Artikelen bij COM(2021)891 - Wijziging van Verordening (EU) 2016/399 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

Verordening (EU) 2016/399 wordt als volgt gewijzigd:

(1) Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a) punt 12 wordt vervangen door:

12. “grensbewaking”: de bewaking van de grenzen buiten de grensdoorlaatposten en de bewaking van de grensdoorlaatposten buiten de vastgestelde openingstijden, met inbegrip van preventieve maatregelen om vast te stellen en te voorkomen dat onrechtmatige grensoverschrijding plaatsvindt of dat personen zich aan de grenscontroles onttrekken;

b) de volgende punten 27 tot en met 30 worden toegevoegd:

27. “instrumentalisering van migranten”: een situatie waarin een derde land irreguliere migratiestromen naar de Unie teweegbrengt door de komst van onderdanen van derde landen naar de buitengrenzen, op of vanuit het grondgebied van dat derde land en vervolgens verder naar die buitengrenzen actief aan te moedigen of te faciliteren, waarin dat handelen wijst op een bedoeling om de Unie als geheel of een lidstaat te destabiliseren en waarin dat handelen zodanig van aard is dat het essentiële staatsfuncties in gevaar kan brengen, waaronder de territoriale integriteit, de handhaving van recht en orde of de bescherming van de staatsveiligheid;

28. “essentiële reizen”: reizen in verband met een essentiële functie of noodzaak, rekening houdend met van toepassing zijnde internationale verplichtingen van de Unie en van de lidstaten en vermeld in bijlage XI;

29. “niet-essentiële reizen”: reizen voor andere doeleinden dan essentiële reizen;

30. “vervoersknooppunten”: luchthavens, zee- of binnenvaarthavens, trein- of busstations.”

(2) Aan artikel 5 wordt een nieuw lid 4 toegevoegd:

“4. In geval van instrumentalisering van migranten kunnen de lidstaten het aantal grensdoorlaatposten dat ingevolge lid 1 is aangemeld of de openingstijden van die doorlaatposten beperken indien de omstandigheden dat vereisen.

Beperkingen die op grond van de eerste alinea zijn vastgesteld, worden uitgevoerd op een wijze die evenredig is en volledig rekening houdt met de rechten van:

a) personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen;

b) onderdanen van derde landen die langdurig ingezetene zijn op grond van Richtlijn 2003/109/EG van de Raad 56 , personen die hun verblijfsrecht aan andere rechtsinstrumenten van de Unie of van het interne recht ontlenen of over een nationaal visum voor verblijf van langere duur beschikken, alsook hun respectieve gezinsleden;

c) onderdanen van derde landen die internationale bescherming vragen.”

(3) Artikel 13 wordt vervangen door:

“Artikel 13

Grensbewaking

1. De bewaking aan de buitengrenzen heeft als voornaamste doel om onrechtmatige grensoverschrijding vast te stellen en te voorkomen, grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden en maatregelen te nemen tegen illegaal binnengekomen personen.

Een persoon die een grens illegaal heeft overschreden en niet het recht heeft om op het grondgebied van de betrokken lidstaat te verblijven, wordt aangehouden en onderworpen aan procedures in overeenstemming met Richtlijn 2008/115/EG.

2. De grenswachters zetten vaste of mobiele eenheden in voor de bewaking van de buitengrens.

Die bewaking wordt op zodanige wijze uitgeoefend dat onrechtmatige grensoverschrijding buiten de grensdoorlaatposten en ontwijking van de controles aan de grensdoorlaatposten wordt voorkomen en ontmoedigd.

3. De bewaking tussen de grensdoorlaatposten wordt verricht door grenswachters waarvan het aantal en de methoden op de bestaande of voorziene gevaren en bedreigingen zijn toegesneden. Zij gaat gepaard met veelvuldige, niet te voorziene wijzigingen van de bewakingsroosters en andere methoden of technieken, zodat onrechtmatige grensoverschrijding doeltreffend wordt vastgesteld of voorkomen.

4. De bewaking geschiedt door vaste of mobiele eenheden die patrouilles verrichten of zich aan onderkende of vermeende zwakke plekken posteren, teneinde onrechtmatige grensoverschrijding te voorkomen of personen die de grens illegaal overschrijden aan te houden. De bewaking kan eveneens met technische middelen geschieden, waaronder elektronische middelen, apparatuur en bewakingssystemen.

5. In geval van instrumentalisering van migranten intensiveert de betrokken lidstaat de grensbewaking waar nodig om de toegenomen bedreiging het hoofd te bieden. De lidstaat voorziet in voorkomend geval met name in uitbreiding van de middelen en technische voorzieningen om onrechtmatige grensoverschrijding te voorkomen.

Onder deze technische voorzieningen kunnen moderne technologieën worden verstaan, waaronder drones en bewegingssensoren, evenals mobiele eenheden om onrechtmatige grensoverschrijding naar de Unie te voorkomen.

6. Onverminderd de ondersteuning die het Europees Grens- en kustwachtagentschap de lidstaten kan verlenen, kan het Agentschap in geval van instrumentalisering van migranten een kwetsbaarheidsbeoordeling uitvoeren als bedoeld in artikel 10, lid 1, punt c, en artikel 32 van Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad 57 , teneinde de betrokken lidstaat de noodzakelijke ondersteuning te verlenen.

