Artikelen bij COM(2022)684 - Definitie van strafbare feiten en sancties voor de schending van beperkende maatregelen van de Unie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

Onderwerp

Bij deze richtlijn worden minimumvoorschriften vastgesteld voor de definitie van strafbare feiten en sancties met betrekking tot de schending van beperkende maatregelen van de Unie.

Artikel 2

Toepassingsgebied en definities

(1) Deze richtlijn is van toepassing op schendingen van beperkende maatregelen van de Unie. Die beperkende maatregelen van de Unie hebben betrekking op:

(a)maatregelen betreffende de bevriezing van tegoeden en economische middelen;

(b)een verbod op het beschikbaar stellen van tegoeden en economische middelen;

(c)een verbod op binnenkomst op of doorreis via het grondgebied van een lidstaat;

(d)sectorale economische en financiële maatregelen; alsmede

(e)wapenembargo’s.

(2) Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

(a)“beperkende maatregelen van de Unie”: beperkende maatregelen die door de Unie zijn vastgesteld op grond van artikel 29, VEU of artikel 215, VWEU;

(b)“aangewezen persoon, entiteit of lichaam”: natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen van de Unie die bestaan in de bevriezing van tegoeden en economische middelen en het verbod tegoeden en economische middelen beschikbaar te stellen;

(c)“middelen”:

i) contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

ii) deposito’s bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldi op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;

iii) in het openbaar en onderhands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, inclusief aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

iv) rente, dividenden of andere inkomsten uit of waarde voortkomende uit of gegenereerd door tegoeden;

v) krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

vi) kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven;

vii) bewijsstukken van belangen in fondsen of financiële middelen;

viii) cryptoactiva;

(d)“economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

(e)“bevriezing van tegoeden”: voorkoming van mutatie, overmaking, wijziging, gebruik of inzet van of omgang met tegoeden, op welke wijze ook, met als gevolg wijziging van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of andere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk wordt gemaakt;

(f)“bevriezing van economische middelen”: het voorkomen van het gebruiken van economische middelen om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet daartoe beperkt, door deze te verkopen, verhuren of verhypothekeren.

Artikel 3

Schending van beperkende maatregelen van de Unie

(1) De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de schending van een beperkende maatregel van de Unie een strafbaar feit vormt wanneer de schending opzettelijk geschiedt en op voorwaarde dat zij tot een van de in lid 2 omschreven categorieën behoort.

(2) Voor de toepassing van deze richtlijn worden als schending van een beperkende maatregel van de Unie beschouwd:

(a)het ter beschikking stellen van tegoeden of economische middelen aan of ten behoeve van een aangewezen persoon, entiteit of lichaam, in strijd met een verbod op grond van een beperkende maatregel van de Unie;

(b)het niet onverwijld bevriezen van tegoeden of economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van een aangewezen persoon, entiteit of lichaam, in strijd met een bij een beperkende maatregel van de Unie opgelegde verplichting daartoe;

(c)de toegang van aangewezen natuurlijke personen tot het grondgebied van een lidstaat of hun doorreis over het grondgebied van een lidstaat mogelijk maken, in strijd met een verbod op grond van een beperkende maatregel van de Unie;

(d)het aangaan van transacties met een derde staat, organen van een derde staat, entiteiten en lichamen die eigendom zijn of onder zeggenschap staan van een derde staat of organen van een derde staat, die verboden of beperkt zijn door beperkende maatregelen van de Unie;

(e)de handel in goederen of diensten waarvan de invoer, uitvoer, verkoop, aankoop, overdracht, doorvoer of vervoer op grond van beperkende maatregelen van de Unie verboden of beperkt is, alsmede het verlenen van tussenhandeldiensten of andere diensten in verband met die goederen en diensten;

