Toelichting bij COM(2003)46 - Maatregelen en procedures om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Inleiding

A. Doel van het initiatief van de Gemeenschap

B. Grondslag van het initiatief: de raadpleging door de Commissie

Deel 1: Verwezenlijken van de interne markt op het gebied van intellectuele eigendom

A. De handhaving van het materiële recht inzake de intellectuele eigendom waarborgen

B. Vergemakkelijken van het vrije verkeer en waarborgen van een eerlijke en gelijkwaardige concurrentie in de interne markt

C. Aanvulling van de maatregelen aan de buitengrens en ten opzichte van derde landen

Deel 2: Voorzien in de behoeften van een moderne economie en beschermen van de maatschappij

A. Bevorderen van innovatie en het concurrentievermogen van ondernemingen

B. Bevorderen van het behoud en de ontwikkeling van de culturele sector

C. Behoud van werkgelegenheid in Europa

D. Voorkomen van belastingderving en destabilisering van markten

E. Toezien op de bescherming van de consument

F. Waarborgen van de handhaving van de openbare orde

Deel 3: Wijze van uitvoering en kenmerken van de voorgestelde maatregelen

A. De grenzen van de TRIPS-overeenkomst

B. Het communautaire acquis betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten

C. De juridische situatie in de lidstaten

D. De behoefte aan harmonisatie van de nationale wetgevingen

E.

Rechtsgrondslag



Deel 4: Analyse van de bepalingen

Inleiding



A. Doel van het initiatief van de Gemeenschap

Namaak en piraterij en meer in het algemeen inbreuken op de intellectuele eigendom zijn een voortdurend toenemend verschijnsel dat inmiddels een internationale omvang heeft aangenomen en een ernstige bedreiging voor de nationale economieën en de landen vormt. Binnen de Europese interne markt wordt hierbij vooral gebruik gemaakt van nationale verschillen op het gebied van de middelen om handhaving van intellectuele-eigendomsrechten af te dwingen. Deze verschillen hebben gevolgen voor de plaats waar namaak en piraterij binnen de Gemeenschap plaatsvinden: de betrokken producten worden doorgaans vooral verkocht en vervaardigd in de landen die namaak en piraterij het minst doeltreffend bestraffen. Zij hebben dan ook hun weerslag op de handel tussen de lidstaten en directe gevolgen voor de concurrentievoorwaarden in de interne markt. Deze situatie leidt tot omleggingen van het handelsverkeer, vervalst de concurrentie en veroorzaakt marktverstoringen.

De verschillen in de nationale sanctieregelingen zijn niet alleen schadelijk voor de goede werking van de interne markt, maar bemoeilijken bovendien een doeltreffende bestrijding van namaak en piraterij. Hierdoor verliest het bedrijfsleven zijn vertrouwen in de interne markt, wat tot lagere investeringen leidt. Afgezien van de economische en sociale gevolgen die namaak en piraterij met zich brengen, veroorzaken zij ook problemen op het gebied van consumentenbescherming, met name wanneer de volksgezondheid en de openbare veiligheid in het geding zijn. De ontwikkeling van het gebruik van internet maakt het mogelijk piraatproducten onmiddellijk en wereldwijd te verspreiden. Ten slotte lijkt het verschijnsel meer en meer in verband te staan met de georganiseerde criminaliteit. De bestrijding van dit verschijnsel is daarom voor de Gemeenschap van essentieel belang, vooral wanneer deze illegale activiteiten met commerciële bedoelingen worden uitgevoerd of voor de rechthebbende aanzienlijke schade veroorzaken.

Deze richtlijn is bedoeld als antwoord op deze situatie en beoogt de nationale wetgevingen inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te harmoniseren.

B. Grondslag van het initiatief: de raadpleging door de Commissie

Op 15 oktober 1998 heeft de Commissie een Groenboek over de bestrijding van namaak en piraterij in de interne markt  i gepubliceerd om met alle betrokken kringen een debat over dit thema aan te gaan. In het Groenboek wordt voorgesteld met name actie te ondernemen op het gebied van maatregelen van de privé-sector, de doeltreffendheid van technische middelen om goederen te beschermen en te identificeren, straffen en andere middelen om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te waarborgen en de administratieve samenwerking tussen de bevoegde instanties.

De Commissie heeft veel reacties gekregen waarover zij een samenvattend verslag heeft gepubliceerd  i. Zij heeft op 2 en 3 maart 1999, samen met het Duitse voorzitterschap van de Raad, in München een hoorzitting voor alle betrokkenen  i georganiseerd en op 3 november 1999 een vergadering van deskundigen met de lidstaten. Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 24 februari 1999 advies over het Groenboek uitgebracht  i. Het Europees Parlement heeft op 4 mei 2000 een resolutie ter zake goedgekeurd  i.

Deze raadpleging heeft met name bevestigd dat de verschillen tussen de nationale sanctieregelingen op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten schadelijke effecten voor de goede werking van de interne markt hebben. De betrokken kringen willen dat deze kwestie energiek wordt aangepakt en dat op het niveau van de Europese Unie ambitieuze initiatieven worden genomen.

Als vervolg op deze raadpleging heeft de Commissie op 30 november 2000 een mededeling met de follow-up van het Groenboek gepubliceerd die een ambitieus actieplan bevat om de bestrijding van namaak en piraterij in de interne markt te verbeteren en te intensiveren  i. Als een van de geplande initiatieven van dit actieplan kondigde de Commissie aan dat zij een voorstel voor een richtlijn zou indienen die ten doel heeft de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende de middelen tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te harmoniseren en te waarborgen dat de beschikbare intellectuele-eigendomsrechten overal in de interne markt een gelijkwaardige bescherming genieten. Dat is het doel van dit voorstel.

De mededeling van de Commissie, met name de aankondiging van een voorstel voor een richtlijn betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, is in de betrokken kringen goed ontvangen. In zijn aanvullend advies van 30 mei 2001  i heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité zijn goedkeuring gehecht aan het voornemen van de Europese Commissie om snel met een ontwerp-richtlijn over dit onderwerp te komen.

