Artikelen bij COM(2021)706 - Op de markt van de Unie aanbieden en de uitvoer uit de Unie van bepaalde grondstoffen en producten die met ontbossing en bosdegradatie verband houden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Bij deze verordening worden voorschriften vastgesteld betreffende het in de Unie in de handel brengen en het op de markt van de Unie aanbieden, alsmede de uitvoer uit de markt van de Unie, van runderen, cacao, koffie, oliepalm, soja en hout (“desbetreffende grondstoffen”) en producten, zoals opgenomen in bijlage I, die desbetreffende grondstoffen bevatten of daarmee zijn gevoederd of vervaardigd (“desbetreffende producten”), teneinde:

a) de bijdrage van de Unie aan ontbossing en bosdegradatie wereldwijd tot een minimum te beperken;

b) de bijdrage van de Europese Unie aan broeikasgasemissies en het wereldwijde verlies aan biodiversiteit te verminderen.

De verordening is niet van toepassing op in de Unie in de handel gebrachte desbetreffende grondstoffen en producten die vóór de in artikel 36, lid 1, vastgestelde datum zijn geproduceerd.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

1) “ontbossing”: conversie van bos in landbouwgebruik, ongeacht of deze wordt veroorzaakt door de mens;

2) “bos”: gebieden van meer dan 0,5 hectare met bomen van hoger dan vijf meter en een bedekkingsgraad van meer dan 10 %, of bomen die deze drempels ter plaatse kunnen bereiken, met uitzondering van landbouwplantages en gebieden die hoofdzakelijk voor agrarisch of stedelijk grondgebruik dienen;

3) “landbouwplantages”: boomopstanden in landbouwproductiesystemen, zoals fruitboomgaarden, oliepalmplantages, olijfboomgaarden en boslandbouwsystemen waarbij gewassen onder beschutting van bomen worden geteeld. Hiertoe behoren alle plantages van de in bijlage I vermelde andere grondstoffen dan hout;

4) “bosplantage”: een aangeplant bos dat intensief wordt beheerd en bij aanplant en rijpheid voldoet aan alle volgende criteria: één of twee soorten, gelijke leeftijdsklasse en regelmatige boomafstand. Hieronder vallen plantages met een korte omlooptijd voor hout, vezels en energie, met uitzondering van bossen die zijn aangeplant voor bescherming of het herstel van ecosystemen, evenals bossen die zijn ontstaan door middel van aanplant of bezaaiing en bij rijpheid lijken of zullen lijken op uit natuurlijke zaailingen geteelde bossen;

5) “aangeplant bos”: bos dat voornamelijk bestaat uit bomen die zijn ontstaan door aanplant en/of doelbewuste bezaaiing, op voorwaarde dat de aangeplante of gezaaide bomen bij rijpheid naar verwachting meer dan vijftig procent van de houtvoorraad zullen uitmaken. Het omvat hakhout van bomen die oorspronkelijk zijn aangeplant of gezaaid;

6) “bosdegradatie”: niet-duurzame oogstactiviteiten die leiden tot een vermindering of verlies van de biologische of economische productiviteit en complexiteit van bosecosystemen en bijgevolg tot de vermindering op lange termijn van de algemene voordelen die bossen voortbrengen, zoals hout, biodiversiteit en andere producten en diensten;

7) “duurzame oogstactiviteiten”: oogsten dat op een zodanige wijze wordt uitgevoerd dat de bodemkwaliteit en de biodiversiteit in stand worden gehouden om nadelige effecten tot een minimum te beperken, waarbij het oogsten van stronken en wortels, de aantasting van oerbossen of de conversie ervan in bosplantages en het oogsten op kwetsbare bodems worden voorkomen, grote kaalslagen tot een minimum worden beperkt en wordt gezorgd voor lokaal passende drempels voor de extractie van dood hout en vereisten om houtkapsystemen te gebruiken die de impact op de bodemkwaliteit, met inbegrip van bodemverdichting, en op biodiversiteitskenmerken en habitats minimaliseren;

8) “ontbossingsvrij”:

a) desbetreffende grondstoffen en producten, met inbegrip van die welke worden gebruikt voor desbetreffende producten, of erin vervat zitten, die zijn geproduceerd in gebieden waar na 31 december 2020 geen ontbossing heeft plaatsgevonden, alsook

b) hout dat na 31 december 2020 in bossen is gekapt zonder bosdegradatie teweeg te brengen;

9) “geproduceerd”: geteeld, geoogst, opgefokt, gevoederd met of verkregen uit het desbetreffende perceel;

10) “in de handel brengen”: het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van een desbetreffende grondstof of een desbetreffend product;

11) “op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een desbetreffende grondstof of een desbetreffend product met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie;

12) “marktdeelnemer”: een natuurlijke of rechtspersoon die in het kader van een handelsactiviteit desbetreffende grondstoffen en producten in de Unie in de handel brengt of uit de markt van de Unie uitvoert;

13) “handelaar”: een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon in de toeleveringsketen dan de marktdeelnemer die in het kader van een handelsactiviteit desbetreffende grondstoffen en producten op de markt van de Unie aanbiedt;

14) “land van oorsprong”: land of gebied als omschreven in artikel 60 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad 47 ;

15) “land van productie”: land of gebied waar de desbetreffende grondstof of de bij de productie van een product gebruikte of in een product vervatte desbetreffende grondstof is geproduceerd;

16) “verwaarloosbaar risico”: de situatie waarin een volledige beoordeling van zowel de productspecifieke als de algemene informatie over de overeenstemming van desbetreffende grondstoffen of producten met artikel 3, punten a) en b), geen aanleiding tot bezorgdheid geeft;

17) “gemachtigde vertegenwoordiger”: een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door een marktdeelnemer is gemachtigd om namens hem of haar specifieke taken te vervullen in verband met de verplichtingen van de marktdeelnemer uit hoofde van deze verordening;

18) “niet-conforme producten”: desbetreffende grondstoffen en producten die niet “ontbossingsvrij” zijn geproduceerd of die niet overeenkomstig de desbetreffende wetgeving van het land van productie zijn geproduceerd, of beide;

19) “perceel”: een uitgestrekt stuk land binnen één onroerend goed, zoals erkend door de wetgeving van het land van productie, dat voldoende homogeen is om op geaggregeerd niveau het aan de grondstoffen die op dat stuk land worden geproduceerd verbonden risico van ontbossing en bosdegradatie te kunnen beoordelen;

20) “kmo’s”: kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van Richtlijn 2013/34/EU 48 ;

21) “concrete aanwijzing”: een gegronde claim op basis van objectieve en verifieerbare informatie betreffende non-conformiteit met deze verordening, waarvoor de tussenkomst van de bevoegde autoriteiten nodig kan zijn;

22) “bevoegde autoriteiten”: de overeenkomstig artikel 13, lid 1, aangewezen autoriteiten;

23) “douaneautoriteiten”: douaneautoriteiten zoals gedefinieerd in artikel 5, punt 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013;

24) “in het vrije verkeer brengen”: de procedure van artikel 201 van Verordening (EU) nr. 952/2013;

25) “uitvoer”: de procedure van artikel 269 van Verordening (EU) nr. 952/2013;

26) “desbetreffende grondstoffen en producten die de markt van de Unie binnenkomen”: desbetreffende grondstoffen en producten uit derde landen die onder de douaneregeling “in het vrije verkeer brengen” zijn geplaatst en bestemd zijn om in de Unie in de handel te worden gebracht of die bestemd zijn voor commercieel gebruik of consumptie, uitgezonderd door particulieren, binnen het douanegebied van de Unie;

27) “desbetreffende grondstoffen en producten die de markt van de Unie verlaten”: desbetreffende grondstoffen en producten die onder de douaneregeling “uitvoer” zijn geplaatst;

28) “desbetreffende wetgeving van het land van productie”: de in het land van productie geldende regels betreffende de juridische status van het productiegebied in termen van grondgebruiksrechten, milieubescherming, rechten van derden en desbetreffende handels- en douaneregelingen in het kader van het wetgevingskader dat in het land van productie van toepassing is.

Artikel 3

Verbod

Desbetreffende grondstoffen en producten mogen alleen in de Unie in de handel worden gebracht, op de markt van de Unie worden aangeboden of uit de markt van de Unie worden uitgevoerd indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a) zij zijn ontbossingsvrij;

b) zij zijn geproduceerd overeenkomstig de desbetreffende wetgeving van het land van productie, en

c) zij gaan vergezeld van een zorgvuldigheidsverklaring als bedoeld in artikel 4, lid 2.