(f)het verrichten van financiële activiteiten die door beperkende maatregelen van de Unie verboden of beperkt zijn, zoals financiering en financiële bijstand, beleggingen en beleggingsdiensten, het uitgeven van overdraagbare effecten en geldmarktinstrumenten, het aanvaarden van deposito’s, het verlenen van gespecialiseerde diensten inzake financieel berichtenverkeer, het verhandelen van bankbiljetten, het verlenen van ratingdiensten, het verstrekken van cryptoactiva en ‑portemonnees;

(g)het verlenen van andere diensten die op grond van beperkende maatregelen van de Unie verboden of beperkt zijn, zoals juridisch advies, vertrouwensdiensten, public relations, boekhouding, auditing, boekhoudkundige en belastingconsulentendiensten, advies op het gebied van bedrijfsvoering en management, IT-advies, public relations, omroep-, architectuur- en ingenieursdiensten;

(h)het omzeilen van een beperkende maatregel van de Unie door:

i) het verbergen van tegoeden of economische middelen die eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van een aangewezen persoon, entiteit of lichaam, die op grond van een beperkende maatregel van de Unie moeten worden bevroren, door de overdracht van die tegoeden of economische middelen aan een derde;

ii) de verhulling van het feit dat een persoon, entiteit of lichaam waarop beperkende maatregelen van toepassing zijn, de uiteindelijke eigenaar of begunstigde van tegoeden of economische middelen is, door het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie;

iii) het niet voldoen door een aangewezen persoon, entiteit of lichaam aan een verplichting uit hoofde van beperkende maatregelen van de Unie om tegoeden of economische middelen die onder de rechtsmacht van een lidstaat vallen, en die toebehoren aan, eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van die aangewezen personen, entiteiten of lichamen, te melden;

iv) het niet voldoen aan een verplichting uit hoofde van beperkende maatregelen van de Unie om onverwijld informatie te verstrekken aan de bevoegde administratieve autoriteiten over tegoeden of economische middelen die zijn bevroren of informatie over tegoeden en economische middelen op het grondgebied van de lidstaten die toebehoren aan, eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van aangewezen personen, entiteiten of lichamen, en die niet zijn bevroren;

v) het niet meewerken met de bevoegde administratieve autoriteiten bij de verificatie van de in de punten iii) en iv) bedoelde informatie, op hun met redenen omkleed verzoek;

(i)het inbreuk maken op of niet voldoen aan de voorwaarden in het kader van door de bevoegde autoriteiten verleende vergunningen om bepaalde activiteiten uit te voeren die bij gebreke van een dergelijke vergunning verboden of beperkt zijn op grond van een beperkende maatregel van de Unie.

(3) De in lid 2, punten a) tot en met g), bedoelde gedragingen vormen ook een strafbaar feit indien zij uit grove nalatigheid zijn begaan.

(4) Niets in lid 2 mag zodanig worden uitgelegd dat het natuurlijke personen verplichtingen oplegt die in strijd zijn met het recht om zichzelf niet te belasten en met het zwijgrecht, zoals vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en Richtlijn (EU) 2016/343.

(5) Niets in lid 2 mag worden opgevat als een verplichting voor beoefenaars van juridische beroepen om informatie te melden die is verkregen in het kader van gerechtelijke, administratieve of arbitrageprocedures, hetzij vóór, tijdens of na een gerechtelijke procedure, hetzij in het kader van de vaststelling van de rechtspositie van een cliënt. In die omstandigheden wordt juridisch advies beschermd door het beroepsgeheim, tenzij de juridische beroepsbeoefenaar deelneemt aan de schending van beperkende maatregelen van de Unie, het juridisch advies wordt verstrekt met het oog op schending van beperkende maatregelen van de Unie, of de juridische beroepsbeoefenaar weet dat de cliënt juridisch advies inwint met het oog op schending van beperkende maatregelen van de Unie.