Deel 1:

Verwezenlijken van de interne markt op het gebied van de intellectuele eigendom

A. De handhaving van het materiële recht inzake de intellectuele eigendom waarborgen

Tot op heden hebben de maatregelen van de Gemeenschap op het gebied van de intellectuele eigendom voornamelijk betrekking gehad op de harmonisatie van het nationale materiële recht of de totstandbrenging van een uniform recht op het niveau van de Gemeenschap. Zo zijn bepaalde nationale intellectuele-eigendomsrechten geharmoniseerd, zoals merken  i, tekeningen en modellen  i, octrooien voor biotechnologische uitvindingen  i, en bepaalde aspecten van het auteursrecht en naburige rechten  i. De recente goedkeuring van de richtlijn betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk  i, alsmede van de richtlijn betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij  i vormt in dit opzicht een belangrijke mijlpaal in het harmonisatieproces van het auteursrecht en de naburige rechten. Deze laatste richtlijn maakt het mogelijk de bescherming van rechthebbenden aan de technische ontwikkelingen aan te passen, met name op digitaal gebied. De Gemeenschap heeft er tevens voor gezorgd dat de duur van de octrooibescherming voor geneesmiddelen en gewasbeschermingsmiddelen  i is verlengd en dat er gemeenschappelijke regels op het gebied van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen  i zijn vastgesteld. De Commissie heeft eveneens harmonisatievoorstellen gedaan om de juridische situatie betreffende de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen  i helder te maken.

Bovendien heeft de Gemeenschap zich beziggehouden met de totstandbrenging van uniforme rechten op het niveau van de Gemeenschap die direct rechtsgeldig zijn op het gehele grondgebied van de EG, zoals het Gemeenschapsmerk  i, het communautaire kwekersrecht  i en, recenter, Gemeenschapsmodellen  i. Voorts zijn er momenteel op het niveau van de Raad van de EU nog wetgevingsvoorstellen voor de invoering van een Gemeenschapsoctrooi  i in beraad.

Nu wordt de bevoegdheid van de Gemeenschap op het gebied van het materiële recht inzake intellectuele eigendom, dat meer en meer een prioritair aandachtsgebied voor de Gemeenschap lijkt te worden om het succes van de interne markt te waarborgen, volledig erkend  i. Hieruit volgt logischerwijs dat de Gemeenschap belangstelling heeft voor de doeltreffende handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten die zij op communautair niveau heeft geharmoniseerd of in het leven heeft geroepen. Wat de beginselen betreft, kan het feit dat de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, die tegenwoordig voornamelijk door het Gemeenschapsrecht worden geregeld, van lidstaat tot lidstaat soms op zeer uiteenlopende wijze wordt gewaarborgd, moeilijk verenigbaar lijken met de doelstelling om rechthebbenden binnen de interne markt een gelijk beschermingsniveau te garanderen.

B. Vergemakkelijken van het vrije verkeer en waarborgen van een eerlijke en gelijkwaardige concurrentie in de interne markt

Artikel 3, lid 1, onder c), van het EG-Verdrag bepaalt dat het optreden van de Gemeenschap een interne markt, gekenmerkt door de afschaffing tussen de lidstaten van hinderpalen met name voor het vrije verkeer van goederen en diensten, omvat. Bovendien is in artikel 14, lid 2, van het EG-Verdrag vastgelegd dat de interne markt een ruimte zonder binnengrenzen omvat waarin in het bijzonder het vrije verkeer van goederen en diensten is gewaarborgd.

Ook al heeft de geleidelijke harmonisatie van het materiële recht inzake de intellectuele eigendom het mogelijk gemaakt het vrije verkeer tussen de lidstaten te vergemakkelijken en de toepasselijke regels transparanter te maken, de middelen tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten zijn tot op heden nog niet geharmoniseerd. Bovendien gebeurt het soms dat, zelfs als de nationale wetgeving de rechthebbenden doeltreffende middelen tot handhaving van hun rechten ter beschikking stelt, deze middelen in de praktijk niet volledig worden gebruikt. Zoals de betrokken kringen in het kader van de raadpleging over het Groenboek naar voren hebben gebracht, zijn deze lacunes zeker uitgebuit door inbreukmakers en piraten die van de nationale verschillen gebruik hebben weten te maken om hun producten af te zetten, wat aldus tot marktverstoringen en verleggingen van het handelsverkeer heeft geleid. De harmonisatie van de nationale bepalingen inzake de middelen tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten zal het mogelijk maken een gezonder verkeer binnen de interne markt, een grotere transparantie van de sanctieregelingen en een betere toepassing van de middelen die aan rechthebbenden ter beschikking worden gesteld, te waarborgen.

Bovendien is het scheppen van eerlijke en gelijkwaardige concurrentievoorwaarden op het gebied van de intellectuele eigendom voor alle marktdeelnemers noodzakelijk om hen in staat te stellen op doeltreffende wijze gebruik te maken van de fundamentele vrijheden van het EG-Verdrag. Eerlijke en gelijkwaardige concurrentievoorwaarden worden afgezwakt of verkeerd gebruikt door de uiteenlopende nationale regels op het gebied van de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. In bepaalde omstandigheden leidt dit tot concurrentieverstoringen die het vrije verkeer van goederen en diensten in de interne markt in gevaar brengen.

Concurrentieverstoringen in de interne markt kunnen zowel het gevolg zijn van verschillen in het toepassingsgebied en de reikwijdte van intellectuele-eigendomsrechten uit hoofde van het nationale recht, als van verschillen in de sanctieregelingen die deze rechten tegen namaak en piraterij beschermen. Namakers en piraten kunnen bij de kosten van de fabricage van illegale producten de strengheid van de lokale sanctieregeling in aanmerking nemen. Deze kosten zijn afhankelijk van de sancties die in geval van rechtsvervolging worden toegepast (inbeslagneming van illegale goederen, betaling van boetes, noodzaak om werknemers hogere lonen te betalen om het risico van tegenmaatregelen tegen te gaan).

Het gevolg hiervan is dat zolang wetgeving om sanctieregelingen op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten in de interne markt te harmoniseren ontbreekt, de situatie betreffende de risico's en derhalve betreffende de kosten voor de handelaars in namaak- en piraatproducten uiteen zal blijven lopen. Aangezien nagemaakte of door piraterij verkregen goederen in economische zin per definitie een substituut zijn voor de legaal verkochte goederen waarvan zij een imitatie zijn, volgt hieruit dat de verschillen in de kostengrondslag in de interne markt voor de illegale marktdeelnemers tevens aanleiding zullen geven tot verschillen in de concurrentievoorwaarden voor legale marktdeelnemers. Men kan ervan uitgaan dat in delen van de interne markt waar de sanctieregeling verhoudingsgewijs weinig doeltreffend is, het marktaandeel van namaak- en piraatartikelen wellicht hoger kan zijn en de prijzen van zowel de illegale als de legale goederen wellicht lager zijn dan in de landen die strengere sancties op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten kennen.

