Artikelen bij COM(2022)142 - Totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Hoofdstuk I — Algemene bepalingen

Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied

1. Bij deze verordening wordt een kader vastgesteld om de milieuduurzaamheid van producten te verbeteren en het vrije verkeer van producten binnen de interne markt te waarborgen door vereisten inzake ecologisch ontwerp vast te stellen waaraan producten moeten voldoen om in de handel te worden gebracht of in gebruik te worden genomen. Deze vereisten inzake ecologisch ontwerp, die de Commissie verder zal uitwerken in gedelegeerde handelingen, hebben betrekking op:

a) de duurzaamheid en betrouwbaarheid van producten;

b) de herbruikbaarheid van producten;

c) de verbeterbaarheid, de repareerbaarheid, het onderhoud en het opknappen van producten;

d) de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen in producten;

e) de energie- en hulpbronnenefficiëntie;

f) het gehalte aan gerecycled materiaal in producten;

g) de herproductie en recycling van producten;

h) de koolstof- en ecologische voetafdrukken van producten;

i) de hoeveelheid afvalstoffen die producten naar verwachting produceren.

Bij deze verordening wordt ook een digitaal productpaspoort (hierna “het productpaspoort”) ingevoerd, wordt voorzien in de vaststelling van verplichte criteria inzake groene overheidsopdrachten en wordt een kader gecreëerd om te voorkomen dat niet-verkochte consumptiegoederen worden vernietigd.

2. Deze verordening is van toepassing op alle fysieke goederen die in de handel worden gebracht of in gebruik worden genomen, met inbegrip van onderdelen en tussenproducten. Zij is echter niet van toepassing op:

a) levensmiddelen zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002;

b) diervoeders zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 4, van Verordening (EG) nr. 178/2002;

c) geneesmiddelen voor menselijk gebruik zoals gedefinieerd in artikel 1, punt 2, van Richtlijn 2001/83/EG;

d) diergeneesmiddelen zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) 2019/6;

e) levende planten, dieren en micro-organismen;

f) producten van menselijke oorsprong;

g) producten van planten en dieren, rechtstreeks verband houdend met toekomstige vermeerdering ervan.

Artikel 2
Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1) “product”: elk fysiek goed dat in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen;

2) “onderdeel”: product dat bedoeld is om in een ander product te worden ingebouwd;

3) “tussenproduct”: product dat verdere vervaardiging of verwerking behoeft, zoals menging, coating of assemblage, om het geschikt te maken voor eindgebruikers;

4) “energiegerelateerd product”: elk product dat tijdens het gebruik een effect heeft op het energieverbruik;

5) “productgroep”: reeks producten die soortgelijke doeleinden hebben en vergelijkbaar zijn in termen van gebruik, of functionele eigenschappen en die vergelijkbaar zijn in termen van perceptie van de consument;

6) “ecologisch ontwerp”: integratie van overwegingen inzake ecologische duurzaamheid in de kenmerken van een product en de processen die in de hele waardeketen van het product plaatsvinden;

7) “vereiste inzake ecologisch ontwerp”: prestatie- of informatievereiste die bedoeld is om een product ecologisch duurzamer te maken;

8) “prestatievereiste”: al dan niet kwantitatieve vereiste voor of in verband met een product om voor een in bijlage I vermelde productparameter een bepaald prestatieniveau te bereiken;

9) “informatievereiste”: verplichting een product vergezeld te laten gaan van de in artikel 7, lid 2, gespecificeerde informatie;

10) “toeleveringsketen”: alle upstreamactiviteiten en -processen in de waardeketen van het product, totdat het product de eindgebruiker bereikt;

11) “waardeketen”: alle activiteiten en processen die deel uitmaken van de levenscyclus van een product en de eventuele herproductie ervan;

12) “levenscyclus”: de opeenvolgende en onderling met elkaar verbonden stadia gedurende de levensduur van een product, te weten de verwerving van grondstoffen of de opwekking daarvan uit natuurlijke hulpbronnen, de voorbehandeling, de opslag, de distributie, de installatie, het gebruik, het onderhoud, de reparatie, het upgraden, het opknappen, het hergebruik, en het einde van de levensduur;

13) “einde van de levensduur”: stadium van de levenscyclus dat begint als een product wordt verwijderd en eindigt als het product als afvalproduct aan de natuur wordt teruggegeven of in de levenscyclus van een ander product terechtkomt;

14) “milieueffect”: elke negatieve of positieve verandering in het milieu die geheel of gedeeltelijk het gevolg is van een product tijdens de levenscyclus ervan;

15) “prestatieklasse”: bereik van prestatieniveaus in verband met een of meer in bijlage I vermelde productparameters, in opeenvolgende stappen om productdifferentiatie mogelijk te maken;

16) “herproductie”: industrieel proces waarin een product wordt geproduceerd van voorwerpen die afval, producten of onderdelen zijn en waarin ten minste een wijziging is aangebracht die van invloed is op de veiligheid, de prestatie, het doel of de soort van het product dat doorgaans met een commerciële garantie in de handel wordt gebracht;

17) “upgraden”: verbeteren van de functionaliteit, prestatie, capaciteit of esthetiek van een product;

18) “opknappen”: voorbereiden of wijzigen van een voorwerp dat afval of een product is, om de prestaties of functionaliteit daarvan, binnen het beoogde gebruik en het prestatie- en onderhoudsbereik zoals tijdens de ontwerpfase bedoeld, te herstellen of om aan de geldende technische normen of regelgevingsvereisten te voldoen, met de vervaardiging van een volledig functioneel product tot gevolg;

19) “onderhoud”: handeling die wordt uitgevoerd om een product in een staat te houden waarin het naar behoren kan functioneren;

20) “reparatie”: een gebrekkig product of afval terugbrengen in een staat waarin het geschikt is voor het beoogde gebruik ervan;

21) “duurzaamheid”: vermogen van een product om onder gespecificeerde gebruiks-, onderhouds- en reparatievoorwaarden naar behoren te functioneren tot een beperkende gebeurtenis dit verhindert;

22) “betrouwbaarheid”: waarschijnlijkheid dat een product onder bepaalde omstandigheden gedurende een bepaalde tijd zonder beperkende gebeurtenis naar behoren functioneert;

23) “milieuvoetafdruk”: kwantificering van de milieueffecten van een product, in verband met één milieueffectcategorie of een geaggregeerde reeks effectcategorieën, op basis van de milieuvoetafdrukmethode;

24) “milieuvoetafdrukmethode”: beoordelingsmethode van de levenscyclus om de milieueffecten van producten te kwantificeren als vastgesteld in Aanbeveling (EU) 2021/2279;

25) “koolstofvoetafdruk”: totaal aan broeikasgasemissies en broeikasgasverwijderingen in een productsysteem, uitgedrukt in CO2-equivalent en gebaseerd op een levenscyclusbeoordeling, waarbij alleen gebruik wordt gemaakt van de effectcategorie “klimaatverandering”;

26) “overheidsopdracht”: overheidsopdracht zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 5, van Richtlijn 2014/24/EU;

27) “stof”: stof zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006;

28) “zorgwekkende stof”: stof die:

a) voldoet aan de criteria van artikel 57 en wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006, of

b) in deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 is ingedeeld in een van de volgende gevarencategorieën: 

- kankerverwekkend van de categorieën 1 en 2;

- mutageniteit in geslachtscellen van de categorieën 1 en 2;

- voortplantingstoxiciteit van de categorieën 1 en 2, [in de loop van de wetgevingsprocedure toevoegen zodra Verordening (EG) nr. 1272/2008 deze gevarenklassen bevat: persistent, bioaccumulerend en toxisch (PBT), zeer persistent en zeer bioaccumulerend (zPzB); persistent, mobiel en toxisch (PMT), zeer persistent en zeer mobiel (zPzM); hormoonontregelend];

- sensibilisatie van de luchtwegen van categorie 1;

- sensibilisatie van de huid van categorie 1;

- chronisch gevaar voor het aquatisch milieu van categorieën 1 t/m 4;

- gevaarlijk voor de ozonlaag;

- specifieke doelorgaantoxiciteit — herhaalde blootstelling van de categorieën 1 en 2;

- specifieke doelorgaantoxiciteit — eenmalige blootstelling van de categorieën 1 en 2, of

c) een negatieve invloed heeft op het hergebruik en de recycling van materialen in het product waarin de stof aanwezig is;

29) “productpaspoort”: gegevensreeks die bij een product hoort, de informatie bevat die is gespecificeerd in de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling, en overeenkomstig hoofdstuk III elektronisch toegankelijk is via een gegevensdrager;

30) “gegevensdrager”: streepjescode, tweedimensionaal symbool of ander medium voor het automatisch identificeren en lezen van gegevens dat met een apparaat kan worden afgelezen;

31) “unieke productidentificatiecode”: unieke reeks tekens voor de identificatie van producten waarmee het ook mogelijk is een weblink naar het productpaspoort te maken;

32) “unieke identificatiecode voor marktdeelnemers”: unieke reeks tekens voor de identificatie van actoren die betrokken zijn bij de waardeketen van producten;

33) “unieke identificatiecode voor faciliteiten”: unieke reeks tekens voor de identificatie van locaties of gebouwen die betrokken zijn bij de waardeketen van een product of worden gebruikt door actoren die betrokken zijn bij de waardeketen van een product;

34) “verwerking”: verwerking zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 2, van Verordening (EU) 2018/1807;

35) “vernietiging”: het opzettelijk beschadigen of verwijderen van een product als afval, met uitzondering van verwijdering met als enige doel het afleveren van een product ter voorbereiding voor hergebruik of herproductie;

36) “consumptiegoed”: product dat geen onderdeel of tussenproduct is en dat hoofdzakelijk bestemd is voor consumenten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Richtlijn (EU) 2019/771;

37) “niet-verkocht consumptiegoed”: consumptiegoed dat niet is verkocht of door een consument is teruggezonden op grond van zijn herroepingsrecht overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn (EU) 2011/83/EU;

38) “zelfreguleringsmaatregel”: vrijwillige overeenkomst of gedragscode die industriesectoren op eigen initiatief hebben gesloten en die zij moeten handhaven;

39) “op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie;

40) “in de handel brengen”: een product voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden;

41) “ingebruikneming”: eerste gebruik van een product in de Unie, overeenkomstig het gebruiksdoel;

42) “fabrikant”: natuurlijke of rechtspersoon die een product vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen en het onder zijn naam of handelsmerk verhandelt, of, indien een dergelijke persoon of importeur ontbreekt, een natuurlijke of rechtspersoon die een product in de handel brengt en/of in gebruik neemt;

43) “gemachtigde vertegenwoordiger”: in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door een fabrikant is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen in verband met de verplichtingen van de fabrikant uit hoofde van deze verordening;

44) “importeur”: in de Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die een product uit een derde land in de Unie in de handel brengt;

45) “distributeur”: natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, anders dan de fabrikant of de importeur, die een product op de markt aanbiedt;

46) “marktdeelnemer”: de fabrikant, de gemachtigde, de importeur, de distributeur, de handelaar en de fulfilmentdienstverlener;

47) “technische specificatie”: document waarin wordt voorgeschreven aan welke technische vereisten een product, een proces of een dienst moet voldoen;

48) “geharmoniseerde norm”: norm zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, c), van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

49) “CE-markering”: markering waarmee de fabrikant aangeeft dat het desbetreffende product in overeenstemming is met alle toepasselijke vereisten van de harmonisatiewetgeving van de Unie die in het aanbrengen ervan voorziet;

50) “accreditatie”: accreditatie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 10, van Verordening (EG) nr. 765/2008;

51) “nationale accreditatie-instantie”: nationale accreditatie-instantie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 11, van Verordening (EG) nr. 765/2008;

52) “conformiteitsbeoordeling”: proces waarmee wordt aangetoond of voldaan is aan de vereisten die zijn vastgesteld in de relevante uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen;

53) “conformiteitsbeoordelingsinstantie”: instantie die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht, zoals ijken, testen, certificeren en inspecteren;

54) “aangemelde instantie”: conformiteitsbeoordelingsinstantie die overeenkomstig hoofdstuk IX van deze verordening is aangemeld;

55) “onlinemarktplaats”: aanbieder van een tussenhandelsdienst die gebruikmaakt van software, bijvoorbeeld een website, een deel van een website of een applicatie, waarmee consumenten in staat worden gesteld om op afstand overeenkomsten te sluiten met marktdeelnemers voor de verkoop van producten die onder de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen vallen;

56) “handelaar”: detailhandelaar of andere natuurlijke of rechtspersoon die in het kader van een commerciële activiteit, al dan niet tegen betaling, producten aan klanten voor verkoop, huur of huurkoop aanbiedt, of voor hen uitstalt;

57) “verkoop op afstand”: het online of via een andere methode voor verkoop op afstand aanbieden van producten voor verkoop, huur of huurkoop, waarbij de potentiële klant geen fysieke toegang tot het aangeboden product heeft;

58) “product dat een risico inhoudt”: product dat, door niet te voldoen aan een andere vereiste dan de in artikel 65, lid 1, vermelde vereisten die is vastgesteld in of uit hoofde van deze verordening, negatieve gevolgen kan hebben voor het milieu of andere maatschappelijke belangen die met de desbetreffende vereiste worden beschermd;

59) “product dat een ernstig risico inhoudt”: product dat een risico inhoudt waarvoor de markttoezichtautoriteiten gezien de mate van de desbetreffende niet-naleving of de hiermee samenhangende schade op basis van een beoordeling worden geacht snel te moeten ingrijpen, ook indien de gevolgen van de niet-naleving zich niet onmiddellijk voordoen.

Daarnaast zijn de definities van “afvalstof”, “gevaarlijke afvalstof”, “hergebruik”, “nuttige toepassing”, “voorbereiding voor hergebruik” en “recycling” van artikel 3, punten 1, 2, 13, 15, 16 en 17, van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad83 van toepassing.

De definities van “markttoezicht”, “markttoezichtautoriteit”, “fulfilmentdienstverlener”, “online interface”, “corrigerende maatregel”, “eindgebruiker”, “terugroepen”, “uit de handel nemen”, “douaneautoriteiten” en “in het vrije verkeer brengen” van artikel 3, punten 3, 4, 11, 15, 16, 21, 22, 23, 24 en 25, van Verordening (EU) 2019/1020 zijn eveneens van toepassing.

De definities van “kleine, middelgrote en micro-ondernemingen”, “kleine ondernemingen” en “micro-ondernemingen” van artikel 2, leden 1, 2 en 3, van bijlage I bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie84 zijn eveneens van toepassing.

Artikel 3
Vrij verkeer

1. Producten worden uitsluitend in de handel gebracht of in gebruik genomen indien deze voldoen aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp uit de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen die van toepassing zijn op die producten.

2. De lidstaten mogen het in de handel brengen of in gebruik nemen van producten die voldoen aan de prestatievereisten van de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen niet verbieden, beperken of belemmeren vanwege de niet-naleving van nationale prestatievereisten in verband met productparameters zoals bedoeld in bijlage I, die worden bestreken door de prestatievereisten die in dergelijke gedelegeerde handelingen zijn opgenomen.

De lidstaten mogen het in de handel brengen of in gebruik nemen van producten die voldoen aan de informatievereisten van de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen niet verbieden, beperken of belemmeren vanwege de niet-naleving van nationale informatievereisten in verband met de in bijlage I vermelde productparameters, die worden bestreken door de informatievereisten die in dergelijke gedelegeerde handelingen zijn opgenomen.

3. Lid 2 weerhoudt lidstaten er niet van om overeenkomstig artikel 4, lid 1, en artikel 8 van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad85 minimumvereisten voor de energieprestatie, respectievelijk systeemvereisten vast te stellen.

4. De lidstaten mogen het in de handel brengen of in gebruik nemen van producten niet verbieden, beperken of belemmeren vanwege de niet-naleving van nationale vereisten in verband met de in bijlage I vermelde productparameters waarvoor in een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling is bepaald dat er geen prestatievereisten, geen informatievereisten of noch prestatie- noch informatievereisten nodig zijn.

5. De lidstaten verhinderen niet dat op beurzen, exposities en vergelijkbare evenementen producten tentoon worden gesteld die niet voldoen aan uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen, mits op een zichtbaar en duidelijk is aangegeven dat zij hier niet aan voldoen en niet te koop zijn voordat zij hiermee in overeenstemming zijn gebracht.

Hoofdstuk II — Vereisten inzake ecologisch ontwerp

Artikel 4
Bevoegdheden om gedelegeerde handelingen vast te stellen

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 66 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door vereisten inzake ecologisch ontwerp vast te stellen voor of in verband met producten en zo de ecologische duurzaamheid van die producten te verbeteren. Deze vereisten moeten de in bijlage VI vermelde elementen omvatten en worden vastgesteld in overeenstemming met de artikelen 5, 6 en 7 en hoofdstuk III. De bevoegdheid om vereisten inzake ecologisch ontwerp vast te stellen, omvat de bevoegdheid om te bepalen dat er voor bepaalde in bijlage I bedoelde productparameters geen prestatievereisten, geen informatievereisten of noch prestatie- noch informatievereisten nodig zijn.

Wanneer de Commissie de vereisten inzake ecologisch ontwerp bij de in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handelingen vaststelt, vult zij deze verordening ook aan door overeenkomstig artikel 36 aan te geven welke modules van bijlage IV bij deze verordening en bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn, met de aanpassingen die gezien het product of de desbetreffende vereisten inzake ecologisch ontwerp noodzakelijk zijn.