(6) De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op:

- de levering van goederen of diensten voor dagelijks gebruik, bestemd voor persoonlijk gebruik door aangewezen natuurlijke personen, zoals voedsel en gezondheidsproducten en -diensten, of kleine contanten, wanneer deze duidelijk beperkt is om te voorzien in de basisbehoeften van deze personen en de gezinsleden die van hen afhankelijk zijn;

- het niet melden van dergelijke activiteiten;

- humanitaire hulp voor hulpbehoevenden.

Artikel 4

Uitlokking, medeplichtigheid en aanzetting, en poging

(1) De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat uitlokking van, medeplichtigheid aan en aanzetting tot een in artikel 3 genoemd strafbaar feit strafbaar worden gesteld.

(2) De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat pogingen tot het plegen van een van de in artikel 3, lid 2, punten a) tot en met g), punt h), i) en ii), en punt i), bedoelde strafbare feiten strafbaar worden gesteld.

Artikel 5

Strafrechtelijke sancties voor natuurlijke personen

(1) De lidstaten zorgen ervoor dat de in de artikelen 3 tot en met 4 bedoelde strafbare feiten strafbaar worden gesteld met doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties.

(2) De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in artikel 3 bedoelde strafbare feiten kunnen worden bestraft met een maximumsanctie die een gevangenisstraf inhoudt.

(3) De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in artikel 3, lid 2, punt h), iii), iv) en v), bedoelde strafbare feiten strafbaar worden gesteld met een maximumsanctie van ten minste één jaar gevangenisstraf wanneer het gaat om tegoeden of economische middelen ter waarde van ten minste 100 000 euro. De lidstaten zorgen ervoor dat de drempel van 100 000 euro of meer ook kan worden gehaald door middel van een reeks gerelateerde strafbare feiten als bedoeld in artikel 3, lid 2, punt h), iii), iv) en v), wanneer deze door dezelfde dader worden gepleegd.

(4) De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in artikel 3, lid 2, punten a) tot en met g), punt h), i) en ii), en punt i), bedoelde strafbare feiten strafbaar worden gesteld met een maximumsanctie van ten minste vijf jaar gevangenisstraf wanneer het gaat om tegoeden of economische middelen ter waarde van ten minste 100 000 euro. De lidstaten zorgen ervoor dat de drempel van 100 000 euro of meer ook kan worden gehaald door middel van een reeks gerelateerde strafbare feiten als bedoeld in artikel 3, lid 2, punten a) tot en met g), punt h), i) en ii), en punt i), gepleegd door dezelfde dader.

(5) Daarnaast nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat natuurlijke personen die strafbare feiten als bedoeld in de artikelen 3 en 4 hebben gepleegd, onderworpen kunnen worden aan aanvullende sancties. Deze aanvullende sancties omvatten boeten.

Artikel 6

Aansprakelijkheid van rechtspersonen

(1) De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld voor de in de artikelen 3 en 4 bedoelde strafbare feiten, te zijnen voordele gepleegd door een persoon die individueel of als deel van een orgaan van de rechtspersoon optreedt en bij de rechtspersoon een leidende positie heeft, die gebaseerd is op:

(a)de bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen;

(b)de bevoegdheid om namens de rechtspersoon beslissingen te nemen;

(c)de bevoegdheid om binnen de rechtspersoon toezicht uit te oefenen.

(2) Tevens nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld wanneer als gevolg van gebrekkig toezicht of gebrekkige controle door een in lid 1 van dit artikel bedoelde persoon strafbare feiten als bedoeld in de artikelen 3 en 4 ten voordele van die rechtspersoon konden worden gepleegd door een persoon die onder diens gezag staat.

(3) De aansprakelijkheid van een rechtspersoon krachtens de leden 1 en 2 van dit artikel sluit mogelijke strafvervolging van natuurlijke personen die als dader, uitlokker of medeplichtige bij een strafbaar feit als bedoeld in de artikelen 3 en 4 betrokken zijn, niet uit.