Hieruit vloeit dus voort dat de verschillen in sanctieregelingen wellicht kunnen leiden tot verstoringen in de concurrentievoorwaarden en tot omlegging van de natuurlijke handelsstromen van legale goederen die zouden optreden bij een voor de gehele interne markt geharmoniseerde sanctie op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten.

Namaak en piraterij zijn een zich uitbreidend verschijnsel dat speculeert op verschillen tussen de nationale wetgevingen. Daarnaast moeten ondernemingen in de landen waar dit verschijnsel zich ontwikkelt, het hoofd bieden aan de concurrentie van namaak- en piraatproducten op de markten waarop zij zich bewegen, wat tot verlies van marktaandeel en ontwrichting van hun distributienetten leidt. Wanneer de markt wordt overspoeld met imitaties of piraatproducten die makkelijker worden verkocht dan de echte producten, aarzelen detailhandelaren soms om echte producten te bestellen. Zij kunnen zelfs in de verleiding worden gebracht om ook kopieën te verkopen, eventueel naast de echte producten. Dit is geen goede situatie om de transparantie en gelijke concurrentievoorwaarden in de interne markt te waarborgen. Alleen de harmonisatie van de nationale wetgevingen zal de door dit verschijnsel veroorzaakte concurrentieverstoringen uit de weg kunnen ruimen.

Natuurlijk mag in sectoren waar de concurrentie buitengewoon hevig is, zoals bijvoorbeeld de sector van de auto-onderdelen, de bestrijding van namaak en piraterij niet worden gebruikt om te proberen lastige concurrenten uit de markt te stoten of om rechtmatige concurrentie te belemmeren. Een dergelijke praktijk zou waarschijnlijk niet alleen de betrokken ondernemingen ernstige schade berokkenen, maar ook en vooral niet ten goede komen aan het nagestreefde doel om te verhinderen dat producten op de markt worden gebracht die inbreuk maken op de intellectuele eigendom en in veel gevallen risico's voor de gezondheid of veiligheid van de consument opleveren  i.

C. Aanvulling van de maatregelen aan de buitengrens en ten opzichte van derde landen

Dit voorstel voor een richtlijn is ook bedoeld ter aanvulling van de maatregelen die al op basis van de gewijzigde Verordening (EG) nr. 3295/94  i zijn getroffen voor de controle op namaak- en piraatartikelen aan de buitengrens van de EU, om aan de behoeften van de interne markt te voldoen. Deze regelgeving is slechts van toepassing op de bewegingen van goederen waarvan wordt vermoed dat zij namaak- en piraatartikelen zijn, tussen derde landen en de Gemeenschap. Hiermee kunnen de bewegingen binnen de Gemeenschap niet worden aangepakt. Aangezien alle lidstaten hun grenscontroles op basis van een selectieve aanpak uitvoeren om het juiste evenwicht tussen de vlotte doorstroming van het internationale handelsverkeer en de fraudebestrijding te handhaven, kan bovendien niet worden uitgesloten dat er mogelijk namaak- of piraatartikelen illegaal het grondgebied van de Gemeenschap binnenkomen om hier vervolgens te worden verkocht. Een voorziening ter bestrijding van namaak en piraterij, speciaal om aan de behoeften van de interne markt te voldoen, is dan ook noodzakelijk. Met deze richtlijn kan een aantal maatregelen en procedures aan rechthebbenden ter beschikking worden gesteld om hun rechten ten opzichte van alle litigieuze goederen te doen gelden, met inbegrip van de goederen die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 3295/94 als gewijzigd door de douane zijn onderschept.

Het voorstel voor een richtlijn is ook bedoeld als aanvulling op de initiatieven ter bestrijding van namaak en piraterij in het kader van de betrekkingen die de Gemeenschap met derde landen onderhoudt, en van de multilaterale overeenkomsten die zij heeft ondertekend. Dit geldt met name voor de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS-overeenkomst) die in het kader van de Wereldhandelorganisatie is gesloten  i, waarbij alle lidstaten van de Europese Unie partij zijn, alsmede de Gemeenschap voor wat betreft onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden  i en waarin minimumbepalingen inzake de middelen tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten zijn vastgelegd.


Deel 2:

Voorzien in de behoeften van een moderne economie en beschermen van de maatschappij

Al is het hoofddoel van dit initiatief het verwezenlijken van de interne markt op het gebied van de intellectuele eigendom en ervoor zorgen dat het communautaire acquis van het materiële recht inzake de intellectuele eigendom in de Europese Unie juist wordt toegepast, andere belangrijke doelstellingen verdienen ook de aandacht.

A. Bevorderen van innovatie en het concurrentievermogen van ondernemingen

Innovatie is een van de belangrijkste dragers van duurzame groei voor ondernemingen en van economische voorspoed voor gehele maatschappij geworden. Ondernemingen moeten hun producten voortdurend verbeteren of vernieuwen als zij marktaandeel willen behouden of veroveren. Voortdurende inventieve en innoverende activiteiten die tot de ontwikkeling van nieuwe producten of diensten leiden, brengen ondernemingen technologisch gezien in een gunstige positie en zijn van groot belang voor hun concurrentievermogen.

Er moet voor worden gezorgd dat makers, onderzoekers en uitvinders in de Gemeenschap van een gunstig klimaat voor de ontwikkeling van hun activiteiten kunnen profiteren, ook in het kader van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, zodat ondernemingen, universiteiten, onderzoeksinstellingen  i en de culturele sector  i onder goede voorwaarden kunnen innoveren en creëren. In dit opzicht moet ook het vrije verkeer van informatie worden gewaarborgd en mag de toegang tot internet niet moeilijker en duurder worden gemaakt door bijvoorbeeld aan tussenpersonen op internet te zware verplichtingen op te leggen.

Ondernemingen, die vaak aanzienlijke bedragen in onderzoek en ontwikkeling, marketing en reclame investeren, moeten in staat zijn om hun investeringen rendabel te maken. Een passende en doeltreffende bescherming van de intellectuele eigendom draagt ertoe bij het vertrouwen van ondernemingen, uitvinders en makers in de interne markt te bestendigen en vormt een krachtige stimulans voor investeringen en dus voor economische vooruitgang.