Bij in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handelingen kan deze verordening ook worden aangevuld door:

a) fabrikanten, hun gemachtigde vertegenwoordigers of importeurs te verplichten delen van de technische documentatie met betrekking tot het betrokken product zonder verzoek digitaal beschikbaar te stellen aan de Commissie of markttoezichtautoriten, overeenkomstig artikel 30, lid 3;

b) fabrikanten, hun gemachtigde vertegenwoordigers of importeurs te verplichten om de Commissie informatie te doen toekomen over de hoeveelheid van een onder die gedelegeerde handelingen vallend product dat in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen, overeenkomstig artikel 31, lid 1;

c) te vereisen dat producten die in de handel worden gebracht tijdens het gebruik ervan hun energieverbruik of prestaties met betrekking tot andere relevante productparameters als bedoeld in bijlage I kunnen meten, overeenkomstig artikel 31, lid 2;

d) fabrikanten, hun gemachtigde vertegenwoordigers of importeurs te verplichten de in punt c) bedoelde gegevens tijdens het gebruik te verzamelen, te anonimiseren of aan de Commissie te melden, overeenkomstig artikel 31, lid 3;

e) te vereisen dat er voor het berekenen van de prestaties van een product met betrekking tot een in bijlage I bedoelde productparameter online-instrumenten worden gebruikt, overeenkomstig artikel 32, lid 2;

f) alternatieve regels vast te stellen inzake de conformiteitsverklaring of markeringen waaruit in afwijking van de artikelen 37 en 39 conformiteit met de vereisten inzake ecologisch ontwerp blijkt, overeenkomstig artikel 40;

g) regels vast te stellen voor stimulansen van de lidstaten, overeenkomstig artikel 57;

h) vereisten voor overheidsopdrachten vast te stellen, met inbegrip van de uitvoering van, het toezicht op en de verslaglegging over die vereisten door de lidstaten. Die vereisten worden gebaseerd op de in bijlage I vermelde productparameters en worden vastgesteld overeenkomstig artikel 58.

Artikel 5
Vereisten inzake ecologisch ontwerp

1. De Commissie stelt, op een wijze die past bij de desbetreffende productgroepen en naar behoren rekening houdend met alle stadia van hun levenscyclus, vereisten inzake ecologisch ontwerp vast om de volgende productaspecten te verbeteren:

a) duurzaamheid;

b) betrouwbaarheid;

c) herbruikbaarheid;

d) verbeterbaarheid;

e) repareerbaarheid;

f) mogelijkheden voor onderhoud en opknappen;

g) aanwezigheid van zorgwekkende stoffen;

h) energieverbruik of energie-efficiëntie;

i) hulpbronnenverbruik en hulpbronnenefficiëntie;

j) gerecyclede inhoud;

k) mogelijkheden voor herproductie en recycling;

l) mogelijkheden voor nuttige toepassing van materialen;

m) milieueffecten, waaronder koolstof- en milieuvoetafdrukken;

n) verwachte productie van afvalstoffen.

2. Vereisten inzake ecologisch ontwerp worden vastgesteld voor een specifieke productgroep.

Indien twee of meer productgroepen technische overeenkomsten vertonen waardoor een in lid 1 bedoeld productaspect op basis van een gemeenschappelijke vereiste kan worden verbeterd, kunnen er voor die productgroepen echter horizontale vereisten inzake ecologisch ontwerp worden vastgesteld.

Een horizontale vereiste inzake ecologisch ontwerp die op grond van de tweede alinea is vastgesteld, kan betrekking hebben op producten die onder een uit hoofde van artikel 18, lid 3, als geldig alternatief vastgestelde zelfreguleringsmaatregel vallen indien de Commissie van mening is dat die zelfreguleringsmaatregel geen betrekking heeft op het productaspect dat door die horizontale vereiste inzake ecologisch ontwerp wordt bestreken. 

3. De vereisten inzake ecologisch ontwerp omvatten, waar nodig:

a) de prestatievereisten als vastgesteld in artikel 6;

b) de informatievereisten als vastgesteld in artikel 7.

4. Bij het opstellen van de vereisten inzake ecologisch ontwerp:

a) houdt de Commissie rekening met de volgende elementen:

i) de prioriteiten van de Unie op het gebied van klimaat, milieu en energie-efficiëntie, en andere daaraan gerelateerde prioriteiten van de Unie;

ii) de relevante Uniewetgeving, en de mate waarin de relevante in lid 1 vermelde productaspecten daarin aan de orde komen;

iii) de in artikel 18 vermelde zelfreguleringsmaatregelen;

iv) de relevante nationale milieuwetgeving;

v) relevante Europese en internationale normen;

b) voert de Commissie een effectbeoordeling uit op basis van de beste beschikbare gegevens en analysen en indien van toepassing op basis van de resultaten van aanvullende studies en onderzoeken in het kader van Europese financieringsprogramma’s. Hierbij waarborgt de Commissie dat de grondigheid van de analyse van de in lid 1 vermelde productaspecten in verhouding staat tot het belang van die aspecten. Het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor de belangrijkste in lid 1 opgesomde productaspecten mag niet onnodig worden vertraagd door onzekerheid omtrent de mogelijkheid om vereisten inzake ecologisch ontwerp vast te stellen om andere aspecten van het product te verbeteren;

c) houdt de Commissie rekening met relevante technische informatie die als uitgangspunt wordt gebruikt voor of is afgeleid van wetgeving of instrumenten van de Unie, met inbegrip van Verordening (EG) nr. 66/2010, Richtlijn 2010/75/EU, technische screeningcriteria die zijn vastgesteld uit hoofde van Verordening (EU) 2020/852 en de criteria voor groene overheidsopdrachten;

d) houdt de Commissie rekening met de standpunten van het in artikel 17 bedoelde forum inzake ecologisch ontwerp.

5. De vereisten inzake ecologisch ontwerp moeten aan de volgende criteria voldoen:

a) er is, vanuit het oogpunt van de gebruiker, geen significant nadelig effect op de werking van het product;

b) er zijn geen negatieve gevolgen voor de gezondheid en veiligheid van personen;

c) er zijn geen aanzienlijke negatieve gevolgen voor consumenten wat betreft de betaalbaarheid van relevante producten, waarbij ook rekening wordt gehouden met de toegang tot tweedehands producten en de duurzaamheid en levenscycluskosten van producten;

d) er zijn geen onevenredige negatieve gevolgen voor het concurrentievermogen van marktdeelnemers, in elk geval van kmo’s;

e) er wordt geen eigendomstechnologie opgelegd aan fabrikanten of andere marktdeelnemers;

f) er zijn geen onevenredige administratieve lasten voor fabrikanten of andere marktdeelnemers.

6. De Commissie eist waar nodig van actoren in de toeleveringsketen dat zij:

a) fabrikanten, aangemelde instanties en bevoegde nationale autoriteiten op verzoek beschikbare informatie in verband met hun leveringen of diensten verstrekken die relevant is om de naleving van de vereisten inzake ecologisch ontwerp te controleren;

b) indien de in punt a) bedoelde informatie niet beschikbaar is, fabrikanten toestaan hun leveringen of diensten te beoordelen om de naleving van de vereisten inzake ecologisch ontwerp te controleren en die fabrikanten toegang tot relevante documenten of faciliteiten te verlenen;

c) aangemelde instanties en bevoegde nationale autoriteiten in staat stellen te beoordelen of de informatie met betrekking tot hun activiteiten die relevant is om te beoordelen of aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp wordt voldaan juist is.

7. De Commissie wijst indien nodig passende middelen aan om specifieke vereisten inzake ecologisch ontwerp te controleren, onder meer direct op het product of op basis van de technische documentatie.

8. De Commissie maakt de relevante studies en analysen die zijn gebruikt om overeenkomstig deze verordening vereisten inzake ecologisch ontwerp vast te stellen openbaar.

Artikel 6
Prestatievereisten

1. Producten moeten voldoen aan de prestatievereisten met betrekking tot de in artikel 5, lid 1, vermelde productaspecten, zoals neergelegd in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

2. De in lid 1 bedoelde prestatievereisten worden gebaseerd op de in bijlage I vermelde productparameters en bevatten waar nodig:

a) minimum- of maximumniveaus in verband met een specifieke in bijlage I vermelde productparameter of een combinatie daarvan;

b) niet-kwantitatieve vereisten voor het verbeteren van de prestaties in verband met een of meerdere in bijlage I vermelde productparameters;

c) vereisten in verband met de functionele werking van een product.

3. Prestatievereisten op basis van de productparameter van bijlage I, punt f), mogen de aanwezigheid van stoffen in producten niet beperken op gronden die hoofdzakelijk te maken hebben met chemische veiligheid.

4. Bij het vaststellen van prestatievereisten volt de Commissie de procedure van bijlage II.

Artikel 7
Informatievereisten

1. Producten moeten voldoen aan de informatievereisten met betrekking tot de in artikel 5, lid 1, vermelde productaspecten, zoals neergelegd in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

2. Voor de in lid 1 bedoelde informatievereisten geldt dat zij:

a) ten minste vereisten met betrekking tot het in hoofdstuk III bedoelde productpaspoort en vereisten met betrekking tot de in lid 5 bedoelde zorgwekkende stoffen omvatten, en

b) in voorkomend geval vereisen dat producten vergezeld gaan van:

i) informatie over de prestaties van het product met betrekking tot de in bijlage I bedoelde productparameters;

ii) informatie voor consumenten en andere eindgebruikers over de wijze waarop het product moet worden geïnstalleerd, gebruikt, onderhouden en gerepareerd om het milieueffect ervan tot een minimum te beperken en optimale duurzaamheid te waarborgen, alsook over de wijze waarop het product aan het einde van de levensduur moet worden geretourneerd of verwijderd;

iii) informatie voor afvalbehandelingscentra over de demontage, recycling of verwijdering aan het einde van de levensduur;

iv) overige informatie die van invloed kan zijn op de wijze waarop het product door andere partijen dan de fabrikant wordt behandeld, ter verbetering van de prestaties met betrekking tot de in bijlage I bedoelde productparameters.

Indien een gedelegeerde handeling horizontale vereisten inzake ecologisch ontwerp bevat voor twee of meer productgroepen als bedoeld in artikel 5, lid 2, tweede alinea, is punt a), van dit lid niet van toepassing.

3. Informatievereisten die zijn gebaseerd op de in bijlage I, punt f), vermelde productparameters houden geen verplichtingen in ten aanzien van de etikettering van stoffen of mengsels om redenen die voornamelijk verband houden met de gevaren ervan voor de gezondheid of het milieu.

4. De Commissie bepaalt bij het vaststellen van de in lid 2, punt b), i), bedoelde informatievereisten, in voorkomend geval, prestatieklassen.

Deze prestatieklassen stemmen overeen met statistisch significante verbeteringen in de prestatieniveaus.

5. De in lid 1 bedoelde informatievereisten maken het mogelijk gedurende de levenscyclus van producten alle zorgwekkende stoffen te traceren, tenzij dergelijke tracering reeds mogelijk wordt gemaakt door een andere uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling met betrekking tot de betrokken producten, en omvatten ten minste de volgende gegevens:

a) de naam van de zorgwekkende stoffen die in het product voorkomen;

b) de locatie van de zorgwekkende stoffen in het product;

c) de concentratie, de maximumconcentratie of het concentratiebereik van de zorgwekkende stoffen, op het niveau van het product, de belangrijkste onderdelen of de reserveonderdelen;

d) relevante instructies voor het veilige gebruik van het product;

e) informatie die relevant is voor demontage.

Wanneer de Commissie informatievereisten vaststelt in een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling:

a) stelt zij voor de opgenomen productgroepen vast welke stoffen onder de definitie in artikel 2, lid 28, punt c), vallen;

b) stelt zij uiterste termijnen vast voor de inwerkingtreding van de in de eerste alinea bedoelde informatievereisten, met eventueel een onderscheid tussen stoffen; en

c) verleent zij vrijstellingen voor zorgwekkende stoffen of informatie-elementen van de in de eerste alinea bedoelde informatievereisten.

De in de tweede alinea, punt c), bedoelde vrijstellingen kunnen worden verleend op basis van de technische haalbaarheid of het belang van het traceren van zorgwekkende stoffen, de noodzaak om vertrouwelijke bedrijfsinformatie te beschermen, en in andere naar behoren gerechtvaardigde gevallen.

Zorgwekkende stoffen die onder de definitie in artikel 2, lid 28, punt a), vallen, worden niet van de in de eerste alinea bedoelde informatievereisten vrijgesteld indien zij in de desbetreffende producten, de belangrijkste onderdelen of reserveonderdelen voorkomen in een concentratie van meer dan 0,1 gewichtspercent.

6. In de informatievereisten wordt aangegeven op welke wijze de vereiste informatie beschikbaar moet worden gesteld.

De vereiste informatie wordt, in voorkomend geval, op ten minste een van de volgende manieren verstrekt:

a) op het product zelf;

b) op de verpakking van het product;

c) in het in artikel 8 bedoelde productpaspoort;

d) op een in artikel 14 bedoeld etiket;

e) in een handleiding;

f) op een gratis toegankelijke website of toepassing.

Informatie om de traceerbaarheid van stoffen te waarborgen overeenkomstig artikel 5 wordt ofwel op het product gegeven, of is toegankelijk via een gegevensdrager op het product.

7. De op grond van informatievereisten te verstrekken informatie wordt verstrekt in een taal die consumenten en andere eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen, zoals bepaald door de lidstaat waarin het product in de handel zal worden gebracht of in gebruik zal worden genomen.

Hoofdstuk III — Digitaal productpaspoort

Artikel 8
Productpaspoort

1. In de in artikel 7, lid 1, bedoelde informatievereisten wordt bepaald dat producten alleen in de handel mogen worden gebracht of in gebruik mogen worden genomen als er een productpaspoort beschikbaar is in overeenstemming met de toepasselijke overeenkomstig artikel 4 en de artikelen 9 en 10 vastgestelde gedelegeerde handeling.

2. In de vereisten voor het productpaspoort die worden vastgesteld in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen wordt, voor zover passend voor de daaronder vallende productgroepen, het volgende bepaald:

a) de informatie die overeenkomstig bijlage III in het productpaspoort moet worden opgenomen;

b) de te gebruiken soorten gegevensdragers;

c) de opmaak waarin de gegevensdrager wordt gepresenteerd en de positionering ervan;

d) of het productpaspoort met het niveau van het model, de partij of het artikel moet overeenkomen;

e) de wijze waarop het productpaspoort toegankelijk wordt gemaakt voor consumenten voordat zij zijn gebonden aan een verkoopovereenkomst, ook in geval van verkoop op afstand;

f) welke actoren toegang hebben tot de informatie in het productpaspoort en tot welke informatie zij toegang hebben, met inbegrip van consumenten, eindgebruikers, fabrikanten, importeurs en distributeurs, handelaars, reparateurs, herproducenten, recyclers, de bevoegde nationale autoriteiten, maatschappelijke belangenorganisaties en de Commissie, of organisaties die namens hen handelen;

g) welke actoren de informatie in het productpaspoort mogen opnemen of bijwerken, ook indien een nieuw productpaspoort moet worden aangemaakt, en welke informatie zij erin mogen opnemen of bijwerken, met inbegrip van fabrikanten, reparateurs, onderhoudsprofessionals, herproducenten, recyclers, de bevoegde nationale autoriteiten en de Commissie, of organisaties die namens hen handelen;

h) de periode waarin het productpaspoort beschikbaar blijft.

3. Met de in lid 2 bedoelde voorwaarden:

a) wordt ervoor gezorgd dat actoren in de waardeketen, met name consumenten, marktdeelnemers en de bevoegde nationale autoriteiten, toegang hebben tot de productinformatie die voor hen van belang is;

b) wordt de beoordeling van de productconformiteit door de bevoegde nationale autoriteiten vergemakkelijkt, en

c) wordt de traceerbaarheid van producten in de waardeketen verbeterd.

4. Bij het vaststellen van de vereisten met betrekking tot het productpaspoort kan de Commissie productgroepen vrijstellen van de vereiste in lid 1 van dit artikel indien:

a) er geen technische specificaties beschikbaar zijn met betrekking tot de essentiële vereisten van artikel 10, of

b) andere Uniewetgeving een systeem bevat voor de digitale verstrekking van informatie met betrekking tot een productgroep waarmee volgens de Commissie de in lid 3, punten a) en b), bedoelde doelstellingen worden verwezenlijkt.

Artikel 9
Algemene vereisten voor het productpaspoort

1. Een productpaspoort voldoet aan de volgende voorwaarden:

a) het is via een gegevensdrager verbonden aan een unieke productidentificatiecode;

b) de gegevensdrager is fysiek aanwezig op het product, de verpakking ervan of op de documentatie bij het product, zoals vermeld in de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling;

c) de gegevensdrager en de unieke productidentificatiecode voldoet aan de norm (“ISO/IEC”) 15459:2015;

d) alle informatie in het productpaspoort is gebaseerd op open normen die in een interoperabel formaat zijn ontwikkeld en is machinaal leesbaar, gestructureerd en doorzoekbaar, in overeenstemming met de essentiële vereisten van artikel 10;

e) de informatie in het productpaspoort verwijst naar het productmodel, de partij of het artikel zoals vermeld in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling;

f) de toegang tot de informatie in het productpaspoort wordt in overeenstemming met de essentiële vereisten van artikel 10 gereguleerd en de specifieke toegangsrechten op het niveau van de productgroep worden vastgesteld in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling.