Op basis van de uitkomsten van die beoordeling of van enige andere relevante kwetsbaarheidsbeoordeling of van de toekenning van een impactniveau “kritiek” aan het desbetreffende grenssegment in de zin van artikel 35, lid 1, punt d), van Verordening (EU) 2019/1896, doet de uitvoerend directeur van het Europees Grens- en kustwachtagentschap aan elke betrokken lidstaat aanbevelingen in overeenstemming met artikel 41, lid 1, van die verordening.

7. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 37 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende aanvullende maatregelen inzake bewaking, waaronder de ontwikkeling van normen voor grensbewaking, in het bijzonder het gebruik van technologieën voor bewaking en monitoring aan de buitengrenzen, rekening houdend met het soort grenzen, de aan elk buitengrenssegment toegekende impactniveaus overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) 2019/1896 en andere relevante factoren.”

(4) De titel van hoofdstuk V wordt als volgt gewijzigd: “Specifieke maatregelen in verband met de buitengrenzen”

   In hoofdstuk V wordt het volgende artikel 21 bis ingevoegd:

“Artikel 21 bis
Beperking van reizen naar de Europese Unie

1. Dit artikel is van toepassing op situaties waarin het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding of de Commissie vaststellen dat in een of meer derde landen een potentieel epidemische infectieziekte bestaat als omschreven in de desbetreffende instrumenten van de Wereldgezondheidsorganisatie.

2. De Raad kan op basis van een voorstel van de Commissie een uitvoeringsverordening vaststellen die voorziet in tijdelijke beperking van reizen naar de lidstaten.

Deze tijdelijke reisbeperkingen kunnen inreisbeperkingen naar de lidstaten omvatten, alsmede andere maatregelen die noodzakelijk worden geacht met het oog op de bescherming van de volksgezondheid in de ruimte zonder binnengrenstoezicht, bijvoorbeeld maatregelen op het gebied van testen, quarantaine of zelfisolatie.

3. De volgende categorieën personen worden ongeacht het doel van hun reis vrijgesteld van de inreisbeperkingen:

a) personen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen;

b) onderdanen van derde landen die langdurig ingezetene zijn op grond van Richtlijn 2003/109/EG, personen die hun verblijfsrecht aan andere rechtsinstrumenten van de Unie of van het interne recht ontlenen of over een nationaal visum voor verblijf van langere duur beschikken, alsook hun respectieve gezinsleden.

4. In de in lid 1 bedoelde uitvoeringsverordening worden, zo nodig:

a) de categorieën van personen omschreven die niet-essentiële reizen maken en van reisbeperkingen moeten worden vrijgesteld;

b) de geografische gebieden of derde landen vermeld van waaruit niet-essentiële reizen aan beperkingen kunnen worden onderworpen of daarvan kunnen worden vrijgesteld, gelet op de bijzondere situatie in de desbetreffende gebieden of landen op basis van een objectieve methodiek en objectieve criteria, waaronder in het bijzonder de epidemiologische situatie;

c) de voorwaarden vastgesteld waaronder niet-essentiële reizen als bedoeld in de punten a) en b) kunnen worden beperkt of van beperkingen worden vrijgesteld, onder meer voor de bewijsstukken die moeten worden verstrekt ter staving van de vrijstelling en de voorwaarden inzake de duur en de aard van het verblijf in de in punt b) genoemde gebieden of landen;

d) de voorwaarden vastgesteld waaronder bij wijze van uitzondering aan personen die essentiële reizen maken reisbeperkingen kunnen worden opgelegd wanneer de epidemiologische situatie snel verslechtert en, in het bijzonder, wanneer een zorgwekkende of belangwekkende variant is vastgesteld.

5. De in lid 4, punt d), bedoelde beperkingen van essentiële reizen kunnen geen inreisbeperkingen bevatten voor reizigers als genoemd in punt i), en de punten iv) tot en met viii) van bijlage XI.”


(5) Artikel 23 wordt vervangen door:

“Artikel 23
Uitoefening van overheidsbevoegdheden

De afwezigheid van grenstoezicht aan de binnengrenzen doet geen afbreuk aan:

a) de uitoefening van de politiebevoegdheid of andere overheidsbevoegdheden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op hun grondgebied, ook in hun binnengrensgebieden, overeenkomstig het interne recht, voor zover de uitoefening van die bevoegdheden niet hetzelfde effect heeft als grenscontroles.

Met name kan niet worden gesteld dat de uitoefening door bevoegde autoriteiten van hun bevoegdheden hetzelfde effect heeft als de uitoefening van grenscontroles wanneer de maatregelen:

i) geen grenstoezicht tot doel hebben;

ii) zijn gebaseerd op algemene informatie en ervaring van de bevoegde autoriteiten inzake mogelijke bedreigingen voor de openbare veiligheid of de openbare orde en, in het bijzonder, bedoeld zijn om:

–grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden;

–illegale vestiging of illegaal verblijf in verband met irreguliere migratie te bestrijden; of