Hoofdstuk 2
Verplichtingen van marktdeelnemers en handelaren

Artikel 4

Verplichtingen van marktdeelnemers

1. De marktdeelnemers betrachten zorgvuldigheid voordat zij desbetreffende grondstoffen en producten in de Unie in de handel brengen of uit de markt van de Unie uitvoeren zodat de desbetreffende grondstoffen en producten in overeenstemming zijn met artikel 3, punten a) en b). Daartoe passen zij een geheel van procedures en maatregelen toe, hierna “zorgvuldigheid” genoemd, dat in artikel 8 wordt omschreven.

2. De marktdeelnemers die door het betrachten van de in artikel 8 bedoelde zorgvuldigheid tot de conclusie komen dat de desbetreffende grondstoffen en producten aan de voorschriften van deze verordening voldoen, stellen de bevoegde autoriteiten via het in artikel 31 bedoelde informatiesysteem een zorgvuldigheidsverklaring ter beschikking voordat zij de desbetreffende grondstoffen en producten in de Unie in de handel brengen of uitvoeren. Die verklaring bevestigt dat er zorgvuldigheid is betracht en dat er geen of slechts een verwaarloosbaar risico is vastgesteld, en bevat de in bijlage II vermelde informatie voor de desbetreffende grondstoffen en producten.

3. Door de zorgvuldigheidsverklaring ter beschikking te stellen, neemt de marktdeelnemer de verantwoordelijkheid op zich voor de conformiteit van de desbetreffende grondstof of het desbetreffende product met de voorschriften van deze verordening. De marktdeelnemers houden de zorgvuldigheidsverklaringen gedurende vijf jaar na de datum van beschikbaarstelling via het in artikel 31 bedoelde informatiesysteem bij.

4. De marktdeelnemers mogen desbetreffende grondstoffen en producten niet in de Unie in de handel brengen of uitvoeren zonder eerst een zorgvuldigheidsverklaring te hebben ingediend.

5. De marktdeelnemers mogen de desbetreffende grondstoffen en producten niet in de Unie in de handel brengen of uitvoeren indien een of meer van de volgende gevallen van toepassing zijn:

a) de desbetreffende grondstoffen en producten zijn niet in overeenstemming met artikel 3, punt a) of b);

b) uit de zorgvuldigheidsprocedure is gebleken dat er een niet verwaarloosbaar risico bestaat dat de desbetreffende grondstoffen en producten niet in overeenstemming met artikel 3, punt a) of b), zijn;

c) de marktdeelnemer heeft de zorgvuldigheidsprocedure overeenkomstig de leden 1 en 2 niet volledig kunnen uitvoeren.

6. De marktdeelnemers die nieuwe informatie, met inbegrip van concrete aanwijzingen, hebben ontvangen waaruit blijkt dat de door hen reeds in de handel gebrachte desbetreffende grondstoffen of producten niet in overeenstemming met de voorschriften van deze verordening zijn, stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar zij de desbetreffende grondstoffen of producten in de handel hebben gebracht daarvan onverwijld in kennis. In geval van uitvoer uit de markt van de Unie stellen de marktdeelnemers de bevoegde autoriteit van de lidstaat die het land van productie is daarvan in kennis.

7. De marktdeelnemers verlenen aan de bevoegde autoriteiten alle assistentie die nodig is om het verrichten van de in lid 15 bedoelde controles te vergemakkelijken, met name wat betreft de toegang tot bedrijfsruimten en het overleggen van documentatie of gegevens.

Artikel 5

Gemachtigde vertegenwoordigers

1. De marktdeelnemers of handelaren kunnen een gemachtigde vertegenwoordiger opdragen om namens hen de zorgvuldigheidsverklaring overeenkomstig artikel 4, lid 2, ter beschikking te stellen. De marktdeelnemer of handelaar behoudt in dat geval de verantwoordelijkheid voor de conformiteit van de desbetreffende grondstof of het desbetreffende product met de voorschriften van deze verordening.

2. De gemachtigde vertegenwoordiger verstrekt de bevoegde autoriteiten op verzoek een kopie van het mandaat in een officiële taal van de Europese Unie.

Artikel 6

Verplichtingen van handelaren

1. De handelaren die een kmo zijn, mogen desbetreffende grondstoffen en producten alleen op de markt aanbieden indien zij in het bezit zijn van de krachtens lid 2 vereiste informatie.

2. De handelaren die een kmo zijn, verzamelen en bewaren de volgende informatie over de desbetreffende grondstoffen en producten die zij voornemens zijn op de markt aan te bieden:

a) de naam, de geregistreerde handelsnaam of het geregistreerde handelsmerk, het postadres, het e-mailadres en, indien beschikbaar, een internetadres van de marktdeelnemers of de handelaren die de desbetreffende grondstoffen en producten aan hen hebben geleverd;

b) de naam, de geregistreerde handelsnaam of het geregistreerde handelsmerk, het postadres, het e-mailadres en, indien beschikbaar, een internetadres van de handelaren aan wie zij de desbetreffende grondstoffen en producten hebben geleverd.

3. De handelaren die een kmo zijn, bewaren de in dit artikel bedoelde informatie gedurende minstens vijf jaar en verstrekken deze informatie op verzoek aan de bevoegde autoriteiten.

4. De handelaren die een kmo zijn en die nieuwe informatie, met inbegrip van concrete aanwijzingen, hebben ontvangen waaruit blijkt dat de door hen reeds op de markt aangeboden desbetreffende grondstoffen of producten niet in overeenstemming met de voorschriften van deze verordening zijn, stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar zij de desbetreffende grondstoffen of producten in de handel hebben gebracht daarvan onverwijld in kennis.

5. De handelaren die geen kmo zijn, worden beschouwd als marktdeelnemer en zijn onderworpen aan de verplichtingen en bepalingen van de artikelen 3, 4, 5, 8 tot en met 12, artikel 14, lid 9, en de artikelen 15 en 20 van deze verordening met betrekking tot de desbetreffende grondstoffen en producten die zij op de markt van de Unie aanbieden.

6. De handelaren verlenen aan de bevoegde autoriteiten alle assistentie die nodig is om het verrichten van de in lid 16 bedoelde controles te vergemakkelijken, met name wat betreft de toegang tot bedrijfsruimten en het overleggen van documentatie of gegevens.

Artikel 7

Het in de handel brengen door in derde landen gevestigde marktdeelnemers

Wanneer een buiten de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon desbetreffende grondstoffen en producten in de Unie in de handel brengt, wordt de eerste in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die dergelijke desbetreffende grondstoffen en producten koopt of in zijn bezit krijgt, als marktdeelnemer in de zin van deze verordening beschouwd.

Artikel 8

Zorgvuldigheid

1. Alvorens desbetreffende grondstoffen en producten in de handel te brengen of uit te voeren, betrachten de marktdeelnemers zorgvuldigheid ten aanzien van alle desbetreffende grondstoffen en producten die door elke specifieke leverancier worden geleverd.

2. Voor de toepassing van deze verordening omvat zorgvuldigheid het volgende:

a) de verzameling van de nodige informatie en documentatie om aan de in artikel 9 vastgestelde voorschriften te voldoen;

b) de in artikel 10 bedoelde risicobeoordelingsmaatregelen;

c) de in artikel 10 bedoelde risicobeperkende maatregelen.

Artikel 9

Informatievoorschriften

1. De marktdeelnemers verzamelen informatie, documentatie en gegevens waaruit blijkt dat de desbetreffende grondstoffen en producten in overeenstemming met artikel 3 zijn. Daartoe verzamelt, organiseert en bewaart de marktdeelnemer gedurende vijf jaar de volgende, met bewijsmateriaal gestaafde informatie over de desbetreffende grondstoffen of producten:

a) beschrijving, met inbegrip van de handelsnaam en het type desbetreffende grondstoffen en producten, alsmede, indien van toepassing, de triviale naam en de volledige wetenschappelijke benaming van de soort;

b) hoeveelheid (uitgedrukt in nettomassa en -volume, of aantal eenheden) van de desbetreffende grondstoffen en producten;

c) identificatie van het land van productie;

d) geografische coördinaten, breedte- en lengtegraad van alle percelen waar de desbetreffende grondstoffen en producten zijn geproduceerd, alsmede productiedatum of -tijdspanne;

e) naam, e-mailadres en adres van de bedrijven of personen die de desbetreffende grondstoffen of producten hebben geleverd;

f) naam, e-mailadres en adres van de bedrijven of personen aan wie de desbetreffende grondstoffen of producten zijn geleverd;

g) adequate en verifieerbare informatie waaruit blijkt dat de desbetreffende grondstoffen en producten ontbossingsvrij zijn;

h) adequate en verifieerbare informatie waaruit blijkt dat de productie is uitgevoerd in overeenstemming met de desbetreffende wetgeving van het land van productie, met inbegrip van regelingen tot verlening van het recht om het betrokken gebied te gebruiken voor de productie van de desbetreffende grondstof.

