uitvoeringsnormen, mits zij om de drie jaar een volledig rapport openbaar maken dat alle krachtens dit artikel vereiste informatie bevat.

7. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de in dit artikel bedoelde informatie jaarlijks of minder frequent indienen binnen 18 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming.

8. Als onderdeel van het in lid 1 van dit artikel bedoelde rapport maken verzekerings- en herverzekeringsondernemingen het effect openbaar van het feit dat voor het bepalen van de technische voorzieningen krachtens artikel 77 gebruik is gemaakt van de risicovrije rentetermijnstructuur die is bepaald zonder toepassing van de overgangsmaatregel voor extrapolatie als bedoeld in artikel 77 sexies, lid 1, punt a bis), in plaats van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur.

In afwijking van de eerste alinea geldt het openbaarmakingsvereiste echter niet voor een munteenheid waarvoor een van de volgende voorwaarden van toepassing is:

i) het aandeel van de toekomstige kasstromen in verband met verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen in die munteenheid ten opzichte van alle toekomstige kasstromen in verband met verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen is niet hoger dan 5 %;

ii) ten aanzien van de toekomstige kasstromen in verband met verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen in die munteenheid is het aandeel van de toekomstige kasstromen met betrekking tot looptijden waarbij de relevante risicovrije rentetermijnstructuur wordt geëxtrapoleerd ten opzichte van alle toekomstige kasstromen in verband met verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen niet hoger dan 10 %.”.

(27) Het volgende artikel 51 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 51 bis
Auditvereisten

1. Voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die geen onderneming met een laag risicoprofiel, verzekeringscaptive of herverzekeringscaptive zijn, wordt de balans die als onderdeel van het rapport over de solvabiliteit en financiële positie of als onderdeel van het enkelverslag over de solvabiliteit en financiële toestand openbaar wordt gemaakt, aan een audit onderworpen.

2. De lidstaten mogen de verplichting van lid 1 uitbreiden tot verzekeringscaptives en herverzekeringscaptives.

3. De audit wordt door een wettelijke auditor of een auditkantoor uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke internationale normen, tenzij in deze richtlijn of op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde handelingen andere beginselen en vereisten voor de beoordeling van balansposten zijn vastgesteld. Bij de uitvoering van deze taak vervullen wettelijke auditors en auditkantoren de in artikel 72 beschreven plichten van accountants.

4. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dienen samen met het rapport over de solvabiliteit en financiële positie bij de toezichthoudende autoriteit een afzonderlijk verslag in, met een beschrijving van de aard van de audit en de resultaten ervan, dat is opgesteld door de wettelijke auditor of het auditkantoor.”.

(28) Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:

(a)aan lid 1 worden de volgende punten e) en f) toegevoegd:

“e) het aantal verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, verdeeld in ondernemingen met een laag risicoprofiel en andere ondernemingen, dat vereenvoudigingen of andere evenredigheidsmaatregelen gebruikt, alsook de door elke onderneming gebruikte evenredigheidsmaatregelen;

f) het aantal groepen, verdeeld in groepen met een laag risicoprofiel en andere groepen, dat vereenvoudigingen of andere evenredigheidsmaatregelen gebruikt, alsook de door elke groep gebruikte evenredigheidsmaatregelen.”;

(b)aan lid 2 wordt het volgende punt f) toegevoegd:

“f) voor elke lidstaat: het aantal verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en het aantal groepen, verdeeld in ondernemingen met een laag risicoprofiel en andere ondernemingen, dat vereenvoudigingen of andere evenredigheidsmaatregelen gebruikt, alsook de door elke onderneming gebruikte vereenvoudigingen en evenredigheidsmaatregelen.”;

(c)lid 3 wordt vervangen door:

“3. De EIOPA verstrekt de in lid 2 genoemde informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, met daarbij een rapport over de mate van toezichtconvergentie in de toepassing van kapitaalopslagfactoren en in het gebruik van evenredigheidsmaatregelen tussen de toezichthoudende autoriteiten in de verschillende lidstaten.”.

(29) In artikel 53 wordt lid 4 vervangen door:

“4. De leden 1 en 2 van dit artikel zijn niet van toepassing op de in artikel 51, lid 1, punt c), bedoelde informatie.”.

(30) In artikel 56 wordt de eerste alinea vervangen door:

“De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van de informatie die verzekerings- en herverzekeringsondernemingen openbaar moeten maken. De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen om de in artikel 51, lid 7, vastgestelde termijnen te wijzigen, mits de wijziging noodzakelijk is als gevolg van noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid, natuurrampen of andere extreme gebeurtenissen.”.

(31) In artikel 58, lid 3, worden de punten a) en b) vervangen door:

“a) indien de kandidaat-verwerver buiten de Unie is gevestigd of aan reglementering onderworpen is; of

b) indien de kandidaat-verwerver een natuurlijke of rechtspersoon is en niet onderworpen is aan toezicht uit hoofde van deze richtlijn, Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad*, Richtlijn 2013/36/EU of Richtlijn 2014/65/EU.

______________________________________

* Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).”.

(32) In artikel 60, lid 1, punt a), wordt “punt 2 van artikel 1 bis van Richtlijn 85/611/EEG” vervangen door “artikel 2, lid 1, punt b), van Richtlijn 2009/65/EG”.

(33) In artikel 62, eerste alinea, wordt de eerste zin vervangen door:

“Indien de door de in artikel 57 bedoelde personen uitgeoefende invloed een prudente en gezonde bedrijfsvoering van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming zou kunnen belemmeren, verlangen de lidstaten dat de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst van de onderneming waarin een gekwalificeerde deelneming wordt gehouden, gewenst of vergroot, passende maatregelen treft om aan deze toestand een einde te maken.”.

(34) In artikel 63, tweede alinea, wordt “Richtlijn 2004/39/EG” vervangen door “Richtlijn 2014/65/EU”.

(35) In artikel 72, lid 1, wordt “artikel 51 van de Vierde Richtlijn 78/660/EEG, artikel 37 van Richtlijn 83/349/EEG of artikel 31 van Richtlijn 85/611/EEG” vervangen door “artikel 34 of 35 van Richtlijn 2013/34/EU of artikel 73 van Richtlijn 2009/65/EG”.

(36) Aan artikel 77 worden de volgende leden 6 en 7 toegevoegd:

“6. Wanneer verzekerings- en herverzekeringsovereenkomsten financiële opties en garanties bevatten, weerspiegelen de methoden die voor de berekening van de beste schatting worden gebruikt, op passende wijze dat de contante waarde van uit die overeenkomsten voortvloeiende kasstromen zowel afhankelijk kan zijn van het verwachte resultaat van toekomstige gebeurtenissen en ontwikkelingen als van het feit dat het werkelijke resultaat in bepaalde scenario’s kan afwijken van het verwachte resultaat. 

7. Niettegenstaande lid 6 mogen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die als onderneming met een laag risicoprofiel zijn ingedeeld, gebruikmaken van een prudente deterministische waardering van de beste schatting van levensverzekeringsverplichtingen met opties en garanties die niet materieel worden geacht.”.

(37) Artikel 77 bis wordt vervangen door:

“Artikel 77 bis
Extrapolatie van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur

1. Bij de bepaling van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur als bedoeld in artikel 77, lid 2, wordt gebruikgemaakt van informatie van relevante financiële instrumenten, en de bedoelde relevante risicovrije rentetermijnstructuur dient met die informatie consistent te zijn. De markten voor de desbetreffende relevante financiële instrumenten dienen zodanige looptijden te hebben dat zij kunnen worden beschouwd als diepe, liquide en transparante markten. De relevante risicovrije rentetermijnstructuur wordt geëxtrapoleerd voor looptijden die langer zijn dan het eerste afvlakkingspunt. Het eerste afvlakkingspunt voor een munteenheid is de langste looptijd waarvoor aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a) de markten voor financiële instrumenten met die looptijd zijn diep, liquide en transparant;

b) het percentage van de uitstaande obligaties met die looptijd of een langere looptijd in alle uitstaande obligaties die in die munteenheid luiden, is hoog genoeg.

Het geëxtrapoleerde deel van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur is gebaseerd op forward rates die vloeiend van een forward rate of een reeks forward rates voor de langste looptijden waartegen de obligaties in een diepe, liquide en transparante markt te vinden zijn, convergeren naar een “ultimate forward rate”.

Het geëxtrapoleerde deel van de relevante risicovrije rentevoeten houdt rekening met informatie van andere financiële instrumenten dan obligaties voor looptijden waarbij de relevante risicovrije rentetermijnstructuur wordt geëxtrapoleerd en de markten voor die financiële instrumenten diep, liquide en transparant zijn.

2. Voor de toepassing van lid 1, tweede alinea, mogen parameters die de snelheid van de convergentie van de forward rates naar de ultimate forward rate van de extrapolatie bepalen, zodanig worden gekozen dat de risicovrije rentetermijnstructuur op [PB gelieve de datum in te voegen = toepassingsdatum] voldoende vergelijkbaar is met de risicovrije rentetermijnstructuur op die datum die is bepaald in overeenstemming met de op [PB gelieve de datum in te voegen = één dag voor de datum van toepassing] geldende extrapolatieregels. Die extrapolatieparameters worden tijdens een overgangsperiode lineair verlaagd aan het begin van elk kalenderjaar. De definitieve extrapolatieparameters worden vanaf 1 januari 2032 toegepast.

Het in de eerste alinea beschreven overgangsmechanisme laat de bepaling van de diepte, liquiditeit en transparantie van de financiële markten en het in lid 1 bedoelde eerste afvlakkingspunt onverlet.”.

(38) Artikel 77 quinquies wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt vervangen door:

“1. Om de in artikel 77, lid 2, bedoelde beste schatting te berekenen, mag een verzekerings- en herverzekeringsonderneming, mits de toezichthoudende autoriteiten daarvoor vooraf toestemming hebben verleend, een volatiliteitsaanpassing toepassen op de relevante risicovrije rentetermijnstructuur wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a) de volatiliteitsaanpassing voor een gegeven munteenheid wordt toegepast bij de berekening van de beste schatting van alle verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen van de onderneming die in die munteenheid luiden, indien de relevante risicovrije rentetermijnstructuur die wordt gebruikt om de beste schatting van die verplichtingen te berekenen, geen matchingopslag als bedoeld in artikel 77 ter omvat;

b) de onderneming toont ten genoegen van de toezichthoudende autoriteit aan dat zij over adequate procedures beschikt om de volatiliteitsaanpassing overeenkomstig de leden 3 en 4 van dit artikel te berekenen.”;

(b)de volgende leden 1 bis en 1 ter worden ingevoegd:

“1 bis. Niettegenstaande lid 1 van dit artikel mogen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die vóór [PB gelieve de datum in te voegen = één jaar voor de toepassingsdatum] een volatiliteitsaanpassing op de relevante risicovrije rentetermijnstructuur hebben toegepast, zonder voorafgaande toestemming van de toezichthoudende autoriteit een volatiliteitsaanpassing blijven toepassen, mits zij met ingang van [PB gelieve de datum in te voegen = toepassingsdatum] voldoen aan lid 1, punten a) en b), van dit artikel.

1 ter. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid hebben om van een verzekerings- en herverzekeringsonderneming te verlangen dat zij niet langer een volatiliteitsaanpassing op de relevante risicovrije rentetermijnstructuur toepast voor de berekening van de in artikel 77, lid 2, bedoelde beste schatting, indien de onderneming niet langer aan de voorwaarden van lid 1 van dit artikel voldoet. Wanneer een onderneming opnieuw voldoet aan lid 1, punten a) en b), van dit artikel, mag zij de toezichthoudende autoriteiten verzoeken om voorafgaande toestemming voor de toepassing van een volatiliteitsaanpassing op de relevante risicovrije rentetermijnstructuur voor de berekening van de beste schatting overeenkomstig lid 1 van dit artikel.”;

(c)de leden 2 tot en met 4 worden vervangen door:

“2. Voor elke relevante munteenheid is de volatiliteitsaanpassing van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur gebaseerd op de spread tussen de rentevoet die verdiend kan worden op een referentieportefeuille van beleggingen in schuldinstrumenten voor die munteenheid en de rentevoeten die gelden voor de relevante risicovrije basisrentetermijnstructuur voor die munteenheid.

De referentieportefeuille van beleggingen in schuldinstrumenten voor een munteenheid is representatief voor de activa in die munteenheid waar verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in hebben belegd ter dekking van de beste schatting van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen in die munteenheid.

3. De volatiliteitsaanpassing op de risicovrije rentevoeten voor een munteenheid wordt als volgt berekend:


waarbij:

a) VAcu de volatiliteitsaanpassing voor een munteenheid cu is;

b) CSSRcu de kredietspreadgevoeligheidsratio van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming voor de munteenheid cu is;

c) RCScu de voor risico’s gecorrigeerde spread voor de munteenheid cu is.

De CSSRcu is niet negatief en niet hoger dan een. Wanneer de gevoeligheid van de activa van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming in een munteenheid voor veranderingen in creditspreads lager is dan de gevoeligheid van de technische voorzieningen van die onderneming in die munteenheid voor veranderingen in rentevoeten, heeft de CSSRcu een waarde van minder dan een.

De RCScu wordt berekend als het verschil tussen de spread als bedoeld in lid 2 en het deel van die spread dat terug te voeren is op een realistische inschatting van te verwachten verliezen of een onverwacht kredietrisico of andere aan de activa verbonden risico's.

De VAcu wordt toegepast op de relevante risicovrije rentevoeten van de termijnstructuur die niet worden verkregen via extrapolatie overeenkomstig artikel 77 bis. Wanneer het geëxtrapoleerde deel van de relevante risicovrije rentevoeten rekening houdt met informatie van andere financiële instrumenten dan obligaties overeenkomstig artikel 77 bis, lid 1, wordt de VAcu ook toegepast op risicovrije rentevoeten die van die financiële instrumenten zijn afgeleid. De extrapolatie van de termijnstructuur van de relevante risicovrije rentevoet is gebaseerd op deze aangepaste risicovrije rentevoeten.

4. Voor de euro wordt de volatiliteitsaanpassing verhoogd met een macrovolatiliteitsaanpassing. De macrovolatiliteitsaanpassing wordt als volgt berekend:


waarbij:

a) VAEuro,macro de macrovolatiliteitsaanpassing voor een land co is;

b) CSSREuro de kredietspreadgevoeligheidsratio van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming voor de euro is;

c) RCSco de voor risico’s gecorrigeerde spread voor het land co is;

d) RCSEuro de voor risico’s gecorrigeerde spread voor de euro is;

e) wco de aanpassingsfactor voor het land co is.

De CSSREuro wordt berekend als de kredietspreadgevoeligheidsratio van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming voor de euro overeenkomstig lid 3.

De RCSco wordt op dezelfde wijze berekend als de voor risico’s gecorrigeerde spread voor de euro overeenkomstig lid 3, met dien verstande dat hij gebaseerd is op een referentieportefeuille die representatief is voor de activa waarin verzekerings- en herverzekeringsondernemingen beleggen ter dekking van de beste schatting van de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen van producten die op de verzekeringsmarkt van het land in kwestie worden verkocht en in euro luiden.

De RCSEuro wordt berekend als de voor risico’s gecorrigeerde spread voor de euro overeenkomstig lid 3.

De in punt e) bedoelde aanpassingsfactor voor het land wordt als volgt berekend:


Waarbij RSCco* de voor risico’s gecorrigeerde spread voor het land co is als bedoeld in de eerste alinea, punt d), vermenigvuldigd met het percentage van de beleggingen in schuldinstrumenten in verhouding tot de totale activa die worden aangehouden door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen waaraan in land co een vergunning is verleend.”.