–de verspreiding in te dammen van een potentieel epidemische infectieziekte die is vastgesteld door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding;

iii) worden gepland en uitgevoerd op een manier die duidelijk verschilt van stelselmatige persoonscontroles aan de buitengrenzen, ook wanneer deze worden verricht op vervoersknooppunten of aan boord van passagiersdiensten zelf en zij op risicoanalyse zijn gebaseerd;

iv) waar nodig worden uitgevoerd op basis van technologieën voor monitoring en bewaking die doorgaans op het grondgebied worden gebruikt bij bedreigingen van de openbare veiligheid of de openbare orde als bedoeld in punt ii);

b) de mogelijkheid die een lidstaat heeft om op vervoersknooppunten veiligheidscontroles op personen te laten uitvoeren door de bevoegde autoriteiten ingevolge het recht van elke lidstaat, door hun bevoegde autoriteiten of door vervoerders, mits deze controles ook worden uitgevoerd op personen die binnen een lidstaat reizen;

c) de mogelijkheid die een lidstaat heeft om personen wettelijk te verplichten in het bezit te zijn van bepaalde titels of documenten of deze bij zich te dragen;

d) de mogelijkheid die een lidstaat heeft om onderdanen van derde landen rechtens te verplichten om hun aanwezigheid op zijn grondgebied te melden overeenkomstig artikel 22 van de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (de “Schengenuitvoeringsovereenkomst”);

e) veiligheidscontroles van passagiersgegevens in relevante databanken inzake personen die binnen de ruimte zonder binnengrenstoezicht reizen, die door de bevoegde autoriteiten krachtens het toepasselijke recht kunnen worden uitgevoerd.”

(6) Het volgende artikel 23 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 23 bis
Procedure voor de overbrenging van aan de binnengrenzen aangehouden personen


1. Dit artikel is van toepassing op de aanhouding van een onderdaan van een derde land in de nabijheid van binnengrenzen, onder omstandigheden waarin aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

a) de onderdaan van het derde land voldoet niet of niet meer aan de voorwaarden voor binnenkomst van artikel 6, lid 1;

b) de onderdaan van het derde land valt niet onder de uitzondering van artikel 6, lid 5, punt a);

c) de onderdaan van het derde land wordt aangehouden in het kader van grensoverschrijdende operationele politiële samenwerking, met name tijdens gezamenlijke politiepatrouilles;

d) er zijn duidelijke aanwijzingen dat de onderdaan van het derde land rechtstreeks vanuit een andere lidstaat is aangekomen, blijkens onmiddellijk voor de aanhoudende autoriteiten beschikbare informatie, waaronder verklaringen van de betrokkene, bij die betrokkene aangetroffen identiteits-, reis- of andere documenten of blijkens de resultaten van bevragingen van relevante nationale databanken en databanken van de Unie.

2. Op basis van de bevinding dat de betrokken onderdaan van een derde land niet het recht heeft om op het grondgebied van de lidstaat te verblijven, kunnen de bevoegde autoriteiten van die lidstaat besluiten om de persoon onmiddellijk over te brengen naar de lidstaat van waaruit de persoon is ingereisd of heeft getracht in te reizen, in overeenstemming met de procedure die is omschreven in bijlage XII.

3. Wanneer een lidstaat de in lid 2 bedoelde procedure toepast, moet de ontvangende lidstaat alle noodzakelijke maatregelen treffen om de betrokken onderdaan van een derde land te ontvangen in overeenstemming met de procedures die zijn omschreven in bijlage XII.

4. Met ingang van [één jaar na de inwerkingtreding van de verordening] en vervolgens jaarlijks dienen de lidstaten bij de Commissie de gegevens in die overeenkomstig punt 3 van bijlage XII zijn vastgelegd met betrekking tot de toepassing van lid 1, 2 en 3.”

(7) Aan het eind van lid 1 van artikel 24 wordt de eerste alinea vervangen door:

“De lidstaten maken alle belemmeringen voor een vlotte verkeersstroom aan de wegdoorlaatposten aan de binnengrenzen ongedaan, en met name snelheidsbeperkingen die niet uitsluitend door verkeersveiligheidsoverwegingen zijn ingegeven of vereist zijn voor het gebruik van de in artikel 23, punt a), iv), bedoelde technologieën.”

(8) Artikel 25 wordt vervangen door:

“Artikel 25
Algemeen kader voor de tijdelijke herinvoering of verlenging van het grenstoezicht aan de binnengrenzen

1. Indien zich in de ruimte zonder binnengrenstoezicht een ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid van een lidstaat voordoet, kan die lidstaat bij wijze van uitzondering aan alle of bepaalde delen van zijn binnengrenzen grenstoezicht herinvoeren.

Een ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid kan met name geacht worden te ontstaan door:

(a)activiteiten die verband houden met terrorisme of georganiseerde criminaliteit;

(b)grootschalige noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid;

(c)een situatie die zich kenmerkt door grootschalige niet-toegestane verplaatsingen van onderdanen van derde landen tussen de lidstaten, die de algemene werking van de ruimte zonder binnengrenstoezicht in gevaar brengt;

(d)grote of belangrijke internationale gebeurtenissen, bijvoorbeeld op het gebied van sport, handel of politiek.

2. Grenstoezicht kan uitsluitend krachtens artikel 25 bis en artikel 28 opnieuw worden ingevoerd wanneer een lidstaat heeft vastgesteld dat die maatregel noodzakelijk en evenredig is, rekening houdend met de in artikel 26, lid 1, bedoelde criteria, en indien dat toezicht wordt verlengd, ook met de in artikel 26, lid 2, bedoelde criteria. Grenstoezicht kan ook opnieuw worden ingevoerd in overeenstemming met artikel 29, rekening houdend met de in artikel 30 bedoelde criteria.

In alle gevallen wordt grenstoezicht aan de binnengrenzen opnieuw ingevoerd als uiterste middel. De omvang en de duur van de tijdelijke herinvoering van grenstoezicht beperken zich tot hetgeen strikt noodzakelijk is om de geconstateerde ernstige bedreiging te kunnen beantwoorden.