2. De marktdeelnemer stelt de krachtens dit artikel verzamelde informatie, documentatie en gegevens op verzoek ter beschikking van de bevoegde autoriteiten.

3. De Commissie kan ter aanvulling van lid 1 overeenkomstig artikel 33 gedelegeerde handelingen vaststellen met betrekking tot het verkrijgen van nadere relevante informatie die nodig kan zijn om de doeltreffendheid van het stelsel van zorgvuldigheidseisen te waarborgen.

Artikel 10

Risicobeoordeling en -beperking

1. De marktdeelnemers controleren en analyseren de overeenkomstig artikel 9 verzamelde informatie en alle andere relevante documentatie en voeren op basis daarvan een risicobeoordeling uit om na te gaan of er een risico bestaat dat de desbetreffende grondstoffen en producten die bestemd zijn om in de Unie in de handel te worden gebracht of uit de markt van de Unie te worden uitgevoerd, niet in overeenstemming met de voorschriften van deze verordening zijn. Indien de marktdeelnemers niet kunnen aantonen dat het non-conformiteitsrisico verwaarloosbaar is, brengen zij de desbetreffende grondstof of het desbetreffende product niet in de Unie in de handel of voeren zij de desbetreffende grondstof of het desbetreffende product niet uit.

2. Bij de risicobeoordeling wordt in het bijzonder rekening gehouden met de volgende risicobeoordelingscriteria:

a) het overeenkomstig artikel 27 aan het betrokken land, of delen daarvan, toegekende risico;

b) de aanwezigheid van bossen in het land en het gebied van productie van de desbetreffende grondstof of het desbetreffende product;

c) de prevalentie van ontbossing of bosdegradatie in het land, de regio en het gebied van productie van de desbetreffende grondstof of het desbetreffende product;

d) de bron, betrouwbaarheid en geldigheid van de in artikel 9, lid 1, bedoelde informatie en de verwijzingen in die informatie naar andere beschikbare documentatie;

e) bezorgdheid over het land van productie en oorsprong, zoals de mate van corruptie, de prevalentie van vervalsing van documenten en gegevens, het gebrek aan wetshandhaving, gewapende conflicten of de door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of de Raad van de Europese Unie opgelegde sancties;

f) de complexiteit van de desbetreffende toeleveringsketen, met name moeilijkheden om het verband te leggen tussen de grondstoffen en/of producten en het perceel waar zij zijn geproduceerd;

g) het risico van vermenging met producten van onbekende oorsprong of met producten die in gebieden waar ontbossing of bosdegradatie heeft plaatsgevonden of plaatsvindt, zijn geproduceerd;

h) de conclusies van de vergaderingen van de desbetreffende deskundigengroep van de Commissie, zoals gepubliceerd in het register van deskundigengroepen van de Commissie;

i) overeenkomstig artikel 29 ingediende concrete aanwijzingen;

j) aanvullende informatie over de naleving van deze verordening, waaronder informatie over certificering of andere door derden gecontroleerde regelingen, met inbegrip van vrijwillige, door de Commissie erkende regelingen in het kader van artikel 30, lid 5, van Richtlijn (EU) 2018/2001 49 , op voorwaarde dat de informatie aan de in artikel 9 vastgestelde voorschriften voldoet.

3. Houtproducten die onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 2173/2005 van de Raad vallen en waarvoor een geldige Flegt-vergunning van een operationeel vergunningensysteem is afgegeven, worden geacht in overeenstemming met artikel 3, punt b), van deze verordening te zijn.

4. Behalve wanneer de marktdeelnemer door de overeenkomstig lid 1 uitgevoerde analyse zich ervan kan vergewissen dat er geen of een verwaarloosbaar risico bestaat dat de desbetreffende grondstoffen of producten niet in overeenstemming met de voorschriften van deze verordening zijn, stelt de marktdeelnemer vóór het in de Unie in de handel brengen of het uitvoeren van de desbetreffende grondstoffen en producten passende risicobeperkende procedures en maatregelen vast om het risico tot nul of een verwaarloosbaar niveau te herleiden. Dergelijke procedures of maatregelen kunnen bestaan uit het eisen van aanvullende informatie, gegevens of documentatie, het uitvoeren van onafhankelijke onderzoeken of audits of andere maatregelen met betrekking tot de informatievoorschriften in artikel 9.

5. De marktdeelnemers kunnen aantonen hoe de verzamelde informatie is getoetst aan de in lid 2 vastgestelde risicobeoordelingscriteria, hoe een besluit over risicobeperkende maatregelen is genomen en hoe de marktdeelnemer het risiconiveau heeft bepaald.

6. De marktdeelnemers beschikken over adequate en evenredige beleidslijnen, controles en procedures om de vastgestelde non-conformiteitsrisico’s van desbetreffende grondstoffen en producten te beperken en doeltreffend te beheren. Het gaat hierbij onder meer om:

a) model-risicobeheerpraktijken, rapportage, bijhouden van registers, interne controle en nalevingsbeheer, ook voor marktdeelnemers die geen kmo zijn, de aanstelling van een compliance officer op managementniveau;

b) een onafhankelijke controlefunctie om de in punt a) bedoelde interne beleidslijnen, controles en procedures te controleren voor alle marktdeelnemers die geen kmo zijn.

7. De risicobeoordelingen worden gedocumenteerd, minstens jaarlijks geëvalueerd en op verzoek ter beschikking van de bevoegde autoriteiten gesteld.

8. De Commissie kan ter aanvulling van de leden 2, 4 en 6 overeenkomstig artikel 33  gedelegeerde handelingen vaststellen met betrekking tot het verkrijgen van relevante informatie, risicobeoordelingscriteria en risicobeperkende maatregelen die nodig kunnen zijn om die in dit artikel aan te vullen om de doeltreffendheid van het stelsel van zorgvuldigheidseisen te waarborgen.

Artikel 11

Bijhouden van stelsels van zorgvuldigheidseisen en registers

1. Om overeenkomstig artikel 8 de nodige zorgvuldigheid te betrachten, stellen de marktdeelnemers een stelsel van zorgvuldigheidseisen in en werken zij dit bij om ervoor te zorgen dat zij de overeenstemming met de voorschriften van artikel 3, punten a) en b), kunnen waarborgen. Het stelsel van zorgvuldigheidseisen wordt minstens jaarlijks geëvalueerd en zo nodig aangepast aan nieuwe ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op het betrachten van zorgvuldigheid. De marktdeelnemers houden gedurende vijf jaar een register bij van de actualiseringen van het (de) stelsel(s) van zorgvuldigheidseisen.

2. Tenzij anders bepaald in andere wetgevingsinstrumenten van de EU waarin vereisten inzake zorgvuldigheid in de duurzaamheidswaardeketen zijn vastgelegd, brengen marktdeelnemers die geen kmo zijn, jaarlijks voor een zo breed mogelijk publiek, onder andere door publicatie op internet, verslag uit over hun stelsel van zorgvuldigheidseisen, met inbegrip van de stappen die zij hebben ondernomen om hun in artikel 8 vastgestelde verplichtingen uit te voeren. De marktdeelnemers die ook onder het toepassingsgebied vallen van andere wetgevingsinstrumenten van de EU waarin vereisten inzake zorgvuldigheid in de waardeketen zijn vastgelegd, kunnen aan hun rapportageverplichtingen uit hoofde van dit lid voldoen door bij de rapportage in het kader van andere wetgevingsinstrumenten van de EU de vereiste informatie op te nemen.

3. De marktdeelnemers bewaren alle documentatie met betrekking tot zorgvuldigheid, zoals alle relevante gegevens, maatregelen en procedures uit hoofde van artikel 8, gedurende minstens vijf jaar. Zij stellen deze op verzoek ter beschikking van de bevoegde autoriteiten.

Artikel 12

Vereenvoudigde zorgvuldigheidsprocedure

1. De marktdeelnemers die desbetreffende grondstoffen of producten in de Unie in de handel brengen of uitvoeren uit de markt van de Unie, hoeven niet aan de verplichtingen in artikel 10 te voldoen indien zij zich ervan kunnen vergewissen dat alle desbetreffende grondstoffen of producten zijn geproduceerd in landen, of delen daarvan, die overeenkomstig artikel 27 als land, of deel daarvan, met een laag risico zijn aangemerkt.

2. Indien de marktdeelnemer echter informatie verkrijgt of op de hoogte wordt gebracht dat het risico bestaat dat de desbetreffende grondstoffen en producten mogelijk niet aan de voorschriften van deze verordening voldoen, moet aan alle verplichtingen van de artikelen 9 en 10 worden voldaan.


Hoofdstuk 3

Verplichtingen van de lidstaten en van de bevoegde autoriteiten ervan

Artikel 13

Bevoegde autoriteit

1. De lidstaten wijzen een of meerdere bevoegde autoriteiten aan die verantwoordelijk zijn voor het nakomen van de verplichtingen die uit deze verordening voortvloeien.