(39) Artikel 77 sexies wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i) het volgende punt a bis) wordt ingevoegd:

“a bis) voor de openbaarmakingen overeenkomstig artikel 51, lid 8, een relevante risicovrije rentetermijnstructuur zonder matchingopslag of volatiliteitsaanpassing en die is bepaald zonder toepassing van de overgangsmaatregel voor extrapolatie als bedoeld in lid 2 van dat artikel;”;

ii) punt c) wordt vervangen door:

“c) voor elke relevante munteenheid en nationale verzekeringsmarkt een voor risico’s gecorrigeerde spread als bedoeld in artikel 77 quinquies, lid 3 respectievelijk lid 4;”;

iii) het volgende punt d) wordt toegevoegd:

“d) voor elke betrokken lidstaat het percentage van de beleggingen in schuldinstrumenten in verhouding tot de totale activa die worden aangehouden door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen waaraan in dat land een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 77 quinquies, lid 4.”;

(b)het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:

“1 bis. Ten minste eenmaal per jaar stelt de EIOPA voor elke relevante munteenheid en elke looptijd, indien de markten voor relevante financiële instrumenten of obligaties met die looptijd diep, liquide en transparant zijn, het percentage van de obligaties met die looptijd of een langere looptijd in alle in die valuta luidende obligaties als bedoeld in artikel 77 bis, lid 1, vast en publiceert zij dit.”;

(c)in lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:

“Teneinde voor eenvormige voorwaarden voor het berekenen van technische voorzieningen en het kernvermogen te zorgen, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin voor elke relevante munteenheid de in lid 1 van dit artikel bedoelde technische informatie en het in artikel 77 bis, lid 1, bedoelde eerste afvlakkingspunt worden opgenomen. Bij die uitvoeringshandelingen kan gebruik worden gemaakt van de informatie die overeenkomstig lid 1 van dit artikel door de EIOPA wordt gepubliceerd.”;

(d)in lid 3 wordt de tweede alinea vervangen door:

“Met betrekking tot munteenheden waarvoor de in lid 1, punt c), bedoelde voor risico’s gecorrigeerde spread niet is vastgesteld in de in lid 2 bedoelde uitvoeringshandelingen, wordt voor de berekening van de beste schatting geen volatiliteitsaanpassing toegepast op de relevante risicovrije rentetermijnstructuur. Voor lidstaten die de euro als munt hebben, wordt aan de volatiliteitsaanpassing geen macrovolatiliteitsaanpassing toegevoegd wanneer de in lid 1, punt c), bedoelde voor risico’s gecorrigeerde spread en het in lid 1, punt d), bedoelde percentage niet zijn vastgesteld in de in lid 2 bedoelde uitvoeringshandelingen.”;

(e)het volgende lid 4 wordt toegevoegd:

“4. Voor de toepassing van lid 2 van dit artikel wordt een in een uitvoeringshandeling vastgesteld eerste afvlakkingspunt voor een munteenheid niet gewijzigd, tenzij een beoordeling van de percentages van de obligaties met een looptijd langer dan of gelijk aan een bepaalde looptijd in alle in die munteenheid luidende obligaties wijst op een ander eerste afvlakkingspunt overeenkomstig artikel 77 bis, lid 1, en het in gedelegeerde handelingen vastgestelde percentage als bedoeld in artikel 86, lid 1, punt b), iii), gedurende ten minste twee opeenvolgende jaren.”.

(40) Artikel 86 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i) het volgende punt a bis) wordt ingevoegd:

“a bis) de in artikel 77, lid 7, bedoelde prudente deterministische waardering, alsmede de voorwaarden waaronder die waardering mag worden gebruikt om de beste schatting van de technische voorzieningen met opties en garanties te waarderen.”;

ii) punt b) wordt vervangen door:

“b) de methoden, beginselen en technieken voor het bepalen van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur die moet worden gehanteerd bij de berekening van de in artikel 77, lid 2, bedoelde beste schatting, met name:

i) de formule voor de in artikel 77 bis, lid 1, bedoelde extrapolatie, met inbegrip van de parameters die de convergentiesnelheid van de extrapolatie bepalen;

ii) de methode voor het bepalen van de diepte, liquiditeit en transparantie van de in artikel 77 bis, lid 1, bedoelde obligatiemarkten;

iii) het percentage waaronder het aandeel van obligaties met een looptijd langer dan of gelijk aan een bepaalde looptijd van alle obligaties als laag wordt beschouwd voor de toepassing van artikel 77 bis, lid 1;”;

iii) punt i) wordt vervangen door:

“i) methoden en aannames voor de berekening van de in artikel 77 quinquies bedoelde volatiliteitsaanpassing, met inbegrip van het volgende:

i) een formule voor de berekening van de in lid 2 van dat artikel bedoelde spread;

ii) een formule voor de berekening van de in leden 3 en 4 van dat artikel bedoelde kredietspreadgevoeligheidsratio;

iii) voor elke relevante activaklasse, het percentage van de spread dat het deel vertegenwoordigt dat kan worden toegeschreven aan een realistische beoordeling van verwachte verliezen of onverwachte krediet- of andere risico’s van de activa als bedoeld in artikel 77 quinquies, lid 3;

iv) het overgangsmechanisme als bedoeld in artikel 77 bis, lid 2;”;

(b)het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:

“1 bis. De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen tot vaststelling van criteria op grond waarvan activa in aanmerking komen om te worden opgenomen in de in artikel 77 ter, lid 1, punt a), bedoelde activaportefeuille.”;

(c)het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

“2 bis. Teneinde eenvormige voorwaarden voor de toepassing van artikel 77, lid 7, te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit tot nadere bepaling van de reeks scenario’s die moeten worden gebruikt voor de in dat lid bedoelde prudente deterministische waardering van de beste schatting van levensverzekeringsverplichtingen.

De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op [PB gelieve de datum in te voegen = 12 maanden na de inwerkingtreding] voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om die technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

(41) Artikel 92 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 bis wordt vervangen door:

“1 bis.    De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van de behandeling van deelnemingen in de zin van artikel 212, lid 2, derde alinea, in financiële instellingen en kredietinstellingen met betrekking tot de bepaling van het eigen vermogen, met inbegrip van benaderingen voor de aftrekkingen van het kernvermogen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van wezenlijke deelnemingen in kredietinstellingen en financiële instellingen.

Niettegenstaande de aftrekkingen van deelnemingen van het eigen vermogen dat in aanmerking komt om het solvabiliteitskapitaalvereiste te dekken, zoals gespecificeerd in de overeenkomstig de eerste alinea vastgestelde gedelegeerde handeling, kunnen de toezichthoudende autoriteiten een verzekerings- of herverzekeringsonderneming toestaan voor de bepaling van het kernvermogen als bedoeld in artikel 88 de waarde van haar deelneming in een kredietinstelling of financiële instelling niet af te trekken, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de verzekerings- of herverzekeringsonderneming verkeert in een van de in punt i) of ii) van dit punt beschreven omstandigheden:

i) de kredietinstelling of financiële instelling en de verzekerings- of herverzekeringsonderneming behoren tot dezelfde groep in de zin van artikel 212 waarop het groepstoezicht van toepassing is overeenkomstig artikel 213, lid 2, punten a), b) en c), en de verbonden kredietinstelling of financiële instelling is niet onderworpen aan de in artikel 228, lid 6, bedoelde aftrek;

ii) de toezichthoudende autoriteiten verplichten of staan verzekerings- of herverzekeringsondernemingen toe om technische berekeningsmethoden toe te passen overeenkomstig deel II van bijlage I bij Richtlijn 2002/87/EG, en de kredietinstelling of financiële instelling valt onder hetzelfde aanvullende toezicht uit hoofde van die richtlijn als de verzekerings- of herverzekeringsonderneming;

b) de toezichthoudende autoriteiten zijn overtuigd van het niveau van geïntegreerd beheer, risicobeheer en interne controle met betrekking tot de ondernemingen die onder het in punt a), i), van deze alinea bedoelde groepstoezicht of onder het in punt a), ii), van deze alinea bedoelde aanvullende toezicht vallen;

c) de gerelateerde deelneming in de kredietinstelling of financiële instelling is een aandelenbelegging van strategische aard als gespecificeerd in de overeenkomstig artikel 111, lid 1, punt m), vastgestelde gedelegeerde handeling.”;

(b)lid 2 wordt vervangen door:

“2.    Deelnemingen in financiële instellingen en kredietinstellingen als bedoeld in lid 1 bis bestaan uit:

a) deelnemingen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in:

i) kredietinstellingen en financiële instellingen in de zin van artikel 4, lid 1, punten 1) en 26), van Verordening (EU) nr. 575/2013;

ii) beleggingsondernemingen in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/65/EG;

b) in artikel 52 van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde aanvullend-tier 1-instrumenten en in artikel 63 van die verordening bedoelde tier 2-instrumenten, alsmede aanvullend-tier 1- en tier 2-instrumenten in de zin van artikel 9 van Verordening (EU) 2019/2033, die verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hebben met betrekking tot de in dit lid, punt a), bedoelde entiteiten waarin zij een deelneming hebben.”.

(42) In artikel 95 wordt de tweede alinea vervangen door:

“Daartoe verwijzen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in voorkomend geval naar het in artikel 97, lid 1, bedoelde overzicht van eigenvermogensbestanddelen.”.

(43) In artikel 96 wordt de eerste alinea vervangen door:

“Onverminderd artikel 95 en artikel 97, lid 1, gelden voor de toepassing van deze richtlijn de volgende indelingen:

1) surplusfondsen die onder artikel 91, lid 2, vallen, worden ingedeeld in Tier 1;

2) kredietbrieven en garanties die door een onafhankelijke trustee ten behoeve van schuldeisers uit hoofde van verzekering in trust worden gehouden en afgegeven zijn door kredietinstellingen waaraan overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU vergunning is verleend, worden ingedeeld in Tier 2;

3) suppletiebijdragen welke onderlinge waarborgmaatschappijen of onderlinge verzekeringsmaatschappijen van reders met variabele premies die uitsluitend de in branches 6, 12 en 17 van deel A van bijlage I genoemde risico’s verzekeren, van hun leden kunnen eisen binnen de volgende twaalf maanden, worden ingedeeld in Tier 2.”.

(44) In artikel 106 wordt lid 3 vervangen door:

“3.De symmetrische aanpassing van de standaard aandelenkapitaaleis, ter dekking van de risico’s die voortvloeien uit wijzigingen van de aandelenprijzen, resulteert niet in een aandelenkapitaaleis die meer dan 17 procentpunten lager of hoger dan de standaard aandelenkapitaaleis is.”.

(45) Artikel 109 wordt vervangen door:

“Artikel 109
Vereenvoudigingen in de standaardformule

1. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen mogen voor een bepaalde ondermodule of risicomodule een vereenvoudigde berekening toepassen wanneer dit op grond van de aard, omvang en complexiteit van hun risico’s gerechtvaardigd is en het onevenredig zou zijn om alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen te verplichten om de standaardberekening toe te passen.

Voor de toepassing van dit lid worden vereenvoudigde berekeningen gekalibreerd overeenkomstig artikel 101, lid 3.

2. Onverminderd lid 1 van dit artikel en artikel 102, lid 1, mag een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, wanneer zij het solvabiliteitskapitaalvereiste berekent en een risicomodule of ondermodule niet meer dan 5 % van het in artikel 103, punt a), bedoelde kernsolvabiliteitskapitaalvereiste vertegenwoordigt, gedurende een periode van niet meer dan drie jaar na die berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste gebruikmaken van een vereenvoudigde berekening voor die risicomodule of ondermodule.

3. Voor de toepassing van lid 2 bedraagt de som van de aandelen, ten opzichte van het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste, van elke risicomodule of ondermodule waarvoor de vereenvoudigde berekeningen overeenkomstig lid 2 worden toegepast, niet meer dan 10 %.

Het in de eerste alinea bedoelde aandeel van een risicomodule of ondermodule ten opzichte van het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste is dat aandeel zoals berekend op het laatste tijdstip waarop de risicomodule of ondermodule werd berekend zonder een vereenvoudigde berekening overeenkomstig lid 2.”.

(46) In artikel 111 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

(a)de punten l) en m) worden vervangen door:

“l) de vereenvoudigde berekeningen voor in artikel 109, lid 1, bedoelde specifieke risicomodules en ondermodules en voor in artikel 109, lid 2, bedoelde immateriële risicomodules en ondermodules, alsook de criteria die verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, met inbegrip van verzekeringscaptives en herverzekeringscaptives, in acht moeten nemen om een van de in artikel 109, lid 1, bedoelde vereenvoudigingen te mogen toepassen;

m) de benadering die moet worden gebruikt met betrekking tot gekwalificeerde deelnemingen in de zin van artikel 13, punt 21, bij de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste, met name bij de berekening van de in artikel 105, lid 5, bedoelde ondermodule aandelenrisico, rekening houdend met de waarschijnlijke afname van de volatiliteit van de waarde van die gekwalificeerde deelnemingen die voortvloeit uit de strategische aard van die investeringen en de invloed die door de verzekerings- of herverzekeringsonderneming op die entiteiten waarin wordt geïnvesteerd, wordt uitgeoefend;”;

(b)de volgende alinea wordt toegevoegd:

“Voor de toepassing van de eerste alinea, punt h), zijn de methoden en aanpassingen die moeten worden gebruikt om aan te geven dat er minder ruimte is voor risicodiversificatie voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in verband met afgezonderde fondsen, niet van toepassing op de portefeuilles van activa die geen afgezonderde fondsen zijn en die zijn toegewezen ter dekking van een overeenkomstige beste schatting van verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen als bedoeld in artikel 77 ter, lid 1, punt a).”.

(47) In artikel 112 wordt lid 7 vervangen door:

“7. Na van de toezichthoudende autoriteiten toestemming te hebben gekregen voor het gebruik van een intern model, en elke keer dat zij overeenkomstig artikel 102, lid 1, de uitkomst van een berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste melden, verstrekken verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de toezichthoudende autoriteiten een schatting van het solvabiliteitskapitaalvereiste volgens de standaardformule van onderafdeling 2.”.

(48) In artikel 122 wordt het volgende lid 5 toegevoegd:

“5. De lidstaten kunnen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen toestaan in hun interne model rekening te houden met het effect van kredietspreadbewegingen op de volatiliteitsaanpassing berekend overeenkomstig artikel 77 quinquies, maar alleen wanneer:

a) de methode om rekening te houden met het effect van kredietspreadbewegingen op de volatiliteitsaanpassing voor de euro geen rekening houdt met een mogelijke toename van de volatiliteitsaanpassing door een macrovolatiliteitsaanpassing overeenkomstig artikel 77 quinquies, lid 4;

b) het solvabiliteitskapitaalvereiste niet lager is dan een van de volgende:

i) een als het solvabiliteitskapitaalvereiste berekend fictief solvabiliteitskapitaalvereiste, tenzij het effect van kredietspreadbewegingen op de volatiliteitsaanpassing in aanmerking wordt genomen volgens de methode die de EIOPA gebruikt voor de publicatie van technische informatie overeenkomstig artikel 77 sexies, lid 1, punt c);

ii) een overeenkomstig i) berekend fictief solvabiliteitskapitaalvereiste, tenzij de in artikel 77 quinquies, lid 2, tweede alinea, bedoelde representatieve portefeuille voor een valuta wordt bepaald op basis van de activa waarin de verzekerings- en herverzekeringsonderneming belegt in plaats van de activa van alle verzekerings- of herverzekeringsondernemingen met in die valuta luidende verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen.

Voor de toepassing van de eerste alinea, punt b), wordt de representatieve portefeuille voor een gegeven valuta bepaald op basis van de activa van de onderneming die in die valuta luiden en worden gebruikt ter dekking van de beste schatting van de in die valuta luidende verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen.”.

(49) Artikel 132 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 3 wordt in de tweede alinea “Richtlijn 85/611/EEG” vervangen door “Richtlijn 2009/65/EG”;

(b)de volgende leden 5, 6, en 7 worden toegevoegd:

“5. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen rekening houden met mogelijke macro-economische ontwikkelingen en ontwikkelingen op de financiële markten en, op verzoek van de toezichthoudende autoriteit, met macroprudentiële punten van zorg wanneer zij over hun beleggingsstrategie beslissen.

6. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen beoordelen in hoeverre hun beleggingsstrategie van invloed kan zijn op macro-economische ontwikkelingen en ontwikkelingen op de financiële markten en het potentieel heeft om bronnen van systeemrisico te worden, en nemen dergelijke overwegingen op als onderdeel van hun beleggingsbeslissingen.

7. Voor de toepassing van de leden 5 en 6 van dit artikel hebben macro-economische ontwikkelingen en macroprudentiële punten van zorg dezelfde betekenis als in artikel 45.”.

(50) In artikel 133 wordt in lid 3 “Richtlijn 85/611/EEG” vervangen door “Richtlijn 2009/65/EG”.

(51) In artikel 138 wordt lid 4 als volgt gewijzigd:

(a)de eerste alinea wordt vervangen door:

“Bij uitzonderlijke ongunstige omstandigheden met gevolgen voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die een significant aandeel van de markt of van de getroffen verzekeringsactiviteiten vertegenwoordigen, zoals bepaald door de EIOPA, kan de toezichthoudende autoriteit de in lid 3, tweede alinea, bedoelde periode voor de getroffen ondernemingen verlengen met een periode van maximaal zeven jaar, rekening houdend met alle relevante factoren, inclusief de gemiddelde uitlooptermijn van de technische voorzieningen.”;

(b)in de tweede alinea wordt de eerste zin vervangen door:

“Onverminderd de bevoegdheden van de EIOPA op grond van artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 stelt de EIOPA voor de toepassing van dit lid, op verzoek van de betrokken toezichthoudende autoriteit en, in voorkomend geval, na raadpleging van het ESRB, vast dat er van uitzonderlijke ongunstige omstandigheden sprake is.”.

