Toelichting bij COM(2000)349-2 - Wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de regeling inzake de btw die van toepassing is op bepaalde diensten die met elektronische middelen worden verricht

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

28.11.2000 NL Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen C 337 E/65

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de regeling inzake de belasting over de toegevoegde waarde die van toepassing is op bepaalde diensten die met elektronische middelen worden verricht

1.

(2000/C 337 E/07)


COM(2000) 349 def. — 2000/0148(CNS)

(Door de Commissie ingediend op 7 juni 2000)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen-schap, inzonderheid op artikel 93,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comite,

2.

Overwegende hetgeen volgt:


De BTW-regeling die momenteel van toepassing is op bepaalde diensten die met elektronische middelen worden verricht, overeenkomstig artikel 9 van de Zesde BTW-richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 be-treffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lid-staten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag ('), is ontoereikend om alle elektronisch gele-verde diensten waarvan binnen de Gemeenschap gebruik wordt gemaakt, te belasten en concurrentieverstoringen op dat gebied te voorkomen.

Voor de goede werking van de interne markt is het nodig om dergelijke verstoringen uit de weg te ruimen en voor dit soort activiteiten nieuwe geharmoniseerde regels in te voeren. Er moet met name voor worden gezorgd dat wanneer dergelijke diensten tegen betaling worden ver-richt en door consumenten worden gebruikt die in de Gemeenschap zijn gevestigd, deze diensten in de Gemeen-schap worden belast en dat zij niet worden belast als zij buiten de Gemeenschap worden gebruikt.

Te dien einde moeten bepaalde diensten die met elektro-nische middelen worden verricht voor in de Gemeenschap gevestigde personen of in een derde land gevestigde ont-vangers, in beginsel worden belast op de plaats van ves-tiging van de ontvanger van de dienst. Ten behoeve van de vaststelling van een speciale regel voor het bepalen van de plaats van die diensten, moet duidelijk worden aange-geven in welk geval de diensten worden geacht „met elek-tronische middelen” te zijn verricht.

Om het voor ondernemers die in een derde land zijn gevestigd eenvoudiger te maken om aan hun belastingver-plichtingen te voldoen, moet aan deze ondernemers de mogelijkheid worden geboden om te kiezen voor een en-kele BTW-identificatie in de Gemeenschap.

Een dergelijke BTW-identificatie door een niet in de EU gevestigd persoon die diensten of goederen verstrekt in

PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1, als laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/85/EG van de Raad.
een lidstaat van de EU dient uitsluitend ter fine van deze richtlijn te zijn en vormt geen vestiging in de zin van artikel 43 of 48 van het EG-Verdrag of andere com-munautaire richtlijnen, en een niet in de EU gevestigd persoon die diensten of goederen verstrekt, kan zich niet beroepen op de vrijheden van de interne markt die zijn vastgelegd in het EG-Verdrag of in communautaire richt-lijnen, louter op grond van het feit dat hij voor BTW is gei'dentificeerd.

Behoudens de voorwaarden die de lidstaten vaststellen, moeten zij ondernemers de mogelijkheid bieden om hun opgaven en aangiften met elektronische middelen te doen.

Om redenen van administratieve vereenvoudiging moet voor elektronisch geleverde diensten waarvan de waarde niet hoger is dan een bepaald bedrag dat aangeeft dat het om een verwaarloosbare economische activiteit in de Ge-meenschap gaat, een speciale regeling voor kleine onder-nemingen worden ingevoerd. Deze drempel dient zo nodig te worden herzien en aangepast.

De fiscale verlegging van de plaats van diensten maakt het noodzakelijk om in Richtlijn 77/388 de modaliteiten van de definitie van belastingplichtige en van de verplichtingen waaraan deze is onderworpen, te wijzigen.

Het lijkt dienstig zekerheid te bieden over het belastingta-rief dat moet worden toegepast op met elektronische mid-delen geleverde diensten, dat in beginsel het normale BTW-tarief zal zijn.