2. Uiterlijk [drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de namen, adressen en contactgegevens van de overeenkomstig lid 1 aangewezen bevoegde autoriteiten. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van elke wijziging van deze informatie.

3. De Commissie maakt de lijst van de bevoegde autoriteiten openbaar op haar website. De Commissie werkt de lijst regelmatig bij op basis van relevante bijwerkingen die de lidstaten hebben verstrekt.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten over voldoende bevoegdheden en middelen beschikken om de in hoofdstuk 3 van deze verordening vastgestelde verplichtingen na te komen.

5. Onverminderd de verplichting van de marktdeelnemers om overeenkomstig artikel 8 zorgvuldigheid te betrachten, mogen de lidstaten technische en andere bijstand verstrekken en adviezen geven aan de marktdeelnemers, daarbij rekening houdend met de situatie van kmo’s, om het voor hen gemakkelijker te maken te voldoen aan de voorschriften van deze verordening.

6. De lidstaten mogen de uitwisseling en verspreiding van relevante informatie vergemakkelijken, met name om de marktdeelnemers bij te staan bij de risicobeoordeling als bedoeld in artikel 9, alsook van informatie over de beste praktijken betreffende de uitvoering van deze verordening.

7. De bijstand wordt op zodanige wijze verleend dat de onafhankelijkheid, wettelijke verplichtingen en verantwoordelijkheden van de bevoegde autoriteiten op het gebied van de handhaving van deze verordening niet worden aangetast.

Artikel 14

Controleverplichtingen

1. De bevoegde autoriteiten voeren controles uit om vast te stellen of marktdeelnemers en handelaren aan hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening voldoen en of de desbetreffende grondstoffen en producten die in de Unie in de handel worden gebracht, op de markt van de Unie worden aangeboden of daaruit worden uitgevoerd, in overeenstemming met de voorschriften van deze verordening zijn. 

2. De in lid 1 bedoelde controles worden overeenkomstig de artikelen 15 en 16 uitgevoerd.

3. Om de in lid 1 bedoelde controles uit te voeren, stellen de bevoegde autoriteiten een op risico’s gebaseerd plan op. Het plan bevat minstens risicocriteria om de in lid 4 bedoelde risicoanalyse uit te voeren en vormt aldus de basis voor de besluiten inzake controles. Bij het vaststellen en evalueren van de risicocriteria houden de bevoegde autoriteiten met name rekening met het overeenkomstig artikel 27 aan landen, of delen daarvan, toegewezen risico, de mate waarin een marktdeelnemer of handelaar in het verleden deze verordening heeft nageleefd en alle andere relevante informatie. Op basis van de resultaten van de controles en de ervaring met de uitvoering van de plannen herzien de bevoegde autoriteiten deze plannen en risicocriteria regelmatig om de doeltreffendheid ervan te verbeteren. Bij de herziening van de plannen verlagen de bevoegde autoriteiten de controlefrequentie voor marktdeelnemers en handelaren die blijk hebben gegeven van een consistente staat van dienst op het gebied van volledige naleving van de voorschriften van deze verordening.

4. Met het oog op de uitvoering van de overeenkomstig lid 3 opgestelde op risico’s gebaseerde controleplannen voeren de bevoegde autoriteiten een risicoanalyse uit van de informatie in de overeenkomstig artikel 4, lid 2, aan hen ter beschikking gestelde zorgvuldigheidsverklaringen. De risicoanalyse is gebaseerd op de risicocriteria die zijn opgenomen in de overeenkomstig lid 3 opgestelde plannen en wordt uitgevoerd met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken die in het in artikel 31 bedoelde informatiesysteem zijn geïntegreerd.

5. Op basis van de in lid 4 bedoelde risicoanalyse en alle andere relevante informatie identificeren de bevoegde autoriteiten de marktdeelnemers en handelaren die overeenkomstig de artikelen 15 en 16 moeten worden gecontroleerd.

6. Op basis van de in lid 4 bedoelde risicoanalyse identificeren de bevoegde autoriteiten ook desbetreffende grondstoffen en producten die onmiddellijke actie vereisen omdat zij een zo hoog risico op non-conformiteit met de bepalingen van deze verordening inhouden dat zij moeten worden gecontroleerd voordat zij in de Unie in de handel worden gebracht, op de markt van de Unie worden aangeboden of worden uitgevoerd. Deze identificatie wordt in het overeenkomstig artikel 31 opgezette informatiesysteem aangegeven, wat er tevens toe leidt dat de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 21 onmiddellijk voorlopige maatregelen nemen om het in de Unie in de handel brengen of op de markt van de Unie aanbieden van de desbetreffende grondstoffen of producten op te schorten, of wordt, in het geval van desbetreffende grondstoffen of producten die de markt van de Unie binnenkomen of verlaten, en zodra de in artikel 26, lid 1, bedoelde elektronische interface aanwezig is, in het verzoek aan de douaneautoriteiten om overeenkomstig artikel 24, lid 6, het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer ervan op te schorten, aangegeven.

7. De in lid 6 bedoelde schorsingen eindigen binnen drie werkdagen, tenzij de bevoegde autoriteiten op basis van het resultaat van de binnen die termijn verrichte controles besluiten dat zij extra tijd nodig hebben om te bepalen of de desbetreffende grondstoffen of producten in overeenstemming met de voorschriften van deze verordening zijn. In dat geval verlengen de bevoegde autoriteiten de schorsingstermijn door middel van overeenkomstig artikel 21 genomen aanvullende voorlopige maatregelen of, in het geval van desbetreffende grondstoffen of producten die de markt van de Unie binnenkomen of verlaten, door de douaneautoriteiten ervan in kennis te stellen dat de overeenkomstig artikel 24, lid 6, opgelegde schorsing moet worden gehandhaafd.

8. De bevoegde autoriteiten wisselen informatie uit over de in lid 3 bedoelde risicocriteria met de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten en met de Commissie, en coördineren de ontwikkeling en toepassing ervan, teneinde de doeltreffendheid van de handhaving van deze verordening te verbeteren.

9. De lidstaten zorgen ervoor dat de jaarlijkse controles die hun bevoegde autoriteiten uitvoeren, betrekking hebben op minstens 5 % van de marktdeelnemers die elke desbetreffende grondstof op hun markt in de Unie in de handel brengen, op de markt van de Unie aanbieden of uit de markt van de Unie uitvoeren, alsmede op 5 % van de hoeveelheid van elke desbetreffende grondstof die in hun handel wordt gebracht, op hun markt wordt aangeboden of daaruit wordt uitgevoerd.

10. Voor desbetreffende grondstoffen of producten die in een overeenkomstig artikel 27 als hoog risico aangemerkt land, of delen daarvan, zijn geproduceerd, of indien een risico bestaat dat in dergelijke landen, of delen daarvan, geproduceerde desbetreffende grondstoffen of producten in de desbetreffende toeleveringsketen terechtkomen, voert de bevoegde autoriteit de in artikel 20 vastgestelde verscherpte controles uit.

11. Onverminderd de in de leden 5 en 6 bedoelde controles voeren de bevoegde autoriteiten de in lid 1 bedoelde controles uit wanneer zij in het bezit komen van bewijsmateriaal of andere relevante informatie, onder meer overeenkomstig artikel 29 door derden verstrekte concrete aanwijzingen, met betrekking tot mogelijke non-conformiteit met deze verordening.

12. De controles worden voor de marktdeelnemer of handelaar onaangekondigd uitgevoerd, behalve in gevallen waarin een voorafgaande kennisgeving van de marktdeelnemer of handelaar noodzakelijk is om de doeltreffendheid van de controles te waarborgen.

13. De bevoegde autoriteiten houden een register van de controles bij, waarbij met name de aard en de resultaten van de controles en de maatregelen die in geval van non-conformiteit zijn genomen, worden vermeld. De registers van alle controles worden minstens vijf jaar bewaard.