3. Wanneer dezelfde bedreiging voortduurt, kan het grenstoezicht aan de binnengrenzen worden verlengd in overeenstemming met de artikelen 25 bis, 28 of 29.

Dezelfde bedreiging wordt geacht te bestaan wanneer de door de lidstaat aangevoerde rechtvaardiging voor de verlenging van het grenstoezicht is gebaseerd op de vaststelling van het voortduren van de bedreiging die ook de rechtvaardiging vormde voor de aanvankelijke herinvoering van het grenstoezicht.”


(9) Een nieuw artikel 25 bis wordt ingevoegd na artikel 25:

“Artikel 25 bis

Procedure voor gevallen waarin optreden vereist is wegens niet-voorzienbare of voorzienbare gebeurtenissen

1. Wanneer een ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid in een lidstaat niet voorzienbaar is en onmiddellijk optreden vereist, kan de lidstaat bij wijze van uitzondering onmiddellijk grenstoezicht aan de binnengrenzen herinvoeren.

2. Op hetzelfde moment als waarop de lidstaat het grenstoezicht op grond van lid 1 opnieuw invoert, stelt deze de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de herinvoering van het grenstoezicht, overeenkomstig artikel 27, lid 1.

3. In de zin van lid 1 kan het grenstoezicht aan de binnengrenzen onmiddellijk opnieuw worden ingevoerd voor een beperkte duur van ten hoogste een maand. Indien de ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid langer voortduurt, kan de lidstaat het grenstoezicht aan de binnengrenzen verlengen tot de duur van ten hoogste drie maanden.

4. Wanneer in een lidstaat een ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid voorzienbaar is, stelt die lidstaat de Commissie en de andere lidstaten daarvan uiterlijk vier weken vóór de beoogde herinvoering van het grenstoezicht in kennis in overeenstemming met artikel 27, lid 1, of eerder, wanneer de omstandigheden die de aanleiding vormen voor herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen minder dan vier weken vóór de geplande herinvoering bekend worden.

5. In de zin van lid 4 en onverminderd artikel 27 bis, lid 4, kan grenstoezicht aan de binnengrenzen opnieuw worden ingevoerd voor de duur van ten hoogste zes maanden. Wanneer de ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid langer voortduurt, kan de lidstaat het grenstoezicht aan de binnengrenzen telkens met ten hoogste zes maanden verlengen.

Van een verlenging worden de Commissie en de andere lidstaten binnen de in lid 4 bedoelde termijnen in kennis gesteld overeenkomstig artikel 27. Met inachtneming van artikel 27 bis, lid 5, bedraagt de duur van grenstoezicht aan de binnengrenzen ten hoogste twee jaar.

6. In de in lid 5 bedoelde termijn zijn de in lid 3 bedoelde termijnen niet inbegrepen.”

(10) Artikel 26 wordt vervangen door:

“Artikel 26
Criteria voor de tijdelijke herinvoering en de verlenging van grenstoezicht aan de binnengrenzen

1. Om vast te stellen of de herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen noodzakelijk en evenredig is in overeenstemming met artikel 25 onderzoekt een lidstaat met name:

(a)de geschiktheid van de maatregel tot herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen, gelet op de aard van de geconstateerde ernstige bedreiging en met name op de vraag of de herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen een afdoende oplossing is voor de bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid;

(b) de verwachte gevolgen van een dergelijke maatregel voor:

–het verkeer van personen in de ruimte zonder binnengrenstoezicht; en

–de werking van de grensregio’s, rekening houdend met de sterke maatschappelijke en economische banden tussen die regio’s.

2. Wanneer een lidstaat besluit tot verlenging van het grenstoezicht aan de binnengrenzen ingevolge artikel 25 bis, lid 5, beoordeelt die lidstaat ook uitvoerig of de met die verlenging nagestreefde doelen kunnen worden verwezenlijkt door:

a) het gebruik van alternatieve maatregelen, waaronder evenredige controles die worden verricht in het kader van de wettige uitoefening van bevoegdheden als bedoeld in artikel 23, punt a);

b) de toepassing van de procedure van artikel 23 bis;

c) vormen van politiële samenwerking als bedoeld in het Unierecht, ook inzake aangelegenheden als gezamenlijke patrouilles, gezamenlijke operaties, gezamenlijke onderzoeksteams, grensoverschrijdende achtervolgingen of grensoverschrijdende bewaking.

3. Wanneer grenstoezicht aan de binnengrenzen opnieuw is ingevoerd of verlengd, zorgen de betrokken lidstaten er waar nodig voor dat dit toezicht vergezeld gaat van passende maatregelen ter verzachting van de gevolgen van de herinvoering van het grenstoezicht voor personen en het goederenvervoer, waarbij bijzondere aandacht wordt geschonken aan de grensregio’s.”


(11) Artikel 27 wordt vervangen door:

“Artikel 27
Kennisgeving van de tijdelijke herinvoering van binnengrenstoezicht en risicobeoordeling

1. In kennisgevingen door de lidstaten van de herinvoering of de verlenging van binnengrenstoezicht wordt de volgende informatie opgenomen:

(a)de redenen voor de herinvoering of de verlenging, waarbij alle relevante gegevens worden vermeld over de gebeurtenissen die een ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid van die lidstaat inhouden;

(b)de draagwijdte van de voorgestelde herinvoering of verlenging, waarbij wordt aangegeven aan welk deel of welke delen van de binnengrenzen het toezicht opnieuw wordt ingevoerd of verlengd;

(c)de namen van de aangewezen grensdoorlaatposten;

(d)de datum en de duur van de geplande herinvoering of verlenging;

(e)de overwegingen ten aanzien van de noodzaak en de evenredigheid als bedoeld in artikel 26, lid 1, en, in geval van een verlenging, in artikel 26, lid 2;

(f)in voorkomend geval, de door de andere lidstaten te nemen maatregelen.