Het verschijnsel namaak en piraterij komt voor ondernemingen tot uiting in een daling van de omzet en verlies van marktaandeel (verlies van rechtstreekse verkopen) dat zij vaak met moeite hebben verworven, om nog maar te zwijgen van de immateriële verliezen en de morele schade die zij lijden door het verlies aan reputatie in hun klantenkring (verlies van toekomstige verkopen). De verspreiding van namaakartikelen en piraatproducten leidt immers tot een schadelijke banalisering van de bekendheid en de originaliteit van de oorspronkelijke producten, met name wanneer ondernemingen hun reclame richten op de kwaliteit en de zeldzaamheid van hun producten. Dit verschijnsel brengt ook extra kosten voor ondernemingen met zich (kosten van bescherming, onderzoek, expertise en geschillen) en kan in sommige gevallen zelfs tot een vordering wegens onrechtmatige daad tegen de rechthebbende leiden vanwege door de namaker of piraat verhandelde producten wanneer het bewijs van zijn goede trouw niet kan worden aangevoerd.

In het licht van de antwoorden die de Commissie op haar Groenboek over de bestrijding van namaak en piraterij in de interne markt heeft ontvangen, blijkt dat binnen de Europese Unie namaak- en piraatproducten 5 tot 10% van de verkopen van onderdelen van voertuigen uitmaken, 10% van de verkopen van cd's en cassettes, 16% van de verkopen van films (video en dvd) en 22% van de verkopen van kleding en schoeisel  i.

Volgens een enquête die in 1998 in Frankrijk door KPMG, Sofres en de Union des Fabricants is uitgevoerd  i, wordt het gemiddelde verlies voor de ondernemingen die aan de enquête hebben deelgenomen en een schatting van het omzetverlies als gevolg van namaak hebben kunnen geven, geschat op 6,4% van de omzet. Uit een studie die in juni 2000 in opdracht van de Global Anti-Counterfeiting Group (GACG) door het Centre for Economics and Business Research (CEBR) is uitgevoerd  i, blijkt dat de gemiddelde jaarlijkse daling van de winsten in de onderzochte sectoren aanzienlijk is: 1 266 miljoen euro in de sector kleding en schoenen; 555 miljoen euro in de sector parfum en cosmetica; 627 miljoen euro in de sector speelgoed en sportartikelen; 292 miljoen euro in de sector van de farmaceutische producten. Op het gebied van software heeft een studie van de International Planning and Research Corporation (IPR), in opdracht van de Business Software Alliance (BSA)  i, aangetoond dat de verliezen als gevolg van piraterij in West-Europa (EU + Noorwegen + Zwitserland) in 2000 meer dan 3 miljard dollar bedroegen.

Als namaak en piraterij niet doeltreffend worden bestraft, leiden zij tot een verlies van vertrouwen van de marktdeelnemers in de interne markt als ruimte voor de ontwikkeling van hun activiteiten en voor de bescherming van hun rechten. Als gevolg hiervan worden makers en uitvinders ontmoedigd en worden innovatieve en creatieve activiteiten in de Gemeenschap in gevaar gebracht.

B. Bevorderen van het behoud en de ontwikkeling van de culturele sector

Intellectuele-eigendomsrechten zijn buitengewoon relevant voor de culturele sector en met name voor de audiovisuele media. Het ontbreken van voldoende bescherming zou niet alleen ernstige gevolgen hebben voor de ontwikkeling van een belangrijke economische sector, maar zou vooral ons erfgoed en onze culturele verscheidenheid bedreigen.

Deze sector onderscheidt zich van andere door het feit dat hij een zeer essentieel onderdeel van onze maatschappij is waarvan niet alleen het behoud, maar met name de ontwikkeling derhalve van het grootste belang is; de sector wordt echter ernstig bedreigd door piraterij. De culturele sector (met inbegrip van de muziekuitgeverij en uitgeverij van audiovisuele werken) becijfert zijn verliezen als gevolg van namaak en piraterij op meer dan 4,5 miljard euro per jaar. In de audiovisuele sector bijvoorbeeld berooft het illegaal kopiëren van werken die een zeker succes behalen, de auteurs niet slechts van hun rechten, maar maakt deze praktijk het behoud van pluraliteit onmogelijk. Dit geldt met name voor werken die in een beperkte oplage worden gepubliceerd, vaak afkomstig uit de cultuur van kleinere lidstaten waar schaalvergroting ontbreekt. Deze tendens blijkt trouwens nog duidelijker door de vervanging van analoge door digitale informatiedragers.

C. Behoud van werkgelegenheid in Europa

Op sociaal gebied heeft de schade die ondernemingen als gevolg van namaak en piraterij lijden, uiteindelijk zijn terugslag op het aantal banen dat zij aanbieden. De gevolgen van namaak en piraterij op de werkgelegenheid in de industrie zijn echter moeilijk nauwkeurig te meten.

Volgens de studie die het CEBR in juni 2000 in opdracht van de GACG heeft uitgevoerd  i, zijn er in de Europese Unie meer dan 17 000 banen per jaar verloren gegaan door activiteiten op het gebied van namaak en piraterij. Volgens de enquête die KPMG, Sofres en de Union des Fabricants in 1998 in Frankrijk hebben uitgevoerd  i, bedraagt het aantal banen dat in Frankrijk als gevolg van namaak verloren is gegaan ongeveer 38 000. Volgens een studie die het CEBR in 1999 in het Verenigd Koninkrijk heeft uitgevoerd in opdracht van de Anti-Counterfeiting Group (ACG), een Britse organisatie voor de bestrijding van namaak, is het aantal banen dat in dit land jaarlijks verloren gaat, groter dan 4 000  i. Tot slot zou volgens een studie die PricewaterhouseCoopers in 1998 in opdracht van de BSA heeft uitgevoerd  i, een vermindering van 10% van de piraterij op softwaregebied, d.w.z. tot het niveau in de Verenigde Staten, tot in 2001 in Europa meer dan 250 000 banen scheppen.