Artikel 15

Controle van marktdeelnemers

1. De controles van marktdeelnemers omvatten:

a) onderzoek naar het stelsel van zorgvuldigheidseisen, met inbegrip van de risicobeoordeling en de procedures tot vermindering van de risico’s;

b) onderzoek van documentatie en gegevens die het behoorlijk functioneren van het stelsel van zorgvuldigheidseisen aantonen;

c) onderzoek van documentatie en gegevens die de overeenstemming aantonen van een specifiek product dat of een specifieke grondstof die de marktdeelnemer in de Unie in de handel heeft gebracht of voornemens is in de handel te brengen of uit de markt van de Unie uit te voeren, met de voorschriften van deze verordening;

d) onderzoek van zorgvuldigheidsverklaringen,

en in voorkomend geval

e) onderzoek ter plaatse van desbetreffende grondstoffen en producten om na te gaan of deze in overeenstemming zijn met de documentatie die voor het betrachten van zorgvuldigheid is gebruikt;

f) alle technische en wetenschappelijke middelen die geschikt zijn om de exacte plaats te bepalen waar de desbetreffende grondstof of het desbetreffende product is geproduceerd, met inbegrip van isotopenonderzoek;

g) alle technische en wetenschappelijke middelen die geschikt zijn om te bepalen of de desbetreffende grondstof of het desbetreffende product ontbossingsvrij is, met inbegrip van aardobservatiegegevens zoals gegevens van het Copernicus-programma en Copernicus-instrumenten, en

h) controles ter plaatse, met inbegrip van audits ter plaatse, in voorkomend geval ook in derde landen door middel van samenwerking met de overheden van derde landen.

Artikel 16

Controles van handelaren

1. De controles van handelaren omvatten:

a) onderzoek van documentatie en gegevens waaruit de overeenstemming met artikel 6, lid 2, moet blijken;

b) in voorkomend geval controles ter plaatse, met inbegrip van audits ter plaatse.

Artikel 17

Verhaal van kosten door bevoegde autoriteiten

1. De lidstaten kunnen hun bevoegde autoriteiten toestaan om de totale kosten van hun activiteiten in verband met gevallen van non-conformiteit op de marktdeelnemers of handelaren te verhalen.

2. De in lid 1 bedoelde kosten kunnen de kosten voor het uitvoeren van tests, de kosten voor opslag en de kosten van activiteiten in verband met de non-conform bevonden producten waarvoor voorafgaand aan het in het vrije verkeer brengen, het in de Unie in de handel brengen of het uit de markt van de Unie uitvoeren corrigerende maatregelen zijn genomen, omvatten.

Artikel 18

Samenwerking en uitwisseling van informatie

1. De bevoegde autoriteiten werken met elkaar, met autoriteiten van andere lidstaten, met de Commissie en indien nodig met overheden van derde landen samen om de naleving van deze verordening te waarborgen. 

2. Voor de toepassing en handhaving van deze verordening stellen de bevoegde autoriteiten administratieve regelingen met de Commissie vast met betrekking tot de overdracht van informatie en de uitvoering van onderzoeken.

3. De bevoegde autoriteiten wisselen de voor de handhaving van deze verordening benodigde informatie uit. Dit omvat het verlenen van toegang tot gegevens over marktdeelnemers en handelaren, met inbegrip van zorgvuldigheidsverklaringen, aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten, en de uitwisseling van dergelijke gegevens met hen, om de handhaving van deze verordening te vergemakkelijken. 

4. De bevoegde autoriteiten waarschuwen de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie onmiddellijk wanneer zij inbreuken op deze verordening en ernstige tekortkomingen die gevolgen kunnen hebben voor meer dan één lidstaat, vaststellen. De bevoegde autoriteiten brengen met name de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten op de hoogte wanneer zij vaststellen dat een desbetreffende grondstof of een desbetreffend product op de markt niet in overeenstemming met deze verordening is, zodat deze grondstof of dat product in alle lidstaten uit de handel kan worden genomen of kan worden teruggeroepen. 

5. Op verzoek van een bevoegde autoriteit verstrekken de lidstaten haar de informatie die nodig is om de naleving van deze verordening te waarborgen.

Artikel 19

Rapportage

1. De lidstaten stellen uiterlijk op 30 april van elk jaar informatie beschikbaar aan het publiek en de Commissie over de uitvoering van deze verordening in het voorgaande kalenderjaar. Deze informatie omvat de controleplannen van de lidstaten, het aantal en de resultaten van de controles van marktdeelnemers en handelaren, met inbegrip van de inhoud van deze controles, het volume van de desbetreffende grondstoffen en producten dat is gecontroleerd in verhouding tot de totale hoeveelheid desbetreffende grondstoffen en producten die in de handel zijn gebracht, de landen van oorsprong en productie van desbetreffende grondstoffen en producten, alsmede de maatregelen die in geval van non-conformiteit zijn genomen en de teruggevorderde kosten van de controles.

2. De diensten van de Commissie maken op basis van de overeenkomstig lid 1 door de lidstaten ingediende informatie jaarlijks een overzicht voor de hele Unie van de toepassing van deze verordening toegankelijk voor het publiek.

Artikel 20

Verscherpte controles

Wanneer desbetreffende grondstoffen of producten in een overeenkomstig artikel 27 als hoog risico aangemerkt land, of delen daarvan, zijn geproduceerd, of indien een risico bestaat dat in dergelijke landen, of delen daarvan, geproduceerde desbetreffende grondstoffen of producten in de desbetreffende toeleveringsketen terechtkomen, zorgen de lidstaten ervoor dat de door hun bevoegde autoriteiten uitgevoerde jaarlijkse controles betrekking hebben op minstens 15 % van de marktdeelnemers die elke desbetreffende grondstof op hun markt in de Unie in de handel brengen, op de markt van de Unie aanbieden of uit de markt van de Unie uitvoeren, alsmede op 15 % van de hoeveelheid van elke desbetreffende grondstof die in hun handel wordt gebracht, op hun markt wordt aangeboden of daaruit wordt uitgevoerd en die uit een land met een hoog risico, of delen daarvan, afkomstig is.

Artikel 21

Voorlopige maatregelen

Indien naar aanleiding van de in de artikelen 15 en 16 bedoelde controles mogelijke ernstige tekortkomingen zijn geconstateerd of risico’s zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 14, lid 6, kunnen de bevoegde autoriteiten onmiddellijk voorlopige maatregelen nemen, waaronder de inbeslagname of opschorting van het in de Unie in de handel brengen, het op de markt van de Unie aanbieden en het uit de markt van de Unie uitvoeren van de desbetreffende grondstoffen en producten.

Artikel 22

Markttoezichtsmaatregelen

1. Onverminderd artikel 23, en wanneer de bevoegde autoriteiten vaststellen dat een marktdeelnemer of handelaar zijn of haar verplichtingen uit hoofde van deze verordening niet is nagekomen of dat een desbetreffende grondstof of desbetreffend product niet in overeenstemming met deze verordening is, verlangen zij onverwijld van de betrokken marktdeelnemer of handelaar dat hij of zij passende en evenredige corrigerende maatregelen neemt om een einde te maken aan de non-conformiteit.

2. Voor de toepassing van lid 1 omvatten de door de marktdeelnemer of handelaar te nemen corrigerende maatregelen onder meer een of meerdere van de volgende maatregelen:

a) het corrigeren van formele non-conformiteit, met name met de voorschriften van hoofdstuk 2 van deze verordening;

b) het voorkomen dat de desbetreffende grondstof of het desbetreffende product in de Unie in de handel wordt gebracht, op de markt van de Unie wordt aangeboden of uit de markt van de Unie wordt uitgevoerd;

c) het onmiddellijk uit de handel nemen of terugroepen van de desbetreffende grondstof of het desbetreffende product;

d) het vernietigen van de desbetreffende grondstof of het desbetreffende product of het doneren ervan aan een liefdadig doel of voor het algemeen belang.

3. Indien de marktdeelnemer of handelaar geen corrigerende maatregelen neemt als bedoeld in lid 2 of indien de non-conformiteit als bedoeld in lid 1 blijft bestaan, zorgen de bevoegde autoriteiten ervoor dat het product uit de handel wordt genomen of wordt teruggeroepen, of dat het op de markt van de Unie aanbieden of uit de markt van de Unie uitvoeren van het product wordt verboden of beperkt.

Artikel 23

Sancties

1. De lidstaten stellen regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn bij inbreuken op de bepalingen van deze verordening door marktdeelnemers en handelaren en nemen alle maatregelen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat ze worden uitgevoerd. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van deze bepalingen en onverwijld van alle latere wijzigingen van die bepalingen.

2. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De sancties omvatten minstens: 

a) boeten die evenredig zijn aan de milieuschade en aan de waarde van de betrokken desbetreffende grondstoffen of producten. Het niveau van deze boeten wordt zo berekend dat wordt gewaarborgd dat aan de verantwoordelijke personen de economische voordelen die zij aan hun inbreuken te danken hebben, effectief worden ontnomen. Bij herhaling van een ernstige inbreuk worden de boeten geleidelijk verhoogd. Het maximumbedrag van dergelijke boeten bedraagt minstens 4 % van de jaaromzet van de marktdeelnemer of handelaar in de betrokken lidstaat of lidstaten; 

b) inbeslagname van de betrokken desbetreffende grondstoffen en producten bij de marktdeelnemer en/of handelaar;

c) inbeslagname van inkomsten die de marktdeelnemer en/of handelaar heeft verworven uit een transactie met de betrokken desbetreffende grondstoffen en producten;

d) tijdelijke uitsluiting van aanbestedingsprocedures.