Een kennisgeving kan door twee of meer lidstaten samen worden gedaan.

De kennisgeving wordt opgesteld volgens een model dat de Commissie bij uitvoeringshandeling vaststelt en online aanbiedt. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 38, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”

2. Wanneer gedurende zes maanden grenstoezicht heeft plaatsgevonden in overeenstemming met artikel 25 bis, lid 4, wordt in alle volgende kennisgevingen van de verlenging van dat toezicht een risicobeoordeling opgenomen. In de risicobeoordeling worden de omvang en de verwachte ontwikkeling van de geconstateerde ernstige bedreiging omschreven, en in het bijzonder hoelang de geconstateerde ernstige bedreiging naar verwachting zal voortduren en welke delen van de binnengrenzen erdoor getroffen kunnen worden, alsmede informatie inzake coördinatiemaatregelen met de andere lidstaten die zijn getroffen of naar verwachting zullen worden getroffen door die maatregelen.

3. Wanneer de herinvoering van grenstoezicht of de verlenging van dat toezicht verband houdt met omvangrijke niet-toegestane verplaatsingen als bedoeld in artikel 25, lid 1, punt b), wordt in de risicobeoordeling ook informatie opgenomen over de omvang en de trends van die niet-toegestane verplaatsingen, waaronder informatie die de betrokken EU-agentschappen hebben verstrekt overeenkomstig hun respectieve mandaten, alsook data-analyses uit relevante informatiesystemen.

4. Op verzoek van de Commissie verstrekt de betrokken lidstaat nadere informatie, onder meer over de coördinatiemaatregelen met de lidstaten die worden getroffen door de geplande verlenging van het grenstoezicht aan de binnengrenzen, alsmede nadere informatie die benodigd is om het mogelijke gebruik van in artikel 23 en artikel 23 bis bedoelde maatregelen te beoordelen.

5. Lidstaten die overeenkomstig lid 1 of lid 2 een kennisgeving doen, kunnen, indien nodig en in overeenstemming met het interne recht, besluiten de informatie gedeeltelijk als geheim aan te merken.

In dat geval blijft de informatie voor de andere lidstaten die worden getroffen door de tijdelijke herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen toegankelijk via de desbetreffende beveiligde kanalen voor politiële samenwerking.”


(12) Het volgende artikel 27 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 27 bis
Overleg met de lidstaten en advies van de Commissie

1. Nadat de Commissie ingevolge artikel 27, lid 1, ingediende kennisgevingen heeft ontvangen, kan zij in voorkomend geval een overlegprocedure starten, die voorziet in gezamenlijke vergaderingen waaraan de lidstaat deelneemt die het voornemen heeft grenstoezicht aan de binnengrenzen te herinvoeren of te verlengen, alsmede de andere lidstaten, waaronder met name de lidstaten die rechtstreeks door die maatregelen worden getroffen, en de betrokken agentschappen van de Unie.

Het overleg heeft met name betrekking op de geconstateerde bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid, op de relevantie van de voorgenomen herinvoering van grenstoezicht, rekening houdend met de geschiktheid van alternatieve maatregelen, alsmede op de wijze waarop de wederzijdse samenwerking tussen de lidstaten in verband met het opnieuw ingevoerde grenstoezicht wordt uitgevoerd.

De lidstaat die voornemens is om het grenstoezicht aan de binnengrenzen opnieuw in te voeren of te verlengen, houdt bij het verrichten van grenstoezicht aan de binnengrenzen maximaal rekening met de uitkomsten van dat overleg.

2. Nadat de Commissie of een andere lidstaat kennisgevingen heeft ontvangen met betrekking tot de herinvoering of de verlenging van grenstoezicht aan de binnengrenzen, brengen zij, onverminderd artikel 72 VWEU, een advies uit indien zij op grond van de informatie in de kennisgeving en de risicobeoordeling, in voorkomend geval, of op grond van aanvullende informatie betwijfelen of de geplande herinvoering of verlenging van het grenstoezicht aan de binnengrenzen noodzakelijk of evenredig is.

3. Nadat de Commissie kennisgevingen heeft ontvangen met betrekking tot een verlenging van het grenstoezicht aan de binnengrenzen ingevolge artikel 25 bis, lid 4, die leidt tot de voortzetting van het grenstoezicht aan de binnengrenzen voor in totaal achttien maanden, brengt zij een advies uit over de noodzaak en de evenredigheid van dat binnengrenstoezicht.

4. Wanneer een in lid 2 of 3 bedoeld advies wordt uitgebracht, kan de Commissie een overlegprocedure starten om het advies met de lidstaten te bespreken. Wanneer de Commissie of een lidstaat een advies uitbrengt waarin wordt betwijfeld of het opnieuw ingevoerde grenstoezicht aan de binnengrenzen noodzakelijk of evenredig is, start de Commissie een dergelijke procedure.