D. Voorkomen van belastingderving en destabilisering van markten

Voor de nationale economieën, met name die van de geïndustrialiseerde landen, hebben namaak en piraterij ook omvangrijke schadelijke gevolgen. Dit verschijnsel brengt tevens inkomstenderving voor de staat of voor de Europese Gemeenschap (douanerechten, BTW) met zich en kan aanleiding geven tot allerlei overtredingen met name van de arbeidswetgeving, wanneer namaak- en piraatartikelen in illegale werkplaatsen met zwartwerkers worden vervaardigd of op straat door illegale werknemers worden verkocht.

De belastingderving als gevolg van namaak en piraterij is aanzienlijk. In de platensector bedragen de gederfde BTW-inkomsten voor de regeringen van de EU als gevolg van namaak en piraterij waarschijnlijk 100 miljoen euro  i. De studie die het CEBR in juni 2000 in opdracht van de GACG heeft uitgevoerd  i, laat zien dat in de EU namaak in de onderzochte sectoren tot een aanzienlijke gemiddelde belastingderving leidt: 7 581 miljoen euro in de sector kleding en schoenen; 3 017 miljoen euro in de sector parfum en cosmetica; 3 731 miljoen euro in de sector speelgoed en sportartikelen; 1 554 miljoen euro in de sector van de farmaceutische producten. Volgens de enquête die het CEBR in 1999 in opdracht van de organisatie ACG heeft uitgevoerd  i, zou namaak tot een verlaging van het BNP met 143 miljoen pond per jaar en een verhoging van de overheidsschuld van 77 miljoen pond leiden.

Dit verschijnsel vormt een ware bedreiging voor het economische evenwicht in de maatschappij, aangezien het ook kan leiden tot een destabilisering van soms erg kwetsbare markten zoals bijvoorbeeld die van de textielproducten  i, die hierdoor worden aangevallen. In de sector van de multimediaproducten blijven namaak en piraterij via internet voortdurend groeien en zorgen zij nu al, en dat ondanks de verhoudingsgewijs recente ontwikkeling van dit net, voor aanzienlijke verliezen.

E. Toezien op de bescherming van de consument

Consumentenbescherming is een belangrijk punt van zorg in Europa. Het streven naar een hoog niveau van consumentenbescherming, met name wat gezondheid en veiligheid betreft, is een essentieel onderdeel van het beleid van de Gemeenschap. Namaak en piraterij, en meer in het algemeen inbreuken op de intellectuele eigendom, hebben vaak schadelijke gevolgen voor de consument.

Hoewel dit verschijnsel soms tot ontwikkeling komt met medeplichtigheid van de consument, ontwikkelt het zich meestal tegen zijn zin en in ieder geval altijd in zijn nadeel. Namaak en piraterij gaan meestal gepaard met bewuste misleiding van de consument omtrent de kwaliteit die hij terecht verwacht van een product dat bijvoorbeeld voorzien is van een bekend merk. Namaak- en piraatproducten worden immers buiten de controles van de bevoegde instanties om gemaakt en nemen niet de minimumkwaliteitsnormen in acht. Wanneer de consument buiten de legitieme handel namaak- of piraatproducten koopt, profiteert hij in beginsel niet van garantie of service en heeft hij geen verhaal in geval van schade. Afgezien van deze nadelen kan dit verschijnsel een reëel gevaar voor de consument inhouden dat schade voor zijn gezondheid (namaak van geneesmiddelen, geknoei met alcoholische dranken) of voor zijn veiligheid (namaak van speelgoed of van auto- of vliegtuigonderdelen) kan veroorzaken  i.

De harmonisatie van de nationale wetgevingen tot handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten zal een bijdrage leveren aan de consumentenbescherming en een nuttige aanvulling zijn op de in de Gemeenschap bestaande wet- en regelgeving op dit gebied, met name de Europese richtlijnen inzake wettelijke aansprakelijkheid voor producten  i en inzake algemene productveiligheid  i.

F. Waarborgen van de handhaving van de openbare orde

Namaak en piraterij vormen een ware bedreiging van de openbare orde. Het verschijnsel heeft niet alleen economische en sociale gevolgen, maar maakt ook inbreuk op de arbeidswetgeving (illegale arbeid), de belastingwetgeving (inkomstenderving voor de staat), de wetgeving op het gebied van de volksgezondheid en de wetgeving inzake productveiligheid. Bovendien staat inmiddels vast dat namaak en piraterij activiteiten zijn die in zekere mate tot het domein van de georganiseerde criminaliteit behoren die hierin een weinig riskant middel ziet om geld dat van andere vormen van illegale handel (wapens, drugs) afkomstig is, wit te wassen en opnieuw in omloop te brengen. Namaak en piraterij, vroeger ambachtelijk, zijn bijna industriële activiteiten geworden. Ze bieden immers voor de inbreukmakers vooruitzichten op aanzienlijk economisch voordeel zonder extreem risico. Wat internet betreft, zijn de risico's voor inbreukmakers nog geringer door de snelheid van de illegale handelingen en de moeilijkheid om deze te traceren. Namaak en piraterij zouden tegenwoordig zelfs aantrekkelijker zijn dan illegale drugshandel, omdat potentieel hoge winsten te behalen zouden zijn zonder het risico van aanzienlijke wettelijke sancties. Namaak en piraterij op commerciële schaal lijken zo een middel en steun van de criminaliteit, en het terrorisme, te zijn. De raadpleging van de betrokken kringen die met het Groenboek van 1998 is begonnen, heeft trouwens, ondersteund door voorbeelden uit met name de muziek- en softwarebranche, bevestigd dat er banden bestaan tussen namaak en piraterij en de georganiseerde criminaliteit.

De harmonisatie op het niveau van de Gemeenschap van de middelen tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten zal het dan ook mogelijk maken de lidstaten te helpen om de openbare orde te bewaren.

De versterking en verbetering van de bestrijding van namaak en piraterij in de interne markt zijn complementair aan de horizontale initiatieven die op het gebied van justitie en binnenlandse zaken zijn genomen, met name de strategie van de Europese Unie ter voorkoming en bestrijding van criminaliteit, overeenkomstig het Verdrag van Amsterdam, de conclusies van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999  i, de richtsnoeren die de Commissie in haar mededeling over de bestrijding van criminaliteit heeft voorgesteld en de werkzaamheden van het Europees Forum voor de bestrijding van de georganiseerde misdaad en de economische criminaliteit  i. Ten slotte hangt dit initiatief samen met de strategische aanpak van de Commissie inzake fraudebestrijding  i en de maatregelen ter bescherming van communautaire belangen.

