Artikelen bij COM(2021)759 - Digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1
Doel en toepassingsgebied

1. Bij deze verordening wordt een rechtskader vastgesteld voor elektronische communicatie tussen bevoegde autoriteiten in procedures voor justitiële samenwerking in burgerlijke, handels- en strafzaken en voor elektronische communicatie tussen natuurlijke personen of rechtspersonen en bevoegde autoriteiten in gerechtelijke procedures in burgerlijke, handels- en strafzaken.

Bovendien worden bij de verordening regels vastgesteld inzake:

(a)het gebruik van videoconferentie- of een andere technologie voor communicatie op afstand voor andere doeleinden dan bewijsverkrijging uit hoofde van Verordening (EU) 2020/1783;

(b)de toepassing van elektronische vertrouwensdiensten;

(c)de rechtsgevolgen van elektronische documenten;

(d)de elektronische betaling van vergoedingen.

2. Deze verordening is van toepassing op:

(a)elektronische communicatie tussen bevoegde autoriteiten in het kader van de in bijlage I en bijlage II vermelde rechtshandelingen;

(b)elektronische communicatie tussen natuurlijke personen of rechtspersonen en bevoegde autoriteiten, en de elektronische betaling van vergoedingen in grensoverschrijdende burgerlijke en handelszaken, in het kader van de in bijlage I vermelde rechtshandelingen; en

(c)videoconferenties in procedures die binnen het toepassingsgebied van de in bijlage I en bijlage II vermelde rechtshandelingen vallen, of in andere burgerlijke en handelszaken, waarbij een van de partijen zich in een andere lidstaat ophoudt.

Artikel 2
Definities

Voor de doelstellingen van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing:

(1) “bevoegde autoriteiten”: rechtbanken, openbaar aanklagers, agentschappen en organen van de Unie en andere autoriteiten die deelnemen aan procedures voor justitiële samenwerking in overeenstemming met de bepalingen van de in bijlage I en bijlage II vermelde rechtshandelingen;

(2) “elektronische communicatie”: digitale uitwisseling van informatie via internet of een ander elektronisch communicatienetwerk;

(3) “elektronisch document”: een document dat wordt verzonden in het kader van elektronische communicatie, met inbegrip van gescande papieren documenten;

(4) “gedecentraliseerd IT-systeem”: een netwerk van onder de eigen verantwoordelijkheid en het eigen beheer van elke lidstaat en elk agentschap of orgaan van de Unie opererende IT-systemen en interoperabele toegangspunten dat de veilige en betrouwbare grensoverschrijdende uitwisseling van informatie mogelijk maakt;

(5) “Europees elektronisch toegangspunt”: een interoperabel toegangspunt in het kader van het gedecentraliseerde IT-systeem, dat in de gehele Unie toegankelijk is voor natuurlijke personen en rechtspersonen;

(6) “vergoedingen”: betalingen die aan bevoegde autoriteiten moeten worden verricht in het kader van de procedures die onder de in bijlage I vermelde rechtshandelingen vallen.


HOOFDSTUK II
COMMUNICATIE TUSSEN DE BEVOEGDE AUTORITEITEN

Artikel 3
Middelen voor communicatie tussen bevoegde autoriteiten

1. De schriftelijke communicatie tussen bevoegde autoriteiten in zaken die binnen het toepassingsgebied van de in bijlage I en bijlage II vermelde rechtshandelingen vallen, met inbegrip van de uitwisseling van de bij die handelingen ingestelde formulieren, vindt plaats door middel van een veilig en betrouwbaar gedecentraliseerd IT-systeem.

2. Indien elektronische communicatie overeenkomstig lid 1 niet mogelijk is wegens de verstoring van het gedecentraliseerde IT-systeem, wegens de aard van het verzonden materiaal of wegens uitzonderlijke omstandigheden, vindt de verzending plaats met behulp van de snelste, meest geschikte alternatieve middelen, rekening houdend met de noodzaak om een veilige en betrouwbare uitwisseling van informatie te waarborgen.

3. Wanneer het gelet op de specifieke omstandigheden van de betreffende communicatie niet passend is om het gedecentraliseerde IT-systeem te gebruiken, mag elk ander communicatiemiddel worden gebruikt.

4. Lid 3 van dit artikel is niet van toepassing op de uitwisseling van formulieren zoals bedoeld in de in bijlage I en bijlage II vermelde instrumenten.