(52) Artikel 139 wordt vervangen door:

“Artikel 139
Niet-naleving van het minimumkapitaalvereiste

1. Zodra verzekerings- en herverzekeringsondernemingen constateren dat niet meer wordt voldaan aan het minimumkapitaalvereiste, of wanneer het gevaar dreigt dat er in de drie volgende maanden niet aan wordt voldaan, stellen zij de toezichthoudende autoriteit daarvan onmiddellijk in kennis.

Voor de toepassing van de eerste alinea van dit lid is de verplichting tot kennisgeving aan de toezichthoudende autoriteit van toepassing ongeacht of de verzekerings- of herverzekeringsonderneming constateert dat niet aan het minimumkapitaalvereiste wordt voldaan, of dat gevaar daartoe dreigt, tijdens een berekening van het minimumkapitaalvereiste overeenkomstig artikel 129, lid 4, of tijdens een berekening van het minimumkapitaalvereiste tussen twee data wanneer deze berekening overeenkomstig artikel 129, lid 4, aan de toezichthoudende autoriteit wordt gemeld.

2. Binnen een maand na de constatering dat niet meer wordt voldaan aan het minimumkapitaalvereiste, of dat gevaar daartoe dreigt, dient de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming bij de toezichthoudende autoriteit ter goedkeuring een realistisch financieel kortetermijnplan in om het in aanmerkend komend kernvermogen binnen drie maanden na deze constatering op het niveau van het minimumkapitaalvereiste terug te brengen of haar risicoprofiel zodanig te verlagen dat weer wordt voldaan aan het minimumkapitaalvereiste.

3. Indien binnen twee maanden na ontvangst van de in lid 1 bedoelde kennisgeving geen liquidatieprocedure wordt geopend, overweegt de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst de vrije beschikking over de activa van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming te beperken of te ontnemen. Zij stelt de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten van ontvangst daarvan in kennis. Deze autoriteiten treffen op verzoek van de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst dezelfde maatregelen. De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst bepaalt daarbij op welke activa deze maatregelen van toepassing zullen zijn.

4. De EIOPA kan richtsnoeren opstellen voor de maatregelen die toezichthoudende autoriteiten moeten nemen wanneer zij constateren dat niet aan het minimumkapitaalvereiste wordt voldaan, of dat gevaar daartoe dreigt, als bedoeld in lid 1.”.

(53) In artikel 144 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

“4. In geval van intrekking van de vergunning zorgen de lidstaten ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen onderworpen blijven aan de algemene regels en doelstellingen van het verzekeringstoezicht die in titel I, hoofdstuk III, zijn vastgesteld, totdat een liquidatieprocedure wordt geopend.”.

(54) In titel I wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd:

“HOOFDSTUK VII BIS 
Macroprudentiële instrumenten

Artikel 144 - bis Beheer van het liquiditeitsrisico

1. De lidstaten zorgen ervoor dat het in artikel 44, lid 2, punt d), bedoelde beheer van het liquiditeitsrisico van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen waarborgt dat zij voldoende liquiditeit aanhouden om aan hun financiële verplichtingen jegens verzekeringnemers en andere tegenpartijen te voldoen wanneer deze opeisbaar worden, zelfs onder stressomstandigheden.

2. Voor de toepassing van lid 1 zorgen de lidstaten ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen een plan voor het beheer van het liquiditeitsrisico opstellen en bijhouden waarin de inkomende en uitgaande kasstromen met betrekking tot hun activa en passiva worden geraamd. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen een reeks liquiditeitsrisico-indicatoren ontwikkelen om potentiële liquiditeitsstress te bepalen, te monitoren en aan te pakken.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen het plan voor het beheer van het liquiditeitsrisico bij de toezichthoudende autoriteiten indienen als onderdeel van de in artikel 35, lid 1, bedoelde informatie.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die overeenkomstig artikel 29 quater als ondernemingen met een laag risicoprofiel zijn ingedeeld en verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die overeenkomstig artikel 29 quinquies voorafgaande toestemming van de toezichthoudende autoriteit hebben verkregen, niet verplicht zijn een plan voor het beheer van het liquiditeitsrisico als bedoeld in lid 2 van dit artikel op te stellen.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de in artikel 77 ter bedoelde matchingopslag of de in artikel 77 quinquies bedoelde volatiliteitsaanpassing toepassen, zij het in lid 3 van dit artikel bedoelde plan voor het beheer van het liquiditeitsrisico mogen combineren met het overeenkomstig artikel 44, lid 2, derde alinea, vereiste plan.

6. Met het oog op een consistente toepassing van dit artikel werkt de EIOPA ontwerpen van technische reguleringsnormen uit om de inhoud en de frequentie van de actualisering van het plan voor het beheer van het liquiditeitsrisico nader te bepalen.

De EIOPA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB gelieve de datum in te voegen = 12 maanden na de inwerkingtreding] voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

Artikel 144 - ter  Toezichtsbevoegdheden om in uitzonderlijke omstandigheden zwakke plekken in de liquiditeit te verhelpen

1. In het kader van het regelmatige toezicht controleren de toezichthoudende autoriteiten de liquiditeitspositie van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen. Wanneer zij materiële liquiditeitsrisico’s vaststellen, stellen zij de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming van deze beoordeling in kennis. De verzekerings- of herverzekeringsonderneming legt uit hoe zij deze liquiditeitsrisico’s denkt aan te pakken.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten de nodige bevoegdheden hebben om ondernemingen te verplichten hun liquiditeitspositie te versterken wanneer liquiditeitsrisico’s of -tekortkomingen worden vastgesteld. Deze bevoegdheden worden uitgeoefend wanneer er voldoende bewijs is van het bestaan van zwakke plekken op het gebied van het liquiditeitsrisico en van het feit dat de verzekerings- of herverzekeringsonderneming geen doeltreffende maatregelen heeft genomen.

De door de toezichthoudende autoriteiten op grond van dit lid genomen maatregelen worden ten minste eenmaal per jaar door de toezichthoudende autoriteit geëvalueerd en ingetrokken wanneer de onderneming doeltreffende maatregelen heeft genomen.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid hebben om de terugbetalingsrechten van verzekeringnemers op levensverzekeringsovereenkomsten van ondernemingen met aanzienlijke liquiditeitsrisico’s die een bedreiging kunnen vormen voor de bescherming van verzekeringnemers of voor de stabiliteit van het financiële stelsel, tijdelijk op te schorten.

Deze bevoegdheid mag alleen in uitzonderlijke omstandigheden worden uitgeoefend als laatste redmiddel. Alvorens deze bevoegdheid uit te oefenen, houdt de toezichthoudende autoriteit rekening met potentiële onbedoelde effecten op de financiële markten en op de rechten van verzekeringnemers, ook in een grensoverschrijdende context.

De toepassing van de in de eerste alinea bedoelde maatregel duurt drie maanden. De lidstaten zorgen ervoor dat de maatregel kan worden verlengd indien de onderliggende redenen die de maatregel rechtvaardigen, nog steeds aanwezig zijn, en dat de maatregel niet langer wordt toegepast wanneer die redenen niet langer aanwezig zijn.

Onverminderd artikel 144 quater, lid 6, zorgen de lidstaten ervoor dat de betrokken verzekerings- en herverzekeringsondernemingen geen uitkeringen aan aandeelhouders en andere achtergestelde schuldeisers verrichten, en geen bonussen of andere variabele beloningen betalen voordat de opschorting van terugbetalingsrechten door de toezichthoudende autoriteiten is opgeheven.

De lidstaten zorgen ervoor dat autoriteiten met een macroprudentieel mandaat, indien dat niet de toezichthoudende autoriteiten zijn, naar behoren in kennis worden gesteld van het voornemen van de toezichthoudende autoriteit om gebruik te maken van de in dit lid bedoelde bevoegdheid, en op passende wijze worden betrokken bij de beoordeling van de in de tweede alinea bedoelde potentiële onbedoelde effecten.

De lidstaten zorgen ervoor dat toezichthoudende autoriteiten de EIOPA en het ESRB in kennis stellen wanneer de in lid 3 bedoelde bevoegdheid wordt uitgeoefend om een risico voor de stabiliteit van het financiële stelsel aan te pakken.

4. De in lid 3 bedoelde bevoegdheid kan worden uitgeoefend ten aanzien van alle ondernemingen die in die lidstaat actief zijn, wanneer de in lid 3 bedoelde uitzonderlijke omstandigheden gevolgen hebben voor de gehele verzekeringsmarkt of een aanzienlijk deel daarvan.

De lidstaten wijzen een autoriteit aan om de in dit lid bedoelde bevoegdheid uit te oefenen.

Wanneer de aangewezen autoriteit verschilt van de toezichthoudende autoriteit, zorgt de lidstaat voor een goede coördinatie en uitwisseling van informatie tussen de verschillende autoriteiten. De autoriteiten dienen met name nauw samen te werken en alle informatie uit te wisselen die nodig kan zijn voor de juiste uitvoering van de taken waarmee de aangewezen autoriteit op grond van dit artikel is belast.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 4, tweede alinea, bedoelde autoriteit de EIOPA en, wanneer de maatregel wordt genomen om een risico voor de stabiliteit van het financiële stelsel aan te pakken, het ESRB in kennis stelt van het gebruik van de in lid 4 bedoelde bevoegdheid.

De kennisgeving omvat een beschrijving van de toegepaste maatregel, de duur ervan en een beschrijving van de redenen en risico’s die ten grondslag lagen aan het gebruik van de bevoegdheid, met inbegrip van de redenen waarom de maatregel als doeltreffend en evenredig met de negatieve gevolgen voor de verzekeringnemers werd beschouwd.

6. Met het oog op een consistente toepassing van dit artikel stelt de EIOPA, na raadpleging van het ESRB, richtsnoeren op om:

a) een nadere leidraad te verstrekken over maatregelen om tekortkomingen in het beheer van het liquiditeitsrisico aan te pakken en over de vorm, activering en kalibratie van bevoegdheden die toezichthoudende autoriteiten kunnen uitoefenen om de liquiditeitspositie van ondernemingen te versterken wanneer liquiditeitsrisico’s worden vastgesteld en door deze ondernemingen niet adequaat worden verholpen;

b) het bestaan van uitzonderlijke omstandigheden die de tijdelijke opschorting van terugbetalingsrechten kunnen rechtvaardigen, nader te bepalen;

c) de voorwaarden nader te bepalen om in de hele Unie een consistente toepassing van de tijdelijke opschorting van terugbetalingsrechten te waarborgen, en de aspecten die in overweging moeten worden genomen om verzekeringnemers in alle rechtsgebieden van herkomst en van ontvangst op gelijke en adequate wijze te beschermen.

Artikel 144 - quater  Toezichtmaatregelen om de financiële positie van ondernemingen te vrijwaren tijdens uitzonderlijke marktbrede schokken

1. Onverminderd artikel 141 zorgen de lidstaten ervoor dat toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid hebben maatregelen te nemen om de financiële positie van individuele verzekerings- of herverzekeringsondernemingen te vrijwaren tijdens perioden van uitzonderlijke sectorbrede schokken die de financiële toestand van de betrokken onderneming of de stabiliteit van het financiële stelsel in gevaar kunnen brengen.

2. Tijdens perioden van uitzonderlijke sectorbrede schokken hebben toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid om van ondernemingen met een bijzonder kwetsbaar risicoprofiel te verlangen dat zij ten minste de volgende maatregelen nemen:

a) dividenduitkeringen aan aandeelhouders en andere achtergestelde schuldeisers beperken of opschorten;

b) andere betalingen aan aandeelhouders en andere achtergestelde schuldeisers beperken of opschorten;

c) terugkoop van aandelen en terugbetaling of aflossing van eigenvermogensbestanddelen beperken of opschorten;

d) bonussen of andere variabele beloningen beperken of opschorten.

De lidstaten zorgen ervoor dat de betrokken nationale organen en autoriteiten met een macroprudentieel mandaat naar behoren in kennis worden gesteld van het voornemen van de nationale toezichthoudende autoriteit om van dit artikel gebruik te maken, en op passende wijze worden betrokken bij de beoordeling van uitzonderlijke sectorbrede schokken overeenkomstig dit lid.

3. Bij de toepassing van de in lid 2 van dit artikel bedoelde maatregelen wordt naar behoren rekening gehouden met de in artikel 29, lid 3, bedoelde evenredigheidscriteria en met het bestaan van preventief overeengekomen risicotolerantielimieten en drempels voor de interne kapitaalplanning.

4. Bij de toepassing van de in lid 2 van dit artikel bedoelde maatregelen wordt rekening gehouden met de gegevens die uit het toezichtsproces voortvloeien, en met een toekomstgerichte beoordeling van de solvabiliteit en financiële positie van de betrokken ondernemingen, in overeenstemming met de in artikel 45, lid 1, tweede alinea, punten a) en b), bedoelde beoordeling.

5. De toepassing van de in lid 2 bedoelde maatregelen duurt zolang de onderliggende redenen die de maatregel rechtvaardigen, aanwezig zijn. Deze maatregelen worden om de drie maanden geëvalueerd en worden ingetrokken zodra de onderliggende omstandigheden die de maatregelen rechtvaardigden, voorbij zijn.

6. Voor de toepassing van dit artikel worden in artikel 245, lid 2, bedoelde significante intragroeptransacties, met inbegrip van dividenduitkeringen binnen de groep, alleen opgeschort of beperkt indien zij een gevaar vormen voor de solvabiliteit of liquiditeitspositie van de groep of van een van de ondernemingen binnen de groep. De toezichthoudende autoriteit van een verbonden onderneming raadpleegt de groepstoezichthouder alvorens transacties met de rest van de groep op te schorten of te beperken.

7. Om consistente voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te waarborgen, werkt de EIOPA, na raadpleging van het ESRB, technische uitvoeringsnormen uit om het bestaan van uitzonderlijke sectorbrede schokken nader te bepalen.

De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op [PB gelieve de datum in te voegen = 12 maanden na de inwerkingtreding] voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om die technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

(55) In artikel 145 wordt lid 2 als volgt gewijzigd:

(a)punt c) wordt vervangen door:

“c) de naam van een persoon aan wie voldoende bevoegdheden zijn verleend om de verzekeringsonderneming te verbinden ten opzichte van derden;”;

(b)de tweede alinea wordt geschrapt.

(56) Artikel 149 wordt vervangen door:

“Artikel 149
Wijzigingen in de aard van de risico's of verbintenissen

1. De procedure van de artikelen 147 en 148 is van toepassing op elke wijziging die een verzekeringsonderneming voornemens is aan te brengen in de in artikel 147 bedoelde informatie.

2. In geval van een wijziging in de activiteiten van de verzekeringsonderneming in het kader van het vrij verrichten van diensten die haar risicoprofiel wezenlijk beïnvloedt of de verzekeringsactiviteiten in een of meer lidstaten van ontvangst wezenlijk beïnvloedt, stelt de verzekeringsonderneming de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst onmiddellijk daarvan in kennis. De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst stelt de toezichthoudende autoriteiten van de betrokken lidstaten van ontvangst onverwijld daarvan in kennis.”.

(57) In artikel 152 bis wordt lid 2 vervangen door:

“2. De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst brengt de EIOPA en de toezichthoudende autoriteit van de betrokken lidstaat van ontvangst op de hoogte indien zij verslechterende financiële omstandigheden of andere opkomende risico’s, waaronder die betreffende consumentenbescherming, vaststelt bij een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die activiteiten verricht die op het vrij verrichten van diensten of de vrijheid van vestiging gebaseerd zijn en die een grensoverschrijdend effect kunnen hebben. De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van ontvangst kan de EIOPA en de toezichthoudende autoriteit van de betrokken lidstaat van herkomst ook op de hoogte brengen bij ernstige, gegronde bezorgdheid in verband met de consumentenbescherming. De toezichthoudende autoriteiten kunnen de aangelegenheid voorleggen aan de EIOPA en haar om bijstand verzoeken wanneer geen bilaterale oplossing kan worden gevonden.”.

(58) In artikel 152 ter worden de volgende leden 5 en 6 toegevoegd:

“5. Indien twee of meer betrokken autoriteiten van een samenwerkingsplatform het oneens zijn over de procedure of de inhoud van een te nemen maatregel of het uitblijven van maatregelen ten aanzien van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, kan de EIOPA, op verzoek van een relevante autoriteit of op eigen initiatief, de autoriteiten bijstaan bij het bereiken van overeenstemming overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

6. In geval van onenigheid binnen het platform en wanneer er ernstige bezorgdheid bestaat over de negatieve gevolgen voor de verzekeringnemers of over de inhoud van een te nemen maatregel of het uitblijven van maatregelen ten aanzien van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, kan de EIOPA op eigen initiatief beslissen inspecties ter plaatse te initiëren en te coördineren. Zij nodigt de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst alsook andere betrokken toezichthoudende autoriteiten van het samenwerkingsplatform uit om aan die inspecties ter plaatse deel te nemen.”.