De Commissie is overeenkomstig artikel 66 bevoegd om in het licht van de technische en wetenschappelijke vooruitgang gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde lid 1, punt c), van dit artikel te wijzigen door de in dat punt bedoelde norm te vervangen of andere Europese of internationale normen toe te voegen waarmee de gegevensdrager en de unieke identificatiecodes in overeenstemming moeten zijn om aan de voorwaarden van dit artikel te voldoen.

2. Indien andere Uniewetgeving vereist of toestaat dat er specifieke informatie in het productpaspoort wordt opgenomen, kan die informatie worden toegevoegd aan de informatie die in het productpaspoort moet worden opgenomen op grond van de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling.

3. De marktdeelnemer die het product in de handel brengt, doet handelaars een digitale kopie van de gegevensdrager toekomen om hen in staat te stellen deze ter beschikking van consumenten te stellen indien zij geen fysieke toegang hebben tot het product. De marktdeelnemer verstrekt die digitale kopie kosteloos en binnen vijf werkdagen na het verzoek van de handelaar.

Artikel 10
Technische ontwerp en werking van het productpaspoort

Het technische ontwerp en de werking van het productpaspoort voldoen aan de volgende essentiële vereisten: 

a) de productpaspoorten zijn volledig interoperabel met andere productpaspoorten die vereist zijn op grond van uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen met betrekking tot de technische, semantische en organisatorische aspecten van eind-tot-eindcommunicatie en gegevensoverdracht;

b) consumenten, marktdeelnemers en andere relevante actoren hebben kosteloze toegang tot het productpaspoort op basis van hun respectieve toegangsrechten zoals vastgesteld in de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling;    

c) de in het productpaspoort opgenomen gegevens worden bewaard door de marktdeelnemer die verantwoordelijk is voor het aanmaken ervan of door marktdeelnemers die gemachtigd zijn om namens hen te handelen;

d) indien de in het productpaspoort opgenomen gegevens worden bewaard of anderszins verwerkt door marktdeelnemers die gemachtigd zijn om namens hen te handelen, mogen die marktdeelnemers die gegevens niet verkopen, hergebruiken of verwerken voor andere doeleinden dan hetgeen noodzakelijk is voor het verlenen van de desbetreffende bewaar- of verwerkingsdiensten;

e) het productpaspoort blijft beschikbaar voor de periode zoals vermeld in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling, ook na een insolventie, een liquidatie of een beëindiging van de activiteit in de Unie van de marktdeelnemer die het productpaspoort heeft aangemaakt; 

f) de rechten op toegang en om de informatie in het productpaspoort op te nemen, te wijzigen of bij te werken zijn beperkt op basis van de toegangsrechten zoals vermeld in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen;

g) de authenticatie, betrouwbaarheid en integriteit van de gegevens worden gewaarborgd;

h) productpaspoorten worden ontworpen en gebruikt om een hoog niveau van beveiliging en privacy te waarborgen en fraude te voorkomen.

Artikel 11
Unieke identificatiecode voor marktdeelnemers en unieke identificatiecode voor faciliteiten

1. De in bijlage III, punten g) en h), bedoelde unieke identificatiecode voor marktdeelnemers en de in bijlage III, punt i), bedoelde unieke identificatiecode voor faciliteiten voldoen aan de ISO/IEC-norm 15459:2015.

2. Indien nog geen unieke identificatiecode voor marktdeelnemers zoals bedoeld in bijlage III, punt h), beschikbaar is, vraagt de marktdeelnemer die het productpaspoort aanmaakt een unieke identificatiecode voor marktdeelnemers aan namens de betrokken actor.

Voordat de marktdeelnemer die het productpaspoort aanmaakt de in de eerste alinea vermelde aanvraag indient, vraagt hij de betrokken actor om bevestiging dat er geen unieke identificatiecode voor marktdeelnemers bestaat en verstrekt hij de betrokken actor in de toeleveringsketen alle gegevens van de vrijgegeven unieke identificatiecode voor marktdeelnemers.

3. Indien nog geen unieke identificatiecode voor faciliteiten zoals bedoeld in bijlage III, punt i), beschikbaar is, vraagt de marktdeelnemer die het productpaspoort aanmaakt een unieke identificatiecode voor faciliteiten aan namens de actor die verantwoordelijk is voor de betrokken locatie of het betrokken gebouw.

Voordat de marktdeelnemer die het productpaspoort aanmaakt de in de eerste alinea vermelde aanvraag indient, vraagt hij de verantwoordelijke actor om bevestiging dat er geen unieke identificatiecode voor faciliteiten bestaat en verstrekt hij de verantwoordelijke actor alle gegevens van de vrijgegeven unieke identificatiecode voor faciliteiten.

4. De Commissie is overeenkomstig artikel 66 bevoegd om in het licht van de technische en wetenschappelijke vooruitgang gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde lid 1 van dit artikel te wijzigen door de in dat lid bedoelde norm te vervangen of Europese of internationale normen toe te voegen waarmee de in bijlage III, punten g) en h), bedoelde unieke identificatiecodes voor marktdeelnemers en de in bijlage III, punt i), bedoelde unieke identificatiecodes voor faciliteiten in overeenstemming moeten zijn om aan de voorwaarden van dit artikel te voldoen.

Artikel 12
Register van productpaspoorten

1. De Commissie ontwikkelt en onderhoudt een register voor het bewaren van in de productpaspoorten opgenomen informatie zoals vereist door de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Het in de eerste alinea vermelde register bevat ten minste een lijst van de gegevensdragers en unieke productidentificatiecodes als bedoeld in artikel 9, lid 1.

De Commissie ziet erop toe dat de informatie die wordt bewaard in het in de eerste alinea bedoelde register veilig en overeenkomstig het Unierecht, waaronder de toepasselijke voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens, wordt verwerkt.

2. De Commissie geeft in de uit hoofd van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen aan welke informatie niet alleen in het productpaspoort wordt opgenomen, maar ook wordt bewaard in het in lid 1 bedoelde register, daarbij rekening houdend met ten minste de volgende criteria:

a) de noodzaak om het mogelijk te maken de authenticiteit van het productpaspoort te verifiëren;

b) het belang van informatie voor het verbeteren van de doeltreffendheid en doelmatigheid van markttoezichtcontroles en douanecontroles met betrekking tot producten die vallen onder uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen;

c) de noodzaak om onevenredige administratieve lasten voor marktdeelnemers te vermijden.

3. De Commissie wordt met betrekking tot haar verantwoordelijkheid om het in lid 1 bedoelde register in te stellen en te beheren en tot de verwerking van persoonsgegevens die uit die activiteit kunnen voortvloeien gezien als verwerkingsverantwoordelijke zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2018/1725.

4. De marktdeelnemer die het product in de handel brengt of in gebruik neemt, uploadt de in lid 2 bedoelde informatie in het in lid 1 bedoelde register.

5. De Commissie, de bevoegde nationale autoriteiten en de douaneautoriteiten hebben toegang tot het in dit artikel bedoelde register om hun taken overeenkomstig de Uniewetgeving uit te voeren.

Artikel 13
Douanecontroles met betrekking tot het productpaspoort

1. De Commissie verbindt het in artikel 12, lid 1, bedoelde register met het EU-douane-éénloketsysteem voor de uitwisseling van certificaten (EU CSW-CERTEX), waarmee het mogelijk wordt gemaakt om automatisch informatie uit te wisselen met de nationale douanesystemen via de EU-éénloketomgeving voor de douane die is ingesteld bij Verordening (EU) …/…

De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast ter bepaling van de bijzonderheden van de uitvoeringsregelingen van de in de eerste alinea bedoelde verbinding.

Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 67, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

De in de eerste alinea bedoelde verbinding wordt binnen vier jaar na de datum van vaststelling van de in de tweede alinea bedoelde uitvoeringshandeling tot stand gebracht.

De leden 3 tot en met 6 van dit artikel zijn van toepassing vanaf het moment dat de verbinding tot stand is gebracht.

2. Aangevers zoals gedefinieerd in artikel 5, punt 15, van Verordening (EU) 952/2013 nemen de in artikel 9, lid 1, punt a), bedoelde unieke productidentificatiecode op in de douaneaangifte voor het vrije verkeer van producten die vallen onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling.

Dit lid is van toepassing vanaf het moment dat het in artikel 12, lid 1, bedoelde register operationeel is.

3. Voordat de douaneautoriteiten producten vrijgeven voor het vrije verkeer, verifiëren zij of de unieke productidentificatiecode die de aangever overeenkomstig lid 2 heeft opgegeven overeenkomt met een productidentificatiecode in het in artikel 12, lid 1, bedoelde register.

4. Indien in het productpaspoort opgenomen informatie ook wordt bewaard in het in artikel 12, lid 1, bedoelde register, kan de Commissie in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen bepalen dat de douaneautoriteiten, naast de in lid 3 van dit artikel bedoelde verificatie, ook de samenhang tussen de in het register bewaarde informatie en de douaneaangifte verifiëren alvorens het product vrij te geven voor het vrije verkeer. In dat geval houdt de Commissie rekening met ten minste de volgende criteria:

a) de noodzaak om de conformiteit van producten die in de Unie in de handel zijn gebracht met de vereisten inzake ecologisch ontwerp te verbeteren;

b) de noodzaak om onevenredige lasten voor de douaneautoriteiten te vermijden.

Indien de douaneautoriteiten aan de hand van de in dit lid neergelegde verificatie vaststellen dat er discrepanties bestaan tussen de in het register bewaarde informatie en de douaneaangifte, weigeren zij dat product vrij te geven voor het vrije verkeer. De douaneautoriteiten kunnen andere maatregelen nemen die zij passend achten in overeenstemming met de douanewetgeving, en de weigering ook registreren in het in artikel 12, lid 1, bedoelde register en de bevoegde nationale autoriteiten van de weigering in kennis stellen.

Vrijgave van een product voor het vrije verkeer geldt niet als bewijs voor conformiteit van dat product met het Unierecht.

5. De in de leden 3 en 4 bedoelde verificatie vindt elektronisch en automatisch plaats via de EU-éénloketomgeving voor de douane.

6. De douaneautoriteiten kunnen de in het productpaspoort en het in artikel 12, lid 1, bedoelde register opgenomen informatie inwinnen en gebruiken voor het uitvoeren van hun taken in overeenstemming met de Uniewetgeving, onder andere voor risicobeheer overeenkomstig de artikelen 46 en 47 van Verordening (EU) nr. 952/2013.

Hoofdstuk IV — Etiketten

Artikel 14
Etiketten

1. Terwijl de in artikel 7, lid 1, bedoelde informatievereisten bepalen dat informatie moet worden opgenomen in een etiket overeenkomstig artikel 7, lid 6, punt d), bepaalde de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling:

a) de inhoud van het etiket;

b) de opmaak van het etiket, rekening houdend met zichtbaarheid en leesbaarheid;

c) de wijze waarop het etiket aan consumenten wordt getoond, ook in geval van verkoop op afstand, rekening houdend met de in artikel 26 vastgestelde vereisten en de gevolgen voor de betrokken marktdeelnemers;

d) in voorkomend geval, elektronische middelen voor het genereren van etiketten.

2. Indien een informatievereiste inhoudt dat op een etiket de prestatieklasse van een product als bedoeld in artikel 7, lid 4, moet worden vermeld, maakt het in lid 1, punt b), genoemde uiterlijk van het etiket het voor consumenten mogelijk om productprestaties gemakkelijk te vergelijken met betrekking tot de desbetreffende productparameter, en om voor producten met betere prestaties te kiezen.

3. In voorkomend geval kan de Commissie, na te zijn nagegaan wat de beste manier is om over de bewuste informatie te communiceren, voor energiegerelateerde producten, waarbij informatie over een relevante productparameter, zoals de in artikel 7, lid 4, bedoelde prestatieklassen, niet kan worden opgenomen in het overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1369 ingestelde energie-etiket, vereisen dat er een etiket wordt ingesteld in overeenstemming met deze verordening.

4. Bij het vaststellen van de in lid 1 bedoelde informatievereisten vereist de Commissie, in voorkomend geval, dat het etiket wordt voorzien van gegevensdragers of andere middelen die consumenten toegang verschaffen tot aanvullende informatie over het product, met inbegrip van middelen die toegang bieden tot het in artikel 8 bedoelde productpaspoort.

5. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen tot instelling van gemeenschappelijke vereisten voor het uiterlijk van de etiketten die zijn vereist op grond van artikel 7, lid 6, punt d).

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 15
Nagebootste etiketten

Indien producten op grond van uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen niet van een etiket hoeven te zijn voorzien, mogen die producten niet in de handel worden gebracht of in gebruik worden genomen indien zij etiketten verstrekken of tonen die consumenten waarschijnlijk zullen misleiden of in verwarring zullen brengen met betrekking tot de in artikel 14 bedoelde etiketten.

Hoofdstuk V — Prioritering, planning en raadpleging

Artikel 16
Prioritering en planning

1. De Commissie houdt bij het prioriteren van producten die overeenkomstig deze verordening onder vereisten inzake ecologisch ontwerp moeten vallen, rekening met hun mogelijke bijdrage aan de verwezenlijking van de klimaat-, milieu- en energiedoelstellingen van de Unie, alsook met de volgende criteria:

a) het potentieel voor het verbeteren van de in artikel 5, lid 1, vermelde productaspecten zonder onevenredige kosten te genereren, waarbij met name rekening wordt gehouden met:

i) het feit dat Unierecht ontbreekt of ontoereikend is en de doelstelling niet passend wordt aangepakt door de marktkrachten of de overeenkomstig artikel 18 vastgestelde zelfreguleringsmaatregelen, en

ii) de verschillen in de prestaties van op de markt beschikbare producten met een gelijkwaardige werking met betrekking tot de in artikel 5, lid 1, vermelde productaspecten;

b) de omvang van de verkoop van en de handel in het product binnen de Unie;

c) de verdeling van de milieueffecten, het energieverbruik en de afvalproductie in de waardeketen, met name of zij binnen de Unie plaatsvinden;

d) de noodzaak om uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen regelmatig te herzien en aan te passen in het licht van technologische en marktontwikkelingen.

2. De Commissie stelt voor een periode van ten minste drie jaar een werkplan op en werkt dit regelmatig bij, met daarin een lijst van productgroepen waarvoor zij voornemens is overeenkomstig deze verordening vereisten inzake ecologisch ontwerp vast te stellen. Die lijst bevat in artikel 5, lid 1, vermelde productaspecten waarvoor de Commissie voornemens is horizontale vereisten inzake ecologisch ontwerp goed te keuren die zijn vastgesteld op grond van artikel 5, lid 2, tweede alinea.

Bij het vaststellen of bijwerken van het in de eerste alinea bedoelde werkplan houdt de Commissie rekening met de in lid 1 van dit artikel uiteengezette criteria en raadpleegt zij het in artikel 17 bedoelde forum inzake ecologisch ontwerp.

Artikel 17
Forum inzake ecologisch ontwerp

De Commissie draagt er zorg voor dat zij bij de uitvoering van haar activiteiten oog heeft voor een evenwichtige deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten en alle belanghebbende partijen van dat product of die productgroep zoals het bedrijfsleven, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, de ambachtelijke industrie, handelaars, kleinhandelaars, importeurs, milieuorganisaties en consumentenorganisaties. Zij dragen met name bij tot de voorbereiding van vereisten inzake ecologisch ontwerp, de beoordeling van de doeltreffendheid van de gevestigde markttoezichtmechanismen en de evaluatie van zelfreguleringsmaatregelen.

Hiertoe richt de Commissie een deskundigengroep op waarin die partijen bijeenkomen, het “forum inzake ecologisch ontwerp”.

Artikel 18
Zelfreguleringsmaatregelen

1. Twee of meer marktdeelnemers kunnen een zelfreguleringsmaatregel tot vaststelling van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor producten bij de Commissie indienen als een alternatief voor een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling. Die marktdeelnemers tonen aan dat aan de in lid 3, punten a) tot en met e), bedoelde criteria is voldaan. Met betrekking tot lid 3, punt a), bestaat dat bewijs uit een gestructureerde technische, economische en milieuanalyse die de vereisten inzake ecologisch ontwerp en de doelstellingen van de zelfreguleringsmaatregel rechtvaardigt en aan de hand waarvan de effecten van de in die zelfreguleringsmaatregel vastgestelde vereisten inzake ecologisch ontwerp worden beoordeeld.

2. De zelfreguleringsmaatregel bevat de volgende informatie:

a) een lijst van de marktdeelnemers die ondertekenaars bij de zelfreguleringsmaatregel zijn;

b) de vereisten inzake ecologisch ontwerp die van toepassing zijn op producten die onder de zelfreguleringsmaatregel vallen;

c) een gedetailleerd, transparant en objectief toezichtplan, met duidelijk omlijnde verantwoordelijkheden voor inspecteurs van de bedrijfstak en onafhankelijke inspecteurs, waarin de in bijlage VII, punt 6, vastgestelde criteria zijn opgenomen;

d) regels over de informatie die ondertekenaars moeten melden en over tests en inspecties.

De in dit lid bedoelde informatie wordt actueel gehouden en is beschikbaar op een openbaar toegankelijke website.