Artikel 7

Sancties tegen rechtspersonen

(1) De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan een rechtspersoon die uit hoofde van artikel 7 aansprakelijk is gesteld, doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties worden opgelegd, waaronder strafrechtelijke of niet-strafrechtelijke boeten, uitsluiting van het recht op publieke voordelen of steun, uitsluiting van toegang tot overheidsfinanciering, met inbegrip van aanbestedingsprocedures, subsidies en concessies, en eventuele andere sancties, zoals:

(a)verbod om bedrijfsactiviteiten uit te voeren;

(b)intrekking van vergunningen en toestemmingen voor het uitoefenen van activiteiten die tot het plegen van het strafbare feit hebben geleid;

(c)plaatsing onder toezicht van de rechter;

(d)gerechtelijke ontbinding;

(e)sluiting van vestigingen die zijn gebruikt voor het plegen van het strafbare feit.

(2) De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat voor rechtspersonen die uit hoofde van artikel 7 aansprakelijk worden gesteld, de in artikel 3, lid 2, punt h), iii) tot en met v), bedoelde strafbare feiten kunnen worden bestraft met geldboeten waarvan het maximumbedrag niet minder mag bedragen dan 1 % van de totale wereldwijde omzet van de rechtspersoon in het boekjaar voorafgaand aan het besluit tot oplegging van een geldboete.

(3) De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat voor rechtspersonen die uit hoofde van artikel 7 aansprakelijk worden gesteld, voor de in artikel 3, lid 2, punten a) tot en met f), punt h), i) en ii), en punt i), bedoelde strafbare feiten kunnen worden bestraft met geldboeten waarvan het maximumbedrag niet minder mag bedragen dan 5 % van de totale wereldwijde omzet van de rechtspersoon in het boekjaar voorafgaand aan het besluit tot oplegging van een geldboete.

Artikel 8

Verzwarende omstandigheden

Voor zover de volgende omstandigheden niet reeds deel uitmaken van de bestanddelen van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde strafbare feiten, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een of meer van de volgende omstandigheden als verzwarende omstandigheden kunnen worden beschouwd:

(a)het strafbare feit werd gepleegd in het kader van een criminele organisatie in de zin van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad 57 ;

(b)het strafbare feit is gepleegd door een professionele dienstverlener in strijd met zijn beroepsverplichtingen;

(c)het strafbare feit is gepleegd door een overheidsfunctionaris bij de uitvoering van zijn taken;

(d)het strafbare feit is gepleegd door een andere persoon in het kader van de uitoefening van een openbare functie.

Artikel 9

Verzachtende omstandigheden

Mits dit niet reeds een verplichting uit hoofde van beperkende maatregelen van de Unie is, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat met betrekking tot de in de artikelen 3 en 4 bedoelde strafbare feiten het volgende als verzachtende omstandigheid kan worden beschouwd:

(a)de dader verstrekt de bevoegde autoriteiten informatie die zij anders niet hadden kunnen verkrijgen, door te helpen de andere daders te identificeren of voor de rechter te brengen;

(b)de dader verstrekt de bevoegde autoriteiten informatie die zij anders niet hadden kunnen verkrijgen, door te helpen bij het vinden van bewijs.

Artikel 10

Bevriezing en confiscatie

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat tegoeden of economische middelen die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen van de Unie ten aanzien waarvan de aangewezen persoon, de aangewezen entiteit of het aangewezen lichaam een strafbaar feit als bedoeld in artikel 3, lid 2, punt h), i) of ii), pleegt of eraan deelneemt, voor de toepassing van Richtlijn (EU) [.../...] [richtlijn betreffende de ontneming en confiscatie van vermogensbestanddelen], als “opbrengsten” van misdrijven worden beschouwd.