(59) Artikel 153 wordt vervangen door:

“Artikel 153
Tijdschema en taal van de informatieverzoeken

De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van ontvangst kan de informatie die zij mag opvragen met betrekking tot de activiteiten van een verzekeringsonderneming die op het grondgebied van die lidstaat werkzaam is, verlangen van hetzij de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst van die onderneming hetzij de verzekeringsonderneming. Die informatie wordt binnen een redelijke termijn verstrekt in de officiële taal of talen van de lidstaat van ontvangst, of in een andere taal die door de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van ontvangst wordt aanvaard. Wanneer de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van ontvangst zich rechtstreeks tot de verzekeringsonderneming richt, stelt zij de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst in kennis van het verzoek om informatie.”.

(60) Het volgende artikel 159 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 159 bis
Aanvullende vereisten met betrekking tot aanzienlijke grensoverschrijdende activiteiten

1. De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst verstrekt op verzoek van de toezichthoudende autoriteit van een lidstaat van ontvangst alle volgende overeenkomstig artikel 35 ontvangen informatie met betrekking tot verzekerings- of herverzekeringsondernemingen met aanzienlijke grensoverschrijdende activiteiten op het grondgebied van die lidstaat van ontvangst:

a) het solvabiliteitskapitaalvereiste;

b) het minimumkapitaalvereiste;

c) het bedrag van het in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste;

d) het bedrag van het in aanmerking komend kernvermogen ter dekking van het minimumkapitaalvereiste.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “aanzienlijke grensoverschrijdende activiteiten” verstaan verzekerings- en herverzekeringsactiviteiten die in het kader van het recht van vestiging worden verricht en die welke in het kader van het vrij verrichten van diensten worden verricht in een lidstaat waarvoor de jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten meer bedragen dan 5 % van de jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten van de onderneming, gemeten aan de hand van de laatst beschikbare jaarrekening van de onderneming.

2. Wanneer een verzekerings- of herverzekeringsonderneming in de volgende drie maanden niet aan het minimumkapitaalvereiste voldoet of waarschijnlijk niet zal voldoen, of wanneer er sprake is van een significante niet-naleving van het solvabiliteitskapitaalvereiste, en de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst geen passende maatregelen heeft genomen om deze situatie op passende wijze te verhelpen, kan de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van ontvangst waar die onderneming aanzienlijke grensoverschrijdende activiteiten uitoefent, de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst verzoeken gezamenlijk een inspectie ter plaatse bij de verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit te voeren, met opgave van de redenen voor een dergelijk verzoek.

De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst aanvaardt of weigert het in de eerste alinea bedoelde verzoek binnen een maand na ontvangst ervan.

3. Wanneer de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst ermee instemt een gezamenlijke inspectie ter plaatse uit te voeren, nodigt zij de EIOPA uit deel te nemen aan de gezamenlijke inspectie ter plaatse.

Na afloop van de gezamenlijke inspectie ter plaatse komen de betrokken toezichthoudende autoriteiten binnen twee maanden tot gezamenlijke conclusies. De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst houdt rekening met deze gezamenlijke conclusies wanneer zij beslist over de passende toezichtmaatregelen.

Wanneer de toezichthoudende autoriteiten het oneens zijn over de conclusies van de gezamenlijke inspectie ter plaatse, kan elk van hen, binnen twee maanden na het verstrijken van de in de tweede alinea bedoelde termijn en onverminderd de door de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst te nemen toezichtmaatregelen en de door haar uit te oefenen bevoegdheden om de niet-naleving van het solvabiliteitskapitaalvereiste of de niet-naleving of waarschijnlijke niet-naleving van het minimumkapitaalvereiste aan te pakken, de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EIOPA doorverwijzen en om haar bijstand verzoeken. De zaak wordt niet meer naar de EIOPA doorverwezen na het verstrijken van de in deze alinea bedoelde termijn van twee maanden of nadat overeenkomstig de tweede alinea overeenstemming over gezamenlijke conclusies is bereikt tussen de toezichthoudende autoriteiten.

Indien een van de betrokken toezichthoudende autoriteiten binnen de in de derde alinea bedoelde periode van twee maanden de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EIOPA heeft doorverwezen, schort de toezichthoudende autoriteit van de lidstaaat van herkomst de vaststelling van de definitieve conclusies van de gezamenlijke inspectie ter plaatse op en wacht zij het besluit af dat de EIOPA eventueel overeenkomstig artikel 19, lid 3, van die verordening neemt; vervolgens stelt zij de conclusies vast in overeenstemming met het besluit van de EIOPA. Alle betrokken toezichthoudende autoriteiten erkennen deze conclusies als definitief.

4. Wanneer de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst weigert een gezamenlijke inspectie ter plaatse uit te voeren, legt zij de verzoekende toezichthoudende autoriteit schriftelijk de redenen voor deze weigering uit.

Indien de toezichthoudende autoriteiten het oneens zijn over de redenen voor de weigering, kunnen zij de zaak binnen één maand na kennisgeving van het besluit door de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst doorverwijzen naar de EIOPA en haar om bijstand verzoeken overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010. In dit geval kan de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden. ”.

(61) Artikel 212 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i) in punt a) wordt “artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG” vervangen door “artikel 22, lid 7, van Richtlijn 2013/34/EU”;

ii) in punt b) wordt “artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG” vervangen door “artikel 22, lid 7, van Richtlijn 2013/34/EU”;

iii) punt c) wordt als volgt gewijzigd:

–punt i) wordt vervangen door:

“i) die bestaat uit een deelnemende onderneming, haar dochterondernemingen, de entiteiten waarin de deelnemende onderneming of haar dochterondernemingen een deelneming hebben en ondernemingen die door de deelnemende onderneming of haar dochterondernemingen gezamenlijk worden beheerd met een of meer ondernemingen die geen deel uitmaken van de groep, alsook ondernemingen die met elkaar verbonden zijn door een betrekking in de zin van artikel 22, lid 7, van Richtlijn 2013/34/EU en hun verbonden ondernemingen; of”;

–het volgende punt iii) wordt toegevoegd:

“iii) die bestaat uit een combinatie van de punten i) en ii);”;

iv) punt f) wordt vervangen door:

“f)    “verzekeringsholding”: een moederonderneming die geen gemengde financiële holding is, en waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit het verkrijgen en houden van deelnemingen in dochterondernemingen die uitsluitend of hoofdzakelijk verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, dan wel verzekerings- of herverzekeringsondernemingen van derde landen zijn, van welke dergelijke dochterondernemingen er ten minste één een verzekerings- of herverzekeringsonderneming is; de dochterondernemingen zijn voornamelijk verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of verzekerings- of herverzekeringsondernemingen van derde landen waarbij meer dan 50 % van het eigen vermogen, de geconsolideerde activa, de inkomsten, het personeel of een andere indicator die door de toezichthoudende autoriteit relevant wordt geacht, verbonden is met dochterondernemingen die verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, verzekerings- of herverzekeringsondernemingen van derde landen, verzekeringsholdings of gemengde financiële holdings zijn;”;

v) het volgende punt f bis) wordt ingevoegd:

“f bis)    “holding van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van derde landen”: een moederonderneming die geen verzekeringsholding of gemengde financiële holding in de zin van artikel 2, punt 15, van Richtlijn 2002/87/EG is en waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het verwerven en houden van deelnemingen in dochterondernemingen, indien deze dochterondernemingen uitsluitend of hoofdzakelijk verzekerings- of herverzekeringsondernemingen van derde landen zijn;”;

(b)in lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:

“Voor de toepassing van deze titel beschouwen de toezichthoudende autoriteiten als moederonderneming ook elke onderneming die naar hun mening feitelijk een overheersende invloed op een andere onderneming uitoefent, ook wanneer deze invloed via gecentraliseerde coördinatie wordt uitgeoefend op de besluiten van de andere onderneming.”;

(c)de volgende leden 3 tot en met 6 worden toegevoegd:

“3. Voor de toepassing van deze titel gaan de toezichthoudende autoriteiten er tevens van uit dat twee of meer verzekerings- of herverzekeringsondernemingen een groep vormen in de zin van lid 1, punt c), wanneer deze ondernemingen naar de mening van de toezichthoudende autoriteiten onder centrale leiding staan.

Wanneer een dergelijke groep overeenkomstig artikel 213, lid 2, punten a), b) en c), onderworpen is aan groepstoezicht, wijst de groep een van die ondernemingen aan als moederonderneming die verantwoordelijk is voor de naleving van deze titel. De andere in de eerste alinea bedoelde ondernemingen worden als dochterondernemingen beschouwd.

4. Wanneer een groep overeenkomstig de leden 2 en 3 wordt bepaald en wanneer een moederonderneming of een dochteronderneming van die groep ook de uiteindelijke deelnemende onderneming van een andere groep in de zin van lid 1, punt c), is, wordt die andere groep geacht deel uit te maken van de overeenkomstig de leden 2 en 3 bepaalde groep.

De toezichthoudende autoriteiten kunnen de leden 2 en 3 toepassen om een groep in de zin van lid 1, punt c), uit te breiden.

5. Bij het vaststellen van een betrekking tussen ten minste twee in de leden 2 en 3 bedoelde ondernemingen houden de toezichthoudende autoriteiten rekening met elk van de volgende factoren:

(a)zeggenschap of het vermogen van een natuurlijke persoon of een onderneming om invloed uit te oefenen op besluiten, ook financiële besluiten, van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, met name als gevolg van het bezit van kapitaal of stemrechten, vertegenwoordiging in het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan, of het behoren tot de personen die daadwerkelijk een verzekerings- of herverzekeringsonderneming besturen of andere sleutel-, kritieke of belangrijke functies vervullen;

(b)sterke afhankelijkheid van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een andere onderneming of rechtspersoon, als gevolg van het bestaan van wezenlijke financiële of niet-financiële transacties of verrichtingen;

(c)bewijs van coördinatie tussen twee of meer ondernemingen van financiële besluiten, strategieën of processen.

6. Wanneer de groep nalaat een moederonderneming aan te wijzen overeenkomstig lid 3, tweede alinea, wijzen de toezichthoudende autoriteiten een moederonderneming aan die verantwoordelijk is voor de naleving van deze titel. De andere ondernemingen in een dergelijke groep worden als dochterondernemingen beschouwd.

Bij de aanwijzing overeenkomstig de eerste alinea houden de toezichthoudende autoriteiten rekening met de volgende factoren:

(a)het bedrag van de technische voorzieningen van elke onderneming;

(b)de jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten van elke onderneming;

(c)het aantal verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen van elke onderneming.

De toezichthoudende autoriteiten beoordelen regelmatig of de aanwijzing passend blijft. Wanneer dit niet het geval is, wijzen de toezichthoudende autoriteiten een andere moederonderneming aan. Die andere autoriteit is verantwoordelijk voor de naleving van deze titel.”.

(62) Artikel 213 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 2 wordt de aanhef vervangen door:

“Wanneer een groep een van de volgende ondernemingen omvat, zorgen de lidstaten ervoor dat het groepstoezicht van toepassing is:”;

(b)het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

“2 bis.    De groep waarop het groepstoezicht overeenkomstig lid 2 van dit artikel van toepassing is, wordt bepaald overeenkomstig artikel 212.”;

(c)de volgende leden 3 bis, 3 ter en 3 quater worden ingevoegd:

“3 bis. In de in lid 2, punt b), bedoelde gevallen zorgt de verzekeringsholding of gemengde financiële holding ervoor dat aan elk van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) de interne regelingen en de taakverdeling binnen de groep zijn toereikend met het oog op de naleving van deze titel en zijn met name doeltreffend om:

i) alle dochterondernemingen van de verzekeringsholding of gemengde financiële holding te coördineren, waaronder, waar nodig, middels een adequate verdeling van taken tussen die ondernemingen;

ii) conflicten binnen een groep te voorkomen of te beheren; en

iii) de door de verzekeringsmoederholding of gemengde financiële moederholding vastgestelde groepsbrede beleidsmaatregelen in de gehele groep te handhaven;

b) de structurele organisatie van de groep waarvan de verzekeringsholding of gemengde financiële holding deel uitmaakt, vormt geen belemmering voor of belet niet op andere wijze het effectieve toezicht op de groep en de verzekerings- en herverzekeringsdochterondernemingen daarvan, waarbij met name rekening wordt gehouden met:

i) de positie van de verzekeringholding of gemengde financiële holding in een meerlagige groep;

ii) de aandeelhoudersstructuur; en

iii) de rol van de verzekeringsholding of gemengde financiële holding binnen de groep.

3 ter. Wanneer niet aan de voorwaarden van lid 3 bis, punt a), is voldaan, heeft de groepstoezichthouder de bevoegdheid om van de verzekeringsholding of gemengde financiële holding te verlangen dat zij interne regelingen en taakverdelingen binnen de groep wijzigt.

Wanneer niet aan de voorwaarden van lid 3 bis, punt b), is voldaan, is de verzekeringsholding of gemengde financiële holding onderworpen aan passende toezichtmaatregelen van de groepstoezichthouder om de continuïteit en integriteit van het groepstoezicht en de naleving van de vereisten van deze titel te waarborgen of te herstellen, naar gelang van het geval. De lidstaten zorgen er met name voor dat de toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid hebben om van de verzekeringsholding of gemengde financiële holding te verlangen dat zij de groep zodanig structureert dat de betrokken toezichthoudende autoriteit effectief groepstoezicht kan uitoefenen. Deze bevoegdheid wordt alleen in uitzonderlijke omstandigheden uitgeoefend, na raadpleging van de EIOPA en, in voorkomend geval, andere betrokken toezichthoudende autoriteiten, en wordt naar behoren gemotiveerd aan de groep.

3 quater. In de in lid 2, punten a) en b), van dit artikel bedoelde gevallen waarin de structurele organisatie van een groep die bestaat uit ondernemingen die met elkaar verbonden zijn door een betrekking als vastgesteld in artikel 22, lid 7, van Richtlijn 2013/34/EU en de daarmee verbonden ondernemingen, of die op grond van artikel 212, lid 3, van deze richtlijn is vastgesteld, van dien aard is dat zij het effectieve toezicht op die groep belemmert of belet, of belet dat die groep deze titel naleeft, wordt de groep onderworpen aan passende toezichtmaatregelen om de continuïteit en integriteit van het groepstoezicht en de naleving van deze titel te waarborgen of te herstellen, naargelang van het geval. De lidstaten zorgen er met name voor dat de toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid hebben te verlangen dat een verzekeringsholding of een gemengde financiële holding met hoofdkantoor in de Unie wordt opgericht, of dat een onderneming in de Unie wordt opgericht die via gecentraliseerde coördinatie feitelijk een overheersende invloed uitoefent op de besluiten, ook de financiële besluiten, van de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die deel uitmaken van de groep. In dat geval is deze verzekeringsholding, gemengde financiële holding of onderneming die feitelijk gecentraliseerde coördinatie uitoefent, verantwoordelijk voor de naleving van deze titel.”;

(d)in lid 5 wordt “Richtlijn 2006/48/EG” vervangen door “Richtlijn 2013/36/EG”.

(63) Het volgende artikel 213 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 213 bis
Gebruik van evenredigheidsmaatregelen op het niveau van de groep

1. Groepen in de zin van artikel 212 die overeenkomstig artikel 213, lid 2, punten a) en b), onderworpen zijn aan groepstoezicht, worden door hun groepstoezichthouder ingedeeld als groep met een laag risicoprofiel volgens de procedure van lid 2 van dit artikel, wanneer zij voor de laatste twee boekjaren op het niveau van de groep aan elk van de volgende criteria voldoen:

a) wanneer ten minste één verzekerings- of herverzekeringsonderneming binnen de groep geen schadeverzekeringsonderneming is, moet aan elk van de volgende criteria worden voldaan:

i) de in artikel 105, lid 5, punt a), bedoelde ondermodule renterisico is niet hoger is dan 5 % van de technische voorzieningen van de groep, zonder aftrek van de bedragen die op herverzekeringsovereenkomsten en Special Purpose Vehicles kunnen worden verhaald, als bedoeld in artikel 76;

ii) het rendement van beleggingen, met uitzondering van beleggingen die worden aangehouden voor verzekeringsverplichtingen met van indexen afhankelijke en van fracties afhankelijke uitkeringen, is hoger dan de gemiddelde gegarandeerde rentevoeten;

iii) het totaal van de technische voorzieningen van de groep, zonder aftrek van de bedragen die op herverzekeringsovereenkomsten en Special Purpose Vehicles kunnen worden verhaald, is niet hoger dan 1 000 000 000 EUR;

b) wanneer ten minste één verzekerings- of herverzekeringsonderneming binnen de groep geen levensverzekeringsonderneming is, moet aan elk van de volgende criteria worden voldaan:

i) de gemiddelde gecombineerde ratio, exclusief herverzekering, van de laatste drie boekjaren bedraagt minder dan 100 %;

ii) de jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten van de groep zijn niet hoger dan 100 000 000 EUR;

iii) de som van de jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten in de branches 3 tot en met 7 en de branches 14 en 15 van bijlage I, deel A, is niet hoger dan 30 % van de totale jaarlijkse geboekte premie-inkomsten van het schadeverzekeringsbedrijf van de groep;

c) de overeenkomsten die door binnen de groep vallende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen met hoofdkantoor in andere lidstaten dan de lidstaat van de groepstoezichthouder zijn gesloten, maken niet meer uit dan 5 % van de totale jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten van de groep;

d) de overeenkomsten die door de groep in andere lidstaten dan de lidstaat van de groepstoezichthouder zijn gesloten, maken niet meer uit dan 5 % van de totale jaarlijkse bruto geboekte premie-inkomsten van de groep;

e) beleggingen in niet-traditionele beleggingen maken niet meer uit dan 20 % van de totale beleggingen;

f) het bedrijf van de groep omvat geen herverzekeringsverrichtingen die meer bedragen dan 50 % van de totale bruto geboekte premie-inkomsten van de groep.