5. Wanneer een lidstaat van mening is dat er sprake is van uitzonderlijke situaties die de aanhoudende noodzaak van grenstoezicht rechtvaardigen gedurende een termijn die langer is dan de in artikel 25, lid 5, bedoelde maximumtermijn, stelt die lidstaat de Commissie daarvan in kennis in overeenstemming met artikel 27, lid 2. In de nieuwe kennisgeving van de lidstaat wordt de aanhoudende bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid gestaafd, rekening houdend met het ingevolge lid 3 uitgebrachte advies van de Commissie. De Commissie brengt een vervolgadvies uit.”


(13) Artikel 28 wordt vervangen door:


“Artikel 28
Specifiek mechanisme voor gevallen waarin de ernstige bedreiging voor de openbare orde of de binnenlandse veiligheid de algemene werking van de ruimte zonder binnengrenstoezicht in gevaar brengt

1. Wanneer de Commissie vaststelt dat een en dezelfde ernstige bedreiging voor de binnenlandse veiligheid of de openbare orde een meerderheid van de lidstaten treft en de algemene werking van de ruimte zonder binnengrenstoezicht in gevaar brengt, kan zij de Raad voorstellen om een uitvoeringsbesluit vast te stellen waarin de herinvoering van grenstoezicht door lidstaten wordt toegestaan wanneer de in artikel 23 en artikel 23 bis bedoelde beschikbare maatregelen niet toereikend zijn om de bedreiging het hoofd te bieden.

2. Het besluit geldt voor een termijn van ten hoogste zes maanden die op voorstel van de Commissie telkens met ten hoogste nog eens zes maanden kan worden verlengd zolang de bedreiging voortduurt, met inachtneming van de in lid 5 bedoelde evaluatie.

3. Wanneer lidstaten grenstoezicht herinvoeren of verlengen vanwege de in lid 1 bedoelde bedreiging, wordt dat toezicht vanaf de inwerkingtreding van het besluit van de Raad uitgeoefend op grond van dat besluit.

4. Het in lid 1 bedoelde besluit van de Raad verwijst tevens naar alle geschikte verzachtende maatregelen die op nationaal niveau en op het niveau van de Unie worden vastgesteld om de gevolgen van de herinvoering van het grenstoezicht zoveel mogelijk te beperken.

5. De Commissie evalueert de ontwikkeling van de geconstateerde bedreiging en de gevolgen van de maatregelen die worden vastgesteld in overeenstemming met het in lid 1 bedoelde besluit van de Raad om te beoordelen of de maatregelen gerechtvaardigd blijven.

6. De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld in kennis van een herinvoering van grenstoezicht in overeenstemming met het in lid 1 bedoelde besluit.

7. De Commissie kan een aanbeveling geven waarin andere maatregelen als bedoeld in artikel 23 en artikel 23 bis worden omschreven die het binnengrenstoezicht kunnen aanvullen of geschikter zijn om de in lid 1 bedoelde geconstateerde bedreiging voor de binnenlandse veiligheid of de openbare orde het hoofd te bieden.”

(14) Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

a) artikel 31 wordt lid 1;

b) het volgende lid 2 wordt toegevoegd:

“2.    Wanneer een lidstaat de Commissie en de andere lidstaten in kennis stelt van de herinvoering van grenstoezicht in overeenstemming met artikel 27, lid 1, deelt die lidstaat tegelijkertijd aan het Europees Parlement en de Raad het volgende mee:

a) de gegevens van de binnengrenzen waar opnieuw grenstoezicht zal worden ingevoerd;

b) de redenen voor de voorgestelde herinvoering;

c) de namen van de aangewezen grensdoorlaatposten;

d) de datum en de duur van de geplande herinvoering;

e) in voorkomend geval, de door de andere lidstaat te treffen maatregelen.

3. Verstrekte informatie kan door lidstaten als geheim worden aangemerkt krachtens artikel 27, lid 4.

Lidstaten zijn niet verplicht alle in lid 2 bedoelde informatie te verstrekken wanneer dat om redenen van openbare veiligheid gerechtvaardigd is.

Wanneer informatie als geheim is aangemerkt, verhindert dat niet dat de Commissie informatie ter beschikking van het Europees Parlement stelt. De toezending en behandeling van informatie en documenten die uit hoofde van dit artikel aan het Europees Parlement zijn toegezonden, voldoen aan de regels voor het doorsturen en behandelen van als geheim aangemerkte informatie die tussen het Europees Parlement en de Commissie van toepassing zijn.”

(15) Artikel 33 wordt vervangen door:

“Artikel 33 
Verslag over de herinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen

1. Binnen vier weken na de opheffing van het grenstoezicht aan de binnengrenzen dienen de lidstaten die het grenstoezicht aan de binnengrenzen hebben uitgeoefend bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een verslag in over de herinvoering en, in voorkomend geval, de verlenging van het grenstoezicht aan de binnengrenzen.

2. Wanneer het grenstoezicht wordt verlengd op de wijze als bedoeld in artikel 25 bis, lid 5, dient de betrokken lidstaat onverminderd lid 1 een verslag in na het verstrijken van een termijn van twaalf maanden en daarna telkens na twaalf maanden indien het grenstoezicht bij wijze van uitzondering in stand wordt gehouden.

3. In het verslag wordt met name ingegaan op de initiële beoordeling en de volgende beoordelingen van de noodzaak van het grenstoezicht en de naleving van de in artikel 26 bedoelde criteria, de uitvoering van de controles, de praktische samenwerking met naburige lidstaten, de gevolgen van het toezicht voor het verkeer van personen in met name de grensregio’s, de doeltreffendheid van de herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen, met inbegrip van een evaluatie achteraf van de evenredigheid van de herinvoering van het grenstoezicht.