3. De Commissie beoordeelt de voorgestelde zelfreguleringsmaatregel en wint, in voorkomend geval, wetenschappelijk advies in bij gedecentraliseerde agentschappen in de Unie. Zij stelt op basis van die beoordeling vast of de zelfreguleringsmaatregel een geldig alternatief is voor een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling indien aan de volgende criteria is voldaan:

a) de zelfreguleringsmaatregel draagt bij tot de verbetering van de milieuduurzaamheid van producten en waarborgt het vrije verkeer van producten in de interne markt sneller of tegen lagere kosten dan een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling;

b) het marktaandeel uitgedrukt in hoeveelheden van de ondertekenaars bij de zelfreguleringsmaatregel met betrekking tot de onder die maatregel vallende producten bedraagt ten minste 80 % van de in de handel gebrachte of in gebruik genomen eenheden;

c) de zelfreguleringsmaatregel voldoet aan de criteria van bijlage VII;

d) het door de zelfreguleringsmaatregel bestreken product valt niet binnen het toepassingsgebied van een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling;

e) de zelfreguleringsmaatregel is in overeenstemming met de Uniewetgeving en de internationale handelsverplichtingen van de Unie.

De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast met een lijst van zelfreguleringsmaatregelen die zijn vastgesteld als geldige alternatieven voor een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

4. De Commissie kan de ondertekenaars van een zelfreguleringsmaatregel op elk moment verzoeken een herziene en geactualiseerde versie van die maatregel in te dienen met het oog op relevante technologische of marktontwikkelingen binnen de betrokken productgroep of indien zij reden heeft om aan te nemen dat niet langer aan de criteria van lid 3 wordt voldaan.

5. Wanneer een zelfreguleringsmaatregel eenmaal in een overeenkomstig lid 3, tweede alinea, vastgestelde uitvoeringshandeling is opgenomen, brengen de ondertekenaars bij die maatregel volgens een in die uitvoeringshandeling vastgesteld interval regelmatig verslag uit aan de Commissie over de vooruitgang die is geboekt met de verwezenlijking van de doelstellingen van de zelfreguleringsmaatregelen en om aan te tonen dat nog wordt voldaan aan de in lid 3, punten a) tot en met e), vastgestelde criteria. Die verslagen zullen ook op een openbaar toegankelijke website ter beschikking worden gesteld.

6. Indien de Commissie, op basis van de overeenkomstig lid 4 of 5 ontvangen informatie van oordeel is dat een zelfreguleringsmaatregel niet langer aan de criteria van lid 3 voldoet, verwijdert zij deze van de in dat lid bedoelde lijst. In dergelijke gevallen kan de Commissie besluiten vereisten inzake ecologisch ontwerp goed te keuren die van toepassing zijn op het product dat onder die zelfreguleringsmaatregel valt.

Artikel 19
Micro-, kleine en middelgrote ondernemingen

1. In het kader van programma’s ten behoeve van kmo’s houdt de Commissie rekening met initiatieven die dergelijke ondernemingen helpen met het integreren van milieuduurzaamheidsaspecten, inclusief energie-efficiëntie, in hun waardeketen.

2. Bij de vaststelling van gedelegeerde handelingen uit hoofde van artikel 4 vergezelt de Commissie, in voorkomend geval, die handelingen van richtsnoeren betreffende specifieke kenmerken van kmo’s die actief zijn in de betrokken productsector of productgroepsector, teneinde de toepassing van deze richtlijn door kleine en middelgrote ondernemingen te vergemakkelijken.

3. De lidstaten nemen passende maatregelen om kmo’s te helpen de in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen gestelde vereisten inzake ecologisch ontwerp toe te passen.

Die maatregelen omvatten ten minste de waarborg dat er éénloketsystemen of vergelijkbare mechanismen zijn om bewustzijn te kweken en om netwerkmogelijkheden voor kmo’s te creëren zodat zij zich aan vereisten kunnen aanpassen.

Onverminderd de toepasselijke staatssteunregels kunnen dergelijke maatregelen bovendien het volgende omvatten:

a) financiële steun, onder andere door belastingvoordelen toe te kennen en in fysieke en digitale infrastructuur te investeren;

b) toegang tot financiering;

c) gespecialiseerd beheer en opleiding van personeel;

d) organisatorische en technische bijstand.

Hoofdstuk VI — Vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen

Artikel 20
Vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen

1. Een marktdeelnemer die niet-verkochte consumptiegoederen zelf of namens een andere marktdeelnemer verwijdert, maakt de volgende informatie bekend:

a) het aantal niet-verkochte consumptiegoederen dat jaarlijks wordt verwijderd, uitgesplitst naar productsoort of -categorie;

b) de redenen voor het verwijderen van producten;

c) de levering van verwijderde producten om deze voor te bereiden op hergebruik, herproductie, recycling, energiewinning en storting in overeenstemming met de afvalhiërarchie zoals bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG.

De marktdeelnemer maakt die informatie bekend op een vrij toegankelijke website of maakt die informatie anderszins openbaar beschikbaar, totdat een overeenkomstig lid 3 vastgestelde gedelegeerde handeling van toepassing wordt op de categorie niet-verkochte consumptiegoederen die door de betrokken marktdeelnemer zijn verwijderd.

2. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin het formaat voor de bekendmaking van de in lid 1 bedoelde informatie wordt bepaald, met inbegrip van de productsoort of -categorie en de wijze waarop de informatie moet worden geverifieerd.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 66 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door marktdeelnemers te verbieden niet-verkochte consumptiegoederen te vernietigen in de Unie, indien de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen die tot een bepaalde productgroep behoren significante milieueffecten heeft.

De Commissie stelt in de overeenkomstig de eerste alinea vastgestelde gedelegeerde handelingen bepaalde vrijstellingen van dit verboden vast, wanneer dit passend is met het oog op:

a) de volksgezondheid en de veiligheid;

b) beschadiging van producten als gevolg van de behandeling ervan of die wordt waargenomen nadat een product door een consument is geretourneerd;

c) geschiktheid van het product voor het doel waarvoor het is bestemd, in voorkomend geval, rekening houdend met het Unierecht en het interne recht en met technische normen;

d) weigering van producten voor donatie, voorbereiding voor hergebruik of herproductie.

4. Bij het voorbereiden van een overeenkomstig lid 3 vastgestelde gedelegeerde handeling:

a) beoordeelt de Commissie hoe vaak specifieke consumptiegoederen worden vernietigd en wat de milieueffecten daarvan zijn; 

b) houdt de Commissie rekening met de informatie die overeenkomstig lid 1 door marktdeelnemers wordt meegedeeld;

c) voert de Commissie een effectbeoordeling uit op basis van de beste beschikbare gegevens en analysen, en indien nodig van aanvullende studies.

De Commissie raadpleegt het in artikel 17 bedoelde forum inzake ecologisch ontwerp en neemt zijn standpunten ten aanzien van de eventuele in lid 3 bedoelde verboden op de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen in aanmerking alvorens de gedelegeerde handelingen waarin die verboden worden vastgesteld voor te bereiden.

5. Indien niet-verkochte consumptiegoederen worden vernietigd in het kader van een in lid 3, tweede alinea, bedoelde vrijstelling, maakt de verantwoordelijke marktdeelnemer de volgende informatie bekend op een vrij toegankelijke website of maakt hij die informatie anderszins publiek toegankelijk:

a) het aantal vernietigde niet-verkochte consumptiegoederen;

b) de redenen voor de vernietiging ervan, onder verwijzing naar de toepasselijke vrijstelling;

c) de levering van de vernietigde producten met het oog op recycling, energiewinning en verwijdering in overeenstemming met de afvalhiërarchie zoals bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2008/98/EG.

De details en het formaat voor de bekendmaking van informatie in de overeenkomstig lid 2 vastgestelde uitvoeringshandeling zijn van toepassing op de informatie die overeenkomstig dit lid moet worden meegedeeld, tenzij in de overeenkomstig lid 3 vastgestelde gedelegeerde handeling anders is bepaald.

6. Dit artikel is niet van toepassing op kleine en middelgrote ondernemingen.

De Commissie kan in de overeenkomstig lid 3 vastgestelde gedelegeerde handelingen echter bepalen dat het in lid 3 bedoelde verbod om niet-verkochte consumptiegoederen te vernietigen of de in lid 4 bedoelde openbaarmakingsplicht van toepassing zijn op:

a) middelgrote ondernemingen, indien er voldoende bewijs is dat zij goed zijn voor een aanzienlijk deel van de niet-verkochte consumptiegoederen die worden vernietigd;

b) micro-ondernemingen, kleine tot middelgrote ondernemingen, indien er voldoende bewijs is dat zij kunnen worden gebruikt om het in lid 3 bedoelde verbod op de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen of de in lid 4 bedoelde openbaarmakingsplicht te omzeilen.

Hoofdstuk VII – Verplichtingen van marktdeelnemers

Artikel 21
Verplichtingen van fabrikanten

1. Bij het in de handel brengen of in gebruik nemen van producten waarop een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling van toepassing is, waarborgen fabrikanten dat:

a) die producten zijn ontworpen en gefabriceerd overeenkomstig de vereisten van artikel 6 en de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen;

b) die producten vergezeld gaan van de overeenkomstig artikel 7 en de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen vereiste informatie;

c) er een productpaspoort beschikbaar is overeenkomstig artikel 8 en de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

2. Voordat fabrikanten een product in de markt brengen of in gebruik nemen dat onder een overeenkomstig artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling valt, voeren zij de in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen bedoelde conformiteitsbeoordeling uit en stellen zij de vereiste technische documentatie op, of laten zij dit namens hen uitvoeren.

Wanneer uit die beoordeling blijkt dat een onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallend product aan de toepasselijke vereisten voldoet, stellen fabrikanten een EU-conformiteitsverklaring op overeenkomstig artikel 37 en wordt op dat product de CE-markering aangebracht overeenkomstig artikel 39. Indien de Commissie uit hoofde van artikel 4, derde alinea, punt f), echter alternatieve regels heeft vastgesteld, stelt de fabrikant in overeenstemming met die regels een conformiteitsverklaring op en brengt hij een conformiteitsmarkering aan.

3. Fabrikanten bewaren de technische documentatie en de EU-conformiteitsverklaring gedurende tien jaar nadat het product in de handel is gebracht of in gebruik is genomen. In uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen kan een periode van meer of minder dan tien jaar worden bepaald om rekening te houden met de aard van de betrokken producten of vereisten.

4. Fabrikanten zorgen ervoor dat zij beschikken over procedures om de conformiteit van hun serieproductie met de toepasselijke vereisten te blijven waarborgen. Veranderingen in het productieproces, het ontwerp of de eigenschappen van een product, alsook veranderingen in de geharmoniseerde normen, gemeenschappelijke specificaties of andere technische specificaties waarnaar in de conformiteitsverklaring van het product wordt verwezen of die worden toegepast om de conformiteit ervan te verifiëren, worden door fabrikanten naar behoren in aanmerking genomen en, indien fabrikanten tot de bevinding komen dat de productconformiteit wordt aangetast, voeren zij een herbeoordeling uit volgens de conformiteitsbeoordeling als bedoeld in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen, of laten zij dit namens hen uitvoeren.

5. Fabrikanten zorgen ervoor dat op hun producten een type-, partij- of serienummer, dan wel een ander identificatiemiddel is aangebracht, of wanneer dit door de omvang of aard van het product niet mogelijk is, dat de vereiste informatie op de verpakking of in een bij het product gevoegd document is vermeld.

6. Fabrikanten vermelden op het product hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam, het postadres en in voorkomend geval de elektronische wijze waarop contact met hen kan worden opgenomen of, wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking, in een bij het product gevoegd document of, indien beschikbaar, in een productpaspoort. Het adres moet één enkele plaats aangeven waarop de fabrikant kan worden gecontacteerd. De contactgegevens zijn duidelijk, begrijpelijk en leesbaar.

7. Fabrikanten zien erop toe dat een onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallend product vergezeld gaat van instructies op basis waarvan consumenten en andere eindgebruikers het product veilig kunnen monteren, installeren, gebruiken, bewaren, onderhouden, repareren en verwijderen, in een taal die gemakkelijk te begrijpen is door consumenten en andere eindgebruikers, zoals bepaald door de betrokken lidstaat. Die instructies zijn duidelijk, begrijpelijk en leesbaar en bevatten ten minste de in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen en artikel 7, lid 2, punt b), ii), bedoelde informatie.

8. Fabrikanten die vinden of reden hebben om aan te nemen dat een onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallend product dat zij in de handel hebben gebracht of in gebruik hebben genomen niet overeenstemt met de vereisten in die gedelegeerde handelingen, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om dat product, in voorkomend geval, in overeenstemming te brengen, uit de handel te nemen of terug te roepen.

Fabrikanten stellen in de lidstaten waar zij het product op de markt hebben aangeboden onmiddellijk de markttoezichtautoriteiten in kennis van de vermeende niet-naleving en van de eventueel genomen corrigerende maatregelen.

9. Fabrikanten verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van het product aan te tonen, met inbegrip van de technische documentatie, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Deze informatie en documentatie worden op papier of elektronisch verstrekt. De relevante documenten worden binnen tien dagen na ontvangst van een verzoek van een bevoegde nationale autoriteit beschikbaar gesteld.

Fabrikanten werken samen met de bevoegde nationale autoriteit aan alle maatregelen die worden genomen om gevallen van niet-naleving van de vereisten als bedoeld in een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling waaronder het betrokken product valt te verhelpen.

Artikel 22
Gemachtigde vertegenwoordigers

1. Een fabrikant kan bij schriftelijk mandaat een gemachtigde aanstellen.

De verplichtingen uit hoofde van artikel 21, lid 1, en de opstelling van technische documentatie maken geen deel uit van het mandaat van de gemachtigde.

2. Een gemachtigde voert de taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft ontvangen. Het mandaat laat de gemachtigde toe ten minste de volgende taken te verrichten:

a) de EU-conformiteitsverklaring en de technische documentatie ter beschikking van de nationale markttoezichtautoriteiten houden gedurende tien jaar nadat een product waarop een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling van toepassing is in de handel is gebracht of in gebruik is genomen;

b) op verzoek van de bevoegde nationale autoriteiten medewerking verlenen aan eventuele maatregelen die zijn getroffen met betrekking tot niet-naleving van het onder het mandaat van de gemachtigde vallende product;

c) op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie verstrekken om de conformiteit van het product aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen;

d) op een verzoek van een bevoegde nationale autoriteit relevante documenten beschikbaar stellen binnen tien dagen na de ontvangst van dat verzoek;

e) het mandaat beëindigen indien de fabrikant in strijd met zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening en de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling handelt.

Artikel 23
Verplichtingen van importeurs

1. Importeurs brengen alleen onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallende producten in de handel die voldoen aan de vereisten van de toepasselijke gedelegeerde handelingen.

2. Voordat importeurs producten waarop een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling van toepassing is in de handel brengen of in gebruik nemen, zien zij erop toe dat:

a) de fabrikant de juiste conformiteitsbeoordelingsprocedure heeft uitgevoerd en de technische documentatie heeft opgesteld;

b) producten vergezeld gaan van de in artikel 7 en de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen vereiste informatie;

c) er een productpaspoort beschikbaar is overeenkomstig artikel 8 en de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

De importeur ziet er voorts op toe dat het product is voorzien van de in artikel 38 bedoelde vereiste CE-markering, of van de alternatieve conformiteitsmarkering als neergelegd in een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling, derde alinea, punt f), en dat het vergezeld gaat van de vereiste documenten, en hij verzekert dat de fabrikant zich aan de vereisten van artikel 21, leden 5 en 6, heeft gehouden.

Indien importeurs vinden of reden hebben om aan te nemen dat een product niet aan de vereisten van de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen voldoet, brengen zij het product niet in de handel, noch nemen zij het in gebruik, totdat het in overeenstemming is gebracht.

3. Importeurs vermelden op het product hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam, het postadres en in voorkomend geval de elektronische wijze waarop contact met hen kan worden opgenomen of, wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking, in een bij het product gevoegd document of, indien beschikbaar, in een productpaspoort. De contactgegevens zijn duidelijk, begrijpelijk en leesbaar.

4. Importeurs zien erop toe dat het product vergezeld gaat van instructies op basis waarvan consumenten het product kunnen monteren, installeren, gebruiken, bewaren, onderhouden, repareren en verwijderen, in een taal die gemakkelijk te begrijpen is door consumenten en andere eindgebruikers, zoals bepaald door de betrokken lidstaat. Die instructies zijn duidelijk, begrijpelijk en leesbaar en bevatten tenminste de in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen bedoelde informatie.

5. De importeur zorgt gedurende de periode dat het product onder zijn verantwoordelijkheid valt voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de overeenstemming met de voorschriften van een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling waaronder het product valt niet in het gedrang komt.

6. Importeurs die vinden of reden hebben om aan te nemen dat een onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallend product dat zij in de handel hebben gebracht of in gebruik hebben genomen niet overeenstemt met de vereisten in die handeling, nemen onmiddellijk de corrigerende maatregelen die nodig zijn om dat product, in voorkomend geval, in overeenstemming te brengen, uit de handel te nemen of terug te roepen.

Importeurs stellen in de lidstaten waar zij het product op de markt hebben aangeboden onmiddellijk de markttoezichtautoriteiten in kennis van de vermeende niet-naleving en van de eventueel genomen corrigerende maatregelen.

7. Importeurs houden gedurende tien jaar of de in een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling bepaalde periode een kopie van de EU-conformiteitsverklaring ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten en zorgen ervoor dat de technische documentatie op verzoek aan die autoriteiten kan worden verstrekt.

8. Importeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit alle benodigde informatie en documentatie aan die autoriteit om de conformiteit van een product aan te tonen, met inbegrip van technische documentatie, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Deze informatie en documentatie worden op papier of elektronisch verstrekt. De relevante documenten worden binnen tien dagen na ontvangst van een verzoek van de bevoegde autoriteit van een lidstaat beschikbaar gesteld.