2. Artikel 29 ter is van overeenkomstige toepassing op het niveau van de uiteindelijke moederverzekerings- of -herverzekeringsonderneming, verzekeringsholding of gemengde financiële holding.

3. Groepen waarop overeenkomstig artikel 213, lid 2, punten a) en b), groepstoezicht van toepassing is gedurende minder dan twee jaar, houden bij de beoordeling of zij aan de criteria van lid 1 van dit artikel voldoen, alleen rekening met het laatste boekjaar.

4. Onverminderd lid 1 worden groepen die voor de berekening van hun solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep gebruikmaken van een goedgekeurd gedeeltelijk of volledig intern model, nooit als groepen met een laag risicoprofiel ingedeeld.

5. De uiteindelijke moederverzekerings- of -herverzekeringsondernemingen, de verzekeringsholdings of de gemengde financiële holdings houden bij hun beoordeling van de naleving van de in lid 1 vastgestelde criteria rekening met de bedrijfsplannen voor de volgende drie boekjaren.

6. De artikelen 29 ter, 29 quater en 29 quinquies zijn van overeenkomstige toepassing.”.

(64) Artikel 214 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt vervangen door:

“1.    De uitoefening van het groepstoezicht overeenkomstig artikel 213 betekent niet dat de toezichthoudende autoriteiten een toezichtsfunctie moeten uitoefenen ten aanzien van de verzekeringsonderneming van een derde land, de herverzekeringsonderneming van een derde land of de gemengde verzekeringsholding als zodanig.”;

(b)in lid 2 wordt na de eerste alinea de volgende alinea ingevoegd:

“Bij de beoordeling of een onderneming in het licht van de doeleinden van groepstoezicht van te verwaarlozen betekenis is overeenkomstig de eerste alinea, punt b), zorgt de groepstoezichthouder ervoor dat aan elk van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

i) de omvang van de onderneming qua totale activa en technische voorzieningen is klein in vergelijking met die van andere ondernemingen van de groep en van de groep als geheel;

ii) de uitsluiting van de onderneming van het groepstoezicht zou geen wezenlijke gevolgen hebben voor de solvabiliteit van de groep;

iii) de kwalitatieve en kwantitatieve risico’s, met inbegrip van die welke voortvloeien uit intragroeptransacties, die de onderneming voor de hele groep vormt of kan vormen, zijn niet van belang.”;

(c)het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

“3.    Wanneer de uitsluiting van een of meer ondernemingen van het groepstoezicht overeenkomstig lid 2 van dit artikel ertoe zou leiden het groepstoezicht uit hoofde van artikel 213, lid 2, punten a), b) en c), niet wordt toegepast, raadpleegt de groepstoezichthouder de EIOPA en, in voorkomend geval, de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten alvorens het besluit tot uitsluiting te nemen. Een dergelijk besluit wordt alleen in uitzonderlijke omstandigheden genomen en wordt naar behoren gemotiveerd aan de EIOPA en, in voorkomend geval, de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten. De groepstoezichthouder beoordeelt regelmatig opnieuw of zijn besluit passend blijft. Wanneer dat niet langer het geval is, stelt de groepstoezichthouder de EIOPA en, in voorkomend geval, de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten ervan in kennis dat hij met de uitoefening van het groepstoezicht zal beginnen.

   Alvorens de uiteindelijke moederonderneming uit te sluiten van het groepstoezicht overeenkomstig lid 2, punt b), raadpleegt de groepstoezichthouder de EIOPA en, in voorkomend geval, de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten, en beoordeelt hij het effect van de uitoefening van het groepstoezicht op het niveau van een intermediaire deelnemende onderneming op de solvabiliteitspositie van de groep. Een dergelijke uitsluiting is met name niet mogelijk indien zij zou leiden tot een wezenlijke verbetering van de solvabiliteitspositie van de groep.”.

(65) Artikel 220 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 1 wordt “in de artikelen 221 tot en met 233” vervangen door “in de artikelen 221 tot en met 233 bis”;

(b)in lid 2 wordt de tweede alinea vervangen door:

“De lidstaten staan hun toezichthoudende autoriteiten evenwel toe om, indien zij met betrekking tot een bepaalde groep de rol van groepstoezichthouder vervullen, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten en de groep zelf, te besluiten op die groep methode 2 overeenkomstig de artikelen 233 en 234 toe te passen, of, indien de uitsluitende toepassing van methode 1 ongepast zou zijn, een combinatie van de methoden 1 en 2 overeenkomstig de artikelen 233 bis en 234.”;

(c)het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

“3.    Onverminderd de behandeling van de in artikel 228, lid 1, bedoelde ondernemingen kunnen de toezichthoudende autoriteiten alleen besluiten methode 2 overeenkomstig lid 2, tweede alinea, van dit artikel toe te passen op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van derde landen, verzekeringsholdings, gemengde financiële holdings en holdings van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van derde landen.”.

(66) In artikel 221 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd:

“1 bis.In afwijking van lid 1 van dit artikel wordt uitsluitend voor de toepassing van artikel 228 en ongeacht of methode 1 of methode 2 wordt gebruikt, onder “proportioneel deel” verstaan het gedeelte van het geplaatste kapitaal dat rechtstreeks of middellijk het eigendom is van de deelnemende onderneming in de verbonden onderneming.”.

(67) In artikel 222 wordt lid 4 vervangen door:

“4.De som van de in de leden 2 en 3 bedoelde vermogensbestanddelen mag de bijdrage van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep niet overschrijden.”.

(68) In artikel 226 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

“3.Voor de toepassing van de leden 1 en 2 worden holdings van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van derde landen ook als verzekerings- of herverzekeringsondernemingen behandeld.”.

(69) In artikel 227, lid 1, wordt na “artikel 233” in de eerste alinea “en artikel 233 bis” ingevoegd.

(70) Artikel 228 wordt vervangen door:

“Artikel 228
Behandeling van specifieke verbonden ondernemingen uit andere financiële sectoren

1. Ongeacht de overeenkomstig artikel 220 van deze richtlijn gehanteerde methode houdt de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming bij de berekening van de groepssolvabiliteit rekening met de bijdrage aan het in aanmerking komend eigen vermogen van de groep en aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep van de volgende ondernemingen:

(a)kredietinstellingen of beleggingsondernemingen in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1) of 2), van Verordening (EU) nr. 575/2013;

(b)beheermaatschappijen van icbe’s in de zin van artikel 2, lid 1, punt b), van Richtlijn 2009/65/EG en beleggingsmaatschappijen waaraan overeenkomstig artikel 27 van die richtlijn vergunning is verleend, op voorwaarde dat deze geen beheermaatschappij in de zin van die richtlijn hebben aangewezen;

(c)beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen in de zin van artikel 4, lid 1, punt b), van Richtlijn 2011/61/EG;

(d)andere ondernemingen dan gereglementeerde ondernemingen die een of meer van de in bijlage I bij Richtlijn 2013/36/EU genoemde werkzaamheden uitoefenen, indien die werkzaamheden een aanzienlijk deel van hun totale werkzaamheid uitmaken;

(e)instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening in de zin van artikel 6, punt 1, van Richtlijn (EU) 2016/2341.

2. De bijdrage van de in lid 1 van dit artikel bedoelde verbonden ondernemingen aan het in aanmerking komend eigen vermogen van de groep wordt berekend als de som van het proportionele deel van het eigen vermogen van elke onderneming, waarbij dat eigen vermogen als volgt wordt berekend:

(f)voor elke in lid 1, punt a), van dit artikel bedoelde onderneming overeenkomstig de desbetreffende sectorale voorschriften, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 7, van Richtlijn 2002/87/EG;

(g)voor elke in lid 1, punt b), van dit artikel bedoelde verbonden onderneming overeenkomstig artikel 2, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2009/65/EG;

(h)voor elke in lid 1, punt c), van dit artikel bedoelde verbonden onderneming overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt ad), van Richtlijn 2011/61/EG;

(i)voor elke in lid 1, punt d), van dit artikel bedoelde verbonden onderneming overeenkomstig de desbetreffende sectorale voorschriften, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 7, van Richtlijn 2002/87/EG indien zij gereglementeerde entiteiten waren in de zin van artikel 2, punt 4, van die richtlijn;

(j)voor elke in lid 1, punt e), van dit artikel bedoelde verbonden onderneming de beschikbare solvabiliteitsmarge berekend overeenkomstig artikel 17 bis van Richtlijn (EU) 2016/2341.

Voor de toepassing van de eerste alinea van dit lid wordt het bedrag van het eigen vermogen van elke verbonden onderneming dat overeenstemt met niet-uitkeerbare reserves en andere bestanddelen die volgens de groepstoezichthouder een verminderd verliescompensatievermogen hebben, alsmede preferente aandelen, achtergestelde rekeningen van leden van onderlinge waarborgmaatschappijen, achtergestelde verplichtingen en uitgestelde belastingvorderingen, die in het eigen vermogen zijn opgenomen bovenop de overeenkomstig lid 3 berekende eigenvermogensvereisten, niet in aanmerking genomen, tenzij de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming naar tevredenheid van de groepstoezichthouder kan aantonen dat die bestanddelen beschikbaar kunnen worden gesteld om het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep te dekken. Bij het bepalen van de samenstelling van het eigen vermogen op overschot houdt de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming er rekening mee dat bepaalde vereisten van bepaalde verbonden ondernemingen alleen met tier 1-kernkapitaal of aanvullend tier 1-kapitaal in de zin van Verordening (EU) nr. 575/2013 worden vervuld.

3. De bijdrage van de in lid 1 bedoelde verbonden ondernemingen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep wordt berekend als de som van het proportionele deel van het kapitaalvereiste of fictieve kapitaalvereiste van elke verbonden onderneming, waarbij dat kapitaalvereiste of fictieve kapitaalvereiste als volgt wordt berekend:

(a)voor in lid 1, punt a), van dit artikel bedoelde verbonden ondernemingen overeenkomstig het volgende:

(b)voor elke beleggingsonderneming die onderworpen is aan eigenvermogensvereisten overeenkomstig Verordening (EU) 2019/2033, de som van het vereiste van artikel 11 van die verordening, de in artikel 39, lid 2, punt a), van Richtlijn (EU) 2019/2034 bedoelde specifieke eigenvermogensvereisten of de lokale eigenvermogensvereisten in derde landen;

(c)voor elke kredietinstelling, het hoogste van de volgende bedragen:

–de som van het vereiste van artikel 92, lid 1, punt c), van Verordening (EU) nr. 575/2013, met inbegrip van de in de artikelen 458 en 459 van die verordening bedoelde maatregelen, de in artikel 104 van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde specifieke eigenvermogensvereisten voor het ondervangen van andere risico’s dan het risico van buitensporige hefboomwerking, het in artikel 128, punt 6, van die richtlijn omschreven gecombineerde buffervereiste, of alle lokale eigenvermogensvereisten in derde landen;

–de som van de vereisten van artikel 92, lid 1, punt d), van Verordening (EU) nr. 575/2013, met inbegrip van de in de artikelen 458 en 459 van die verordening bedoelde maatregelen, de in artikel 104 van Richtlijn 2013/36/EU bedoelde specifieke eigenvermogensvereisten voor het ondervangen van het risico van buitensporige hefboomwerking, het hefboomratiobuffervereiste van artikel 92, lid 1 bis, van Verordening (EU) nr. 575/2013, of de lokale eigenvermogensvereisten in derde landen in zoverre met tier 1-kapitaal aan die vereisten moet worden voldaan;

(d)voor elke in lid 1, punt b), van dit artikel bedoelde verbonden onderneming overeenkomstig artikel 7, lid 1, punt a), van Richtlijn 2009/65/EG;

(e)voor elke in lid 1, punt c), van dit artikel bedoelde verbonden onderneming overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2011/61/EU;

(f)voor elke in lid 1, punt d), van dit artikel bedoelde verbonden onderneming, het kapitaalvereiste waaraan de verbonden onderneming zou moeten voldoen overeenkomstig de desbetreffende sectorale voorschriften, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 7, van Richtlijn 2002/87/EG indien zij een gereglementeerde entiteit was in de zin van artikel 2, punt 4, van die richtlijn;

(g)voor elke in lid 1, punt e), van dit artikel bedoelde verbonden onderneming de vereiste solvabiliteitsmarge berekend overeenkomstig artikel 17 ter van Richtlijn (EU) 2016/2341.

4. Wanneer verscheidene in lid 1 bedoelde verbonden ondernemingen een subgroep vormen waarvoor een kapitaalvereiste op geconsolideerde basis geldt overeenkomstig een van de in lid 3 bedoelde richtlijnen of verordeningen, kan de groepstoezichthouder toestaan dat de bijdrage van die verbonden ondernemingen aan het in aanmerking komend eigen vermogen van de groep wordt berekend als het proportionele deel van het eigen vermogen van die subgroep, in plaats van lid 2, punten a) tot en met e), toe te passen op elke individuele onderneming die tot die subgroep behoort. In dat geval berekent de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming ook de bijdrage van die verbonden ondernemingen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep als het proportionele deel van het kapitaalvereiste van die subgroep, in plaats van lid 3, punten a) tot en met e), toe te passen op elke individuele onderneming die tot die subgroep behoort.

Voor de toepassing van de eerste alinea van dit lid zijn de leden 2 en 3 van overeenkomstige toepassing op de subgroep.

5. Onverminderd de leden 1 tot en met 4 staan de lidstaten hun toezichthoudende autoriteiten evenwel toe om, indien zij met betrekking tot een bepaalde groep de rol van groepstoezichthouder vervullen, op verzoek van de deelnemende onderneming of op eigen initiatief te besluiten een in lid 1, punten a) tot en met d), bedoelde deelneming van het voor de groepssolvabiliteit van de deelnemende onderneming in aanmerking komend eigen vermogen af te trekken.”.

(71) In titel III, hoofdstuk II, afdeling 1, wordt in onderafdeling 3 het volgende artikel 229 bis toegevoegd:

“Artikel 229 bis
Vereenvoudigde berekeningen

1. Voor de toepassing van artikel 230 kan de groepstoezichthouder, na raadpleging van de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten, de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming toestaan een vereenvoudigde benadering toe te passen op deelnemingen in verbonden ondernemingen die niet van belang zijn.

De toepassing van de in de eerste alinea bedoelde vereenvoudigde benadering op een of meer verbonden ondernemingen wordt door de deelnemende onderneming naar behoren gemotiveerd aan de groepstoezichthouder, rekening houdend met de aard, de omvang en de complexiteit van de risico’s van de verbonden onderneming of ondernemingen.

De lidstaten schrijven voor dat de deelnemende onderneming jaarlijks beoordeelt of het gebruik van de vereenvoudigde benadering nog steeds gerechtvaardigd is, en in haar verslag over de solvabiliteit en financiële toestand van de groep de lijst en de omvang van de verbonden ondernemingen waarop die vereenvoudigde benadering van toepassing is, openbaar maakt.

2. Voor de toepassing van lid 1 toont de deelnemende verzekerings- en herverzekeringsonderneming naar tevredenheid van de groepstoezichthouder aan dat de toepassing van de vereenvoudigde benadering op deelnemingen in een of meer verbonden ondernemingen voldoende prudent is om bij de berekening van de groepssolvabiliteit een onderschatting van de risico’s die uit die onderneming of ondernemingen voortvloeien, te voorkomen.

Wanneer de vereenvoudigde benadering wordt toegepast op een verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land die haar hoofdkantoor heeft in een land dat niet gelijkwaardig of voorlopig gelijkwaardig is in de zin van artikel 227, mag de vereenvoudigde benadering niet leiden tot een bijdrage van de verbonden onderneming aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep die lager is dan het kapitaalvereiste van die onderneming zoals vastgesteld door het betrokken derde land.