4. De Commissie stelt een uniform formaat voor dit verslag vast en biedt dat online aan.

5. De Commissie kan een advies uitbrengen over die evaluatie achteraf van de tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan een of meer binnengrenzen of delen daarvan.

6. De Commissie dient ten minste elk jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de werking van de ruimte zonder binnengrenstoezicht (het “Verslag over de staat van Schengen”). Het verslag bevat een lijst van alle besluiten tot herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen die in het verslagjaar zijn genomen. Ook bevat het informatie over de trends in het Schengengebied met betrekking tot niet-toegestane verplaatsingen van onderdanen van derde landen, rekening houdend met beschikbare informatie van de betrokken agentschappen van de Unie, gegevensanalyses uit relevante informatiesystemen en een beoordeling van de noodzaak en de evenredigheid van de herinvoeringen van grenstoezicht in de verslagperiode.”


(16) Aan artikel 39, lid 1, wordt het volgende punt h) toegevoegd:

“h)Lidstaten stellen de Commissie in kennis van de gemeenten die als grensregio’s worden beschouwd en van relevante wijzigingen ter zake.”

(17) Het volgende artikel 42 ter wordt toegevoegd:

“Artikel 42 ter

Kennisgeving van grensregio’s

Uiterlijk [twee maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de gebieden op hun grondgebied die als grensregio’s worden beschouwd.

De lidstaten stellen de Commissie ook in kennis van alle relevante wijzigingen ter zake.”

(18) De volgende bijlage IX wordt toegevoegd:

“BIJLAGE XI

Essentiële reizen

Onder een essentiële functie of noodzaak als bedoeld in artikel 2, punt 28, worden reizen voor een van de volgende functies of noodzakelijke doeleinden verstaan:

i) gezondheidswerkers, onderzoekers op het gebied van gezondheid en beroepskrachten uit de ouderenzorg;

ii) grensarbeiders;

iii) vervoerspersoneel;

iv) diplomaten, personeel van internationale organisaties en door internationale organisaties uitgenodigde personen van wie de fysieke aanwezigheid vereist is voor de goede werking van deze organisaties, militair personeel en humanitaire hulpverleners en civielebeschermingspersoneel bij het uitoefenen van hun functie;

v) passagiers op doorreis;

vi) passagiers die om dwingende gezinsredenen reizen;

vii) zeevarenden;

viii) personen die internationale bescherming behoeven of om andere humanitaire reden reizen.”


(19) Een nieuwe bijlage XII wordt toegevoegd:

“BIJLAGE XII

Inhoudsopgave

DEEL - A


Procedure voor de overbrenging van aan de binnengrenzen aangehouden personen

1. In besluiten wordt vermeld op welke gronden wordt vastgesteld dat een persoon geen verblijfsrecht heeft. Deze besluiten zijn onmiddellijk van toepassing.

2. Het besluit wordt uitgevaardigd in de vorm van een standaardformulier overeenkomstig deel B, ingevuld door de bevoegde nationale autoriteit.

Het ingevulde standaardformulier wordt overhandigd aan de betrokken onderdaan van een derde land, die de ontvangst ervan bevestigt door ondertekening van het formulier en een kopie van het ondertekende formulier ontvangt.

Indien de onderdaan van een derde land weigert het standaardformulier te ondertekenen, maakt de bevoegde autoriteit daarvan melding in het vak “Opmerkingen” op het formulier.

3. De nationale autoriteit die een besluit tot weigering uitvaardigt, legt de volgende gegevens vast:

a) voor zover zij door de autoriteit kunnen worden vastgesteld: de identiteit en de nationaliteit van de betrokken onderdaan van een derde land;

b) de gegevens van het eventuele identiteitsbewijs;

c) indien beschikbaar: kopieën van documenten of gegevens in verband met de identiteit of de nationaliteit van de betrokken onderdaan van een derde land, in combinatie met de relevante nationale databanken en databanken van de Unie;

d) de gronden voor weigering;

e) de datum van weigering;

f) de lidstaten waarnaar de onderdaan van een derde land werd teruggestuurd.

4. De nationale autoriteiten die een besluit tot weigering uitvaardigen, leggen de volgende gegevens vast:

a) het aantal personen dat de toegang is geweigerd;

b) het aantal personen dat verblijf is geweigerd;

c) het aantal teruggezonden personen;

d) de lidstaat of lidstaten waarnaar personen werden teruggezonden;

e) voor zover deze informatie beschikbaar is: de nationaliteit van de aangehouden onderdanen van derde landen;

f) de gronden voor de weigering van toegang en verblijf;

g) het soort grens als omschreven in artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) 2016/399 waar de onderdanen van derde landen werden teruggezonden.

5. Personen wie de toegang of het recht van verblijf is geweigerd, hebben het recht daartegen beroep in te stellen. Het beroep wordt ingesteld overeenkomstig het interne recht. De onderdaan van een derde land ontvangt tevens in een taal die de betrokkene begrijpt of redelijkerwijs verondersteld mag worden te begrijpen schriftelijke informatie over contactpunten die informatie kunnen verschaffen over vertegenwoordigers die namens de betrokkene in overeenstemming met het interne recht kunnen optreden. Het instellen van beroep heeft geen opschortende werking.

6. De krachtens het interne recht bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de onderdaan van een derde land aan wie een besluit tot weigering is uitgevaardigd onmiddellijk en uiterlijk binnen 24 uur wordt overgebracht naar de bevoegde autoriteiten van de naburige lidstaat. De krachtens het interne recht bevoegde autoriteiten in de naburige lidstaat werken daartoe samen met de autoriteiten van de lidstaat.