Importeurs werken samen met de bevoegde nationale autoriteit aan alle maatregelen die worden genomen om gevallen van niet-naleving van de vereisten als bedoeld in een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling waaronder het betrokken product valt te verhelpen.

Artikel 24
Verplichtingen van distributeurs

1. Distributeurs betrachten bij het in de handel brengen van een onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallend product de nodige zorgvuldigheid in verband met de in die handeling vastgestelde vereisten.

2. Distributeurs controleren voordat zij een onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallend product in de handel brengen het volgende:

a) het product is voorzien van de CE-markering overeenkomstig de artikelen 38 en 39 of een overeenkomstig artikel 4, derde alinea, punt f), goedgekeurde alternatieve conformiteitsmarkering en is, in voorkomend geval, voorzien van een etiket of gekoppeld aan een productpaspoort in overeenstemming met die gedelegeerde handelingen;

b) het product gaat vergezeld van de vereiste documenten en van instructies, op basis waarvan consumenten het product kunnen monteren, installeren, gebruiken, bewaren, onderhouden en verwijderen, in een taal die gemakkelijk te begrijpen is door consumenten en andere eindgebruikers, zoals bepaald door de betrokken lidstaat waarin het product op de markt beschikbaar moet worden gesteld, en die instructies zijn duidelijk, begrijpelijk en leesbaar en bevatten ten minste de in artikel 7, lid 2, punt b), ii), vastgestelde informatie, zoals neergelegd in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling;

c) de fabrikant en de importeur hebben voldaan aan de vereisten van artikel 21, leden 5 en 6, en artikel 23, lid 3.

3. Indien een distributeur, voordat hij een product op de markt aanbiedt, vindt of reden heeft om aan te nemen dat het product niet conform is of de fabrikant ervan zich niet aan de vereisten van een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling houdt, biedt hij het product niet op de markt aan voordat het product in overeenstemming is gebracht of de fabrikant aan de vereisten voldoet.

De distributeur zorgt gedurende de periode dat het product onder zijn verantwoordelijkheid valt, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de overeenstemming met de voorschriften van de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling niet in het gedrang komt.

4. Distributeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen op de markt aangeboden product niet conform is met de vereisten van een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling, zien erop toe dat de nodige corrigerende maatregelen worden genomen om het product conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen.

Distributeurs stellen in de lidstaten waar zij het product op de markt hebben aangeboden onmiddellijk de markttoezichtautoriteiten in kennis van de vermeende niet-naleving en van de eventueel genomen corrigerende maatregelen.

5. Distributeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan die autoriteit alle informatie en documentatie waartoe zij toegang hebben en die relevant is om de conformiteit van een product aan te tonen. Deze informatie en documentatie worden op papier of elektronisch verstrekt.

Distributeurs werken samen met die autoriteit aan alle corrigerende maatregelen die worden genomen om gevallen van niet-naleving van een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling waaronder het betrokken product valt te verhelpen.

Artikel 25
Verplichtingen van handelaars

1. Handelaars waarborgen dat hun klanten toegang hebben tot alle relevante informatie die op grond van de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen vereist is, ook in geval van verkoop op afstand.

2. Handelaars waarborgen dat het productpaspoort gemakkelijk toegankelijk is voor klanten, ook in geval van verkoop op afstand, zoals bepaald in artikel 8 en in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen die van toepassing zijn op het product.

3. Handelaars:

a) tonen klanten, op zichtbare wijze, ook voor onlineverkoop op afstand, de etiketten als bedoeld in artikel 26, lid 2 of 3;

b) verwijzen in visuele advertenties of in technisch promotiemateriaal voor een bepaald model naar de overeenkomstig artikel 26, lid 2 of 3, op de etiketten te verstrekken informatie, in overeenstemming met de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen die op het product van toepassing zijn;

c) verstrekken of tonen geen andere etiketten, merktekens, symbolen of opschriften die klanten waarschijnlijk misleiden of verwarren wat de informatie op het etiket betreft.

Artikel 26
Verplichtingen in verband met etiketten

1. Indien een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vereist dat producten zijn voorzien van een etiket als bedoeld in artikel 14, zorgt de marktdeelnemer die het product in de handel brengt of in gebruik neemt ervoor dat alle afzonderlijke eenheden van producten overeenkomstig die gedelegeerde handeling kosteloos vergezeld gaan van afgedrukte etiketten.

2. Indien een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vereist dat producten zijn voorzien van een etiket als bedoeld in artikel 14, verstrekt de marktdeelnemer die het product in de handel brengt of in gebruik neemt kosteloos, onverwijld en in elk geval binnen vijf werkdagen na het verzoek van de handelaar afgedrukte etiketten of digitale kopieën van het etiket aan de handelaar.

3. Indien een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vereist dat producten zijn voorzien van een etiket als bedoeld in artikel 14, zorgt de marktdeelnemer die het product in de handel brengt of in gebruik neemt ervoor dat zijn etiketten accuraat zijn en produceert hij, in het kader van de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure, technische documentatie op basis waarvan de juistheid kan worden beoordeeld.

4. Indien een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vereist dat producten zijn voorzien van een etiket als bedoeld in artikel 14, verwijst de marktdeelnemer die het product in de handel brengt of in gebruik neemt:

a) naar de informatie op het etiket, in visuele advertenties of in technisch promotiemateriaal voor een bepaald model, in overeenstemming met de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde relevante gedelegeerde handeling;

b) verstrekken of tonen geen andere etiketten, merktekens, symbolen of opschriften die klanten waarschijnlijk misleiden of verwarren wat de informatie op het etiket betreft.

Artikel 27
Verplichtingen van fulfilmentdienstverleners

Fulfilmentdienstverleners zorgen ervoor dat, voor de producten die zij behandelen en die onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallen, de opslag-, verpakkings-, adresserings- en verzendingsomstandigheden de overeenstemming van de producten met de vereisten van die gedelegeerde handeling niet in gevaar brengen.

Artikel 28
Gevallen waarin de verplichtingen van fabrikanten van toepassing zijn op importeurs en distributeurs

Voor de toepassing van deze verordening wordt een importeur of distributeur als fabrikant beschouwd en onderworpen aan de verplichtingen van een fabrikant op grond van artikel 21, indien hij:

1) een product waarop een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling van toepassing is onder zijn naam of handelsmerk in de handel brengt;

2) een reeds in de handel gebracht product zodanig wijzigt dat dit gevolgen heeft voor de naleving van de vereisten die zijn uiteengezet in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen waaronder het product valt.

Artikel 29
Verplichtingen van elektronische marktplaatsen en zoekmachines

1. De in artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde samenwerking omvat, met betrekking tot elektronische marktplaatsen en voor de toepassing van deze verordening, met name:

a) samenwerken om doeltreffende maatregelen inzake markttoezicht te waarborgen, onder andere door geen belemmeringen voor die maatregelen op te werpen;

b) markttoezichtautoriteiten in kennis stellen van eventuele actie die is ondernomen;

c) een regelmatige en gestructureerde uitwisseling tot stand brengen van informatie over aanbiedingen die op basis van dit artikel door elektronische marktplaatsen zijn verwijderd;

d) door markttoezichtautoriteiten beheerde online-instrumenten toegang tot hun interfaces bieden om non-conforme producten te identificeren;

e) wanneer elektronische marktplaatsen of onlineverkopers technische belemmeringen hebben opgeworpen voor de extractie van gegevens van hun online-interfaces, op verzoek van markttoezichtautoriteiten die autoriteiten toestaan om dergelijke gegevens voor productconformiteitsdoeleinden te scrapen op basis van de identificatieparameters die de verzoekende markttoezichtautoriteiten hebben verstrekt.

2. Voor de vereisten van [artikel 22, lid 7] van Verordening (EU) …/… [de wet inzake digitale diensten] ontwerpen en organiseren elektronische marktplaatsen hun online-interface op een wijze die handelaars in staat stelt hun verplichtingen uit hoofde van artikel 25 na te komen en marktdeelnemers in staat stelt hun verplichtingen uit hoofde van artikel 30, lid 1, van deze verordening na te komen.

De informatie kan worden verstrekt voor elk product dat wordt aangeboden of getoond of anderszins gemakkelijk toegankelijk wordt gemaakt voor klanten.

Met name indien uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen vereisen dat visuele onlineadvertenties voor bepaalde producten vergezeld moeten gaan van elektronische online-informatie die op het weergavemechanisme moet worden weergegeven, stellen elektronische marktplaatsen handelaars in staat om die weer te geven. Deze verplichting is ook van toepassing op zoekmachines en andere onlineplatforms die visuele online-advertenties voor de betrokken producten verstrekken.

3. Wat betreft de bevoegdheden die de lidstaten verlenen overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) 2019/1020, verlenen de lidstaten hun markttoezichtautoriteiten voor alle producten die onder een relevante overeenkomstig artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallen de bevoegdheid om een elektronische marktplaats te bevelen specifieke illegale inhoud die verwijst naar een non-conform product van zijn online-interface te verwijderen, de toegang hiertoe uit te schakelen of een expliciete waarschuwing voor eindgebruikers weer te geven als zij deze bezoeken. Dergelijke bevelen voldoen aan [artikel 8, lid 1] van Verordening (EU) …/… [de wet inzake digitale diensten].

4. Elektronische marktplaatsen treffen de maatregelen die nodig zijn om de in lid 2 bedoelde bevelen te ontvangen en te verwerken overeenkomstig [artikel 8] van Verordening (EU) …/… [de wet inzake digitale diensten].

5. Elektronische marktplaatsen stellen één enkel contactpunt vast voor de directe communicatie met de markttoezichtautoriteiten van lidstaten in verband met de naleving van deze verordening en de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Dit contactpunt kan hetzelfde contactpunt zijn als dat in [artikel 20, lid 1] van Verordening (EU) …/… [de verordening inzake algemene productveiligheid] of [artikel 10, lid 1] van Verordening (EU) …/… [de wet inzake digitale diensten] wordt bedoeld.

Artikel 30
Informatieverplichtingen van marktdeelnemers

1. Wanneer de desbetreffende marktdeelnemers producten online of via andere vormen van verkoop op afstand op de markt aanbieden, moet het desbetreffende productaanbod ten minste de volgende informatie duidelijk en zichtbaar vermelden:

a) de naam, de geregistreerde handelsnaam of het geregistreerde handelsmerk van de fabrikant, evenals het post- of e-mailadres waarop hij bereikbaar is;

b) indien de fabrikant niet in de Unie is gevestigd, de naam, het adres, het telefoonnummer en het e-mailadres van de in de Unie gevestigde marktdeelnemer in de zin van artikel 4 van Verordening (EU) 2019/1020;

c) informatie voor het identificeren van het product, waaronder het type en, indien beschikbaar, het partij- of serienummer en eventuele andere productidentificatie.

2. Op verzoek voorzien marktdeelnemers de markttoezichtautoriteiten van:

a) de naam van elke marktdeelnemer die hen een product heeft geleverd dat binnen het toepassingsgebied van een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling valt;

b) elke marktdeelnemer waaraan zij dergelijke producten hebben geleverd, alsook de hoeveelheden en exacte modellen.

Marktdeelnemers kunnen deze informatie tien jaar nadat zij de betrokken producten hebben ontvangen en tien jaar nadat zij die producten hebben geleverd verstrekken. De Commissie kan bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 4 een periode van korter of langer dan tien jaar bepalen om rekening te houden met de aard van de betrokken producten of vereisten.

3. Wanneer de Commissie fabrikanten, hun gemachtigde vertegenwoordigers of importeurs verplicht om delen van de technische documentatie met betrekking tot het betrokken product digitaal beschikbaar te stellen overeenkomstig artikel 4, derde alinea, punt a), houdt zij rekening met de volgende criteria:

a) de noodzaak om de verificatie van de naleving van de toepasselijke vereisten door markttoezichtautoriteiten te vergemakkelijken;

b) de noodzaak om onevenredige administratieve lasten voor marktdeelnemers te vermijden.

De Commissie geeft aan op welke wijze de relevante delen van de technische documentatie beschikbaar moeten worden gesteld. In voorkomend geval wordt de technische documentatie beschikbaar gesteld via het productpaspoort.

Artikel 31
Toezicht- en verslagleggingsverplichtingen van marktdeelnemers

1. Wanneer de Commissie fabrikanten, hun gemachtigde vertegenwoordigers of importeurs verplicht om haar informatie over de hoeveelheden van een onder overeenkomstig artikel 4, derde alinea, punt b), vastgestelde gedelegeerde handelingen vallend product te doen toekomen, houdt zij rekening met de volgende criteria:

a) de beschikbaarheid van gegevens over de marktaandelen van het betrokken product om de herziening van uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen die op dat product van toepassing zijn te vergemakkelijken;

b) de noodzaak om onevenredige administratieve lasten voor marktdeelnemers te vermijden.

De Commissie geeft aan op welke periode de in de eerste alinea bedoelde informatie betrekking heeft. Die informatie wordt per productmodel gedifferentieerd.

De Commissie ziet erop toe dat de daaruit voortvloeiende gegevens veilig en in overeenstemming met het Unierecht worden verwerkt.

De Commissie geeft in die gedelegeerde handelingen aan op welke manieren de relevante informatie beschikbaar wordt gesteld en hoe vaak dat moet gebeuren.

2. Wanneer de Commissie vereist dat een product overeenkomstig artikel 4, derde linea, punt c), tijdens het gebruik zijn energieverbruik of prestaties meet met betrekking tot andere relevante productparameters als bedoeld in bijlage I, houdt zij rekening met de volgende criteria:

a) het nut van gegevens tijdens het gebruik zodat eindgebruikers het energieverbruik of de prestaties van het product kunnen inzien en beheren;

b) de technische haalbaarheid van het registreren van gegevens tijdens het gebruik;

c) de noodzaak om onevenredige administratieve lasten voor marktdeelnemers te vermijden.

Producten waarop een vereiste van artikel 4, derde alinea, punt c), van toepassing is registreren de daaruit voortvloeiende gegevens tijdens het gebruik en maken die zichtbaar voor de eindgebruiker.

3. Wanneer de Commissie fabrikanten, hun gemachtigde vertegenwoordigers of importeurs verplicht om de in lid 2 bedoelde gegevens tijdens het gebruik te verzamelen, te anonimiseren of aan haar te melden overeenkomstig artikel 4, derde alinea, punt d), houdt zij rekening met de volgende criteria:

a) het nut van gegevens tijdens het gebruik voor de Commissie bij het herzien van vereisten inzake ecologisch ontwerp of het bijstaan van markttoezichtautoriteiten met statistische gegevens voor hun op risico’s gebaseerde analyse;

b) de noodzaak om onevenredige administratieve lasten voor marktdeelnemers te vermijden.

Die in de eerste alinea bedoelde vereisten kunnen met name bestaan uit:

a) het verzamelen van de gegevens tijdens het gebruik als die op afstand toegankelijk zijn via het internet, tenzij de eindgebruiker uitdrukkelijk weigert die gegevens beschikbaar te stellen;

b) het anonimiseren van de overeenkomstig punt a) verzamelde gegevens en het ten minste eenmaal per jaar melden van die gegevens bij de Commissie. De marktdeelnemer vermeldt het identificatienummer uit de productendatabank van het model als bedoeld in artikel 12, lid 5, van Verordening (EU) 2017/1369 en, indien van belang voor hun prestaties, geografische informatie over de producten.

De Commissie bepaalt de details en het formaat voor het melden van de gegevens tijdens het gebruik als bedoeld in de tweede alinea, punt b).

4. De Commissie beoordeelt periodiek de overeenkomstig lid 3 ontvangen gegevens tijdens het gebruik en publiceert, in voorkomend geval, geaggregeerde gegevensreeksen.

Hoofdstuk VIII — Conformiteit van producten

Artikel 32
Test-, meet- en berekeningsmethoden

1. Voor de naleving van en de verificatie van de naleving van vereisten inzake ecologisch ontwerp, worden tests, metingen en berekeningen uitgevoerd met gebruikmaking van betrouwbare, accurate en reproduceerbare methoden waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende, geavanceerde methoden. Die methoden voldoen aan de vereisten inzake testen, meten en berekenen als bedoeld in de relevante uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

2. Indien dit nodig is om de naleving van de in de uit hoofde van artikel 4, derde alinea, punt e), vastgestelde gedelegeerde handelingen bepaalde vereisten inzake ecologisch ontwerp te waarborgen, kan de Commissie vereisen dat er voor het berekenen van de prestaties van producten met betrekking tot de in bijlage I bedoelde relevante productparameter gebruik wordt gemaakt van online-instrumenten, waarbij de toepasselijke berekeningsvoorschriften in aanmerking zijn genomen.

De Commissie houdt bij het vaststellen van de vereisten voor het gebruik van online-instrumenten rekening met de volgende criteria:

a) de noodzaak om de geharmoniseerde toepassing van berekeningsvoorschriften te waarborgen;

b) de noodzaak om de administratieve last voor marktdeelnemers die aan de desbetreffende vereisten voldoen tot een minimum te beperken.

Online-instrumenten zijn kosteloos beschikbaar voor marktdeelnemers die aan de relevante vereisten voldoen.

Artikel 33
Omzeiling

1. Producten die binnen het toepassingsgebied van een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallen, worden niet in de handel gebracht of in gebruik genomen als zij zijn ontworpen om hun gedrag of eigenschappen aan te passen wanneer zij worden getest met als doel een gunstiger resultaat te verkrijgen voor een van de productparameters die wordt gereglementeerd bij uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen waaronder de producten vallen.