HOOFDSTUK III
COMMUNICATIE TUSSEN NATUURLIJKE PERSONEN OF RECHTSPERSONEN EN BEVOEGDE AUTORITEITEN IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN

Artikel 4
Inrichting van een Europees elektronisch toegangspunt

1. Er wordt een Europees elektronisch toegangspunt ingesteld op het Europees e-justitieportaal, dat moet worden gebruikt voor de elektronische communicatie tussen natuurlijke personen of rechtspersonen en bevoegde autoriteiten in zaken die binnen het toepassingsgebied van de in bijlage I vermelde rechtshandelingen vallen.

2. De Commissie is verantwoordelijk voor het technische beheer, de ontwikkeling, het onderhoud, de beveiliging en de ondersteuning van het Europees elektronisch toegangspunt.

3. Het Europees elektronisch toegangspunt stelt natuurlijke personen en rechtspersonen in staat om vorderingen in te stellen, verzoeken in te dienen, voor de procedure relevante informatie te verzenden en te ontvangen en met de bevoegde autoriteiten te communiceren.

Artikel 5
Middelen voor communicatie tussen natuurlijke personen of rechtspersonen en bevoegde autoriteiten

1. De schriftelijke communicatie tussen natuurlijke personen of rechtspersonen en bevoegde autoriteiten die binnen het toepassingsgebied van de in bijlage I vermelde rechtshandelingen valt, kan plaatsvinden met behulp van de volgende elektronische middelen:

(a)het Europees elektronisch toegangspunt; of

(b)nationale IT-portalen, voor zover beschikbaar.

2. De bevoegde autoriteiten communiceren met natuurlijke personen en rechtspersonen via het Europees elektronisch toegangspunt, indien de natuurlijke personen of rechtspersoon uitdrukkelijke voorafgaande toestemming heeft gegeven om dit communicatiemiddel te gebruiken. 

3. De communicatie als bedoeld in lid 1 wordt beschouwd als gelijkwaardig aan schriftelijke communicatie uit hoofde van de toepasselijke procedureregels.

Artikel 6
Verplichting om elektronische communicatie te aanvaarden

De bevoegde autoriteiten aanvaarden elektronische communicatie als bedoeld in artikel 5, lid 1, die plaatsvindt via het Europees elektronisch toegangspunt of via nationale IT-portalen, voor zover beschikbaar.


HOOFDSTUK IV
TERECHTZITTING VIA VIDEOCONFERENTIE- OF ANDERE TECHNOLOGIEËN VOOR COMMUNICATIE OP AFSTAND

Artikel 7
Terechtzitting via videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand in burgerlijke en handelszaken

1. Onverminderd specifieke bepalingen inzake het gebruik van videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand in de procedures die onder de in bijlage I vermelde rechtshandelingen vallen, en op verzoek van een partij bij een binnen het toepassingsgebied van die rechtshandelingen vallende procedure of in andere burgerlijke en handelszaken waarbij een van de partijen zich ophoudt in een andere lidstaat, of op verzoek van diens wettelijke vertegenwoordiger of gemachtigde, staan de bevoegde autoriteiten toe dat partijen via videoconferentie- of een andere technologie voor communicatie op afstand deelnemen aan een terechtzitting, op voorwaarde dat:

(a)een dergelijke technologie beschikbaar is; en

(b)de andere partij of partijen bij de procedure de mogelijkheid heeft/hebben gekregen om een advies over het gebruik van videoconferentie- of andere technologie voor communicatie op afstand in te dienen.

2. De bevoegde autoriteit mag een verzoek om een mondelinge zitting door middel van videoconferentie- of andere technologie voor communicatie op afstand weigeren indien de specifieke omstandigheden van de zaak onverenigbaar zijn met het gebruik van die technologie.

3. De bevoegde autoriteiten kunnen partijen ambtshalve toestaan per videoconferentie deel te nemen aan een terechtzitting, mits alle partijen bij de procedure de mogelijkheid krijgen om een advies over het gebruik van videoconferentie- of andere technologie voor communicatie op afstand in te dienen.

4. Onverminderd deze verordening wordt de procedure voor het aanvragen en houden van een videoconferentie beheerst door het interne recht van de lidstaat waar de videoconferentie plaatsvindt.

5. Verzoeken uit hoofde van lid 1 kunnen worden ingediend via het Europees elektronisch toegangspunt en via nationale IT-portalen, voor zover beschikbaar.

Artikel 8
Terechtzitting via videoconferentie of andere technologieën voor communicatie op afstand in strafzaken

1. Indien de bevoegde autoriteit van een lidstaat verzoekt een verdachte, beklaagde of veroordeelde te horen in een procedure die onder de in bijlage II vermelde rechtshandelingen valt, staat de bevoegde autoriteit deze toe om via videoconferentie- of andere technologie voor communicatie op afstand deel te nemen aan de zitting, op voorwaarde dat:

(a)een dergelijke technologie beschikbaar is;

(b)de specifieke omstandigheden van de zaak verenigbaar zijn met het gebruik van die technologie;

(c)de verdachte, beklaagde of veroordeelde toestemming heeft gegeven voor het gebruik van videoconferentie- of andere technologie voor communicatie op afstand. Alvorens toestemming te verlenen voor het gebruik van videoconferentie- of andere technologie voor communicatie op afstand, krijgt de verdachte of de beklaagde de mogelijkheid om advies van een advocaat in te winnen overeenkomstig Richtlijn 2013/48/EU.