Hoofdstuk 4

Procedures voor desbetreffende grondstoffen en producten die de markt van de Unie binnenkomen of verlaten

Artikel 24

Controles

1. De desbetreffende goederen en producten die onder de douaneregeling “in het vrije verkeer brengen” of “uitvoer” zijn geplaatst, zijn aan de in dit hoofdstuk vastgestelde controles en maatregelen onderworpen. De toepassing van dit hoofdstuk laat andere bepalingen van deze verordening en andere Uniewetgeving betreffende het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van goederen, met name het douanewetboek van de Unie en de artikelen 46, 47, 134 en 267 daarvan, onverlet. Hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad 50 is echter niet van toepassing op controles van desbetreffende grondstoffen en producten die de markt van de Unie binnenkomen, voor zover het de toepassing en handhaving van deze verordening betreft.

2. De bevoegde autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de algemene handhaving van deze verordening met betrekking tot een desbetreffende grondstof die en een desbetreffend product dat de markt van de Unie binnenkomt of verlaat. De bevoegde autoriteiten zijn met name verantwoordelijk voor het vaststellen, via de in artikel 14, lid 1, bedoelde controles, of een dergelijke desbetreffende grondstof of een dergelijk desbetreffend product met de voorschriften van deze verordening in overeenstemming is. De bevoegde autoriteiten voeren deze taken uit overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van hoofdstuk 3 van deze verordening.

3. De douaneautoriteiten gaan na of de aangifte van desbetreffende grondstoffen en producten die de markt van de Unie binnenkomen of verlaten, correct is. Dergelijke controles zijn in de eerste plaats gebaseerd op een risicoanalyse, met als doel de risico’s in kaart te brengen en te evalueren en de nodige tegenmaatregelen te ontwikkelen, en worden uitgevoerd binnen een gemeenschappelijk kader voor risicobeheer op het niveau van de Unie.

4. Het referentienummer dat door het in artikel 31 bedoelde informatiesysteem is toegekend aan de zorgvuldigheidsverklaring met betrekking tot een desbetreffende grondstof die of een desbetreffend product dat de markt van de Unie binnenkomt of verlaat, wordt ter beschikking van de douaneautoriteiten gesteld bij de indiening van de douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van die desbetreffende grondstof of dat desbetreffend product, tenzij de zorgvuldigheidsverklaring overeenkomstig artikel 26, lid 2, is ingediend.

5. Na ontvangst van een douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van een desbetreffende grondstof die of een desbetreffend product dat de markt van de Unie binnenkomt of verlaat, controleren de douaneautoriteiten de status van de zorgvuldigheidsverklaring aan de hand van de in artikel 26, lid 1, bedoelde elektronische interface. Elke verandering van status in het in artikel 31 bedoelde informatiesysteem die plaatsvindt voordat die desbetreffende grondstof of dat desbetreffende product in het vrije verkeer wordt gebracht of wordt uitgevoerd, wordt automatisch gemeld aan de douaneautoriteiten die op die desbetreffende grondstof of dat desbetreffende product toezicht houden.

6. Indien op basis van de overeenkomstig artikel 14, lid 4, uitgevoerde risicoanalyse de status van de overeenkomstige zorgvuldigheidsverklaring in het overeenkomstig artikel 31 opgezette informatiesysteem aangeeft dat een desbetreffende grondstof of desbetreffende product moet worden gecontroleerd voordat deze grondstof of dat product in de Unie in de handel wordt gebracht, op de markt van de Unie wordt aangeboden of wordt uitgevoerd, schorsen de douaneautoriteiten het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van die desbetreffende grondstof of dat desbetreffende product.

7. Wanneer aan alle andere voorschriften en formaliteiten uit hoofde van het Unierecht of het nationale recht met betrekking tot het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer is voldaan, staan de douaneautoriteiten toe dat een desbetreffende grondstof of desbetreffend product in een van de volgende omstandigheden in het vrije verkeer wordt gebracht of wordt uitgevoerd:

a) de bevoegde autoriteiten hebben na de overeenkomstig artikel 14, lid 4, uitgevoerde risicoanalyse in het overeenkomstig artikel 31 opgezette informatiesysteem niet aangegeven dat voor die desbetreffende grondstof of dat desbetreffende product het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer overeenkomstig lid 6 moet worden geschorst;

b) wanneer het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer overeenkomstig lid 6 is geschorst, hebben de bevoegde autoriteiten niet binnen de in artikel 14, lid 7, vermelde drie werkdagen verzocht de schorsing van het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van die desbetreffende grondstof of dat desbetreffende product te handhaven;

c) wanneer de bevoegde autoriteiten via het overeenkomstig artikel 31 opgezette informatiesysteem de douaneautoriteiten ervan in kennis hebben gesteld dat de schorsing van het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van de desbetreffende grondstoffen en producten kan worden opgeheven.

Het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer wordt niet beschouwd als bewijs van overeenstemming met het Unierecht en met name met deze verordening.

8. Wanneer de bevoegde autoriteiten concluderen dat een desbetreffende grondstof die of desbetreffend product dat de markt van de Unie binnenkomt of verlaat, niet in overeenstemming met deze verordening is, stellen zij de douaneautoriteiten daarvan in kennis via het overeenkomstig artikel 31 opgezette informatiesysteem. De bevoegde autoriteiten kunnen in het informatiesysteem ook aangeven dat zij bezwaar maken tegen het plaatsen van de desbetreffende grondstof of het desbetreffende product onder andere specifieke douaneregelingen.

Na kennisgeving van die status mogen de douaneautoriteiten het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van die desbetreffende grondstof of dat desbetreffende product niet toelaten. Zij brengen ook in het gegevensverwerkingssysteem van de douane en, indien mogelijk, op de handelsfactuur die de desbetreffende grondstof of het desbetreffende product vergezelt en op alle andere relevante begeleidende documenten de volgende vermelding aan: “Niet-conforme grondstof of niet-conform product — het in het vrije verkeer brengen/de uitvoer ervan is niet toegestaan — Verordening (EU) 2021/XXXX.” [PB: gelieve referentie van deze verordening in te vullen]

Wanneer de desbetreffende grondstof of het desbetreffende product vervolgens voor andere douaneregelingen wordt aangegeven en mits de bevoegde autoriteiten daartegen geen bezwaar hebben gemaakt, wordt de kennisgeving door de marktdeelnemer in de douaneaangiften opgenomen en onder dezelfde voorwaarden geregistreerd in het gegevensverwerkingssysteem van de douane en, indien mogelijk, op de begeleidende documenten die in het kader van dergelijke regelingen worden gebruikt.

9. Kennisgevingen en verzoeken uit hoofde van de leden 5 tot en met 8 van dit artikel vinden plaats via de in artikel 26, lid 1, bedoelde elektronische interface. De leden 5 tot en met 8 zijn van toepassing zodra de in artikel 26, lid 1, bedoelde elektronische interface is opgezet.

10. De douaneautoriteiten kunnen een niet-conforme desbetreffende grondstof of niet-conform desbetreffend product vernietigen op verzoek van de bevoegde autoriteiten of wanneer zij dit noodzakelijk en evenredig achten. De kosten van een dergelijke maatregel komen ten laste van de natuurlijke of rechtspersoon die houder is van de desbetreffende grondstof of het desbetreffende product. De artikelen 197 en 198 van Verordening (EU) nr. 952/2013 zijn van overeenkomstige toepassing. Op verzoek van de bevoegde autoriteiten kunnen niet-conforme desbetreffende grondstoffen en producten ook in beslag worden genomen en door de douane ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gesteld.

Artikel 25

Uitwisseling van informatie en samenwerking tussen autoriteiten

1. Om de in artikel 14, lid 3, bedoelde op risico’s gebaseerde benadering te kunnen volgen voor desbetreffende grondstoffen en producten die de markt van de Unie binnenkomen of verlaten en om ervoor te zorgen dat de controles doeltreffend zijn en overeenkomstig de voorschriften van deze verordening worden uitgevoerd, werken de Commissie, de bevoegde autoriteiten en de douaneautoriteiten nauw samen en wisselen zij informatie uit.

2. De douaneautoriteiten en de bevoegde autoriteiten werken samen overeenkomstig artikel 47, lid 2, van Verordening (EU) nr. 952/2013 en wisselen, onder meer langs elektronische weg, de informatie uit die nodig is voor de vervulling van hun taken uit hoofde van deze verordening.

3. Er wordt informatie met betrekking tot risico’s uitgewisseld tussen:

a) de douaneautoriteiten, overeenkomstig artikel 46, lid 5, van Verordening (EU) nr. 952/2013, en

b) de douaneautoriteiten en de Commissie, overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013.