Deel 3:

Wijze van uitvoering en kenmerken van de voorgestelde maatregelen

A. De grenzen van de TRIPS-overeenkomst

De maatregelen en procedures voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten zijn in feite met de inwerkingtreding van de TRIPS-overeenkomst geharmoniseerd. Hierin zijn minimumbepalingen over de middelen tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten op het gebied van de handel vastgelegd. Deze middelen omvatten:

- de algemene verplichting om doeltreffende maatregelen voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in te voeren, met inbegrip van voorlopige beschermingsmaatregelen en corrigerende maatregelen die afschrikken;

- fundamentele aspecten op het gebied van civiele en administratieve procedures: eerlijke en billijke procedures, regels voor de indiening van bewijzen;

- de terbeschikkingstelling van bepaalde civiele (of administratieve) corrigerende maatregelen, bijvoorbeeld rechterlijke bevelen, schadevergoeding, beslaglegging en verwijdering van litigieuze goederen en, facultatief, recht op informatie;

- minimumvoorwaarden waaraan voorlopige maatregelen ter bescherming van intellectuele-eigendomsrechten moeten voldoen;

- in bepaalde gevallen de toepassing van strafprocedures en straffen.

In bepaalde middelen tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (bijvoorbeeld het, op kosten van de namaker, uit de markt nemen van namaakartikelen) voorziet de TRIPS-overeenkomst echter niet , andere zijn slechts facultatief (bijvoorbeeld het recht op informatie). Ten slotte kunnen de uitvoeringsbepalingen van de in de TRIPS-overeenkomst vastgelegde maatregelen en procedures van land tot land aanzienlijk uiteenlopen. Dit geldt in de Gemeenschap met name voor de uitvoeringsbepalingen van de voorlopige maatregelen om het bewijsmateriaal te beschermen, voor de schadeberekening of ook voor de uitvoeringsbepalingen van de procedures om namaak of piraterij te doen beëindigen.

B. Het communautaire acquis betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten

Op het niveau van de Gemeenschap hebben de initiatieven inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten vooral betrekking gehad op de buitengrens van de Gemeenschap  i. Wat de interne markt betreft, zijn er enkele sectorale instrumenten die specifieke bepalingen inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten bevatten  i. Er is echter op het niveau van de Gemeenschap tot op heden geen enkel gedetailleerd instrument van horizontaal belang vastgesteld.

C. De juridische situatie in de lidstaten

Ondanks de tenuitvoerlegging van de TRIPS-overeenkomst in de lidstaten laat de juridische situatie in de Gemeenschap grote verschillen zien waardoor de houders van intellectuele-eigendomsrechten niet overal op het grondgebied van de Gemeenschap van een gelijk beschermingsniveau kunnen profiteren. Zo lopen de procedures om namaak of piraterij te doen beëindigen (rechterlijke bevelen), de voorlopige maatregelen om met name het bewijsmateriaal te beschermen, de schadeberekening en het niveau van civiele en strafrechtelijke sancties van lidstaat tot lidstaat flink uiteen. In sommige lidstaten zijn geen maatregelen en procedures zoals het recht op informatie en het op kosten van de inbreukmaker terugroepen van de op de markt gebrachte litigieuze goederen, voorhanden.

Wat de rechterlijke bevelen betreft, verschilt de toepassing ervan, bijvoorbeeld met betrekking tot de wijze waarop rekening wordt gehouden met de belangen van derden, de wijze waarop litigieuze goederen worden geëlimineerd of de voorwaarden waaronder de ontmanteling van de middelen kan worden gelast die voor de productie van de litigieuze goederen zijn gebruikt. In Griekenland houdt de sanctie in beginsel niet noodzakelijkerwijs een overtreding in en kan deze dus gericht zijn tegen een inbreukmaker die te goeder trouw is. In Zweden en Finland is de sanctie niet van toepassing voor iemand die te goeder trouw is, terwijl in Denemarken, Spanje en Italië deze niet van toepassing is voor iemand die de desbetreffende goederen slechts voor privé-gebruik bezit. In Nederland (auteursrecht) wordt niet tot beslaglegging en vernietiging besloten, indien de persoon zelf niet bij de inbreuk betrokken was, zich niet beroepsmatig met de artikelen in kwestie bezighoudt en ze uitsluitend voor persoonlijke doeleinden heeft aangeschaft. In het Verenigd Koninkrijk kunnen de middelen die voor de vervaardiging van illegale kopieën zijn gebruikt slechts worden vernietigd indien de persoon die de middelen bezit, wist of redenen had om te weten dat deze middelen voor dit doel bestemd waren. In Duitsland (auteursrechten) kunnen middelen die (uitsluitend of vrijwel uitsluitend) zijn gebruikt om illegale kopieën te produceren alleen in beslag worden genomen en vernietigd als zij eigendom zijn van de piraat, terwijl er op het gebied van merken geen overeenkomstige beperking bestaat. In Nederland is in de juridische praktijk  i het beginsel ontwikkeld dat de inbreukmaker kan worden verplicht de litigieuze producten die al op de markt zijn verspreid, terug te halen. De inbreukmaker moet de kosten van deze operatie dragen en moet de koper een vergoeding betalen. Dit soort maatregel bestaat niet in het recht van de andere lidstaten.

Wat bewijzen betreft, is de maatregel die in het Verenigd Koninkrijk onder de naam Anton Piller Order  i bekend is, in de praktijk erg belangrijk, maar sommigen vinden deze te kostbaar en te ingewikkeld. Bij beschikking van de High Court die wordt genomen zonder de wederpartij te horen, is op grond van deze maatregel nauwkeurig onderzoek en algeheel beslag van de bewijzen in de ruimten van de vermoedelijke inbreukmaker mogelijk. De zogenoemde Doorstep Order  i (een vereenvoudigde Anton Piller Order), uit hoofde waarvan verzoeken om documenten en voorwerpen kunnen worden voorgelegd zonder het recht op toegang tot de ruimten, wordt als doeltreffend beoordeeld. Een andere maatregel die onder de naam freezing injunction  i (of Mareva injunction  i) bekend is, wordt gebruikt om bankrekeningen en andere bezittingen van de verweerder te blokkeren in afwachting van het onderzoek ten gronde van de zaak door de rechtbank. In Frankrijk voorziet de wet  i ook in een zeer doeltreffend middel om bewijzen te verkrijgen. De rechthebbende kan een verzoek tot beslag inzake namaak bij de president van het gerecht van eerste aanleg indienen. De maatregel kan de vorm hebben van een gedetailleerd beschrijvend beslag of een werkelijk beslag op de litigieuze producten. In Italië zijn het beslag en de beschrijving van de litigieuze artikelen ook in de wet vastgelegd. In Duitsland zijn de juridische mogelijkheden voor de bewijsgaring niet erg doeltreffend. Zij beperken zich tot het verkrijgen van bewijs door middel van getuigenverklaringen, getuigenissen van deskundigen of van inspectie, maar strekken zich niet uit tot documenten en het horen van partijen. Anders dan in andere lidstaten zijn onderzoeksopdrachten zonder dat de wederpartij wordt gehoord, in de civiele procedure in Oostenrijk, Denemarken en Zweden niet beschikbaar.
[1976] 1 Ch. 55, [1976] R.P.C. 719.
& Sons [1976] F.S.R. 252.
[1975] 2 Lloyd's Rep. 509.