2. Lid 1 laat de bepalingen van de in bijlage II vermelde rechtshandelingen inzake het gebruik van videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie onverlet.

3. Onverminderd deze verordening wordt de procedure voor het houden van een videoconferentie beheerst door het interne recht van de lidstaat waar de videoconferentie plaatsvindt.

4. De vertrouwelijkheid van de communicatie tussen verdachten, beklaagden of veroordeelden en hun advocaat voorafgaand aan en tijdens de zitting via videoconferentie- of andere technologie voor communicatie op afstand wordt gewaarborgd.

5. Alvorens een kind te horen via videoconferentie- of andere technologie voor communicatie op afstand, worden de personen die het ouderlijk gezag hebben als gedefinieerd in artikel 3, punt 2, van Richtlijn (EU) 2016/800 van het Europees Parlement en de Raad 50 , of een andere geschikte volwassene als bedoeld in artikel 5, lid 2, van die richtlijn, onverwijld geïnformeerd. Bij het nemen van een besluit om een kind al dan niet te horen via videoconferentie- of andere technologie voor communicatie op afstand, houdt de bevoegde autoriteit rekening met het belang van het kind.

6. Indien het interne recht van een lidstaat voorziet in de registratie van zittingen in binnenlandse zaken, gelden die regels ook voor zittingen in grensoverschrijdende zaken die plaatsvinden via videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand. De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat dergelijke opnamen worden beveiligd en niet in het openbaar worden verspreid.

7. Verdachten, beklaagden en veroordeelden hebben in geval van inbreuk op dit artikel recht op een doeltreffende voorziening in rechte uit hoofde van het interne recht.


HOOFDSTUK V
VERTROUWENSDIENSTEN, RECHTSGEVOLGEN VAN ELEKTRONISCHE DOCUMENTEN EN ELEKTRONISCHE BETALING VAN VERGOEDINGEN

Artikel 9
Elektronische handtekeningen en elektronische zegels

1. Het algemene rechtskader voor het gebruik van vertrouwensdiensten in de zin van Verordening (EU) nr. 910/2014 is van toepassing op de onder deze verordening vallende elektronische communicatie.

2. Indien een document dat wordt verzonden in het kader van de elektronische communicatie als bedoeld in artikel 3 van deze verordening, een zegel of handgeschreven handtekening vereist of daarvan is voorzien, mogen in de plaats daarvan gekwalificeerde elektronische zegels of gekwalificeerde elektronische handtekeningen zoals omschreven in Verordening (EU) nr. 910/2014 worden gebruikt.

3. Indien een document dat wordt verzonden in het kader van de elektronische communicatie als bedoeld in artikel 5 van deze verordening, een zegel of handgeschreven handtekening vereist of daarvan is voorzien, mogen in de plaats daarvan geavanceerde elektronische zegels, geavanceerde elektronische handtekeningen, gekwalificeerde elektronische zegels of gekwalificeerde elektronische handtekeningen zoals omschreven in Verordening (EU) nr. 910/2014 worden gebruikt.

Artikel 10
Rechtsgevolgen van elektronische documenten

Documenten die worden verzonden in het kader van elektronische communicatie worden hun rechtsgevolgen niet ontzegd en worden niet beschouwd als ontoelaatbaar in het kader van grensoverschrijdende gerechtelijke procedures uit hoofde van de in bijlage I en bijlage II vermelde rechtshandelingen louter op grond van het feit dat het document elektronisch is.

Artikel 11
Elektronische betaling van vergoedingen

1. De lidstaten bieden de mogelijkheid tot elektronische betaling van vergoedingen, ook vanuit andere lidstaten dan die waar de bevoegde autoriteit is gevestigd.

2. De lidstaten voorzien in de technische middelen om de betaling van de in lid 1 bedoelde vergoedingen via het Europees elektronisch toegangspunt mogelijk te maken.