Richtlijn 77/388/EEG moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

3.

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:


Artikel 1

4.

Richtlijn 77/388/EEG wordt als volgt gewijzigd:


5.

1. In artikel 9, lid 2, wordt het volgende punt f) ingevoegd:


„f) als de plaats van diensten als bedoeld in punt c), eerste streepje, alsook van de levering van software, van gege-vensverwerking, van computerdiensten, met inbegrip van „web-hosting” of het ontwerp van websites of soortge-lijke diensten, of van de verstrekking van informatie, die met elektronische middelen worden verricht, wordt aan-gemerkt de plaats waar de klant zijn onderneming heeft gevestigd of, in afwezigheid van een dergelijke plaats, zijn permanente adres of de plaats waar hij gewoonlijk verblijft, wanneer deze diensten worden verricht door een belastingplichtige

— die in de Gemeenschap is gevestigd aan klanten die buiten de Gemeenschap zijn gevestigd; of

— die in de Gemeenschap is gevestigd aan belasting-plichtigen die in de Gemeenschap zijn gevestigd, maar niet in hetzelfde land als de dienstverrichter; of

— die buiten de Gemeenschap is gevestigd aan personen die in de Gemeenschap zijn gevestigd.

Wanneer dergelijke diensten echter door een overeen-komstig de vigerende bepalingen voor de BTW gei'denti-ficeerde belastingplichtige worden verricht voor niet-be-lastingplichtigen in de Gemeenschap, wordt als plaats van de dienst aangemerkt de plaats waar de dienstver-richter zijn onderneming heeft gevestigd of waar hij beschikt over een vaste inrichting van waar de dienst wordt geleverd. Voor de toepassing van punt f) wordt een buiten de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige geacht in de lidstaat van identificatie een vaste inrichting te hebben voor diensten die onder de onderhavige bepa-ling vallen en die krachtens die identificatie worden ver-richt.

Ten behoeve van dit artikel wordt met de term Jevering via elektronische middelen” bedoeld dat een transmissie aanvan-kelijk is verzonden en op de plaats van bestemming ont-vangen met gebruikmaking van apparatuur voor elektro-nische gegevensverwerking (waaronder begrepen het digitaal samenpersen) en gegevensopslag, en geheel is verzonden, overgebracht en ontvangen per draad, per radio, langs op-tische weg of via andere elektronische middelen, met inbe-grip van televisie-uitzendingen in de zin van Richtlijn 89/552/EEG en radio-uitzendingen.”

6.

2. In artikel 12, lid 3, onder a), wordt de volgende vierde alinea toegevoegd:


„Met uitzondering van de ontvangst van radio- en televisie-uitzendingen als vermeld in Categorie 7 van Bijlage H is de derde alinea niet van toepassing op de in artikel 9, lid 2, onder f), vermelde diensten.”

7.

3. In artikel 24 wordt het volgende punt 2a) toegevoegd:


„2a) De lidstaten verlenen vrijstelling van belasting aan personen die diensten verrichten die vallen onder het be-paalde in artikel 9, lid 2, onder f), derde streepje, wanneer dit de enige diensten voor klanten in de Gemeenschap zijn en hun jaaromzet niet hoger is dan 100 000 euro.

8.

Deze drempel zal worden berekend overeenkomstig het be-paalde in lid 4.”


9.

4. In artikel 28g wordt artikel 21, lid 1, als volgt gewijzigd:


10.

a) In punt a) wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Wanneer een verrichter van diensten als bedoeld in artikel 9, lid 2, onder f), met de grootst mogelijke zorgvul-digheid heeft gehandeld zoals deze in de handelspraktijk van een bepaalde sector gebruikelijk is en aan de hand van een consistente reeks gegevens van een onafhanke-lijke bron, en met name middels het persoonsgebonden nummer als bedoeld in artikel 22, lid 1, onder c), heeft geverifieerd dat zijn klant een in de Gemeenschap geves-tigde belastingplichtige is, zullen de lidstaten bepalen dat de dienstverrichter wordt ontheven van de verplichting tot het betalen van belasting en deze verplichting naar de persoon wordt verlegd waarvoor de dienst is verricht.”