4. Als de douaneautoriteiten op het eerste punt van binnenkomst redenen hebben om aan te nemen dat desbetreffende grondstoffen of producten waarop deze verordening van toepassing is en die hetzij in tijdelijke opslag, hetzij onder een andere douaneregeling dan “in het vrije verkeer brengen” zijn geplaatst, niet in overeenstemming zijn met deze verordening, zenden zij alle relevante informatie naar het bevoegde douanekantoor van bestemming.

Artikel 26

Elektronische interfaces

1. De Commissie ontwikkelt een elektronische interface op basis van de éénloketomgeving van de Europese Unie voor de douane om de verzending mogelijk te maken van gegevens, met name van de in artikel 24, leden 5 tot en met 8, bedoelde kennisgevingen en verzoeken, tussen de nationale douanesystemen en het in artikel 31 bedoelde informatiesysteem. Deze elektronische interface wordt uiterlijk vier jaar na de datum van vaststelling van de in lid 3 bedoelde uitvoeringshandeling in gebruik genomen.

2. De Commissie kan een elektronische interface ontwikkelen op basis van het éénloketsysteem van de EU voor de douane zodat:

a) de handelaren en marktdeelnemers de zorgvuldigheidsverklaring van een desbetreffende grondstof of desbetreffend product beschikbaar kunnen stellen via de in artikel 8 van Verordening [PB: gelieve het referentienummer en het artikelnummer te controleren nadat het voorstel is aangenomen] bedoelde nationale éénloketomgeving voor de douane, en feedback daarover van de bevoegde autoriteiten kunnen ontvangen, en

b) de zorgvuldigheidsverklaring naar het in artikel 31 van deze verordening bedoelde informatiesysteem kan worden doorgestuurd.

3. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot nadere bepaling van de uitvoeringsregelingen voor de leden 1 en 2, en met name tot vaststelling van de gegevens, met inbegrip van het format ervan, die overeenkomstig de leden 1 en 2 moeten worden doorgestuurd. In de uitvoeringshandelingen kan ook worden bepaald dat bepaalde specifieke gegevens die in de zorgvuldigheidsverklaring zijn opgenomen en die nodig zijn voor de activiteiten van de douaneautoriteiten, zoals toezicht en fraudebestrijding, worden doorgestuurd via EU- en nationale douanesystemen en daarin worden geregistreerd. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 34, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.


Hoofdstuk 5

Landenbenchmarkingsysteem en samenwerking met derde landen

Artikel 27

Beoordeling van landen

1. Bij deze verordening wordt een drieledig systeem vastgesteld voor de beoordeling van landen of delen daarvan. Tenzij overeenkomstig dit artikel voor een land een laag of hoog risico is vastgesteld, worden landen geacht een standaardrisico te vormen. De Commissie kan landen, of delen daarvan, een laag of hoog risico op het produceren van desbetreffende grondstoffen en producten die niet in overeenstemming met artikel 3, punt a), zijn, toekennen. De lijst van landen, of delen daarvan, met een laag of hoog risico wordt bekendgemaakt via een of meerdere uitvoeringshandelingen die overeenkomstig de in artikel 34, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure worden vastgesteld. De lijst wordt indien nodig op basis van nieuw bewijsmateriaal bijgewerkt.

2. Bij de toewijzing aan landen, of delen daarvan, van een laag of hoog risico overeenkomstig lid 1 wordt rekening gehouden met de door het betrokken land verstrekte informatie en wordt uitgegaan van de volgende beoordelingscriteria:

a) tempo van ontbossing en bosdegradatie;

b) tempo van uitbreiding van landbouwgrond voor desbetreffende grondstoffen;

c) productietrends van desbetreffende grondstoffen en producten;

d) of de nationaal bepaalde bijdrage (NDC) aan het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) betrekking heeft op emissies en verwijderingen van landbouw, bosbouw en landgebruik om ervoor te zorgen dat emissies door ontbossing en bosdegradatie meegeteld worden voor het in de NDC gespecificeerde streefcijfer van het land voor het verminderen of beperken van broeikasgasemissies;

e) overeenkomsten en andere instrumenten die tussen het betrokken land en de Unie zijn gesloten om ontbossing of bosdegradatie aan te pakken en de overeenstemming van desbetreffende grondstoffen en producten met de voorschriften van deze verordeningen en de doeltreffende uitvoering daarvan te vergemakkelijken;

f) of het betrokken land nationale of subnationale wetgeving heeft, onder meer in overeenstemming met artikel 5 van de Overeenkomst van Parijs, en doeltreffende handhavingsmaatregelen neemt om activiteiten die leiden tot ontbossing en bosdegradatie te voorkomen en te bestraffen, en met name of sancties worden toegepast die streng genoeg zijn om de uit ontbossing of bosdegradatie voortvloeiende voordelen te ontnemen.

3. De Commissie stelt de betrokken landen in kennis van haar voornemen om de bestaande risicocategorie te wijzigen en verzoekt hen alle in dit verband nuttig geachte informatie te verstrekken. De Commissie geeft de landen voldoende tijd om een antwoord te verstrekken, dat kan bestaan uit informatie over de door het land genomen maatregelen om de situatie te verhelpen indien de status van het land, of delen daarvan, zou worden gewijzigd naar een hogere risicocategorie.

De Commissie vermeldt in die kennisgeving het volgende:

a) de reden(en) van haar voornemen om de toegewezen risicostatus van het land, of delen daarvan, te wijzigen,

b) de uitnodiging om de Commissie schriftelijk een antwoord te sturen met betrekking tot haar voornemen om de risicostatus van het land, of delen daarvan, te wijzigen,

c) de gevolgen van de toewijzing aan het land van een hoog of laag risico.

4. De Commissie stelt de bevoegde autoriteiten onverwijld in kennis indien een land in de in lid 1 bedoelde lijst wordt opgenomen of uit die lijst wordt geschrapt.

Artikel 28

Samenwerking met derde landen

1. De Commissie werkt samen met de producerende landen waarop deze verordening van toepassing is om via partnerschappen en samenwerking ontbossing en bosdegradatie gezamenlijk aan te pakken. Dergelijke partnerschappen en samenwerkingsmechanismen zullen gericht zijn op het behoud, het herstel en het duurzaam gebruik van bossen, ontbossing, bosdegradatie en de overgang naar duurzame grondstoffenproductie, consumptieverwerking en handelsmethoden. Partnerschappen en samenwerkingsmechanismen, die gestructureerde dialogen, ondersteuningsprogramma’s en -acties, administratieve regelingen en bepalingen in bestaande overeenkomsten of nieuwe overeenkomsten kunnen omvatten, helpen producerende landen de overgang te maken naar een landbouwproductie waarbij de desbetreffende grondstoffen en producten beter in overeenstemming met de voorschriften van deze verordening zijn. Dergelijke overeenkomsten en de daadwerkelijke uitvoering ervan zullen worden meegenomen in de benchmarking uit hoofde van artikel 27 van deze verordening.

2. Alle belanghebbenden, met inbegrip van het maatschappelijk middenveld, inheemse volkeren, lokale gemeenschappen en de particuliere sector, waaronder kmo’s en kleine landbouwbedrijven, moeten aan de partnerschappen en samenwerking volledig kunnen deelnemen.

3. Partnerschappen en samenwerking bevorderen de ontwikkeling van geïntegreerde planningsprocessen voor landgebruik, desbetreffende wetgeving, fiscale stimulansen en andere relevante instrumenten met het oog op een beter behoud van bossen en biodiversiteit, een duurzaam beheer en herstel van bossen, het tegengaan van de conversie van bossen en kwetsbare ecosystemen naar andere vormen van landgebruik, maximale voordelen voor het landschap, veiligstelling van grondbezit, de productiviteit en het concurrentievermogen van de landbouw, transparante toeleveringsketens, betere rechten voor van bossen afhankelijke gemeenschappen, met inbegrip van kleine landbouwbedrijven, inheemse volkeren en lokale gemeenschappen, en een gewaarborgde toegang van het publiek tot documenten inzake bosbeheer en andere relevante informatie.

4. De Commissie voert internationale bilaterale en multilaterale besprekingen over beleid en maatregelen om ontbossing en bosdegradatie een halt toe te roepen, onder meer in multilaterale fora zoals het Verdrag inzake biologische diversiteit, de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van woestijnvorming, de Milieuvergadering van de Verenigde Naties, het Bossenforum van de Verenigde Naties, het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, de Wereldhandelsorganisatie, de G7 en de G20. Dergelijke besprekingen zijn gericht op de bevordering van de overgang naar duurzame landbouwproductie en duurzaam bosbeheer en de ontwikkeling van transparante en duurzame toeleveringsketens, en zijn een voortzetting van de inspanningen om robuuste normen en definities vast te stellen en overeen te komen die een hoog niveau van bescherming van bosecosystemen waarborgen.