HOOFDSTUK VI
PROCEDURELE BEPALINGEN EN EVALUATIE

Artikel 12
Vaststelling van uitvoeringshandelingen door de Commissie

1. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot invoering van het gedecentraliseerde IT-systeem, waarin het volgende wordt geregeld:

(a)de technische specificaties ter bepaling van de methoden voor communicatie langs elektronische weg voor de doeleinden van het gedecentraliseerde IT-systeem;

(b)de technische specificaties voor communicatieprotocollen;

(c)de doelstellingen inzake informatiebeveiliging en relevante technische maatregelen ter waarborging van minimumnormen voor informatiebeveiliging en een hoog niveau van cyberbeveiliging voor het verwerken en verstrekken van informatie binnen het gedecentraliseerde IT-systeem;

(d)de minimumbeschikbaarheidsdoelstellingen en mogelijke daarmee verband houdende technische vereisten voor de door het gedecentraliseerde IT-systeem verstrekte diensten.

2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 16 bedoelde onderzoeksprocedure.

3. De uitvoeringshandelingen tot vaststelling van het gedecentraliseerde IT-systeem voor de in bijlage I, punten 3 en 4, vermelde rechtshandelingen en voor de in bijlage II, punten 2, 6 en 10, vermelde rechtshandelingen worden uiterlijk [twee jaar na de inwerkingtreding] vastgesteld.

4. De uitvoeringshandelingen tot vaststelling van het gedecentraliseerde IT-systeem voor de in bijlage I, punten 1, 8 en 9, vermelde rechtshandelingen en voor de in bijlage II, punt 11, vermelde rechtshandeling worden uiterlijk [drie jaar na de inwerkingtreding] vastgesteld.

5. De uitvoeringshandelingen tot vaststelling van het gedecentraliseerde IT-systeem voor de in bijlage I, punten 6, 10 en 11, vermelde rechtshandelingen en voor de in bijlage II, punten 3, 4, 5 en 9, vermelde rechtshandelingen worden uiterlijk [vijf jaar na de inwerkingtreding] vastgesteld.

6. De uitvoeringshandelingen tot vaststelling van het gedecentraliseerde IT-systeem voor de in bijlage I, punten 2, 5, 7 en 12, vermelde rechtshandelingen en voor de in bijlage II, punten 1, 7 en 8, vermelde rechtshandelingen worden uiterlijk [zes jaar na de inwerkingtreding] vastgesteld.

Artikel 13
Referentie-implementatiesoftware

1. De Commissie is verantwoordelijk voor het creëren, onderhouden en ontwikkelen van referentie-implementatiesoftware die de lidstaten eventueel in plaats van een nationaal IT-systeem als back-endsysteem wensen te gebruiken. Het creëren, onderhouden en ontwikkelen van de referentie-implementatiesoftware wordt gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie.

2. De Commissie levert, onderhoudt en ondersteunt de referentie-implementatiesoftware kosteloos.

Artikel 14
Kosten van het gedecentraliseerde IT-systeem, het Europees elektronisch toegangspunt en de nationale IT-portalen

1. Elke lidstaat draagt de kosten van de installatie, de exploitatie en het onderhoud van de toegangspunten van het gedecentraliseerd IT-systeem die zich op zijn grondgebied bevinden.

2. Elke lidstaat draagt de kosten in verband met het zodanig invoeren en aanpassen van zijn nationale IT-systemen dat deze interoperabel zijn met de toegangspunten, en draagt de kosten van het beheer, de exploitatie en het onderhoud van die systemen.

3. De lidstaten worden niet belet om bij de desbetreffende financieringsprogramma’s van de Unie subsidies aan te vragen ter ondersteuning van de in de leden 1 en 2 bedoelde activiteiten.

4. De agentschappen en organen van de Unie dragen de kosten van de installatie, de exploitatie en het onderhoud van de onderdelen van het gedecentraliseerde IT-systeem die onder hun verantwoordelijkheid vallen.

5. De agentschappen en organen van de Unie dragen de kosten in verband met het zodanig invoeren en aanpassen van hun casemanagementsystemen dat deze interoperabel zijn met de toegangspunten, en dragen de kosten van het beheer, de exploitatie en het onderhoud van die systemen.

6. De Commissie draagt alle kosten in verband met het Europees elektronisch toegangspunt.

Artikel 15
Bescherming van verzonden gegevens

1. De bevoegde autoriteit wordt beschouwd als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van Verordening (EU) 2016/679, Verordening (EU) 2018/1725 of Richtlijn (EU) 2016/680 met betrekking tot de verwerking van via het gedecentraliseerde IT-systeem verzonden of ontvangen persoonsgegevens.

2. De Commissie wordt als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van Verordening (EU) 2018/1725 beschouwd ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens via het Europees elektronisch toegangspunt.

3. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de informatie die in het kader van grensoverschrijdende gerechtelijke procedures wordt verzonden aan een andere bevoegde autoriteit, en die wordt geacht vertrouwelijk te zijn in de verzendende lidstaat, vertrouwelijk blijft in overeenstemming met het interne recht van de ontvangende lidstaat.