11.

b) Punt b) wordt door het volgende vervangen:


„b) door de belastingplichtige ontvanger van een dienst als bedoeld in artikel 9, lid 2, onder e) en f), eerste alinea, tweede en derde streepje, of de voor BTW-doeleinden in het binnenland geregistreerde ontvanger van een in artikel 28b, onder C, D, E en F, bedoelde dienst, wanneer de dienst wordt verricht door een in het buitenland gevestigde belastingplichtige. Zonder afbreuk te doen aan het bepaalde in de derde alinea van punt a), kunnen de lidstaten evenwel bepalen dat de dienstverrichter hoofdelijk verplicht is de belasting te voldoen;”

12.

5. In artikel 28h wordt artikel 22, lid 1, als volgt gewijzigd:


13.

a) Punt a) wordt vervangen door het volgende:


„a) Iedere belastingplichtige moet opgave doen van het begin, de wijziging en de beeindiging van zijn acti-viteit als belastingplichtige. Behoudens de voorwaar-den die zij daarvoor vaststellen, bieden de lidstaten de mogelijkheid om een dergelijke opgave met elek-tronische middelen te doen.”

14.

b) In lid 1 wordt het volgende ingevoegd:


„f) Een buiten de Gemeenschap gevestigde belastingplich-tige die met elektronische middelen diensten als ge-definieerd in artikel 9, lid 2, onder f), derde streepje, verricht aan niet-belastingplichtigen die in de Ge-meenschap zijn gevestigd, waarvan de opbrengst ho-ger is dan de in artikel 24, lid 2a, vastgestelde drem-pel, is verplicht om zich in een van de lidstaten waar-aan hij deze diensten levert, voor BTW-doeleinden te identificeren.

15.

Op grond van een verslag van de Commissie zal de Raad deze bepaling uiterlijk 31 december 2003 her-zien. Op voorstel van de Commissie kan de Raad unaniem besluiten tot eventuele wijzigingen.”


16.

c) In lid 4 wordt punt a) vervangen door het volgende:


„a) Iedere belastingplichtige moet binnen een door elke lidstaat vast te stellen termijn een aangifte indienen. Deze termijn mag niet langer zijn dan twee maanden na het verstrijken van elk belastingtijdvak. Dit tijdvak kan door de lidstaten worden vastgesteld op een, twee of drie maanden. De lidstaten kunnen evenwel andere tijdvakken vaststellen, die echter niet langer dan een jaar mogen zijn. Behoudens de voorwaarden die zij daarvoor vaststellen, bieden de lidstaten de mogelijkheid om dergelijke aangiften met elektro-nische middelen te doen.”

d) In lid 6 wordt punt a) vervangen door het volgende:

„a) De lidstaten kunnen de belastingplichtige verzoeken een aangifte in te dienen betreffende alle in het voor-gaande jaar verrichte handelingen, met daarin alle in lid 4 bedoelde gegevens. In die aangifte moeten alle gegevens staan die nodig zijn voor eventuele herzie-ningen. Behoudens de voorwaarden die zij daarvoor vaststellen, bieden de lidstaten de mogelijkheid om dergelijke aangiften met elektronische middelen te doen.”

6. In Bijlage H, Categorie 7, worden de woorden „ontvangst van radio- en televisie-uitzendingen” vervangen door het volgende: „ontvangst van radio- en televisie-uitzendingen, met inbegrip van televisie-uitzendingen in de zin van Richt-lijn 89/552/EEG en radio-uitzendingen.”.

Artikel 2

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechte-lijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 2001 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan in kennis.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiele bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalin-gen van intern recht mede die zij op het door deze richtlijn bestreken gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschap-pen.

Artikel 4

De richtlijn is gericht tot de lidstaten.