Voor de toepassing van dit lid zijn producten die ontworpen zijn om te kunnen detecteren dat zij worden getest en daarom automatisch hun prestaties kunnen aanpassen en producten die vooraf zijn ingesteld om bij tests hun prestaties aan te passen producten die zijn ontworpen om hun gedrag of eigenschappen aan te passen wanneer zij worden getest.

2. Marktdeelnemers die een onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallend product in de handel brengen, schrijven geen instructies voor het testen voor die het gedrag of de eigenschappen van producten veranderen om een gunstiger resultaat te verkrijgen voor een van de productparameters die wordt gereglementeerd in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen waaronder de producten vallen.

Voor de toepassing van dit lid zijn instructies die leiden tot een handmatige aanpassing van het product voorafgaand aan een test die de prestaties van het product veranderen specifiek voor het testen bestemde instructies die het gedrag of de eigenschappen van producten veranderen.

3. Producten die binnen het toepassingsgebied van een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallen, worden niet in de handel gebracht of in gebruik genomen als zij zijn ontworpen om binnen korte tijd nadat zij in gebruik zijn genomen hun gedrag of eigenschappen aan te passen met als gevolg dat hun prestaties verslechteren met betrekking tot een van de productparameters die wordt gereglementeerd in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen waaronder de producten vallen of met betrekking tot hun functionele werking vanuit het oogpunt van de gebruiker.

4. Software- of firmware-updates mogen niet leiden tot verslechtering van de productprestaties met betrekking tot een van de productparameters die wordt gereglementeerd in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen waaronder de producten vallen of met betrekking tot hun functionele werking vanuit het oogpunt van de gebruiker, als gemeten met de testmethode die wordt gebruikt voor de conformiteitsbeoordeling, behalve met uitdrukkelijke toestemming van de eindgebruiker voorafgaand aan de update. Als de update wordt geweigerd, mogen de prestaties niet veranderen.

Software- of firmware-updates mogen niet leiden tot verslechtering van de in de eerste alinea bedoelde prestatieswaardoor het product niet langer voldoet aan de vereisten van uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen die van toepassing zijn op het moment dat het product in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt genomen.

Artikel 34
Vermoeden van conformiteit

1. De in artikel 32 bedoelde test-, meet- en berekeningsmethoden, die in overeenstemming zijn met geharmoniseerde normen of delen daarvan, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden geacht in overeenstemming te zijn met de vereisten van dat artikel en met de test-, meet- en berekeningsvereisten die zijn vastgesteld in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen, voor zover die vereisten onder die geharmoniseerde normen of delen daarvan vallen.

2. Producten die in overeenstemming zijn met geharmoniseerde normen of delen daarvan, waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden geacht in overeenstemming te zijn met de vereisten inzake ecologisch ontwerp die zijn vastgesteld in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen, voor zover die vereisten onder die geharmoniseerde normen of delen daarvan vallen.

3. Producten die onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallen en waaraan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 66/2010 de EU-milieukeur is toegekend, worden geacht te voldoen aan de vereisten inzake ecologisch ontwerp van die gedelegeerde handeling, voor zover de criteria van de EU-milieukeur in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 66/2010 op die vereisten van toepassing zijn.

Artikel 35
Gemeenschappelijke specificaties

1. De Commissie kan in de volgende gevallen uitvoeringshandelingen vaststellen waarin gemeenschappelijke specificaties voor vereisten inzake ecologisch ontwerp, de essentiële vereisten voor de in artikel 10 bedoelde productpaspoorten of voor de in artikel 32 bedoelde test-, meet- of berekeningsmethoden worden vastgelegd:

a) zij heeft een of meer Europese normalisatieorganisaties verzocht een geharmoniseerde norm op te stellen met betrekking tot een vereiste of methode inzake ecologisch ontwerp die niet onder een geharmoniseerde norm of een deel daarvan valt, waarvan de referenties zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, en ofwel de normalisatieprocedure heeft onnodige vertraging opgelopen, of de aanvraag is door geen van de Europese normalisatieorganisaties aanvaard;

b) zij heeft overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 11, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 besloten om de referenties van de geharmoniseerde normen of de delen daarvan, die op een vereiste of methode inzake ecologisch ontwerp van toepassing zijn, te handhaven met beperkingen dan wel in te trekken.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2. De in artikel 32 bedoelde test-, meet- en berekeningsmethoden, die in overeenstemming zijn met gemeenschappelijke specificaties of delen daarvan, worden geacht in overeenstemming te zijn met de vereisten van dat artikel en met de test-, meet- en berekeningsvoorschriften die zijn vastgesteld in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen, voor zover die voorschriften onder die gemeenschappelijke specificaties of delen daarvan vallen.

3. Producten die in overeenstemming zijn met gemeenschappelijke specificaties of delen daarvan worden geacht in overeenstemming te zijn met de vereisten inzake ecologisch ontwerp van de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling waaronder die producten vallen, voor zover die vereisten onder die gemeenschappelijke specificaties of delen daarvan vallen.

Artikel 36
Conformiteitsbeoordeling

1. Bij het vaststellen van de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure overeenkomstig 4, tweede alinea, houdt de Commissie rekening met de volgende criteria:

a) of de betrokken module geschikt is voor het soort product en in verhouding staat tot het nagestreefde algemene belang;

b) de aard van de in bijlage I bedoelde productparameters waarop de desbetreffende vereisten inzake ecologisch ontwerp zijn gebaseerd, met name of de prestaties met betrekking tot die productparameters op het product zelf kunnen worden geverifieerd;

c) wanneer het verplicht is een derde partij erbij te betrekken, de noodzaak van een keuzemogelijkheid voor de fabrikant tussen modules voor kwaliteitsborging en productcertificatie, zoals beschreven in bijlage II bij Besluit nr. 768/2008/EG.

2. De dossiers en de briefwisseling aangaande de conformiteitsbeoordeling worden, in voorkomend geval, opgesteld in een officiële taal van de lidstaat waarin de bij de in lid 1 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures betrokken aangemelde instantie is gevestigd, of in een door die instantie aanvaarde taal.

Artikel 37
EU-conformiteitsverklaring

1. Uit de EU-conformiteitsverklaring blijkt dat aan de in de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen vastgelegde vereisten inzake ecologisch ontwerp is voldaan.

2. De EU-conformiteitsverklaring heeft de structuur van het model in bijlage V, bevat de in de toepasselijke conformiteitsbeoordelingsprocedure vastgestelde elementen en een verwijzing naar de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen. Zij wordt voortdurend bijgewerkt. Zij wordt vertaald in de taal of talen zoals gevraagd door de lidstaat waar het product in de handel wordt gebracht of wordt aangeboden.

3. Indien voor een onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallend product uit hoofde van meer dan één handeling van de Unie een EU-conformiteitsverklaring vereist is, wordt één EU-conformiteitsverklaring met betrekking tot al die handelingen van de Unie opgesteld. In die verklaring wordt aangegeven om welke handelingen van de Unie het gaat en worden de publicatiereferenties van die handelingen vermeld. De verklaring mag een dossier met relevante afzonderlijke EU-conformiteitsverklaringen zijn.

4. Met het opstellen van de EU-conformiteitsverklaring neemt de fabrikant de verantwoordelijkheid op zich voor de conformiteit van het product.

Artikel 38
Algemene beginselen van de CE-markering

De CE-markering is onderworpen aan de algemene beginselen die zijn vastgesteld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008.

Artikel 39
Voorschriften en voorwaarden voor het aanbrengen van de CE-markering

1. De CE-markering wordt zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op het product aangebracht. Wanneer dit gezien de aard van het product niet mogelijk of niet gerechtvaardigd is, wordt de stuurwielmarkering aangebracht op de verpakking en in de begeleidende documenten.

2. De CE-markering wordt aangebracht voordat het product in de handel wordt gebracht.

3. Voor een product in de conformiteitsbeoordeling waaraan een aangemelde instantie deelneemt, wordt de CE-markering gevolgd door het identificatienummer van die aangemelde instantie.

Het identificatienummer van de aangemelde instantie wordt aangebracht door die instantie zelf dan wel overeenkomstig haar instructies door de fabrikant of diens gemachtigde.

4. Na de CE-markering en in voorkomend geval het identificatienummer van de aangemelde instantie, kan een pictogram of een ander teken dat een bijzonder risico of gebruik aanduidt, worden aangebracht.

5. De lidstaten bouwen voort op bestaande mechanismen om te zorgen voor een juiste toepassing van de voorschriften voor de CE-markering en nemen passende maatregelen tegen oneigenlijk gebruik van het merkteken.

Artikel 40
Alternatieve conformiteitsverklaringen en -markeringen

De Commissie houdt bij het vaststellen van alternatieve regels inzake de aanmelding van de conformiteitsverklaring of van markeringen waaruit conformiteit met de toepasselijke vereisten uit hoofde van het Unierecht uit hoofde van artikel 4, derde alinea, punt f), blijkt, rekening met de volgende criteria:

a) de noodzaak om administratieve lasten voor marktdeelnemers tot een minimum te beperken; 

b) de noodzaak om te zorgen voor samenhang met andere conformiteitsverklaringen en -markeringen die op een bepaald product van toepassing zijn;

c) de noodzaak om verwarring over de betekenis van conformiteitsverklaringen en -markeringen uit hoofde van ander Unierecht te voorkomen.

Hoofdstuk IX — Aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties

Artikel 41
Aanmelding

De instanties die bevoegd zijn om de conformiteitsbeoordelingstaken van derden als bedoeld in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen te verrichten, worden door de lidstaten bij de Commissie en de andere lidstaten aangemeld.

Artikel 42
Aanmeldende autoriteiten

1. De lidstaten wijzen een aanmeldende autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de instelling en uitvoering van de nodige procedures voor de beoordeling en aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties en het toezicht op de aangemelde instanties, met inbegrip van de naleving van artikel 47.

2. De lidstaten kunnen de beoordeling en het toezicht als bedoeld in lid 1 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 laten uitvoeren door een nationale accreditatie-instantie, zoals gedefinieerd in die verordening.

3. Wanneer de aanmeldende autoriteit de beoordeling, de aanmelding of het toezicht als bedoeld in lid 1 delegeert of toevertrouwt aan een instantie die geen overheidsinstantie is, is deze instantie een rechtspersoon en voldoet zij mutatis mutandis aan de vereisten die zijn vastgesteld in artikel 43. Voorts treft deze instantie maatregelen om de aansprakelijkheid voor haar activiteiten te dekken.

4. De aanmeldende autoriteit is volledig aansprakelijk voor de taken die de in lid 3 vermelde instantie verricht.

Artikel 43
Vereisten ten aanzien van aanmeldende autoriteiten

1. Een aanmeldende autoriteit is zodanig opgericht dat er zich geen belangenconflicten met conformiteitsbeoordelingsinstanties of aangemelde instanties voordoen.

2. Een aanmeldende autoriteit is zodanig georganiseerd en functioneert zodanig dat de objectiviteit en onpartijdigheid van haar activiteiten gewaarborgd zijn.

3. Een aanmeldende autoriteit is zodanig georganiseerd dat elk besluit in verband met de aanmelding van een conformiteitsbeoordelingsinstantie wordt genomen door bekwame personen die niet de beoordeling hebben verricht.

4. Een aanmeldende autoriteit verricht geen activiteiten die worden uitgevoerd door conformiteitsbeoordelingsinstanties en verleent geen adviesdiensten op commerciële basis of in concurrentie.

5. Een aanmeldende autoriteit waarborgt dat de door haar verkregen informatie vertrouwelijk wordt behandeld. Zij zal op verzoek echter informatie over aangemelde instanties uitwisselen met de Commissie, met de aanmeldende autoriteiten van andere lidstaten en met andere bevoegde nationale autoriteiten.

6. Een aanmeldende autoriteit neemt als uitgangspunt voor de aanmelding slechts de specifieke conformiteitsbeoordelingsinstantie die om aanmelding verzoekt en neemt de capaciteiten of het personeel van moeder- of zusterondernemingen niet in aanmerking. De autoriteit beoordeelt die instantie ten aanzien van alle vereisten en conformiteitsbeoordelingstaken.

7. Een aanmeldende autoriteit beschikt over een voldoende aantal bekwame personeelsleden en toereikende financiering om haar taken naar behoren uit te voeren.

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin een minimumaantal voltijdequivalenten wordt vastgelegd dat als toereikend wordt beschouwd voor een passend toezicht op aangemelde instanties, in voorkomend geval met betrekking tot specifieke conformiteitsbeoordelingstaken. Indien het toezicht wordt uitgevoerd door een nationale accreditatie-instantie als bedoeld in artikel 42, lid 3, is dit minimumaantal op die instantie van toepassing.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 44
Informatieverplichting voor aanmeldende autoriteiten

De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van hun procedures voor de beoordeling en aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties en voor het toezicht op aangemelde instanties, en van alle wijzigingen daarvan.

De Commissie maakt die informatie openbaar.

Artikel 45
Vereisten in verband met aangemelde instanties

1. Om te kunnen worden aangemeld moeten conformiteitsbeoordelingsinstanties aan de vereisten in de leden 2 tot en met 11 voldoen.

2. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is naar het nationaal recht van een lidstaat opgericht en heeft rechtspersoonlijkheid.

3. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is een derde partij die onafhankelijk is van de door haar beoordeelde organisaties of producten. Zij heeft geen economische banden met organisaties die belang hebben bij de producten die zij beoordeelt, in het bijzonder fabrikanten, hun handelspartners en hun investeerders met aandelen. Dit belet de conformiteitsbeoordelingsinstantie niet om conformiteitsbeoordelingsactiviteiten voor concurrerende fabrikanten uit te voeren.

4. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet de ontwerper, fabrikant, leverancier, importeur, distributeur, installateur, koper, eigenaar, gebruiker of onderhouder van de door hen beoordeelde producten, noch de vertegenwoordiger van een van deze partijen. Dit vormt echter geen beletsel voor het gebruik van beoordeelde producten die nodig zijn voor de activiteiten van de conformiteitsbeoordelingsinstantie of voor het gebruik van de producten voor persoonlijke doeleinden.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet rechtstreeks of als vertegenwoordiger van de betrokken partijen betrokken bij het ontwerpen, vervaardigen of bouwen, verhandelen, installeren, gebruiken of onderhouden van deze producten. Zij oefenen geen activiteiten uit die de onafhankelijkheid van hun oordeel of hun integriteit met betrekking tot de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarvoor zij zijn aangemeld, in het gedrang kunnen brengen. Dit geldt in het bijzonder voor adviesdiensten.

Conformiteitsbeoordelingsinstanties zorgen ervoor dat de activiteiten van hun ouder- of zusterondernemingen, dochterondernemingen of onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit of onpartijdigheid van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten.

De invoering van en het toezicht op interne procedures, algemeen beleid, gedragscodes of andere interne regels, de toewijzing van personeel aan specifieke taken en de conformiteitsbeoordelingsbeslissingen mogen niet aan een onderaannemer of dochteronderneming worden uitbesteed.

5. Conformiteitsbeoordelingsinstanties en hun personeel voeren de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische en wetenschappelijke bekwaamheid op de specifieke gebieden. Zij zijn ook vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten kunnen beïnvloeden, met name van personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van die activiteiten.

6. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is in staat alle conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten die op grond van de relevante uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling aan haar zijn toegewezen en waarvoor zij is aangemeld, ongeacht of deze taken door de conformiteitsbeoordelingsinstantie zelf of namens haar en onder haar verantwoordelijkheid worden verricht.

De conformiteitsbeoordelingsinstantie beschikt te allen tijde, voor elke conformiteitsbeoordelingsprocedure en voor elke soort of elke categorie producten waarvoor zij is aangemeld, over:

a) het nodige personeel met technische kennis en voldoende passende ervaring om de conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten. Personeel dat verantwoordelijk is voor het nemen van beoordelingsbeslissingen wordt door de conformiteitsbeoordelingsinstantie in dienst genomen op grond van het interne recht van de aanmeldende lidstaat, heeft geen andere potentiële belangenconflicten, is bevoegd om de door andere personeelsleden, externe deskundigen of onderaannemers gemaakte beoordelingen te verifiëren. Het aantal van die personeelsleden is toereikend om de bedrijfscontinuïteit te waarborgen en conformiteitsbeoordelingen op een consistente wijze aan te pakken;

b) de nodige beschrijvingen van de procedures voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling, waarbij de transparantie van deze procedures en de mogelijkheid om ze te reproduceren worden gewaarborgd. Dit is met inbegrip van een kwalificatiematrix die het betrokken personeel en hun respectieve status en taken binnen de conformiteitsbeoordelingsinstantie in overeenstemming brengt met de conformiteitsbeoordelingstaken met betrekking waartoe de instantie wil worden aangemeld;

c) passend beleid en geschikte procedures om een onderscheid te maken tussen de taken die zij als aangemelde instantie verricht en andere activiteiten;

d) procedures voor de uitoefening van haar activiteiten die naar behoren rekening houden met de omvang van een onderneming, de sector waarin deze actief is, haar structuur, de mate van complexiteit van de producttechnologie in kwestie en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

De instantie beschikt over de middelen die nodig zijn om de technische en administratieve taken in verband met de conformiteitsbeoordeling op adequate wijze uit te voeren en heeft toegang tot alle vereiste apparatuur en faciliteiten.