Artikel 16
Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 51 .

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 17
Monitoring en evaluatie

1. Elke vijf jaar na de datum met ingang waarvan artikel 25 van toepassing is, voert de Commissie een evaluatie van deze verordening uit en brengt zij verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, vergezeld van door de lidstaten geleverde en door de Commissie verzamelde informatie.

2. Vanaf [...] 2025 stellen de lidstaten de Commissie, tenzij er een gelijkwaardige kennisgevingsprocedure van toepassing is uit hoofde van andere rechtshandelingen van de Unie, jaarlijks informatie ter beschikking die relevant is voor de evaluatie van de werking en toepassing van deze verordening, en die de volgende elementen betreft:

(a)de uit hoofde van artikel 14, lid 2, van deze verordening gemaakte kosten;

(b)de duur van gerechtelijke procedures in eerste aanleg, vanaf de ontvangst van het verzoek door de bevoegde autoriteit tot de datum van de beslissing, uit hoofde van de in bijlage I, punten 3, 4, en 8, en bijlage II vermelde rechtshandelingen.

3. Elke lidstaat wijst één of meer bevoegde autoriteiten aan om de Commissie jaarlijks de volgende gegevens ter beschikking te stellen:

(a)het aantal zaken dat die autoriteit heeft behandeld waarbij de communicatie plaatsvond langs een andere weg dan via het gedecentraliseerde IT-systeem, overeenkomstig artikel 3, lid 2;

(b)het aantal door die autoriteit gehouden terechtzittingen waarbij videoconferentie- of andere technologieën voor communicatie op afstand zijn gebruikt voor mondelinge zittingen overeenkomstig de artikelen 7 en 8.

4. De referentie-implementatiesoftware en, indien zo uitgerust, het nationale back-endsysteem verzamelen programmagewijs de in lid 3, punt a), bedoelde gegevens en zenden deze jaarlijks toe aan de Commissie.

Artikel 18
Aan de Commissie mee te delen informatie

5. De lidstaten verstrekken de Commissie uiterlijk [zes maanden na de inwerkingtreding] de volgende informatie teneinde die beschikbaar te stellen via het Europees e-justitieportaal:

(a)informatie over de nationale IT-portalen, in voorkomend geval;

(b)een beschrijving van de nationale wetgeving en procedures die van toepassing zijn op videoconferenties;

(c)informatie over de in grensoverschrijdende zaken verschuldigde vergoedingen;

(d)informatie over de elektronische methoden die beschikbaar zijn voor de betaling van vergoedingen in grensoverschrijdende zaken.

De lidstaten stellen de Commissie onverwijld op de hoogte van eventuele wijzigingen van deze informatie.

6. De lidstaten kunnen de Commissie ervan in kennis stellen dat zij het gedecentraliseerde IT-systeem eerder kunnen exploiteren dan bij deze verordening vereist. De Commissie stelt dergelijke informatie elektronisch ter beschikking, met name via het Europees e-justitieportaal.


HOOFDSTUK VII
WIJZIGINGEN VAN RECHTSHANDELINGEN OP HET GEBIED VAN JUSTITIËLE SAMENWERKING IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN

Artikel 19
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1896/2006 52

Verordening (EG) nr. 1896/2006 wordt als volgt gewijzigd:

(1) In artikel 7 wordt lid 5 vervangen door:

“5. Het verzoek wordt ingediend op papieren drager, via een elektronisch communicatiemiddel als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 53*, of via elk ander communicatiemiddel inclusief langs elektronische weg, dat door de lidstaat van oorsprong wordt aanvaard en dat bij het gerecht van oorsprong beschikbaar is.”.

(2) In artikel 7, lid 6, wordt de eerste alinea vervangen door:

“6. Het verzoek wordt door de eiser of, in voorkomend geval, door zijn vertegenwoordiger ondertekend. Een overeenkomstig lid 5 langs elektronische weg ingediend verzoek wordt ondertekend overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 54*. De elektronische handtekening wordt in de lidstaat van oorsprong erkend zonder dat verdere voorwaarden worden gesteld.”.

(3) Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 4 wordt vervangen door:

“4. Het verweerschrift wordt ingediend op papieren drager of via een elektronisch communicatiemiddel als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 55*, of via elk ander communicatiemiddel, inclusief langs elektronische weg, dat in de lidstaat van oorsprong wordt aanvaard en dat bij het gerecht van oorsprong beschikbaar is.”

b) in lid 5 wordt de eerste alinea vervangen door:

“5. Het verweerschrift wordt door de verweerder of, in voorkomend geval, door zijn vertegenwoordiger ondertekend. Een overeenkomstig lid 5 van dit artikel langs elektronische weg ingediend verweerschrift wordt ondertekend overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 56*. De elektronische handtekening wordt in de lidstaat van oorsprong erkend zonder dat verdere voorwaarden worden gesteld.”.