Hoofdstuk 6

Concrete aanwijzing

Artikel 29

Concrete aanwijzingen van natuurlijke personen of rechtspersonen

1. Natuurlijke of rechtspersonen hebben het recht bij de bevoegde autoriteiten concrete aanwijzingen in te dienen wanneer zij op basis van objectieve omstandigheden van oordeel zijn dat een of meer marktdeelnemers of handelaren de bepalingen van deze verordening niet naleven.

2. De bevoegde autoriteiten beoordelen zorgvuldig en onpartijdig de concrete aanwijzingen en nemen de nodige stappen, waaronder controles en hoorzittingen met marktdeelnemers en handelaren, om mogelijke inbreuken op de bepalingen van deze verordening op te sporen en, in voorkomend geval, overeenkomstig artikel 21 voorlopige maatregelen te nemen om te voorkomen dat de onderzochte desbetreffende grondstoffen en producten in de Unie in de handel worden gebracht, op de markt van de Unie worden aangeboden of uit de markt van de Unie worden uitgevoerd.

3. De bevoegde autoriteit stelt zo spoedig mogelijk en overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het nationale recht, de in lid 1 bedoelde natuurlijke of rechtspersonen die opmerkingen bij haar hebben ingediend in kennis van haar besluit inzake het al dan niet nemen van maatregelen, en motiveert dat besluit.

Artikel 30

Toegang tot de rechter

1. Iedere natuurlijke of rechtspersoon die voldoende belang heeft, met inbegrip van personen die overeenkomstig artikel 29 concrete aanwijzingen hebben ingediend, heeft toegang tot een procedure voor een rechtbank of een andere onafhankelijke en onpartijdige overheidsinstantie die bevoegd is de besluiten, het handelen of het verzuim van de krachtens deze verordening bevoegde autoriteit aan de procedurele en materieelrechtelijke voorschriften te toetsen.

2. Deze verordening laat alle nationale wettelijke bepalingen volgens welke de administratieve beroepsprocedures worden uitgeput alvorens een gerechtelijke procedure wordt ingeleid, onverlet.


Hoofdstuk 7

Informatiesysteem

Artikel 31

Informatiesysteem (“Register”)

1. De Commissie zet uiterlijk op de in artikel 36, lid 2, vastgestelde datum een informatiesysteem (“Register”) op dat de overeenkomstig artikel 4, lid 2, beschikbaar gestelde zorgvuldigheidsverklaringen bevat, en onderhoudt dit systeem.

2. Het informatiesysteem biedt ten minste de volgende functies:

a) registratie van marktdeelnemers en handelaren en hun gemachtigde vertegenwoordigers in de EU; voor marktdeelnemers die desbetreffende grondstoffen en producten onder de douaneregeling “in het vrije verkeer brengen” of “uitvoer” plaatsen, wordt het overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) nr. 952/2013 vastgestelde EORI-nummer (Economic Operators Registration and Identification Number — registratie- en identificatienummer van marktdeelnemer) in hun registratieprofiel opgenomen;

b) registratie van zorgvuldigheidsverklaringen, met inbegrip van de verstrekking aan de betrokken marktdeelnemer of handelaar van een referentienummer voor elke zorgvuldigheidsverklaring;

c) registratie van de resultaten van controles op zorgvuldigheidsverklaringen;

d) verbinding met douane via het éénloketsysteem van de EU voor de douane* [na vaststelling van de verordening kan er rechtstreeks naar worden verwezen ], overeenkomstig artikel 26, onder andere om de in artikel 24, leden 5 tot en met 8, vastgestelde kennisgevingen en verzoeken mogelijk te maken;

e) het opstellen van risicoprofielen van marktdeelnemers, handelaren en desbetreffende grondstoffen en producten mogelijk maken met het oog op de identificatie van zendingen met een hoog risico volgens de risicoanalyse in artikel 14, lid 4;

f) administratieve bijstand en samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en de Commissie mogelijk maken om informatie en gegevens uit te wisselen;

g) communicatie tussen bevoegde autoriteiten en marktdeelnemers en handelaren mogelijk maken met het oog op de uitvoering van deze verordening.

3. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen regels vast voor de werking van het informatiesysteem, met inbegrip van regels voor de bescherming van persoonsgegevens en de uitwisseling van gegevens met andere IT-systemen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 33, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure.

4. De Commissie verleent douaneautoriteiten, bevoegde autoriteiten, marktdeelnemers en handelaren toegang tot dat informatiesysteem overeenkomstig hun respectieve verplichtingen uit hoofde van deze verordening.

5. In overeenstemming met het opendatabeleid van de EU, en met name Richtlijn (EU) 2019/1024 51 , biedt de Commissie het bredere publiek toegang tot de volledige geanonimiseerde datasets van het informatiesysteem in een open formaat dat machinaal leesbaar is en dat interoperabiliteit, hergebruik en toegankelijkheid waarborgt.


Hoofdstuk 8

Evaluatie

Artikel 32

Evaluatie

1. Uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding voert de Commissie een eerste evaluatie van deze verordening uit en brengt zij dienaangaande verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, waarbij zij tegelijk, indien nodig, een wetgevingsvoorstel indient. Het verslag is met name gericht op een evaluatie van de noodzaak en de haalbaarheid om het toepassingsgebied van deze verordening uit te breiden tot andere ecosystemen, met inbegrip van land met grote koolstofvoorraden en land met een hoge biodiversiteitswaarde, zoals grasland, veengebieden en wetlands en andere grondstoffen.

2. Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding en vervolgens minstens om de vijf jaar voert de Commissie een volledige evaluatie van deze verordening uit en brengt zij dienaangaande verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, waarbij zij tegelijk, indien nodig, een wetgevingsvoorstel indient. Het eerste verslag bevat met name, op basis van specifieke studies, een evaluatie van:

a) de behoefte aan aanvullende instrumenten om de handel te vereenvoudigen, en de haalbaarheid ervan, ter ondersteuning van de verwezenlijking van de doelstellingen van de verordening, onder meer door de erkenning van certificeringsregelingen;

b) het effect van de verordening op landbouwers, met name kleine landbouwbedrijven, inheemse volkeren en lokale gemeenschappen, en de eventuele behoefte aan aanvullende steun voor de overgang naar duurzame toeleveringsketens.

3. Onverminderd de in lid 1 bedoelde algemene evaluatie voert de Commissie uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening voor het eerst, en daarna met regelmatige tussenpozen, een evaluatie van bijlage I uit om te beoordelen of het passend is de desbetreffende in bijlage I vermelde producten te wijzigen of uit te breiden om ervoor te zorgen dat alle producten die de desbetreffende grondstoffen bevatten, ermee zijn gevoederd of ermee zijn vervaardigd, in die lijst zijn opgenomen, tenzij de vraag naar die producten een verwaarloosbaar effect op de ontbossing heeft. De evaluaties zijn gebaseerd op een beoordeling van het effect van de desbetreffende grondstoffen en producten op ontbossing en bosdegradatie, en houden rekening met veranderingen in de consumptie, zoals blijkt uit wetenschappelijk bewijs.

4. Na een evaluatie als bedoeld in lid 3 kan de Commissie overeenkomstig artikel 33 gedelegeerde handelingen vaststellen om bijlage I te wijzigen om desbetreffende producten op te nemen die desbetreffende grondstoffen bevatten of ermee zijn vervaardigd.


Hoofdstuk 9

Slotbepalingen

Artikel 33

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 9, lid 3, artikel 10, lid 8, en artikel 32, lid 4, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van DD/MM/JJ. De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag over de bevoegdheidsdelegatie op. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3. De bevoegdheidsdelegatie bedoeld in artikel 9, lid 3, artikel 10, lid 8, en artikel 32, lid 4, kan door het Europees Parlement of de Raad te allen tijde worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft gesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

6. Een overeenkomstig artikel 9, lid 3, artikel 10, lid 8, en artikel 32, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met [twee maanden] verlengd.

Artikel 34

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 52 .

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing, met inachtneming van artikel 11 van die verordening.

Artikel 35

Intrekkingen

Verordening (EU) nr. 995/2010 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 36, lid 2, vermelde datum van toepassing van deze verordening.

Artikel 36

Inwerkingtreding en datum van toepassing

1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2. De artikelen 3 tot en met 12, 14 tot en met 22, 24, 29 en 30 zijn twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening van toepassing.

3. De in lid 2 genoemde artikelen zijn 24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening van toepassing voor marktdeelnemers die zich uiterlijk op 31 december 2020 als micro-onderneming 53 hebben gevestigd, behalve voor producten die onder de bijlage bij Verordening (EU) nr. 995/2010 vallen.