7. Het personeel dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling beschikt over:

a) een gedegen technische en beroepsopleiding die alle conformiteitsbeoordelingsactiviteiten omvat waarvoor de conformiteitsbeoordelingsinstantie is aangemeld;

b) een bevredigende kennis van de vereisten inzake de beoordelingen die het verricht en voldoende bevoegdheden om deze beoordelingen uit te voeren, met inbegrip van voldoende kennis over en inzicht in de relevante wetgeving, test-, meet- en berekeningsvoorschriften, van de toepasselijke geharmoniseerde normen of gemeenschappelijke specificaties en van de relevante bepalingen van deze verordening en van de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen;

c) de bekwaamheid om certificaten, dossiers en rapporten op te stellen die aantonen dat de beoordelingen zijn verricht.

8. De onpartijdigheid van de conformiteitsbeoordelingsinstanties en hun hoogste leidinggevenden en hun beoordelingspersoneel moet worden gewaarborgd.

De bezoldiging van de hoogste leidinggevenden en het beoordelingspersoneel van een conformiteitsbeoordelingsinstantie mag niet afhangen van het aantal uitgevoerde beoordelingen of van de resultaten daarvan.

9. Conformiteitsbeoordelingsinstanties sluiten een aansprakelijkheidsverzekering af, tenzij de wettelijke aansprakelijkheid op basis van het nationale recht door de staat wordt gedekt of de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de conformiteitsbeoordeling.

10. Het personeel van een conformiteitsbeoordelingsinstantie is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie waarvan het kennisneemt bij de uitoefening van de conformiteitsbeoordelingstaken uit hoofde van de desbetreffende uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen, behalve ten opzichte van de aanmeldende autoriteiten en andere nationale autoriteiten van de lidstaat waarin de werkzaamheden plaatsvinden. De eigendomsrechten worden beschermd.

11. Conformiteitsbeoordelingsinstanties nemen deel aan, of zorgen ervoor dat hun beoordelingspersoneel op de hoogte is van de desbetreffende normalisatieactiviteiten en hanteren de door die groep genomen administratieve beslissingen en geproduceerde documenten als algemene richtsnoeren.

Artikel 46
Vermoeden van conformiteit van conformiteitsbeoordelingsinstanties

Indien een conformiteitsbeoordelingsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de criteria in de ter zake doende geharmoniseerde normen of delen daarvan, waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt zij geacht aan de vereisten in artikel 45 te voldoen, voor zover die vereisten door de toepasselijke geharmoniseerde normen worden bestreken.

Artikel 47
Dochterondernemingen en uitbesteding door aangemelde instanties

1. Indien de aangemelde instantie specifieke taken in verband met de conformiteitsbeoordeling uitbesteedt aan een onderaannemer of door een dochteronderneming laat uitvoeren, waarborgt zij dat de onderaannemer of dochteronderneming aan de vereisten in artikel 45 voldoet, en brengt zij de aanmeldende autoriteit hiervan op de hoogte.

2. Aangemelde instanties nemen de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de taken die worden verricht door onderaannemers of dochterondernemingen, ongeacht waar deze gevestigd zijn. De desbetreffende aangemelde instanties stellen procedures in voor het lopende toezicht op de bevoegdheid, activiteiten en prestaties van hun onderaannemers of dochterondernemingen, rekening houdend met de in artikel 45, lid 6, bedoelde kwalificatiematrix.

3. Activiteiten mogen uitsluitend met instemming van de klant worden uitbesteed aan onderaannemers of door een dochteronderneming worden uitgevoerd.

4. Aangemelde instanties houden alle relevante documenten over de beoordeling van en het toezicht op de kwalificaties van de onderaannemer of de dochteronderneming en over de door de onderaannemer of dochteronderneming uit hoofde van de relevante uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen uitgevoerde werkzaamheden ter beschikking van de aanmeldende autoriteit.

Artikel 48
Verzoek om aanmelding

1. Een conformiteitsbeoordelingsinstantie dient een verzoek om aanmelding in bij de aanmeldende autoriteit van de lidstaat waar zij gevestigd is.

2. Dat verzoek gaat vergezeld van een beschrijving van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, de conformiteitsbeoordelingsmodule(s) en het product of de producten waarvoor de instantie verklaart bekwaam te zijn, de in artikel 45, lid 6, bedoelde kwalificatiematrix en, indien dit bestaat, van een accreditatiecertificaat dat is afgegeven door een nationale accreditatie-instantie, waarin wordt verklaard dat de conformiteitsbeoordelingsinstantie voldoet aan de vereisten van artikel 45. Het accreditatiecertificaat heeft uitsluitend betrekking op de specifieke juridische entiteit die om aanmelding verzoekt en wordt, naast de desbetreffende geharmoniseerde normen, gebaseerd op de specifieke vereisten en conformiteitsbeoordelingstaken die zijn vastgelegd in de relevante uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling.

3. Wanneer de betrokken conformiteitsbeoordelingsinstantie geen accreditatiecertificaat kan overleggen, verschaft zij de aanmeldende autoriteit alle bewijsstukken die nodig zijn om haar conformiteit met de vereisten van artikel 45 te verifiëren en te erkennen en daar geregeld toezicht op te houden.

Artikel 49
Aanmeldingsprocedure

1. Aanmeldende autoriteiten melden uitsluitend keuringsinstanties aan die aan de vereisten in artikel 45 hebben voldaan.

2. Zij verrichten de aanmelding bij de Commissie en de andere lidstaten door middel van het door de Commissie ontwikkelde en beheerde elektronische aanmeldingssysteem.

3. Bij de aanmelding worden de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, de conformiteitsbeoordelingsmodule(s), het product of de producten en de bekwaamheidsattestatie uitvoerig beschreven.

4. Wanneer een aanmelding niet gebaseerd is op een accreditatiecertificaat als bedoeld in artikel 48, lid 2, verschaft de aanmeldende autoriteit de Commissie en de andere lidstaten de bewijsstukken waaruit de bekwaamheid van de conformiteitsbeoordelingsinstantie blijkt, evenals de regeling die waarborgt dat de instantie regelmatig wordt gecontroleerd en zal blijven voldoen aan de vereisten van artikel 45.

5. De betrokken instantie mag de activiteiten van een aangemelde instantie alleen verrichten als de Commissie en de andere lidstaten binnen twee weken na een aanmelding indien een accreditatiecertificaat wordt gebruikt, of binnen twee maanden na een aanmelding indien geen accreditatiecertificaat wordt gebruikt, geen bezwaren indienen.

Alleen een dergelijke instantie wordt voor de toepassing van deze verordening als aangemelde instantie beschouwd.

6. De aanmelding wordt geldig op de dag nadat de instantie door de Commissie is opgenomen in de in artikel 50, lid 2, bedoelde lijst van aangemelde instanties. De betrokken instantie kan de activiteiten van een aangemelde instantie pas uitvoeren als de aanmelding geldig is geworden.

De Commissie maakt een aanmelding niet bekend als zij ervan op de hoogte is of raakt dat de desbetreffende aangemelde instantie niet aan de vereisten van artikel 45 voldoet.

7. De Commissie en de andere lidstaten worden in kennis gesteld van alle relevante latere wijzigingen in de aanmelding.

Artikel 50
Identificatienummers en lijsten van aangemelde instanties

1. De Commissie kent aan aangemelde instanties een identificatienummer toe.

Zij kent per instantie slechts één nummer toe, ook als de instantie uit hoofde van diverse handelingen van de Unie is aangemeld.

2. De Commissie maakt de lijst van de uit hoofde van deze verordening aangemelde instanties openbaar, met vermelding van de toegekende identificatienummers en de activiteiten waarvoor de instanties zijn aangemeld.

De Commissie zorgt voor de actualisering van deze lijst.

Artikel 51
Wijzigingen in de aanmelding

1. Wanneer een aanmeldende autoriteit heeft geconstateerd of vernomen dat een aangemelde instantie niet meer aan de vereisten van artikel 45 voldoet of haar verplichtingen niet nakomt, wordt de aanmelding door de aanmeldende autoriteit beperkt, geschorst of ingetrokken, afhankelijk van de ernst van het niet-voldoen aan die vereisten of het niet-nakomen van die verplichtingen. Zij brengt de Commissie en de andere lidstaten daarvan onmiddellijk op de hoogte.

2. Indien de aanmelding wordt beperkt, geschorst of ingetrokken, of de aangemelde instantie haar activiteiten heeft gestaakt, doet de aanmeldende lidstaat het nodige om ervoor te zorgen dat de dossiers van die instantie hetzij door een andere aangemelde instantie worden behandeld, hetzij aan de verantwoordelijke aanmeldende autoriteiten en markttoezichtautoriteiten op hun verzoek ter beschikking kunnen worden gesteld.

Artikel 52
Betwisting van de bekwaamheid van aangemelde instanties

1. De Commissie onderzoekt alle gevallen waarin zij eraan twijfelt of een aangemelde instantie bekwaam is of nog aan de vereisten voldoet en haar verantwoordelijkheden nog nakomt, of waarin zij in kennis wordt gesteld van twijfels daaromtrent.

2. De aanmeldende lidstaat verstrekt de Commissie op verzoek alle informatie over de grondslag van de aanmelding of het op peil houden van de bekwaamheid van de betrokken instantie.

3. Alle gevoelige informatie die de Commissie in het kader van haar onderzoek ontvangt, wordt door haar vertrouwelijk behandeld.

4. Indien de Commissie vaststelt dat een aangemelde instantie niet of niet meer aan de aanmeldingseisen voldoet, stelt zij een uitvoeringshandeling vast waarin zij de aanmeldende lidstaat verzoekt de nodige corrigerende maatregelen te nemen en zo nodig de aanmelding in te trekken. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

De Commissie werkt binnen twee weken na de vaststelling van de uitvoeringshandeling de in artikel 50, lid 2, bedoelde lijst van aangemelde instantie bij.

Artikel 53
Operationele verplichtingen van aangemelde instanties

1. Aangemelde instanties voeren conformiteitsbeoordelingen uit volgens de conformiteitsbeoordelingsprocedures in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

2. De conformiteitsbeoordelingen worden op evenredige wijze uitgevoerd, waarbij voorkomen wordt dat marktdeelnemers onnodig worden belast. De conformiteitsbeoordelingsinstantie houdt bij de uitoefening van haar activiteiten naar behoren rekening met de omvang van een onderneming, de sector waarin zij actief is, haar structuur, de relatieve technologische complexiteit van de producten en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

Hierbij eerbiedigt zij echter de striktheid en het beschermingsniveau die nodig zijn opdat het product voldoet aan de relevante bepalingen.

3. Indien een aangemelde instantie van oordeel is dat een fabrikant niet aan de relevante vereisten of overeenkomstige geharmoniseerde normen, gemeenschappelijke specificaties of andere technische specificaties voldoet, eist zij dat die fabrikant passende corrigerende maatregelen treft met het oog op een tweede en definitieve conformiteitsbeoordeling, tenzij de tekortkomingen niet kunnen worden hersteld, in welk geval zij geen certificaat afgeeft, noch een goedkeuringsbesluit neemt.

4. Wanneer een aangemelde instantie bij het toezicht op de conformiteit na verlening van een certificaat of goedkeuringsbesluit vaststelt dat een product of de fabrikant niet of niet meer conform is, eist zij dat de fabrikant passende corrigerende maatregelen treft; zo nodig schorst zij het certificaat of goedkeuringsbesluit, of trekt zij dit in.

5. Indien geen corrigerende maatregelen worden genomen of de genomen maatregelen niet het vereiste effect hebben, worden de certificaten of goedkeuringsbesluiten door de aangemelde instantie naargelang het geval beperkt, geschorst of ingetrokken.

6. De aangemelde instantie passen bij het nemen van conformiteitsbeoordelingsbeslissingen, alsook bij het nemen van beslissingen over de noodzaak om een certificaat op te schorten of in te trekken, of van goedkeuringsbesluiten in het licht van mogelijke gevallen van niet-naleving, duidelijke en vooraf bepaalde criteria toe.

7. Aangemelde instanties zorgen voor roulatie van het personeel dat verschillende conformiteitsbeoordelingstaken verricht.

Artikel 54
Informatieplicht voor aangemelde instanties

1. Aangemelde instanties brengen de aanmeldende autoriteit op de hoogte van:

a) elke weigering, beperking, schorsing of intrekking van certificaten;

b) omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van en de voorwaarden voor aanmelding;

c) informatieverzoeken over conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die zij van markttoezichtautoriteiten ontvangen;

d) op verzoek, de binnen de werkingssfeer van hun aanmelding verrichte conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en andere activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en onderaanneming.

2. Aangemelde instanties verstrekken de andere uit hoofde van deze verordening aangemelde instanties die soortgelijke conformiteitsbeoordelingsactiviteiten voor dezelfde producten verrichten, relevante informatie over negatieve conformiteitsbeoordelingsresultaten, en op verzoek ook over positieve conformiteitsbeoordelingsresultaten.

3. Indien de Commissie of de markttoezichtautoriteit van een lidstaat bij een op het grondgebied van een andere lidstaat gevestigde aangemelde instantie een verzoek indient in verband met een door die aangemelde instantie verrichte conformiteitsbeoordeling, stuurt zij een kopie van dat verzoek aan de aanmeldende autoriteit van die andere lidstaat. De betrokken aangemelde instantie reageert onverwijld, en uiterlijk binnen 15 dagen, op het verzoek. De aanmeldende autoriteit ziet erop toe dat beslissingen over dergelijke verzoeken door de aangemelde instantie worden genomen, tenzij er een geldige reden is om dit niet te doen.

4. Indien aangemelde instanties bewijs hebben of krijgen dat:

a) een andere aangemelde instantie niet aan de vereisten van artikel 45 of aan haar verplichtingen voldoet; of

b) een in de handel gebracht product niet voldoet aan de vereisten die zijn uiteengezet in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen waaronder dat product valt; of

c) het aannemelijk is dat een in de handel gebracht product vanwege zijn fysieke toestand een ernstig risico inhoudt;

waarschuwen en delen zij dat bewijs naargelang het geval met de desbetreffende markttoezichtautoriteit of aanmeldende autoriteit.

Artikel 55
Uitwisseling van ervaringen

De Commissie organiseert de uitwisseling van ervaringen tussen de autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het aanmeldingsbeleid.

Artikel 56
Coördinatie van aangemelde instanties

1. De Commissie zorgt voor passende coördinatie en samenwerking tussen instanties die zijn aangemeld uit hoofde van deze verordening in de vorm van een groep of groepen van aangemelde instanties, in voorkomend geval met inbegrip van groepen van instanties die zijn aangemeld uit hoofde van dezelfde uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling of met betrekking tot vergelijkbare conformiteitsbeoordelingstaken.

Aangemelde instanties nemen rechtstreeks of via aangewezen vertegenwoordigers deel aan de werkzaamheden van elke relevante groep.

2. Aangemelde instanties passen als algemene richtsnoeren alle relevante documenten toe die zijn voortgekomen uit de werkzaamheden van de in lid 1 bedoelde groepen.

3. De coördinatie en samenwerking in de in lid 1 bedoelde groepen zijn erop gericht de geharmoniseerde toepassing van deze verordening en van de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen te waarborgen. Daarbij hanteren de groepen als algemene richtsnoeren alle relevante documenten die worden geproduceerd door de groep voor administratieve samenwerking die overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1020 wordt opgericht.

Hoofdstuk X — Stimulansen

Artikel 57
Stimulansen van de lidstaten

1. Stimulansen van de lidstaten met betrekking tot producten die vallen onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling waarin overeenkomstig artikel 7, lid 4, prestatieklassen zijn vastgesteld met betrekking tot een in bijlage I vermelde productparameter, hebben betrekking op de twee hoogste op het niveau van de Unie bevolkte prestatieklassen of in voorkomend geval op producten met een EU-milieukeur, tenzij in die gedelegeerde handeling anders is bepaald.

2. Indien in een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 7, lid 4, prestatieklassen met betrekking tot meer dan één in bijlage I vermelde productparameter worden vastgesteld, of indien prestatieklassen worden vastgesteld uit hoofde van zowel Verordening (EU) 2017/1369 als deze verordening, kan de Commissie in de uit hoofde van artikel 4, derde alinea, punt g), vastgestelde gedelegeerde handelingen vaststellen op welke productparameters de stimulansen van de lidstaten betrekking hebben.

Daarbij houdt de Commissie rekening met de volgende criteria:

a) het aantal producten in elke prestatieklasse;

b) de relatieve betaalbaarheid van de producten in elke prestatieklasse;

c) de noodzaak om voor voldoende vraag naar ecologisch duurzamere producten te zorgen.

3. Indien in een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling geen prestatieklassen zijn vastgesteld, kan de Commissie in de uit hoofde van artikel 4, derde alinea, punt g), vastgestelde gedelegeerde handelingen vereisten met betrekking tot productparameters vaststellen waaraan de producten waarop de stimulansen van de lidstaten van toepassing zijn, moeten voldoen.

Daarbij houdt de Commissie rekening met de volgende criteria:

a) de relatieve betaalbaarheid van de producten die aan die vereisten voldoen;

b) de noodzaak om voor voldoende vraag naar ecologisch duurzamere producten te zorgen.

Artikel 58
Groene overheidsopdrachten

1. Vereisten overeenkomstig artikel 4, derde alinea, punt h), voor overheidsopdrachten die worden gegund door aanbestedende diensten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, van Richtlijn 2014/24/EU of artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2014/25/EU, of aanbestedende instanties zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/25/EU, kunnen al naargelang het geval de vorm aannemen van verplichte technische specificaties, selectiecriteria, gunningscriteria, clausules voor de uitvoering van de opdracht of streefdoelen.