Artikel 20
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 861/2007 57

Verordening (EG) nr. 861/2007 wordt als volgt gewijzigd:

(1) In artikel 4 wordt lid 1 vervangen door:

“1. De Europese procedure voor geringe vorderingen wordt ingeleid doordat de eiser het standaard vorderingsformulier A van bijlage I bij deze verordening invult en indient bij het bevoegde gerecht, hetzij rechtstreeks, hetzij per post, via een elektronisch communicatiemiddel als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 58* of via een ander communicatiemiddel, zoals fax of e-mail, dat aanvaard wordt door de lidstaat waar de procedure wordt ingeleid. Het vorderingsformulier bevat een beschrijving van de bewijzen ter staving van de vordering, en gaat waar nodig vergezeld van relevante, ter staving dienende stukken.”.

(2) In artikel 15 bis wordt lid 2 vervangen door:

“2. De lidstaten zorgen ervoor dat de partijen de gerechtskosten via methoden voor betaling op afstand elektronisch kunnen betalen, zodat de partijen de betaling ook kunnen verrichten vanuit een andere lidstaat dan de lidstaat waar het gerecht is gevestigd, in overeenstemming met artikel 11 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 59*.”.

Artikel 21
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 655/2014 60

Verordening (EU) nr. 655/2014 wordt als volgt gewijzigd:

(1) In artikel 8 wordt lid 4 vervangen door:

“4. Het verzoek en de bewijsstukken kunnen worden ingediend met alle mogelijke — ook digitale — communicatiemiddelen die worden aanvaard krachtens het procesrecht van de lidstaat waar het verzoek wordt ingediend, of met de elektronische communicatiemiddelen als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 61*.”.

(2) In artikel 17 wordt lid 5 vervangen door:

“5. De beslissing over het verzoek wordt de schuldeiser ter kennis gebracht volgens de in het recht van de lidstaat van herkomst vastgestelde procedure voor gelijkwaardige nationale bevelen of via een elektronisch communicatiemiddel als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 62*.”.

(3) Artikel 29 wordt vervangen door:

“Artikel 29
Toezending van stukken

1. In de gevallen waarin deze verordening in het verzenden van stukken overeenkomstig dit artikel voorziet, geschiedt de verzending overeenkomstig Verordening (EU) …/… [deze verordening] 63* wat betreft de communicatie tussen autoriteiten, of met elk passend middel wanneer de communicatie wordt verricht door de schuldeiser, mits de inhoud van het ontvangen en het verzonden document eensluidend is en alle informatie goed leesbaar is.

2. Het gerecht dat of de autoriteit die overeenkomstig lid 1 van dit artikel stukken heeft ontvangen, stuurt tegen het eind van de werkdag volgend op de dag van ontvangst:

a) een ontvangstbevestiging naar de autoriteit die de documenten heeft toegezonden, in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 64*; of

b) een ontvangstbevestiging naar de schuldeiser of de bank die de documenten heeft toegezonden, met gebruikmaking van de meest snelle communicatiemiddelen.

Het gerecht dat of de autoriteit die overeenkomstig lid 1 van dit artikel stukken heeft ontvangen, gebruikt het standaardformulier dat door middel van de in artikel 52, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure aangenomen uitvoeringshandelingen is vastgesteld.”.

(4) Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt vervangen door:

“1. Het rechtsmiddel in de zin van artikel 33, 34 of 35 wordt ingesteld met behulp van het formulier dat door middel van volgens de in artikel 52, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure aangenomen uitvoeringshandelingen is vastgesteld.

Het rechtsmiddel kan te allen tijde worden ingesteld:

a) met behulp van alle mogelijke, ook digitale, communicatiemiddelen die worden aanvaard krachtens het procesrecht van de lidstaat waar het verzoek wordt ingediend;

b) met behulp van de elektronische communicatiemiddelen als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 65*.”

b) lid 3 wordt vervangen door:

“3. Tenzij het verzoek door de schuldenaar overeenkomstig artikel 34, lid 1, punt a), of artikel 35, lid 3, is ingediend, wordt erover beslist nadat beide partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun zaak voor te dragen, onder meer met behulp van een van de passende communicatiemiddelen die hun krachtens het interne recht van elk van de betrokken lidstaten of krachtens Verordening (EU) …/… [deze verordening] 66* ter beschikking staan en die daardoor aanvaard zijn.”.