Artikel 11

Regels over rechtsmacht

(1) Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om zijn rechtsmacht te vestigen ten aanzien van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde strafbare feiten, indien:

(a)het strafbare feit geheel of gedeeltelijk is gepleegd op zijn grondgebied, met inbegrip van zijn luchtruim;

(b)het strafbare feit is gepleegd aan boord van vlieg- en vaartuigen die onder de rechtsmacht van die lidstaat vallen;

(c)de pleger van het strafbare feit onderdaan of ingezetene is van die lidstaat;

(d)de pleger van het strafbare feit een ambtenaar is van die lidstaat handelend in het kader van de uitoefening van zijn ambt;

(e)het strafbare feit is gepleegd ten voordele van een op het grondgebied van die lidstaat gevestigde rechtspersoon;

(f)het strafbare feit is gepleegd ten voordele van een rechtspersoon met betrekking tot alle geheel of gedeeltelijk op zijn grondgebied verrichte zakelijke activiteiten.

(2) Wanneer een in de artikelen 3 en 4 bedoeld strafbaar feit onder de rechtsmacht van meer dan één lidstaat valt, werken deze lidstaten samen om te bepalen welke lidstaat de strafprocedure moet voeren. In voorkomend geval wordt de zaak overeenkomstig artikel 12 van Kaderbesluit 2009/948/JBZ van de Raad 58 naar Eurojust verwezen.

(3) In de in lid 1, punt c), bedoelde gevallen nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de uitoefening van hun rechtsmacht niet afhangt van de voorwaarde dat strafvervolging slechts kan worden ingesteld indien het slachtoffer aangifte heeft gedaan op de plaats waar het strafbare feit is gepleegd of na een aanklacht door de staat van de plaats waar het strafbare feit is gepleegd.

Artikel 12

Verjaringstermijnen

(1) De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te voorzien in een verjaringstermijn waardoor de in de artikelen 3 en 4 bedoelde strafbare feiten voldoende lange tijd nadat deze zijn gepleegd, nog aan onderzoek, strafvervolging, een proces en een rechterlijke beslissing kunnen worden onderworpen, zodat die strafbare feiten effectief kunnen worden aangepakt.

(2) De lidstaten nemen de nodige maatregelen om er voor te zorgen dat strafbare feiten als bedoeld in de artikelen 3 en 4 die kunnen worden bestraft met een maximumsanctie van ten minste vijf jaar gevangenisstraf, gedurende ten minste vijf jaar vanaf het tijdstip waarop het strafbare feit werd gepleegd, aan onderzoek, strafvervolging, een proces en een rechterlijke beslissing kunnen worden onderworpen.

(3) In afwijking van lid 2 kunnen de lidstaten een verjaringstermijn van minder dan vijf jaar, doch niet minder dan drie jaar, vaststellen, mits die termijn door bepaalde handelingen kan worden gestuit of geschorst.

(4) De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de tenuitvoerlegging mogelijk te maken van:

(a)een sanctie van meer dan één jaar gevangenisstraf, of anders

(b)een gevangenisstraf in geval van een strafbaar feit waarop een maximumsanctie van ten minste vier jaar gevangenisstraf staat,

die na een definitief vonnis wegens een strafbaar feit als bedoeld in de artikelen 3 en 4 kan worden opgelegd gedurende ten minste vijf jaar vanaf de datum van de definitieve veroordeling. Die termijn kan verlengingen van de verjaringstermijn omvatten die voortvloeien uit een stuiting of schorsing.

Artikel 13

Coördinatie en samenwerking tussen bevoegde autoriteiten binnen een lidstaat

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om passende mechanismen in te stellen voor coördinatie en samenwerking op strategisch en operationeel niveau tussen al hun bevoegde administratieve, rechtshandhavings- en justitiële autoriteiten.

Deze mechanismen zijn ten minste gericht op:

(a)overeenstemming over gemeenschappelijke prioriteiten en het verband tussen strafrechtelijke en administratieve handhaving;

(b)uitwisseling van informatie voor strategische en operationele doeleinden;

(c)raadpleging bij individuele onderzoeken;

(d)uitwisseling van beste praktijken;

(e)bijstand aan netwerken van beroepsbeoefenaars die zich bezighouden met aangelegenheden die relevant zijn voor het onderzoek naar en de vervolging van strafbare feiten in verband met de schending van beperkende maatregelen van de Unie.