De vereenvoudigde benadering wordt niet toegepast op een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming van een derde land indien de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming niet beschikt over betrouwbare informatie over het kapitaalvereiste zoals dat in dat derde land is vastgesteld.

3. Voor de toepassing van lid 1 worden verbonden ondernemingen geacht niet van belang te zijn wanneer de boekwaarde van elk van hen minder dan 0,2 % van de geconsolideerde jaarrekening van de groep uitmaakt en de som van de boekwaarden van al deze ondernemingen minder dan 0,5 % van de geconsolideerde jaarrekening van de groep uitmaakt.”.

(72) Artikel 230 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt vervangen door:

“1.    De groepssolvabiliteit van de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming wordt berekend aan de hand van de geconsolideerde jaarrekening.

De groepssolvabiliteit van de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming is het verschil tussen:

(a)de som van het eigen vermogen dat in aanmerking komt voor de dekking van het op basis van geconsolideerde gegevens berekende solvabiliteitskapitaalvereiste, en de bijdrage van de in artikel 228, lid 1, bedoelde verbonden ondernemingen aan het in aanmerking komend eigen vermogen van de groep, wanneer die bijdrage wordt berekend overeenkomstig artikel 228, lid 2 of 4;

(b)de som van het op basis van geconsolideerde gegevens berekende solvabiliteitskapitaalvereiste op groepsniveau, en de bijdrage van de in artikel 228, lid 1, bedoelde verbonden ondernemingen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep, wanneer die bijdrage wordt berekend overeenkomstig artikel 228, lid 3 of 4.

Voor de toepassing van de tweede alinea worden deelnemingen in de in artikel 228, lid 1, bedoelde verbonden ondernemingen niet in de geconsolideerde gegevens opgenomen.

Titel I, hoofdstuk VI, afdeling 3, onderafdelingen 1, 2 en 3, en titel I, hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdelingen 1, 2 en 3, zijn van toepassing voor de berekening van het voor het solvabiliteitskapitaalvereiste in aanmerking komend eigen vermogen en van het op basis van geconsolideerde gegevens berekende solvabiliteitskapitaalvereiste op groepsniveau. Met name een eigenvermogensbestanddeel dat door een deelnemende onderneming wordt uitgegeven, wordt niet geacht vrij te zijn van bezwaringen in de zin van artikel 93, lid 2, tweede alinea, punt c), indien de terugbetaling van dit bestanddeel niet aan de houder ervan kan worden geweigerd in geval van liquidatie van een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming.”;

(b)lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i) in de tweede alinea worden volgende punten c) en d) toegevoegd:

“c)    het proportionele deel van de lokale kapitaalvereisten, waarop de vergunning zou worden ingetrokken, voor verbonden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van derde landen;

d) het proportionele deel van het fictieve minimumkapitaalvereiste van de verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings.”;

ii) de derde alinea wordt vervangen door:

“Voor de toepassing van lid 2, tweede alinea, punt d), van dit artikel is het fictieve minimumkapitaalvereiste van een verzekeringsholding en van een gemengde financiële holding gelijk aan 35 % van haar fictieve solvabiliteitskapitaalvereiste wanneer het fictieve solvabiliteitskapitaalvereiste wordt berekend overeenkomstig artikel 226, lid 1, tweede alinea.”;

iii) de vierde alinea wordt geschrapt;

(c)het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

“3. Deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen voldoen aan hun minimale geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep, dat de laagste is van de volgende uitkomsten:

(a)45 % van de uitkomst van de in lid 1, tweede alinea, punt b), bedoelde berekening;

(b)de uitkomst van de in lid 2, tweede alinea, bedoelde berekening.

Dat minimum wordt gedekt door het in aanmerking komend kernvermogen als bepaald overeenkomstig artikel 98, lid 4, en berekend op basis van geconsolideerde gegevens. Daartoe worden deelnemingen in de in artikel 228, lid 1, bedoelde verbonden ondernemingen niet in de geconsolideerde gegevens opgenomen.

Om uit te maken of dit in aanmerking komend eigen vermogen aanvaardbaar is voor de dekking van het minimale geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep, zijn de beginselen van de artikelen 221 tot en met 229 mutatis mutandis van toepassing. Het bepaalde in artikel 139, leden 1 en 2, is van overeenkomstige toepassing.”.

(73) In artikel 232, eerste alinea, wordt in de aanhef “genoemd in artikel 37, lid 1, onder a) tot en met d)” vervangen door “genoemd in artikel 37, lid 1, onder a) tot en met e)”.

(74) Artikel 233 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 1 wordt punt b) vervangen door:

“b)    de waarde in de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming van de in artikel 220, lid 3, en artikel 228, lid 1, bedoelde verbonden ondernemingen en het geaggregeerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep zoals bepaald in lid 3.”;

(b)lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i) punt b) wordt vervangen door:

“b)    het proportionele deel van de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming in het eigen vermogen dat in aanmerking komt voor het solvabiliteitskapitaalvereiste van elke individuele verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming;”;

ii) het volgende punt c) wordt toegevoegd:

“c)    de bijdrage aan het in aanmerking komend eigen vermogen van de groep van de in artikel 228, lid 1, bedoelde verbonden ondernemingen, wanneer die bijdrage wordt berekend overeenkomstig artikel 228, lid 2, of artikel 228, lid 4;”;

(c)lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

i) punt b) wordt vervangen door:

“b) het proportionele deel van het solvabiliteitskapitaalvereiste van elke individuele verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming;”;

ii) het volgende punt c) wordt toegevoegd:

“c)    de bijdrage aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep van de in artikel 228, lid 1, bedoelde verbonden ondernemingen, wanneer die bijdrage wordt berekend overeenkomstig artikel 228, lid 3, of artikel 228, lid 4.”.

(75) Het volgende artikel 233 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 233 bis
Combinatie van de methoden 1 en 2

1. De groepssolvabiliteit van de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming is het verschil tussen:

a) de som van:

i) voor ondernemingen waarop methode 1 wordt toegepast, het eigen vermogen dat in aanmerking komt voor de dekking van het op basis van geconsolideerde gegevens berekende solvabiliteitskapitaalvereiste;

ii) voor elke verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming waarop methode 2 wordt toegepast, het proportionele deel van het eigen vermogen dat in aanmerking komt voor haar solvabiliteitskapitaalvereiste;

iii) de bijdrage van de in artikel 228, lid 1, bedoelde verbonden ondernemingen, berekend overeenkomstig artikel 228, lid 2, of artikel 228, lid 4; en

b) de som van:

i) voor ondernemingen waarop methode 1 wordt toegepast, het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep, berekend overeenkomstig artikel 230, lid 2, op basis van geconsolideerde gegevens;

ii) voor elke verzekerings- of herverzekeringsonderneming waarop methode 2 wordt toegepast, het proportionele deel van haar solvabiliteitskapitaalvereiste;

iii) de bijdrage van de in artikel 228, lid 1, bedoelde verbonden ondernemingen, berekend overeenkomstig artikel 228, lid 3, of artikel 228, lid 4.

2. Voor de toepassing van lid 1, punt a), i), en lid 1, punt b), i), van dit artikel worden deelnemingen in de in artikel 228, lid 1, bedoelde verbonden ondernemingen niet in de geconsolideerde gegevens opgenomen.

3. Voor de toepassing van lid 1, punt a), i), en lid 1, punt b), i), van dit artikel worden deelnemingen in de in artikel 220, lid 3, bedoelde verbonden ondernemingen waarop methode 2 wordt toegepast, niet in de geconsolideerde gegevens opgenomen.

Voor de toepassing van lid 1, punt b), i), van dit artikel wordt de waarde van de deelnemingen in de in artkel 220, lid 3, bedoelde ondernemingen waarop methode 2 wordt toegepast, die hoger is dan hun eigen solvabiliteitskapitaalvereiste, in de geconsolideerde gegevens opgenomen bij de berekening van de gevoeligheid van activa en verplichtingen voor veranderingen in het niveau of in de volatiliteit van wisselkoersen (“valutarisico”). De waarde van deze deelnemingen wordt echter niet geacht gevoelig te zijn voor veranderingen in het niveau of in de volatiliteit van de marktprijzen van aandelen (“aandelenrisico”).

4. Artikel 233, lid 4, is mutatis mutandis van toepassing voor de toepassing van lid 1, punt a), ii), en punt b), ii), van dit artikel.

5. Artikel 231 is mutatis mutandis van toepassing indien een verzekerings- of herverzekeringsonderneming en haar verbonden ondernemingen, of de verbonden ondernemingen van een verzekeringsholding gezamenlijk, een aanvraag indienen om het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep alsook het solvabiliteitskapitaalvereiste van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in de groep op basis van een intern model te mogen berekenen.

6. Deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen voldoen aan hun minimale geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep, dat minimaal een van de volgende uitkomsten is:

a) 45 % van de som van het in lid 1, punt b), i), bedoelde geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep en de in lid 1, punt b), iii), bedoelde bijdrage;

b) de uitkomst van de in artikel 230, lid 2, tweede alinea, bedoelde berekening.

Het minimale geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep wordt gedekt door het in aanmerking komend kernvermogen als bepaald overeenkomstig artikel 98, lid 4, berekend op basis van geconsolideerde gegevens. Voor die berekening worden deelnemingen in de in artikel 228, lid 1, bedoelde verbonden ondernemingen niet in de geconsolideerde gegevens opgenomen.

Om uit te maken of dit in aanmerking komend eigen vermogen aanvaardbaar is voor de dekking van het minimale geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep, zijn de beginselen van de artikelen 221 tot en met 229 mutatis mutandis van toepassing. Het bepaalde in artikel 139, leden 1 en 2, is van overeenkomstige toepassing.

7. Om te bepalen of het in lid 1, punt b), ii), van dit artikel berekende bedrag een passende afspiegeling is van het risicoprofiel van de groep met betrekking tot de in artikel 220, lid 3, bedoelde ondernemingen waarop methode 2 wordt toegepast, besteden de betrokken toezichthoudende autoriteiten bijzondere aandacht aan alle specifieke risico’s die op groepsniveau bestaan en die onvoldoende gedekt zouden zijn omdat ze moeilijk te kwantificeren vallen.

Ingeval het risicoprofiel van de groep met betrekking tot de in artikel 220, lid 3, bedoelde ondernemingen waarop methode 2 wordt toegepast, aanzienlijk afwijkt van de aannames die aan het in artikel 233, lid 3, bedoelde geaggregeerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep ten grondslag liggen, kan op het in lid 1, punt b), ii), van dit artikel berekende bedrag een opslagfactor worden toegepast.

Artikel 37, leden 1 tot en met 5, is samen met de overeenkomstig artikel 37, leden 6, 7 en 8, vastgestelde technische uitvoeringsnormen mutatis mutandis van toepassing.”.

(76) Artikel 234 wordt vervangen door:

“Artikel 234
Gedelegeerde handelingen voor de technische beginselen en methoden in de artikelen 220 tot en met 229, de vereenvoudigde aanpak in artikel 229 bis en de toepassing van de artikelen 230 tot en met 233 bis

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van het volgende:

a) de in de artikelen 220 tot en met 229 vastgestelde technische beginselen en methoden;

b) de technische details van de in artikel 229 bis, lid 1, vastgestelde vereenvoudigde benadering, alsmede de criteria op basis waarvan de toezichthoudende autoriteiten het gebruik van de vereenvoudigde benadering kunnen goedkeuren;

c) de toepassing van de artikelen 230 tot en met 233 bis, die het economische karakter van specifieke juridische structuren weerspiegelen.

De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen tot nadere bepaling van de criteria op basis waarvan de groepstoezichthouder de toepassing van de in artikel 229 bis, lid 2, vastgestelde vereenvoudigde benadering kan goedkeuren.”.

(77) In artikel 244, lid 3, wordt de derde alinea vervangen door:

“Met het oog op de aanmerking als significante risicoconcentratie die moet worden gerapporteerd, stelt de groepstoezichthouder, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten en de groep, passende drempels vast op basis van de solvabiliteitskapitaalvereisten, de technische voorzieningen, het in aanmerking komend eigen vermogen, andere kwantitatieve of kwalitatieve op risico gebaseerde criteria die passend worden geacht, of een combinatie daarvan.”.

(78) Artikel 245 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 1 wordt “leden 2 en 3” vervangen door “leden 2, 3 en 3 bis”;

(b)het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:

“3 bis. Naast intragroeptransacties in de zin van artikel 13, punt 19, kunnen toezichthoudende autoriteiten voor de toepassing van de leden 2 en 3 van dit artikel, indien gerechtvaardigd, verlangen dat groepen ook intragroeptransacties rapporteren waarbij andere ondernemingen dan verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van derde landen, verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings betrokken zijn.”.

(79) Artikel 246 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt vervangen door:

“1. De vereisten van titel I, hoofdstuk IV, afdeling 2, zijn mutatis mutandis van toepassing op het niveau van de groep. Het governancesysteem van de groep bestrijkt deelnemende verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, moederverzekeringsholdings of gemengde financiële moederholdings, alsmede alle verbonden ondernemingen binnen de groep in de zin van artikel 212 die overeenkomstig artikel 213, lid 2, punten a), b) en c), onderworpen is aan groepstoezicht. Het governancesysteem van de groep bestrijkt ook alle ondernemingen die door de deelnemende onderneming of haar dochterondernemingen gezamenlijk worden beheerd met een of meer ondernemingen die geen deel uitmaken van dezelfde groep.

Onverminderd de eerste alinea van dit lid worden de risicobeheer- en internecontrolesystemen en rapportageprocedures in alle ondernemingen die overeenkomstig artikel 213, lid 2, punten a) en b), onder het groepstoezicht vallen, consequent toegepast, zodat deze systemen en rapportageprocedures op het niveau van de groep kunnen worden gecontroleerd.

De lidstaten zorgen ervoor dat het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van de uiteindelijke moederverzekerings- of -herverzekeringsonderneming, verzekeringsholding, gemengde financiële holding met hoofdkantoor in de Unie, of de overeenkomstig artikel 212, lid 3, aangewezen deelnemende onderneming, de eindverantwoordelijkheid draagt voor de naleving door de groep waarop overeenkomstig artikel 213, lid 2, punten a), b) en c), het groepstoezicht van toepassing is, van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. Het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van elke verzekerings- en herverzekeringsonderneming binnen de groep blijft verantwoordelijk voor de eigen naleving van alle vereisten, zoals gespecificeerd in artikel 40 en artikel 213, lid 1, tweede alinea.

Het risicobeheersysteem bestrijkt ten minste alle verzekerings- en herverzekeringsactiviteiten die binnen de groep worden verricht, alsmede wezenlijke niet-verzekeringsactiviteiten. Het dekt ook de uit die activiteiten voortvloeiende risico’s waaraan de groep blootstaat of zou kunnen worden blootgesteld, en de onderlinge afhankelijkheden en relaties daartussen.

Onverminderd de eerste alinea van dit lid worden de risicobeheer- en internecontrolesystemen en rapportageprocedures in alle ondernemingen die overeenkomstig artikel 213, lid 2, punten a) en b), onder het groepstoezicht vallen, consequent toegepast, zodat deze systemen en rapportageprocedures op het niveau van de groep kunnen worden gecontroleerd.”;

(b)in lid 2 worden de volgende alinea’s toegevoegd:

“De deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming, de verzekeringsholding of de gemengde financiële holding controleert regelmatig de activiteiten van haar verbonden ondernemingen, met inbegrip van de in artikel 228, lid 1, bedoelde verbonden ondernemingen en niet-gereglementeerde ondernemingen. Die controle staat in verhouding tot de aard, de omvang en de complexiteit van de risico’s die de verbonden ondernemingen op het niveau van de groep genereren of zouden kunnen genereren.

De deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming, de verzekeringsholding of de gemengde financiële holding beschikt over schriftelijke beleidslijnen op het niveau van de groep en zorgt ervoor dat de schriftelijke beleidslijnen van alle gereglementeerde ondernemingen binnen de groep stroken met de groepsbeleidslijnen. Zij zorgt er tevens voor dat de groepsbeleidslijnen door alle gereglementeerde ondernemingen binnen de groep op consistente wijze worden toegepast.”;

(c)in lid 4, eerste alinea, wordt de tweede zin vervangen door:

“De op groepsniveau uitgevoerde beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit bestrijkt ten minste alle verzekerings- en herverzekeringsactiviteiten die binnen de groep worden verricht, alsmede wezenlijke niet-verzekeringsactiviteiten. Het dekt ook de uit die activiteiten voortvloeiende risico’s waaraan de groep blootstaat of zou kunnen worden blootgesteld, en de onderlinge afhankelijkheden en relaties daartussen. Zij wordt overeenkomstig hoofdstuk III aan toezicht door de groepstoezichthouder onderworpen.”;

(d)het volgende lid 5 wordt toegevoegd:

“5. De lidstaten schrijven voor dat de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming, de verzekeringsholding of de gemengde financiële holding ervoor zorgt dat de groep beschikt over solide governanceregelingen, waaronder een duidelijke organisatiestructuur met duidelijk omschreven, transparante en samenhangende verantwoordelijkheden en scheiding van taken binnen de groep. Het governancesysteem van de groep streeft ernaar belangenconflicten te voorkomen of, wanneer dit niet mogelijk is, deze te beheren.