Artikel 22
Wijzigingen van Verordening (EU) 2015/848 67

Verordening (EU) 2015/848 wordt als volgt gewijzigd:

(1) In artikel 42, lid 3, wordt de eerste zin vervangen door: “De in lid 1 van dit artikel bedoelde samenwerking vindt plaats in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening]*.”.

(2) Artikel 53 wordt vervangen door:

“Artikel 53
Recht om vorderingen in te dienen

Elke buitenlandse schuldeiser kan zijn vorderingen in de insolventieprocedure indienen door middel van elk communicatiemiddel dat door het recht van de lidstaat waar de procedure is geopend, wordt aanvaard, of via de elektronische communicatiemiddelen als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 68*.

Voor de loutere indiening van vorderingen is vertegenwoordiging door een jurist of een andere rechtsbeoefenaar niet verplicht.”.

(3) In artikel 57, lid 3, wordt de eerste zin vervangen door:

“De in lid 1 van dit artikel bedoelde samenwerking vindt plaats in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening]*.”.

HOOFDSTUK VIII - WIJZIGINGEN VAN RECHTSHANDELINGEN OP HET GEBIED VAN JUSTITIËLE SAMENWERKING IN STRAFZAKEN


Artikel 23
Wijzigingen van Verordening (EU) 2018/1805 69  

Verordening (EU) 2018/1805 wordt als volgt gewijzigd:

(1) In artikel 4 wordt lid 1 vervangen door:

“1. Een bevriezingsbevel wordt toegezonden via een bevriezingscertificaat. De uitvaardigende autoriteit zendt het in artikel 6 van deze verordening bepaalde bevriezingscertificaat rechtstreeks aan de uitvoerende autoriteit toe, of, indien van toepassing, aan de in artikel 24, lid 2, van deze verordening bedoelde centrale autoriteit, in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 70*.”.

(2) In artikel 7 wordt lid 2 vervangen door:

“2. De uitvoerende autoriteit stelt de uitvaardigende autoriteit in kennis van het bevriezingsbevel, met inbegrip van een beschrijving van de bevroren voorwerpen en, indien beschikbaar, een raming van de waarde ervan. Die kennisgeving geschiedt in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 71*, zonder onnodige vertraging zodra de uitvoerende autoriteit is meegedeeld dat het bevriezingsbevel is uitgevoerd.”.

(3) In artikel 8 wordt lid 3 vervangen door:

“3. Een beslissing tot niet-erkenning of niet-uitvoering van het bevriezingsbevel wordt onverwijld genomen en onmiddellijk meegedeeld aan de uitvaardigende autoriteit, in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 72*.”.

(4) In artikel 9 wordt lid 4 vervangen door:

“4. De uitvoerende autoriteit deelt haar beslissing over de erkenning en uitvoering van het bevriezingsbevel onverwijld en in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 73* mee aan de uitvaardigende autoriteit.”.

(5) In artikel 10 worden de leden 2 en 3 vervangen door:

“2. De uitvoerende autoriteit stelt de uitvaardigende autoriteit onmiddellijk en in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 74* in kennis van het uitstel van de uitvoering van het bevriezingsbevel, met nadere bepaling van de gronden voor het uitstel en indien mogelijk van de verwachte duur van het uitstel.

3. Zodra er geen gronden voor uitstel meer zijn, neemt de uitvoerende autoriteit onmiddellijk de maatregelen die nodig zijn om het bevriezingsbevel uit te voeren en stelt zij de uitvaardigende autoriteit daarvan in kennis in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 75*.”.

(6) In artikel 12 wordt lid 2 vervangen door:

“2. De uitvoerende autoriteit kan, rekening houdend met de omstandigheden, de uitvaardigende autoriteit een met redenen omkleed verzoek doen om de duur van de bevriezing van de voorwerpen te beperken. Dergelijk verzoek, inclusief alle relevante ondersteunende informatie, wordt toegezonden in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 76*. Bij de behandeling van een dergelijk verzoek houdt de uitvaardigende autoriteit rekening met alle belangen, inclusief die van de uitvoerende autoriteit. De uitvaardigende autoriteit antwoordt zo spoedig mogelijk op het verzoek. Als de uitvaardigende autoriteit niet met de beperking instemt, stelt zij de uitvoerende autoriteit in kennis van haar redenen daarvoor. In dat geval wordt de bevriezing van het voorwerp gehandhaafd overeenkomstig lid 1 van dit artikel. Als de uitvaardigende autoriteit binnen zes weken na ontvangst van het verzoek daarop niet antwoordt, is de uitvoerende autoriteit niet langer verplicht het bevriezingsbevel uit te voeren.”.