Artikel 14

Aangifte van strafbare feiten en bescherming van personen die strafbare feiten melden die verband houden met de schending van beperkende maatregelen van de Unie of die het onderzoek ondersteunen

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de uit hoofde van Richtlijn (EU) 2019/1937 verleende bescherming 59 van toepassing is op personen die de in de artikelen 3 en 4 van deze richtlijn bedoelde strafbare feiten melden.

Artikel 15

Onderzoeksmiddelen

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat doeltreffende onderzoeksmiddelen, zoals die welke worden gebruikt bij het onderzoek naar georganiseerde of andere zware criminaliteit, ook ter beschikking staan voor het onderzoeken of vervolgen van de in de artikelen 3 en 4 genoemde strafbare feiten.

Artikel 16

Samenwerking tussen de autoriteiten van de lidstaten, de Commissie, Europol, Eurojust en het Europees Openbaar Ministerie

(1) Onverminderd de regels inzake grensoverschrijdende samenwerking en wederzijdse rechtshulp in strafzaken, werken de autoriteiten van de lidstaten, Europol, Eurojust, het Europees Openbaar Ministerie en de Commissie binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden samen bij de bestrijding van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde strafbare feiten. Daartoe verlenen de Commissie, en in voorkomend geval Europol en Eurojust, technische en operationele bijstand om de coördinatie van onderzoeken en vervolgingen door de bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken.

(2) De bevoegde autoriteiten van de lidstaten wisselen ook regelmatig met de Commissie en andere bevoegde autoriteiten informatie uit over praktische kwesties, met name ontwijkingspraktijken, bv. structuren om de uiteindelijk begunstigden van en de zeggenschap over tegoeden te verbergen.

   Artikel 17

Wijzigingen van Richtlijn (EU) 2018/1673

In artikel 2, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/1673 wordt het volgende punt toegevoegd:

„w) schending van beperkende maatregelen van de Unie.”.

Artikel 18 - Omzetting

(1) De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [PB — gelieve de datum in te voegen — zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] aan de richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder de richtlijn vallende gebied vaststellen.

(2) Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De methode voor deze verwijzing wordt vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 19 - Evaluatie en verslaglegging

(1) Uiterlijk op [PB — gelieve de datum in te voegen — twee jaar na het verstrijken van de omzettingstermijn] dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin wordt beoordeeld in hoeverre de lidstaten de nodige maatregelen hebben genomen om aan deze richtlijn te voldoen. De lidstaten verstrekken de Commissie de nodige gegevens voor het opstellen van dat verslag.

(2) Onverminderd de rapportageverplichtingen die zijn vastgelegd in andere rechtshandelingen van de Unie, dienen de lidstaten jaarlijks bij de Commissie de volgende statistieken in over de in de artikelen 3 en 4 bedoelde strafbare feiten:

(a)het aantal keren dat er strafvervolging is ingesteld, het aantal keren dat een onderzoek heeft geleid tot seponering, het aantal keren dat een berechting heeft geleid tot een vrijspraak en tot een veroordeling, en het aantal lopende strafrechtelijke procedures;

(b)de soorten en de hoogte van de sancties die zijn opgelegd wegens schending van beperkende maatregelen van de Unie.

(3) De lidstaten dienen de in lid 2 bedoelde statistische gegevens bij de Commissie in met behulp van de door de Commissie ingestelde specifieke rapportage-instrumenten.

(4) Uiterlijk op [PB — gelieve de datum in te voegen — vijf jaar na afloop van de omzettingsperiode] verricht de Commissie een evaluatie van het effect van deze richtlijn en dient zij een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad. De lidstaten verstrekken de Commissie de nodige gegevens voor het opstellen van dat verslag.

Artikel 20

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 21

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.