7. Indien een onderdaan van een derde land aan wie een in lid 1 bedoeld besluit is uitgevaardigd door een vervoerder naar de grens wordt gebracht, kan de ter plaatse verantwoordelijke autoriteit:

a) de vervoerder gelasten de onderdaan van een derde land terug te nemen en onverwijld naar de lidstaat te brengen van waaruit hij werd vervoerd;

b) in afwachting van de terugbrenging, overeenkomstig het interne recht en met inachtneming van de plaatselijke omstandigheden, passende maatregelen treffen om te verhinderen dat onderdanen van een derde land aan wie de toegang is geweigerd, illegaal de lidstaat binnenkomen.

DEEL - B


Modelformulier voor de overbrenging van aan de binnengrenzen aangehouden personen

Naam van de staat

Logo van de staat (vermelding van de instantie)

____________________________

_________________________________________________________________________(1)

OVERBRENGINGSPROCEDURE AAN DE BINNENGRENS


Op _________________________ om (tijd) ___________ is bij (vermeld het soort binnengrens in de nabijheid of andere relevante informatie over de aanhouding door een gezamenlijke patrouille) ___________________________________________

door ondergetekende, __________________________________________________________________________________ de heer/mevrouw:

Persoonsgegevens (voor zover beschikbaar)

Achternaam _______________________________________________________ Voornaam _________________________________________

Geboortedatum __________________________________ Geboorteplaats ____________________________________________ Geslacht _________

Nationaliteit ________________________________________ Woonplaats _____________________________________________________

Soort identiteitsbewijs ________________________________________________ Nummer ___________________________________

Afgegeven in _____________________________________________ op _________________________________________________________

Eventueel visumnummer ________________________ Soort _________________ Afgegeven door ________________________________________________

Geldig van ________________________ tot ________________________

Voor de duur van ________ dagen: __________________________________________________________________

Komende vanuit ___________________ per __________________ (vermeld het gebruikte vervoermiddel, bij voorbeeld het vluchtnummer) in kennis gesteld van het feit dat hij/zij geen verblijfsrecht in het land heeft en zal worden overgebracht naar ______________________ krachtens (vermeld de vigerende bepalingen van het interne recht), om de volgende redenen:

□ (A) Is niet in het bezit van een geldig reisdocument/geldige reisdocumenten

□ (B) Is in het bezit van een vals/nagemaakt/vervalst reisdocument

□ (C) Is niet in het bezit van een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning

□ (D) Is in het bezit van een vals/nagemaakt/vervalst visum of een valse/nagemaakte/vervalste verblijfsvergunning

□ (E) Is niet in het bezit van passende documenten waaruit het doel en de omstandigheden van het verblijf blijken

Het (de) volgende document(en) kon(den) niet worden overgelegd: ___________________________________________________________________

□ (F) Heeft reeds gedurende 90 dagen in een periode van 180 dagen op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie verbleven

□ (G) Is niet in het bezit van toereikende bestaansmiddelen voor de duur en de vorm van het verblijf, of voor de terugkeer naar het land van herkomst of doorreis

□ (H) Staat met het oog op weigering van toegang gesignaleerd

□ in het SIS

□ in het nationale register

□ (I) Wordt beschouwd als een gevaar voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen van een of meer van de lidstaten van de Europese Unie (elke staat dient de bepalingen van het interne recht met betrekking tot deze reden voor overbrenging vermelden)

Opmerkingen

□ Betrokkene heeft geweigerd het formulier te ondertekenen.


Betrokkene   Voor controles verantwoordelijke functionaris


Betrokkene kan beroep instellen tegen het besluit dat hij/zij geen verblijfsrecht heeft op de wijze als bepaald in het interne recht. Een afschrift van dit formulier wordt de betrokkene ter hand gesteld (elke staat dient de verwijzingen naar het interne recht en de procedure betreffende het recht van beroep te vermelden).


Artikel 2

Wijziging van Richtlijn 2008/115/EG

1. Artikel 6, lid 3, van Richtlijn 2008/115/EG wordt vervangen door:

“3. De lidstaten kunnen ervan afzien een terugkeerbesluit uit te vaardigen tegen een illegaal op hun grondgebied verblijvende onderdaan van een derde land indien de betrokken onderdaan van een derde land door een andere lidstaat wordt teruggenomen in overeenstemming met de procedure van artikel 23 bis van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad* of krachtens bilaterale overeenkomsten of regelingen.

De lidstaat die de betrokken onderdaan van een derde land in overeenstemming met de eerste alinea heeft teruggenomen, vaardigt een terugkeerbesluit uit overeenkomstig lid 1. In die gevallen is de in de eerste alinea bedoelde uitzondering niet van toepassing.

De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van bestaande, gewijzigde of nieuwe bilaterale overeenkomsten of regelingen.”

* Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).

Artikel 3

Omzetting van wijziging van Richtlijn 2008/115/EG


2. Uiterlijk op [zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] stellen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om aan artikel 2 te voldoen vast en maken zij deze bekend. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Zij passen die bepalingen toe vanaf [zes maanden na de inwerkingtreding].

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar artikel 2 van deze verordening verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, lid 6, is echter van toepassing vanaf [de datum waarop de in artikel 2 bedoelde wijzigingen in de lidstaat van toepassing zijn].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig de Verdragen.