(7) In artikel 14 wordt lid 1 vervangen door:

“1. Een confiscatiebevel wordt toegezonden door middel van een confiscatiecertificaat. De uitvaardigende autoriteit zendt het in artikel 17 van deze verordening bedoelde confiscatiecertificaat rechtstreeks aan de uitvoerende autoriteit toe, of, indien van toepassing, aan de in artikel 24, lid 2, van deze verordening bedoelde centrale autoriteit, in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 77*.”.

(8) In artikel 16, lid 3, wordt de inleidende zin vervangen door:

“De uitvaardigende autoriteit stelt de uitvoerende autoriteit onmiddellijk in kennis in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 78* indien: (…)”.

(9) In artikel 18 wordt lid 6 vervangen door:

“6. Zodra de uitvoering van het confiscatiebevel is voltooid, stelt de uitvoerende autoriteit de uitvaardigende autoriteit in kennis van de resultaten van de uitvoering, in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 79*.”.

(10) In artikel 19 wordt lid 3 vervangen door:

“3. Een beslissing tot niet-erkenning of niet-uitvoering van het confiscatiebevel wordt onverwijld genomen en onmiddellijk meegedeeld aan de uitvaardigende autoriteit in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 80*.”.

(11) In artikel 20 wordt lid 2 vervangen door:

“2. De uitvoerende autoriteit deelt haar beslissing betreffende de erkenning en uitvoering van het confiscatiebevel onverwijld en in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 81* mee aan de uitvaardigende autoriteit.”.

(12) In artikel 21 wordt lid 3 vervangen door:

“3. De uitvoerende autoriteit stelt de uitvaardigende autoriteit onverwijld en in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 82* in kennis van het uitstel van de uitvoering van het confiscatiebevel, met inbegrip van de gronden voor het uitstel en indien mogelijk de verwachte duur ervan.”.

(13) In artikel 21 wordt lid 4 vervangen door:

“4. Zodra er geen gronden voor uitstel meer zijn, neemt de uitvoerende autoriteit onverwijld de nodige maatregelen voor de uitvoering van het confiscatiebevel en stelt zij de uitvaardigende autoriteit daarvan in kennis, in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 83*.”.

(14) In artikel 27 worden de leden 2 en 3 vervangen door:

“2. De uitvaardigende autoriteit stelt de uitvoerende autoriteit onmiddellijk in kennis, in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 84*, van de intrekking van een bevriezingsbevel of een confiscatiebevel, alsmede van iedere beslissing of maatregel waardoor een bevriezingsbevel of een confiscatiebevel moet worden ingetrokken.

 3. Zodra zij door de uitvaardigende autoriteit op de hoogte is gesteld in overeenstemming met lid 2 van dit artikel, beëindigt de uitvoerende autoriteit de uitvoering van een bevriezingsbevel of een confiscatiebevel, voor zover de uitvoering nog niet is afgerond. De uitvoerende autoriteit zendt zonder onnodige vertraging en in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 85*, een bevestiging van de beëindiging aan de uitvaardigende staat.”.

(15) Artikel 31, lid 2, derde alinea, wordt vervangen door:

“Het overleg, of ten minste de uitkomst daarvan, wordt geregistreerd in overeenstemming met artikel 3 van Verordening (EU) …/… [deze verordening] 86*.”.


HOOFDSTUK IX
SLOTBEPALINGEN

Artikel 24
Overgangsbepalingen

1. De lidstaten nemen het in artikel 3, lid 1, en artikel 5, leden 1 en 2, bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem in gebruik op de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 12, lid 3.

Zij gebruiken het gedecentraliseerde IT-systeem voor de procedures die vanaf de in de eerste alinea bedoelde datum zijn ingeleid.

2. De lidstaten nemen het in artikel 3, lid 1, en artikel 5, leden 1 en 2, bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem in gebruik op de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 12, lid 4.

Zij gebruiken het gedecentraliseerde IT-systeem voor de procedures die vanaf de in de eerste alinea bedoelde datum zijn ingeleid.

3. De lidstaten nemen het in artikel 3, lid 1, en artikel 5, leden 1 en 2, bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem in gebruik op de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 12, lid 5.

Zij gebruiken het gedecentraliseerde IT-systeem voor de procedures die vanaf de in de eerste alinea bedoelde datum zijn ingeleid.

4. De lidstaten nemen het in artikel 3, lid 1, en artikel 5, leden 1 en 2, bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem in gebruik op de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 12, lid 6.

Zij gebruiken het gedecentraliseerde IT-systeem voor de procedures die vanaf de in de eerste alinea bedoelde datum zijn ingeleid.

Artikel 25
Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van [de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de datum van inwerkingtreding].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.