2. Bij het vaststellen van vereisten voor overheidsopdrachten overeenkomstig artikel 4, derde alinea, punt h), houdt de Commissie rekening met de volgende criteria:

a) de waarde en omvang van overheidsopdrachten die voor die bepaalde productgroep, of voor de diensten of werken waarbij die bepaalde productgroep wordt gebruikt, worden gegund;

b) de noodzaak om voor voldoende vraag naar ecologisch duurzamere producten te zorgen.

c) de economische haalbaarheid voor aanbestedende diensten of aanbestedende entiteiten om ecologisch duurzamere producten aan te kopen zonder dat dit onevenredige kosten met zich meebrengt.

Hoofdstuk XI — Markttoezicht

Artikel 59
Actieplannen inzake markttoezicht

1. Onverminderd artikel 13 van Verordening (EU) 2019/1020, stelt elke lidstaat ten minste elke twee jaar een actieplan op met een uiteenzetting van de geplande markttoezichtactiviteiten om ervoor te zorgen dat er met betrekking tot deze verordening en de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen op voldoende grote schaal passende controles worden uitgevoerd. Elke lidstaat stelt het eerste van die actieplannen uiterlijk op [16 juli 2024] op.

Het in lid 1 bedoelde actieplan omvat ten minste:

a) de producten of vereisten die voor markttoezicht als prioriteiten worden geïdentificeerd, rekening houdend met de gemeenschappelijke prioriteiten die zijn geïdentificeerd door de groep voor administratieve samenwerking overeenkomstig artikel 62, lid 1, punt a), en in overeenstemming met de in lid 5 bedoelde uitvoeringshandelingen;

b) de geplande markttoezichtactiviteiten om niet-naleving te beperken voor de producten of vereisten die als prioriteiten zijn geïdentificeerd, met inbegrip van de aard en het minimumaantal controles dat moet worden uitgevoerd in de door het actieplan bestreken periode.

2. De in lid 1, punt a), bedoelde prioriteiten voor markttoezicht worden geïdentificeerd op basis van objectieve criteria, zoals:

a) de op de markt waargenomen niveaus van niet-naleving;

b) de milieueffecten van niet-naleving;

c) het aantal relevante producten dat op de nationale markten wordt aangeboden, en

d) het aantal relevante marktdeelnemers dat op die markten actief is.

3. De aard van en het aantal geplande controles overeenkomstig lid 1, punt b), staan in verhouding tot de objectieve criteria die worden gebruikt om de prioriteiten in overeenstemming met lid 2 te identificeren.

4. De lidstaten delen hun actieplannen mee aan de Commissie en de andere lidstaten via het in artikel 34 van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem.

5. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststelling waarin de producten of vereisten worden opgenomen die de lidstaten ten minste beschouwen als prioriteiten voor markttoezicht overeenkomstig lid 1, punt a).

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 60
Minimumaantal controles

1. De Commissie is overeenkomstig artikel 66 bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen, door het minimumaantal controles vast te stellen dat door de markttoezichtautoriteiten van elke lidstaat moet worden uitgevoerd op specifieke producten die onder uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen vallen of met betrekking tot de specifieke vereisten die in die gedelegeerde handelingen zijn vastgelegd. In de gedelegeerde handeling kunnen, in voorkomend geval, de aard van de vereiste controles en de te gebruiken methoden worden gespecificeerd.

Het minimumaantal controles wordt vastgesteld op basis van de volgende criteria:

a) de in artikel 59, lid 2, vermelde criteria;

b) de in de actieplannen van de lidstaten geplande activiteiten;

c) de door de groep voor administratieve samenwerking geïdentificeerde gemeenschappelijke prioriteiten in overeenstemming met artikel 62, lid 1, punt a);

d) in voorkomend geval, de prioriteiten in de in artikel 59, lid 5, bedoelde uitvoeringshandelingen.

2. Markttoezichtautoriteiten hebben het recht de kosten van de documentencontrole en de fysieke tests van producten terug te vorderen van de verantwoordelijke marktdeelnemer indien de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen niet zijn nageleefd.

Artikel 61
Verslaglegging en benchmarking

1. Markttoezichtautoriteiten voeren in het in artikel 34 van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem informatie in over de aard en zwaarte van boetes die worden opgelegd met betrekking tot niet-naleving van deze verordening.

2. De Commissie stelt elke twee jaar uiterlijk op 30 juni een verslag op dat gebaseerd is op de informatie die markttoezichtautoriteiten in het in artikel 34 van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem hebben ingevoerd. Het eerste van deze verslagen wordt uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen: twee jaar na de datum van toepassing van deze verordening] gepubliceerd.

Dat verslag bevat:

a) informatie over de aard van en het aantal controles dat gedurende de twee voorgaande kalenderjaren door markttoezichtautoriteiten wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 34, leden 4 en 5, van Verordening (EU) 2019/1020;

b) informatie over de geconstateerde mate van niet-naleving en over de aard en zwaarte van de boetes die voor de twee voorgaande kalenderjaren zijn opgelegd met betrekking tot producten die vallen onder uit hoofde van artikel 4 van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen;

c) een vergelijking van deze informatie met de activiteiten die gepland zijn in het kader van de overeenkomstig artikel 59, lid 1, opgestelde actieplannen;

d) indicatieve benchmarks voor markttoezichtautoriteiten met betrekking tot de frequentie van controles en de aard en zwaarte van de opgelegde boetes.

3. De Commissie publiceert het in lid 2 van dit artikel bedoelde verslag in het in artikel 34 van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem en maakt een samenvatting van het verslag openbaar.

Artikel 62
Coördinatie en ondersteuning van markttoezicht

1. Voor de toepassing van deze verordening komt de overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1020 opgerichte groep voor administratieve samenwerking (ADCO) regelmatig en, in voorkomend geval, op een met redenen omkleed verzoek van de Commissie of twee of meer deelnemende markttoezichtautoriteiten bijeen.

In de context van het uitvoeren van haar taken zoals uiteengezet in artikel 32 van Verordening (EU) 2019/1020, ondersteunt de ADCO de uitvoering van de overeenkomstig artikel 59, lid 1, opgestelde actieplannen en identificeert zij:

a) gemeenschappelijke prioriteiten voor markttoezicht als bedoeld in artikel 59, lid 1, punt a), op basis van de in artikel 59, lid 2, bedoelde objectieve criteria;

b) prioriteiten voor steun van de Unie overeenkomstig lid 2;

c) de in overeenkomstig artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen bepaalde vereisten die anders worden toegepast of geïnterpreteerd en die prioriteiten zouden moeten zijn voor de organisatie van gemeenschappelijke opleidingen of de vaststelling van richtsnoeren overeenkomstig lid 2 van dit artikel.

2. Op basis van de door de ADCO geïdentificeerde prioriteiten:

a) organiseert de Commissie projecten betreffende gemeenschappelijk markttoezicht en testprojecten op gebieden van algemeen belang;

b) organiseert de Commissie gemeenschappelijke investeringen in capaciteit voor markttoezicht, met inbegrip van apparatuur en IT-instrumenten;

c) organiseert de Commissie gemeenschappelijke opleidingen voor het personeel van markttoezichtautoriteiten, aanmeldende autoriteiten en aangemelde instanties, onder andere over de juiste interpretatie en toepassing van de in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen gestelde vereisten en over de methoden en technieken die van belang zijn voor het toepassen of verifiëren van de naleving daarvan;

d) stelt de Commissie richtsnoeren op voor de toepassing en handhaving van de in uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen gestelde vereisten, met inbegrip van gemeenschappelijke praktijken en methoden voor doeltreffend markttoezicht.

De Unie financiert, in voorkomend geval, de in de punten a) tot en met c) vermelde acties.

3. De Commissie verleent technische en logistieke ondersteuning om te waarborgen dat de ADCO haar in artikel 32 van Verordening (EU) 2019/1020 en dit artikel uiteengezette taken vervult.

Hoofdstuk XII — Vrijwaringsprocedures

Artikel 63
Procedure voor producten die op nationaal niveau een risico opleveren

1. Wanneer de markttoezichtautoriteiten van een lidstaat voldoende redenen hebben om aan te nemen dat een onder een uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling vallend product een risico vormt, voeren zij een beoordeling uit in het licht van alle met het risico verband houdende relevante vereisten die in deze verordening of in de desbetreffende gedelegeerde handeling zijn vastgelegd. De desbetreffende marktdeelnemers werken zo nodig samen met de markttoezichtautoriteiten.

Indien de markttoezichtautoriteiten bij die beoordeling vaststellen dat het product niet voldoet aan de in de toepasselijke uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handelingen vastgelegde vereisten, eisen zij onverwijld dat de desbetreffende marktdeelnemer passende en evenredige corrigerende maatregelen treft, binnen een redelijke termijn die door de markttoezichtautoriteiten wordt voorgeschreven en die evenredig is met de aard van en, in voorkomend geval, de mate van niet-naleving, om een einde aan de niet-naleving te maken. De corrigerende maatregel die door de marktdeelnemer moet worden genomen kan de acties omvatten als bedoeld in artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) 2019/1020.

De markttoezichtautoriteiten brengen de desbetreffende aangemelde instantie hiervan op de hoogte.

2. Indien de markttoezichtautoriteiten van oordeel zijn dat de non-conformiteit niet tot hun nationale grondgebied beperkt is, brengen zij de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte van de resultaten van de beoordeling en van de maatregelen die zij van de marktdeelnemer hebben vereist.

3. De marktdeelnemer zorgt ervoor dat alle betrokken producten die hij in de Unie op de markt heeft aangeboden aan alle passende corrigerende maatregelen worden onderworpen.

4. Wanneer de desbetreffende marktdeelnemer niet binnen de in lid 1, tweede alinea, bedoelde termijn corrigerende maatregelen neemt of de niet-naleving voortduurt, nemen de markttoezichtautoriteiten alle passende voorlopige maatregelen om het op hun nationale markt aanbieden van het betrokken product te verbieden of te beperken, dan wel het product in de betrokken lidstaat uit de handel te nemen of terug te roepen.

Zij brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld van deze maatregelen op de hoogte.

5. De in lid 4 bedoelde informatie voor de Commissie en de andere lidstaten wordt meegedeeld via het in artikel 34 van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem en omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om het non-conforme product te identificeren en om de oorsprong van dat product, de aard van de veronderstelde non-conformiteit en van het risico, de aard en de duur van de genomen nationale maatregelen, alsmede de door de betrokken marktdeelnemer aangevoerde argumenten in kaart te brengen. De markttoezichtautoriteiten vermelden ook of de non-conformiteit een van de volgende oorzaken heeft:

a) het product voldoet niet aan de in de uit hoofde van artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling gestelde vereisten, of

b) tekortkomingen in de in de artikelen 34 en 35 bedoelde geharmoniseerde normen of gemeenschappelijke specificatie die een vermoeden van conformiteit rechtvaardigen.

6. De andere lidstaten dan die welke de procedure in gang heeft gezet, brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld op de hoogte van door hen genomen maatregelen en van aanvullende informatie over de non-conformiteit van het betrokken product, en van hun bezwaren indien zij het niet eens zijn met de aangemelde nationale maatregel.

7. Indien binnen drie maanden na de ontvangst van de in lid 4 bedoelde informatie geen bezwaar tegen een voorlopige maatregel van een lidstaat is gemaakt door een lidstaat of de Commissie, wordt die maatregel geacht gerechtvaardigd te zijn. In het kader van maatregelen kan een periode van meer of minder dan drie maanden worden bepaald om rekening te houden met de bijzonderheden van de betrokken producten of vereisten.

8. De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van het betrokken product of de betrokken fabrikant onverwijld passende beperkende maatregelen worden genomen, zoals het uit de handel nemen van dit product.

Artikel 64
Vrijwaringsprocedure van de Unie

1. Wanneer na voltooiing van de procedure in artikel 63, leden 3 en 4, bezwaren tegen een maatregel van een lidstaat worden ingebracht of de Commissie van mening is dat de nationale maatregel in strijd is met de wetgeving van de Unie, treedt de Commissie onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) en beoordeelt zij de nationale maatregel. Op grond van de resultaten van die evaluatie besluit de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is.

Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 67, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

2. De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) er onmiddellijk van op de hoogte.

Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht, nemen alle lidstaten de nodige maatregelen om het non-conforme product uit de handel te nemen en stellen zij de Commissie daarvan in kennis.

Indien de nationale maatregel niet gerechtvaardigd wordt geacht, trekt de betrokken lidstaat de maatregel in.

3. Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht en de non-conformiteit van het product wordt toegeschreven aan tekortkomingen in de geharmoniseerde normen als bedoeld in artikel 34 van deze verordening, past de Commissie de procedure van artikel 11 van Verordening (EU) nr. 1025/2012 toe.

4. Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht en de non-conformiteit van het product wordt toegeschreven aan tekortkomingen in de gemeenschappelijke specificaties zoals bedoeld in artikel 35, stelt de Commissie onverwijld uitvoeringshandelingen vast tot wijziging of intrekking van de betrokken gemeenschappelijke specificaties.

De in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 65
Formele non-conformiteit

1. Wanneer een lidstaat een van de volgende feiten vaststelt, eist die lidstaat dat de betrokken marktdeelnemer een einde maakt aan de desbetreffende non-conformiteit:

a) de CE-markering is in strijd met artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008 of met artikel 39 van de onderhavige verordening aangebracht;

b) de CE-markering is niet aangebracht;

c) het identificatienummer van de aangemelde instantie is in strijd met artikel 39 aangebracht of is niet aangebracht, ondanks dat dit vereist is;

d) er is geen EU-conformiteitsverklaring opgesteld;

e) de EU-conformiteitsverklaring is niet correct opgesteld;

f) de technische documentatie is niet beschikbaar, is onvolledig of bevat fouten;

g) de gegevens als bedoeld in artikel 21, lid 6, of artikel 23, lid 3, ontbreken, zijn onjuist of zijn onvolledig;

h) er is niet voldaan aan een andere administratieve vereiste in artikel 21 of artikel 23 of in de toepasselijke overeenkomstig artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling.

2. Wanneer de in lid 1 bedoelde non-conformiteit voortduurt, neemt de betrokken lidstaat alle passende maatregelen om het op de markt aanbieden van het product te beperken of te verbieden, of het product terug te roepen of uit de handel te nemen.

Hoofdstuk XIII — Gedelegeerde bevoegdheden en comitéprocedure

Artikel 66
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen als bedoeld in artikel 4, artikel 9, lid 1, tweede alinea, artikel 11, lid 4, artikel 20, lid 3, en artikel 61, lid 1, vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een periode van zes jaar vanaf [één maand na de inwerkingtreding van deze handeling]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van zes jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 4, artikel 9, lid 1, tweede alinea, artikel 11, lid 4, artikel 20, lid 3, en artikel 61, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen die handelen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een overeenkomstig artikel 4, artikel 9, lid 1, tweede alinea, artikel 11, lid 4, artikel 20, lid 3, en artikel 61, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 67
Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Hoofdstuk XIV — Slotbepalingen

Artikel 68
Sancties

De lidstaten stellen voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, rekening houdend met de mate van niet-naleving en de hoeveelheden non-conforme producten die in de Unie in de handel zijn gebracht. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op [een jaar na de datum van toepassing van deze verordening] van deze bepalingen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen van die bepalingen mee.

Artikel 69
Evaluatie

De Commissie voert niet eerder dan [acht jaar na de datum van toepassing van deze verordening] een evaluatie van deze verordening uit, alsook van de bijdrage ervan aan de werking van de interne markt en de verbetering van de ecologische duurzaamheid van producten. De Commissie dient bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s een verslag in over de belangrijkste bevindingen. De lidstaten verstrekken de Commissie de nodige gegevens voor het opstellen van dit verslag.

Indien de Commissie dit passend acht, gaat het verslag vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van de desbetreffende bepalingen van deze verordening.

Artikel 70
Intrekking en overgangsbepalingen

1. Richtlijn 2009/125/EG wordt ingetrokken.

2. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens concordantietabel in bijlage VIII.

3. Artikel 1, lid 3, artikel 2, artikel 3, lid 1, de artikelen 4, 5 en 8, artikel 9, lid 3, en artikel 10 van en de bijlagen IV, V en VI bij Richtlijn 2009/125/EG, zoals van toepassing op [PB: gelieve de dag vóór de datum van toepassing van deze verordening in te voegen] blijven van toepassing op uitvoeringsmaatregelen die worden vastgesteld uit hoofde van artikel 15 van die richtlijn.

4. De artikelen 3, 33 en 59 tot en met 65 van deze verordening zijn van toepassing op uitvoeringsmaatregelen die worden vastgesteld uit hoofde van artikel 15 van Richtlijn 2009/125/EG.

5. Voor producten die vóór de datum van toepassing van een uit hoofde van artikel 4 van deze verordening vastgestelde gedelegeerde handeling die op diezelfde producten van toepassing is in de handel worden gebracht of in gebruik worden genomen overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG, stelt de fabrikant binnen tien dagen na ontvangst van een verzoek daartoe van de markttoezichtautoriteiten of de Commissie een elektronische versie van de documentatie met betrekking tot de conformiteitsbeoordeling en de conformiteitsverklaring voor een periode van tien jaar vanaf de vervaardiging van het laatste van die producten ter beschikking voor inspectie.

Artikel 71
Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.