Aangezien het om voorlopige maatregelen gaat, zijn er aanzienlijke verschillen in de wijze van uitvoering van de procedure en de frequentie waarmee deze rechtswegen worden gebruikt, ook al zijn deze verschillen hoofdzakelijk het gevolg van tradities en benaderingswijzen van de rechtbanken. In Nederland wordt de vereenvoudigde procedure van het kort geding  i heel vaak gebruikt. Het kort geding wordt in zekere zin zelfs beschouwd als vervanging van de gewone procedures in geval van inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten. In het Verenigd Koninkrijk komen interlocutoire (voorbereidende) rechterlijke bevelen in de praktijk nogal vaak voor, waarbij de beslissende factor bij de beoordeling van het rechterlijk bevel is of de verweerder in staat is voldoende schadeloosstelling te betalen om het verlies van de verzoeker te dekken ingeval de laatste voor de rechtbank wint. In Duitsland is men nogal terughoudend met interlocutoire rechterlijke bevelen en worden ze voornamelijk op het gebied van merken uitgevaardigd voor op heterdaad ontdekte gevallen van namaak. In Frankrijk is een rechterlijk bevel in kort geding mogelijk na aanvang van de bodemprocedure, maar dit gebeurt nogal zelden omdat enerzijds een verzoek om beschrijving of beslag van de vermeende namaakartikelen kan worden ingediend en anderzijds de voorlopige maatregelen het niet toelaten schadevergoeding te eisen.

Wat de berekening van schadevergoedingen betreft, bestaan er in de lidstaten drie mogelijke situaties: compensatie voor het werkelijk geleden verlies; verzoek om afdracht van de door de inbreukmaker genoten winst; betaling van de vergoedingen die verschuldigd zouden zijn geweest als de inbreukmaker toestemming voor het gebruik van het recht zou hebben gevraagd. In de meeste landen kan de verzoeker kiezen tussen deze drie mogelijkheden (of ten minste tussen de eerste en de derde) zonder cumulatie of vermenging van de verschillende berekeningsmethoden. Bovendien bestaan er in de praktische toepassing voor elk van deze berekeningswijzen van lidstaat tot lidstaat aanzienlijke verschillen. Wat het verzoek om winstafdracht betreft, vormen bijvoorbeeld in Duitsland de bepalingen van het burgerlijk wetboek over de terugbetaling van winst die wederrechtelijke is verkregen door 'omlegging van zaken', de basis voor het verzoek  i. In het Verenigd Koninkrijk wordt winstafdracht niet als schadevergoeding beschouwd, maar als een 'billijke corrigerende maatregel'. In Portugal (auteursrecht) daarentegen moeten bij de berekening van de schadevergoeding de inkomsten van de inbreukmaker in aanmerking worden genomen. In Oostenrijk (auteursrecht) kan de schadevergoeding worden berekend op basis van de winst van de inbreukmaker onafhankelijk van de ernst van het vergrijp. In Finland (merken) kan een verzoek om de winst van de inbreukmaker zelfs gerechtvaardigd zijn in geval van inbreuk te goeder trouw. In de Beneluxlanden is winstafdracht door de inbreukmaker slechts mogelijk in geval van verzwarende omstandigheden (kwader trouw). In Frankrijk heeft de benadeelde partij in beginsel het recht om niet minder maar ook niet meer aan schadevergoeding te ontvangen dan het werkelijk geleden verlies  i.

Het recht op informatie, dat gericht kan zijn tegen iedereen die bij een inbreuk betrokken is, verplicht de verweerder tot verstrekking van informatie over de herkomst van de litigieuze goederen, de distributiekanalen en de identiteit van derden die bij de productie en distributie van de goederen betrokken zijn. Tot dusverre is het recht op informatie slechts in de rechtsorde van enkele lidstaten ingevoerd, te weten in Duitsland in de wetgeving op het gebied van intellectuele eigendom  i en in de Benelux-merkenwet  i.

Deze verschillen tussen de nationale sanctieregelingen op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten zijn voor de rechthebbenden van grote invloed op met name de doeltreffendheid en de kosten van de procedures, de termijnen en het bedrag van de toegekende schadevergoeding.

Tot slot bestaan er, wat de straffen betreft, niet alleen aanzienlijke verschillen inzake de hoogte van de in de nationale wetgeving vastgelegde straffen, maar ook inzake de methode om de geldboetes te berekenen. Uit hoofde van de TRIPS-overeenkomst (en de nationale juridische traditie) beschikken alle lidstaten over burgerrechtelijke vergoedingen en straffen die zelfs gevangenisstraf kunnen inhouden. De maximumgeldboetes lopen uiteen van enkele duizenden euro's (Italië, Luxemburg) tot bijna 500 000 euro (België) en meer dan 750 000 euro (Frankrijk voor rechtspersonen). In Groot-Brittannië is er geen maximale door de wet voorgeschreven geldboete. In sommige landen is geen maximumboete vastgelegd, omdat het bedrag wordt berekend naargelang van de inkomsten van de inbreukmaker (bijvoorbeeld in de noordse landen, Oostenrijk, Duitsland). De gevangenisstraffen variëren van enkele dagen tot tien jaar (Griekenland, Groot-Brittannië).

Al is deze richtlijn niet bedoeld om de straffen als zodanig te harmoniseren, toch zou een doeltreffende toepassing van werkelijk afschrikkende straffen in alle lidstaten positief bijdragen aan de bestrijding van piraterij en namaak.