De personen die feitelijk een verzekerings- of herverzekeringsgroep besturen, zijn de personen die feitelijk de moederonderneming of deelnemende onderneming bedoeld in lid 1, tweede alinea, besturen.

De lidstaten schrijven voor dat de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming, de verzekeringsholding of de gemengde financiële holding de personen aanwijst die verantwoordelijk zijn voor andere sleutelfuncties binnen de verzekerings- of herverzekeringsgroep die overeenkomstig artikel 213, lid 2, punten a), b) en c), onderworpen is aan groepstoezicht. Het in lid 1, tweede alinea, van dit artikel bedoelde bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan is verantwoordelijk voor de activiteiten die door deze personen worden verricht.

Wanneer de personen die feitelijk een verzekerings- of herverzekeringsgroep besturen of verantwoordelijk zijn voor andere sleutelfuncties ook de personen zijn die feitelijk een of meer verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of andere verbonden ondernemingen besturen, of verantwoordelijk zijn voor andere sleutelfuncties binnen een van die ondernemingen, zorgt de deelnemende onderneming ervoor dat de rollen en verantwoordelijkheden op groepsniveau duidelijk gescheiden zijn van die welke op het niveau van elke individuele onderneming van toepassing zijn.”.

(80) In titel III wordt het volgende hoofdstuk II bis ingevoegd:

“HOOFDSTUK II bis 
Macroprudentiële regels op groepsniveau

Artikel 246 - bis Beheer van het liquiditeitsrisico op groepsniveau

1. De lidstaten schrijven voor dat deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings een plan voor het beheer van het liquiditeitsrisico op het niveau van de groep opstellen en bijhouden. Artikel 144 bis is mutatis mutandis van toepassing.

2. In afwijking van artikel 144 bis zorgen de lidstaten ervoor dat verzekerings- of herverzekeringsdochterondernemingen die overeenkomstig artikel 213, lid 2, punten a) en b), onder het groepstoezicht vallen, worden vrijgesteld van het opstellen en bijhouden van een plan voor het beheer van het liquiditeitsrisico op individueel niveau wanneer het plan voor het beheer van het liquiditeitsrisico overeenkomstig lid 1 van dit artikel het liquiditeitsbeheer en de liquiditeitsbehoeften van de betrokken dochterondernemingen dekt.

De lidstaten schrijven voor dat elke individuele verzekerings- of herverzekeringsonderneming die van de in de eerste alinea bedoelde vrijstelling profiteert, de delen van het plan voor het beheer van het liquiditeitsrisico die op de situatie van de hele groep en haar eigen situatie betrekking hebben, aan haar toezichthoudende autoriteit voorlegt.

3. Niettegenstaande lid 2 kunnen de toezichthoudende autoriteiten van een verzekerings- of herverzekeringsdochteronderneming verlangen dat zij op individueel niveau een plan voor het beheer van het liquiditeitsrisico opstelt en bijhoudt wanneer zij een zwakke plek in de liquiditeit vaststellen, of wanneer het plan voor het liquiditeitsbeheer op groepsniveau geen passende informatie bevat die de toezichthoudende autoriteit die aan de dochteronderneming vergunning heeft verleend, van vergelijkbare ondernemingen verlangt om hun liquiditeitspositie te kunnen controleren.

4. Met het oog op een consistente toepassing van dit artikel werkt de EIOPA technische reguleringsnormen uit om de inhoud en de frequentie van de actualisering van het kaderplan voor het beheer van het liquiditeitsrisico op groepsniveau nader te bepalen.

De EIOPA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB gelieve de datum in te voegen = 12 maanden na de inwerkingtreding] voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

Artikel 246 - ter  Andere macroprudentiële regels

De artikelen 144 ter en 144 quater zijn mutatis mutandis van toepassing op het niveau van de deelnemende verzekerings- of -herverzekeringsonderneming, verzekeringsholding of gemengde financiële holding.”.

(81) In artikel 252 wordt in de eerste alinea “een kredietinstelling in de zin van Richtlijn 2006/48/EG, hetzij een beleggingsonderneming in de zin van Richtlijn 2004/39/EG” vervangen door “een kredietinstelling in de zin van Verordening (EU) nr. 575/2013, hetzij een beleggingsonderneming in de zin van Richtlijn 2014/65/EU”.

(82) In artikel 254 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

“3. De deelnemende verzekerings- en herverzekeringsonderneming, de verzekeringsholding en de gemengde financiële holding dienen de in dit artikel bedoelde informatie jaarlijks bij de groepstoezichthouder in binnen 20 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming, en, wanneer de in dit artikel bedoelde informatie op kwartaalbasis vereist is, binnen 11 weken na het einde van elk kwartaal.”.

(83) Artikel 256 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt vervangen door:

“1. De lidstaten schrijven voor dat deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings jaarlijks een verslag over de solvabiliteit en financiële toestand op het niveau van de groep openbaar maken. Dit verslag bevat informatie over de groep die gericht is tot andere marktdeelnemers, als bedoeld in artikel 51, lid 1 ter. De artikelen 51, 53, 54 en 55 zijn mutatis mutandis van toepassing.

De lidstaten zorgen ervoor dat de deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, de verzekeringsholding of de gemengde financiële holding de in dit artikel bedoelde informatie jaarlijks of minder frequent openbaar maken binnen 24 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming.”;

(b)in lid 2 wordt punt b) vervangen door:

“b) de informatie voor elk van de dochterondernemingen binnen de groep, welke informatie afzonderlijk te identificeren moet zijn, met inbegrip van beide delen van het verslag over de solvabiliteit en financiële toestand, en welke overeenkomstig de artikelen 51, 53, 54 en 55 openbaar moet worden gemaakt.”;

(c)lid 4 wordt vervangen door:

“4. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van de informatie die openbaar moet worden gemaakt in het in lid 2 van dit artikel bedoelde één enkel verslag over de solvabiliteit en financiële toestand en het in lid 1 van dit artikel bedoelde verslag over de solvabiliteit en financiële toestand van de groep.”;

(d)in lid 5 wordt de eerste alinea vervangen door:

“5. Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing inzake het één enkel verslag over de solvabiliteit en financiële toestand en het verslag over de solvabiliteit en financiële toestand van de groep te waarborgen, werkt de EIOPA technische uitvoeringsnormen uit voor de procedures en templates voor, en de wijze waarop het één enkel verslag over de solvabiliteit en financiële toestand en het verslag over de solvabiliteit en financiële toestand van de groep, zoals beschreven in dit artikel, moeten worden uitgebracht.”.

(84) De volgende artikelen 256 ter en 256 quater worden ingevoegd:

“Artikel 256 ter
Periodiek toezichtverslag van de groep

1. De lidstaten schrijven voor dat deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings jaarlijks bij de toezichthoudende autoriteiten een periodiek toezichtverslag op het niveau van de groep indienen. Artikel 35, lid 5 bis, is mutatis mutandis van toepassing.

De lidstaten zorgen ervoor dat de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de in dit artikel bedoelde informatie jaarlijks of minder frequent openbaar maken binnen 24 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming.

2. Een deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming, een verzekeringsholding of een gemengde financiële holding kan, mits de betrokken toezichthoudende autoriteiten daarmee instemmen, één enkel periodiek toezichtverslag verstrekken, dat het volgende bevat:

a) de informatie op het niveau van de groep welke overeenkomstig lid 1 moet worden gerapporteerd;

b) de informatie voor elk van de dochterondernemingen binnen de groep, welke informatie afzonderlijk te identificeren is, overeenkomstig artikel 35, lid 5 bis, wordt gerapporteerd, en niet mag resulteren in minder informatie dan die welke zou worden verstrekt door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die een periodiek toezichtverslag overeenkomstig artikel 35, lid 5 bis, indienen.

Alvorens overeenkomstig de eerste alinea zijn instemming te geven raadpleegt de groepstoezichthouder de leden van het college van toezichthouders, waarbij hij naar behoren rekening houdt met hun standpunten en voorbehouden. De niet-instemming van de betrokken nationale toezichthoudende autoriteiten wordt naar behoren gemotiveerd. Indien het één enkel periodiek toezichtverslag overeenkomstig lid 2 door het college van toezichthouders wordt goedgekeurd, dient elke individuele verzekerings- en herverzekeringsonderneming het één enkel periodiek toezichtverslag in bij haar toezichthoudende autoriteit. Elke toezichthoudende autoriteit heeft de bevoegdheid toezicht uit te oefenen op het specifieke deel van het één enkel periodiek toezichtverslag aan de betrokken dochteronderneming. Indien het ingediende één enkel periodiek toezichtverslag voor de nationale toezichthoudende autoriteiten niet bevredigend is, kan die goedkeuring worden ingetrokken.

4. Indien het in lid 2 bedoelde verslag niet de informatie bevat die de toezichthoudende autoriteit die aan een dochteronderneming binnen een groep vergunning heeft verleend, van vergelijkbare ondernemingen verlangt, en indien wezenlijke informatie ontbreekt, heeft de betrokken toezichthoudende autoriteit de bevoegdheid om van de betrokken dochteronderneming te verlangen dat zij de nodige aanvullende informatie rapporteert.

5. Indien de toezichthoudende autoriteit die aan een dochteronderneming binnen de groep vergunning heeft verleend, vaststelt dat artikel 35, lid 5 bis, niet wordt nageleefd of om een wijziging of verduidelijking van het één enkel periodiek toezichtverslag verzoekt, stelt zij het college van toezichthouders hiervan ook in kennis en dient de groepstoezichthouder bij de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming, de verzekeringsholding of de gemengde financiële holding hetzelfde verzoek in.

6. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van de informatie die wordt gerapporteerd.

Artikel 256 - quater Auditvereisten

1. De lidstaten schrijven voor dat een deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming, een verzekeringsholding of een gemengde financiële holding van een groep onderworpen wordt aan een audit van de geconsolideerde balans die als onderdeel van het verslag over de solvabiliteit en financiële toestand van de groep of als onderdeel van het één enkel verslag over de solvabiliteit en financiële toestand openbaar wordt gemaakt.

2. Bij de groepstoezichthoudende autoriteit wordt, samen met het verslag over de solvabiliteit en financiële toestand of het één enkel verslag over de solvabiliteit en financiële toestand, door de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, de verzekeringsholding of de gemengde financiële holding een afzonderlijk verslag ingediend, met vermelding van het soort verzekering en de resultaten van de audit, dat door het auditkantoor wordt opgesteld.

3. Indien er één enkel verslag over de solvabiliteit en financiële toestand bestaat, wordt aan de aan een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming opgelegde auditvereisten voldaan en wordt het in artikel 51 bis, lid 4, bedoelde verslag door de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming, de verzekeringsholding of de gemengde financiële holding bij de toezichthoudende autoriteit van die onderneming ingediend.

4. Artikel 51 bis is mutatis mutandis van toepassing.”.

(85) Artikel 257 wordt vervangen door:

“Artikel 257
Deskundigheid- en betrouwbaarheidsvereisten voor personen die feitelijk een verzekeringsholding of een gemengde financiële holding besturen of die andere sleutelfuncties vervullen

De lidstaten schrijven voor dat degenen die de verzekeringsholding of de gemengde financiële holding feitelijk besturen en, in voorkomend geval, de personen die voor andere sleutelfuncties verantwoordelijk zijn, deskundig en betrouwbaar genoeg zijn om deze functies uit te oefenen.

Artikel 42 is mutatis mutandis van toepassing.”.

(86) Artikel 258 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 2 wordt vervangen door:

“2.    De toezichthoudende autoriteiten krijgen alle toezichtbevoegdheden om ten aanzien van verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings maatregelen te nemen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat groepen waarop overeenkomstig artikel 213, lid 2, punten a), b) en c), groepstoezicht wordt uitgeoefend, aan alle vereisten van deze titel voldoen. Deze bevoegdheden omvatten de in artikel 34 bedoelde algemene toezichtbevoegdheden.

Onverminderd hun strafrechtelijke bepalingen voorzien de lidstaten in sancties of andere maatregelen ten aanzien van verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings die de wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen overtreden die ter omzetting van deze titel zijn uitgevaardigd, of ten aanzien van de personen die daadwerkelijk leiding geven aan deze ondernemingen. De toezichthoudende autoriteiten werken nauw samen om erop toe te zien dat die sancties of maatregelen doeltreffend zijn, met name wanneer het hoofdbestuur of de hoofdvestiging van een verzekeringsholding of gemengde financiële holding niet in dezelfde lidstaat is gevestigd als haar statutaire zetel.”;

(b)de volgende leden 2 bis en 2 ter worden ingevoegd:

“2 bis.    Indien de groepstoezichthouder heeft vastgesteld dat niet of niet meer wordt voldaan aan de in artikel 213, lid 3 bis, vastgestelde voorwaarden, wordt de verzekeringsholding of gemengde financiële holding onderworpen aan passende toezichtmaatregelen teneinde de continuïteit en de integriteit van groepstoezicht te waarborgen of te herstellen, naargelang het geval, en de naleving van de voorschriften van deze titel te waarborgen. In het geval van een gemengde financiële holding wordt in de toezichtmaatregelen met name rekening gehouden met de effecten zowel op het financieel conglomeraat als geheel als op zijn verbonden gereglementeerde ondernemingen.

2 ter.    Voor de toepassing van de leden 1 en 2 bis van dit artikel zorgen de lidstaten ervoor dat de toezichtmaatregelen die op verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings kunnen worden toegepast, ten minste het volgende omvatten:

a) het opschorten van de stemrechten die verbonden zijn aan de aandelen in de verzekerings- of herverzekeringsdochteronderneming waarvan de verzekeringsholding of gemengde financiële holding de houder is;

b) het uitvaardigen van bevelen, sancties of boeten tegen de verzekeringsholding, de gemengde financiële holding of de leden van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van die ondernemingen;

c) het geven van instructies of aanwijzingen aan de verzekeringsholding of gemengde financiële holding om aan haar aandeelhouders de deelnemingen in haar verzekerings- en herverzekeringsdochterondernemingen over te dragen;

d) het tijdelijk aanwijzen van een andere verzekeringsholding, gemengde financiële holding of verzekerings- of herverzekeringsonderneming binnen de groep als verantwoordelijk voor het waarborgen van de naleving van de vereisten van deze titel;

e) het beperken of verbieden van uitkeringen of rentebetalingen aan aandeelhouders;

f) het verplichten van verzekeringsholdings of gemengde financiële holdings om deelnemingen in verzekerings- of herverzekeringsondernemingen of andere in artikel 228, lid 1, bedoelde verbonden ondernemingen af te stoten of te verminderen;

g) het verlangen van verzekeringsholdings of gemengde financiële holdings dat zij met een plan komen om onverwijld de regels opnieuw na te leven.

De groepstoezichthouder raadpleegt de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten en de EIOPA alvorens een van de in de eerste alinea bedoelde maatregelen te nemen, wanneer die maatregelen gevolgen hebben voor ondernemingen die hun hoofdkantoor in meer dan één lidstaat hebben.”.

(87) Artikel 262 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 2 wordt vervangen door:

“2. De lidstaten staan hun toezichthoudende autoriteiten toe andere methoden toe te passen die een passend toezicht waarborgen op de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die tot een groep in de zin van artikel 212 behoren en waarop overeenkomstig artikel 213, lid 2, punt c), groepstoezicht van toepassing is. Deze methoden worden goedgekeurd door de groepstoezichthouder, die overeenkomstig artikel 247 is aangewezen, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten.

De in de eerste alinea bedoelde methoden maken het mogelijk de in deze titel vastgestelde doelstellingen van het groepstoezicht te bereiken. Die doelstellingen omvatten het volgende:

a) het in stand houden van de allocatie van kapitaal en de samenstelling van het eigen vermogen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en het voorkomen van wezenlijke schepping van kapitaal binnen de groep wanneer die schepping van kapitaal binnen de groep wordt gefinancierd uit de opbrengst van schulden of andere financiële instrumenten die door de moederonderneming niet als eigenvermogensbestanddelen worden aangemerkt;

b) het beoordelen en monitoren van de risico’s die voortvloeien uit ondernemingen binnen en buiten de Unie, en het beperken van het risico van besmetting vanuit die ondernemingen en vanuit andere niet-gereglementeerde ondernemingen naar verzekerings- en herverzekeringsondernemingen binnen de groep, en naar de subgroep waarvan de uiteindelijke moederonderneming een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, een verzekeringsholding of een gemengde financiële holding met hoofdkantoor in de Unie is, als bedoeld in artikel 215, wanneer een dergelijke subgroep bestaat.

De in de eerste alinea bedoelde methoden worden naar behoren gemotiveerd, gedocumenteerd en ter kennis gebracht van de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten, de EIOPA en de Commissie.”;

(b)het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

“3. Voor de toepassing van lid 2 van dit artikel kunnen de betrokken toezichthoudende autoriteiten met name een of meer van de volgende methoden toepassen op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings die deel uitmaken van een groep waarop overeenkomstig artikel 213, lid 2, punt c), groepstoezicht van toepassing is:

(a)aanwijzen van één verzekerings- of herverzekeringsonderneming die verantwoordelijk is voor de naleving van de vereisten van deze titel, wanneer de tot de groep behorende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen geen gemeenschappelijke moederonderneming in de Unie hebben;

(b)de vestiging verlangen van een verzekeringsholding met hoofdkantoor in de Unie, of van een gemengde financiële holding met hoofdkantoor in de Unie wanneer de tot de groep behorende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen geen gemeenschappelijke moederonderneming in de Unie hebben, en het toepassen van deze titel op de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in de groep aan het hoofd waarvan die verzekeringsholding of gemengde financiële holding staat;

(c)wanneer verscheidene verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die tot de groep behoren, een subgroep vormen waarvan de moederonderneming haar hoofdkantoor in de Unie heeft, naast de toepassing van deze titel op deze subgroep, nemen van aanvullende maatregelen of opleggen van aanvullende vereisten, waaronder de in deze alinea, punten d), e) en f), bedoelde vereisten en verscherpt toezicht op risicoconcentratie in de zin van artikel 244 en op intragroeptransacties in de zin van artikel 245, teneinde de in lid 2, tweede alinea, punt b), bedoelde doelstellingen te bereiken;

(d)verlangen dat de leden van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van de uiteindelijke moederonderneming in de Unie onafhankelijk zijn van de uiteindelijke moederonderneming buiten de Unie;

(e)verbieden, inperken, beperken, monitoren of verplichten tot voorafgaande kennisgeving van transacties, met inbegrip van dividenduitkeringen en couponbetalingen op achtergestelde schuld, wanneer dergelijke transacties een bedreiging vormen of kunnen vormen voor de financiële of solvabiliteitspositie van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen binnen de groep, en er, enerzijds, een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, een verzekeringsholding met hoofdkantoor in de Unie of een gemengde financiële holding met hoofdkantoor in de Unie bij betrokken is, en, anderzijds, een tot de groep behorende onderneming met hoofdkantoor buiten de Unie; wanneer de groepstoezichthouder in de Unie niet een van de toezichthoudende autoriteiten is van de lidstaat waar een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming haar hoofdkantoor heeft, stelt de groepstoezichthouder in de Unie deze toezichthoudende autoriteiten in kennis van zijn bevindingen opdat deze de passende maatregelen kunnen nemen;

(f)verlangen van informatie over de solvabiliteit en financiële positie, het risicoprofiel en de risicotolerantielimieten van moederondernemingen met hoofdkantoor buiten de Unie, met inbegrip van, in voorkomend geval, verslagen over die onderwerpen die worden ingediend bij het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan of de toezichthoudende autoriteiten van deze moederondernemingen uit een derde land.”.

(88) In artikel 265 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd:

“1 bis.De lidstaten zien er ook op toe dat, wanneer de moederonderneming van een of meer verzekerings- of herverzekeringsondernemingen een kredietinstelling, een beleggingsonderneming, een financiële instelling, een icbe-beheermaatschappij, een beheerder van alternatieve beleggingsinstellingen, een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening of een niet-gereglementeerde onderneming is die een of meer van de in bijlage I bij Richtlijn 2013/36/EU genoemde werkzaamheden uitoefent waarbij die werkzaamheden een aanzienlijk deel van haar totale werkzaamheden uitmaken, de toezichthoudende autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op die verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, het algemene toezicht uitoefenen op de transacties tussen die verzekerings- of herverzekeringsondernemingen en de moederonderneming en haar verbonden ondernemingen.”.

(89) Artikel 301 bis wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i) de tweede alinea wordt vervangen door:

“De in de artikelen 29, 35 ter en 256 ter bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vier jaar, met ingang van … [PB gelieve de datum in te voegen = inwerkingtreding van deze wijzigingsrichtlijn].”;

ii) de volgende alinea wordt toegevoegd:

“De in de eerste en de tweede alinea bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.”;

(b)lid 3 wordt vervangen door:

“3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 17, 29, 31, 35, 35 ter, 37, 50, 56, 75, 86, 92, 97, 99, 109 bis, 111, 114, 127, 130, 135, 143, 172, 210, 211, 216, 217, 227, 234, 241, 244, 245, 247, 248, 256, 256 ter, 258, 260 en 308 ter bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken.”;

(c)lid 5 wordt vervangen door:

“5. Een overeenkomstig de artikelen 17, 29, 31, 35, 35 ter, 37, 50, 56, 75, 86, 92, 97, 99, 109 bis, 111, 114, 127, 130, 135, 143, 172, 210, 211, 216, 217, 227, 234, 241, 244, 245, 247, 248, 256, 256 ter, 258, 260 of 308 ter vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met drie maanden verlengd.”.

(90) In artikel 304 wordt lid 2 vervangen door:

“2. Met ingang van [PB gelieve de datum in te voegen = datum van toepassing van deze wijzigingsrichtlijn] mogen levensverzekeringsondernemingen de in lid 1 van dit artikel bedoelde benadering alleen blijven toepassen met betrekking tot activa en verplichtingen waarvoor de toezichthoudende autoriteiten de toepassing van de ondermodule aandelenrisico op basis van looptijd vóór [PB gelieve de datum in te voegen = toepassingsdatum van deze wijzigingsrichtlijn] hebben goedgekeurd.”.

(91) Het volgende artikel 304 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 304 bis
Evaluaties met betrekking tot het houdbaarheidsrisico

1. De EIOPA beoordeelt, na raadpleging van het ESRB, op basis van de beschikbare gegevens en de bevindingen van het platform voor duurzame financiering bedoeld in artikel 20 van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad* en de EBA in het kader van haar werkzaamheden op grond van het mandaat van artikel 501 quater, punt c), van Verordening (EU) nr. 575/2013, of een specifieke prudentiële behandeling van blootstellingen gerelateerd aan activa of activiteiten die hoofdzakelijk worden geassocieerd met milieu- en/of sociale doelstellingen, gerechtvaardigd zou zijn. De EIOPA beoordeelt met name de potentiële gevolgen van een specifieke prudentiële behandeling van blootstellingen gerelateerd aan activa en activiteiten die hoofdzakelijk worden geassocieerd met milieu- en/of sociale doelstellingen of die hoofdzakelijk worden geassocieerd met afbreuk aan die doelstellingen, voor de bescherming van de verzekeringnemers en de financiële stabiliteit in de Unie.

De EIOPA dient uiterlijk op 28 juni 2023 een verslag over haar bevindingen in bij de Commissie. Waar van toepassing, overweegt het verslag een mogelijke prudentiële behandeling van blootstellingen gerelateerd aan activa en activiteiten die hoofdzakelijk worden geassocieerd met milieu- of sociale doelstellingen of die hoofdzakelijk worden geassocieerd met afbreuk aan die doelstellingen, en gaat het vergezeld van een beoordeling van het effect van de voorgestelde wijzigingen op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen.

2. De EIOPA evalueert ten minste om de drie jaar, met betrekking tot het natuurrampenrisico, de reikwijdte en de kalibratie van de standaardparameters van de in artikel 105, lid 2, derde alinea, punt b), bedoelde ondermodule rampenrisico in het schadeverzekeringsbedrijf van het solvabiliteitskapitaalvereiste. Bij deze evaluaties houdt de EIOPA rekening met de meest recente relevante gegevens over klimaatwetenschap en de relevantie van risico’s in termen van risico’s die worden gedekt door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die de standaardformule gebruiken voor de berekening van de ondermodule rampenrisico in het schadeverzekeringsbedrijf van het solvabiliteitskapitaalvereiste.

De eerste evaluatie uit hoofde van de eerste alinea wordt uiterlijk op [PB gelieve de datum in te voegen = twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn] voltooid.

Indien de EIOPA bij een evaluatie uit hoofde van de eerste alinea vaststelt dat er, als gevolg van de reikwijdte of de kalibratie van de standaardparameters van de ondermodule rampenrisico in het schadeverzekeringsbedrijf, een aanzienlijke discrepantie bestaat tussen het deel van het solvabiliteitskapitaalvereiste in verband met natuurrampen en het werkelijke natuurrampenrisico waarmee verzekerings- en herverzekeringsondernemingen worden geconfronteerd, dient de EIOPA bij de Commissie een advies in over het natuurrampenrisico.

Een overeenkomstig de derde alinea bij de Commissie ingediend advies over het natuurrampenrisico houdt rekening met de reikwijdte of de kalibratie van de standaardparameters van de ondermodule rampenrisico in het schadeverzekeringsbedrijf van het solvabiliteitskapitaalvereiste om de geconstateerde discrepantie te verhelpen, en gaat vergezeld van een beoordeling van het effect van de voorgestelde wijzigingen op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen.

* Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).”.

(92) In artikel 305 worden de leden 2 en 3 geschrapt.

(93) Artikel 308 bis wordt geschrapt.

(94) Artikel 308 ter wordt als volgt gewijzigd:

(a)de leden 5 tot en met 8 worden geschrapt;

(b)lid 12 wordt vervangen door:

“12. Niettegenstaande hetgeen is bepaald in artikel 100, artikel 101, lid 3, en artikel 104, zorgen de lidstaten ervoor dat de standaardparameters die moeten worden gebruikt bij de berekening van de ondermodules marktrisicoconcentratie en spreadrisico overeenkomstig de standaardformule, voor vorderingen op centrale regeringen of centrale banken van de lidstaten die vóór 1 januari 2020 zijn ontstaan en luiden en gefinancierd zijn in de nationale munteenheid van een lidstaat, dezelfde zijn als de standaardparamaters die zouden zijn toegepast op dergelijke vorderingen die luiden en gefinancierd zijn in hun eigen nationale munteenheid.”;

(c)in lid 17 worden de volgende alinea's ingevoegd na de eerste alinea:

“Wanneer een verzekerings- of herverzekeringsgroep, of een van haar verzekerings- of herverzekeringsdochterondernemingen, de in artikel 308 quater bedoelde overgangsmaatregel ten aanzien van de risicovrije rentevoeten of de in artikel 308 quinquies bedoelde overgangsmaatregel ten aanzien van technische voorzieningen toepast, maakt de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming, de verzekeringsholding of de gemengde financiële holding in het kader van haar in artikel 256 bedoelde verslag over de solvabiliteit en financiële toestand van de groep, en naast de in artikel 308 quater, lid 4, punt c), en artikel 308 quinquies, lid 5, punt c), bedoelde informatie, de kwantificering openbaar van het effect op haar financiële positie van de aanname dat het eigen vermogen dat uit de toepassing van die overgangsmaatregelen voortvloeit, niet effectief beschikbaar mag worden gesteld voor de dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste van de deelnemende onderneming waarvoor de groepssolvabiliteit wordt berekend.

Wanneer een verzekerings- of herverzekeringsgroep wezenlijk vertrouwt op het gebruik van de in de artikelen 308 quater en 308 quinquies bedoelde overgangsmaatregelen op zodanige wijze dat de werkelijke solvabiliteitspositie van de groep verkeerd wordt weergegeven, zelfs indien het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep zonder het gebruik van die overgangsmaatregelen zou worden nageleefd, heeft de groepstoezichthouder de bevoegdheid passende maatregelen te nemen, waaronder de mogelijkheid om het bedrag aan eigen vermogen dat voortvloeit uit het gebruik van de overgangsmaatregelen en dat in aanmerking kan worden genomen voor de dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep, te verlagen.”.

(95) Artikel 308 quater wordt als volgt gewijzigd:

(a)het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:

“1 bis. Na [PB gelieve de datum in te voegen = datum van toepassing van deze wijzigingsrichtlijn] keuren de toezichthoudende autoriteiten een overgangsaanpassing van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur alleen goed in de volgende gevallen:

a) gedurende een periode van 18 maanden voorafgaand aan de goedkeuring waren de voorschriften van deze richtlijn voor het eerst van toepassing op de verzekerings- of herverzekeringsonderneming die om de goedkeuring verzoekt nadat zij overeenkomstig artikel 4 van het toepassingsgebied van deze richtlijn was vrijgesteld;

b) gedurende een periode van zes maanden voorafgaand aan de goedkeuring kreeg de verzekerings- of herverzekeringsonderneming die om de goedkeuring verzoekt, overeenkomstig artikel 39 toestemming om een verzekeringsportefeuille te aanvaarden, waarbij de overdragende verzekerings- of herverzekeringsonderneming voorafgaand aan de overdracht met betrekking tot die verzekeringsportefeuille de overgangsaanpassing ten aanzien van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur toepaste.”;

(b)in lid 4 wordt punt c) vervangen door:

“c) maken in het deel van hun verslag over de solvabiliteit en financiële toestand dat uit de in artikel 51, lid 1 ter, bedoelde tot andere marktdeelnemers gerichte informatie bestaat, al het volgende openbaar:

i) het feit dat zij de overgangs-risicovrije rentetermijnstructuur toepassen;

ii) de kwantificering van het effect van het niet toepassen van deze overgangsmaatregel op hun financiële positie;

iii) indien de onderneming zonder toepassing van deze overgangsmaatregel aan het solvabiliteitskapitaalvereiste zou voldoen, de redenen voor de toepassing van deze overgangsmaatregel;

iv) een beoordeling van de afhankelijkheid van de onderneming van deze overgangsmaatregel en, in voorkomend geval, een beschrijving van de maatregelen die de onderneming heeft genomen of gepland om de afhankelijkheid te verminderen of weg te nemen.”.

(96) Artikel 308 quinquies wordt als volgt gewijzigd:

(a)het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:

“1 bis. Na [PB gelieve de datum in te voegen = datum van toepassing van deze wijzigingsrichtlijn] keuren de toezichthoudende autoriteiten alleen een overgangsaftrek op technische voorzieningen goed in de volgende gevallen:

a) gedurende een periode van 18 maanden voorafgaand aan de goedkeuring waren de voorschriften van deze richtlijn voor het eerst van toepassing op de verzekerings- of herverzekeringsonderneming die om de goedkeuring verzoekt nadat zij overeenkomstig artikel 4 van het toepassingsgebied van deze richtlijn was vrijgesteld;

b) gedurende een periode van zes maanden voorafgaand aan de goedkeuring aanvaardde de verzekerings- of herverzekeringsonderneming die om de goedkeuring verzoekt, overeenkomstig artikel 39 een verzekeringsportefeuille, waarbij de overdragende verzekerings- of herverzekeringsonderneming voorafgaand aan de overdracht met betrekking tot die verzekeringsportefeuille de overgangsaanpassing ten aanzien van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur toepaste.”;

(b)in lid 5 wordt punt c) vervangen door:

“c) maken in het deel van hun verslag over de solvabiliteit en financiële toestand dat uit de in artikel 51, lid 1 ter, bedoelde tot andere marktdeelnemers gerichte informatie bestaat, al het volgende openbaar:

i) het feit dat zij de overgangsaftrek op de technische voorzieningen toepassen;

ii) de kwantificering van het effect van het niet toepassen van die overgangsaftrek op hun financiële positie;

iii) indien de onderneming zonder toepassing van deze overgangsmaatregel aan het solvabiliteitskapitaalvereiste zou voldoen, de redenen voor de toepassing van deze overgangsmaatregel;

iv) een beoordeling van de afhankelijkheid van de onderneming van deze overgangsmaatregel en, in voorkomend geval, een beschrijving van de maatregelen die de onderneming heeft genomen of gepland om de afhankelijkheid te verminderen of weg te nemen.”.

(97) In artikel 309, lid 1, wordt de vierde alinea geschrapt.

(98) In artikel 311 wordt de tweede alinea geschrapt.

(99) Bijlage III wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2 - Omzetting

1. De lidstaten dienen uiterlijk [PB gelieve de datum in te voegen = 18 maanden na de inwerkingtreding] de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.

Zij passen die bepalingen toe vanaf [PB gelieve de datum in te voegen = 18 maanden en één dag na de inwerkingtreding].

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3 - Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4 - Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.