D. De behoefte aan harmonisatie van de nationale wetgevingen

Onder de rechthebbenden bestaat de behoefte over middelen tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te beschikken die in alle lidstaten even doeltreffend zijn. Deze behoefte komt bovendien overeen met de beleidsdoelstellingen van de Commissie om de ontwikkeling van innoverende en creatieve activiteiten in Europa te vergemakkelijken door een coherente en doeltreffende bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten in de interne markt. Aan deze behoefte kan niet worden voldaan door alleen op het niveau van elke lidstaat maatregelen te treffen. De nationale wetgeving stelt soms aan rechthebbenden doeltreffende middelen tot handhaving van hun rechten ter beschikking, maar de praktische toepassing ervan is niet volledig gewaarborgd. Zoals de meeste betrokken kringen in het kader van de raadpleging die met het Groenboek is gestart, hebben onderstreept, kunnen alleen maatregelen op het niveau van de Gemeenschap ervoor zorgen dat de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten overal even doeltreffend is.

De invoering van regelgeving op het niveau van de Gemeenschap die rechtstreeks van toepassing is in alle lidstaten, zou de situatie ook niet op bevredigende wijze kunnen verbeteren. Het is immers van belang rekening te houden met de juridische tradities en de specifieke situatie in elke lidstaat. Het gaat erom de handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten op gelijkwaardige wijze op het gehele grondgebied van de Gemeenschap te waarborgen, maar binnen het bestaande nationale kader. Daarom lijkt alleen harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten op communautair niveau het aangewezen middel om het beoogde doel te bereiken. Om werkelijk doeltreffend te zijn moet worden gestreefd naar harmonisatie op basis van de nationale bepalingen die het geschiktst lijken om aan de behoeften van de benadeelde partijen tegemoet te komen en tegelijkertijd rekening te houden met de legitieme belangen van de verweerders. Harmonisatie maakt het mogelijk intellectuele-eigendomsrechten op homogene en doeltreffende wijze in de gehele Gemeenschap te handhaven, een grotere transparantie van de sanctieregelingen in te voeren en op de doeltreffende toepassing van de aan de rechthebbenden ter beschikking gestelde middelen toe te zien.

Uit hoofde van het in artikel 5 van het EG-Verdrag vermelde evenredigheidsbeginsel moeten de geplande maatregelen in juiste verhouding staan tot het hoofddoel om de werking van de interne markt te verbeteren en transparanter te maken. De harmonisatie van de nationale wetgevingen mag dan ook niet betrekking hebben op alle aspecten van de nationale wetgevingen inzake de middelen tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, maar moet zich beperken tot de onderlinge aanpassing van de fundamentele bepalingen die het meest direct van invloed zijn op de werking van de interne markt.

E.

Rechtsgrondslag



Zoals hierboven in deel 1, onder B, aangetoond, kan de instandhouding van verschillende nationale rechtsstelsels voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten die momenteel op communautair niveau grotendeels zijn geharmoniseerd, het vrije verkeer van goederen en diensten schaden, onrust op de interne markt veroorzaken, met name door verstoring van de legale handelsstromen, en zo de concurrentievoorwaarden vervalsen. De onderlinge aanpassing van de fundamentele nationale voorschriften die de middelen tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten regelen, maakt het mogelijk de werking van de interne markt te verbeteren en transparanter te maken, de innovatie door en het concurrentievermogen van ondernemingen te stimuleren en de werkgelegenheid en de investeringen in de EG te bevorderen.

Het Europese Hof van Justitie  i is van mening dat een handelwijze die een gevaar van merkbare beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten in zich bergt, schadelijk kan zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke markt als omschreven in artikel 95, lid 1, van het EG-Verdrag. Een lidstaat die van plan is minder dwingende maatregelen vast te stellen en uit te voeren dan de andere lidstaten zou verstoring van de handelsstromen veroorzaken. De legale handelskringen zouden deze lidstaat kunnen gaan mijden wegens het marktaandeel van piraat- of namaakproducten of de problemen om in een dusdanig verstoorde markt te concurreren.

Dientengevolge en daar het doel van de maatregel de voltooiing van de interne markt is door middel van de harmonisatie van de wettelijke en bestuurrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende middelen tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, stelt de Commissie voor artikel 95 van het EG-Verdrag als rechtsgrondslag voor de harmonisatie aan te nemen. Deze rechtsgrondslag is ook voor andere richtlijnen inzake de onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen op het gebied van intellectuele eigendom  i gekozen. Bovendien is de gegrondheid van deze rechtsgrondslag herhaaldelijk door het Hof van Justitie bevestigd  i en met name wat betreft Richtlijn 98/44/EG, in een recent arrest van het Hof waarin de gekozen rechtsgrondslag aandachtig is onderzocht  i.

Dezelfde rechtsgrondslag (artikel 95) heeft al de harmonisatie van een groot deel van het recht inzake de intellectuele eigendom binnen de interne markt mogelijk gemaakt. De doeltreffendheid van deze maatregelen betreffende de harmonisatie van intellectuele-eigendomsrechten wordt waarschijnlijk niet gewaarborgd, indien de concrete uitoefening van deze rechten niet ook wordt gewaarborgd. De in deze richtlijn voorgestelde maatregelen en procedures zullen de correcte toepassing van het communautaire acquis betreffende het materiële recht inzake intellectuele eigendom kunnen waarborgen; het is derhalve legitiem dat artikel 95 ook de rechtsgrondslag vormt van een richtlijn voor de harmonisatie van de handhaving van deze rechten, waardoor het communautaire acquis op dit gebied effect kan sorteren.

In die zin is deze richtlijn bedoeld om de lidstaten ertoe te verplichten effectieve, evenredige en afschrikkende sancties vast te stellen  i, in daartoe aangewezen gevallen met inbegrip van strafrechtelijke maatregelen  i, teneinde de goede werking van de interne markt en het volledige effect van het communautaire acquis inzake intellectuele eigendom te waarborgen. Dit komt tevens overeen met de verplichtingen die zowel de Gemeenschap als elke lidstaat in het kader van de TRIPS-overeenkomst, en met name artikel 61 ervan, zijn aangegaan. De richtlijn heeft ook ten doel te waarborgen dat alle hoofdrolspelers bij de inbreuk volgens het interne recht van de lidstaten aansprakelijk worden gesteld.
[moet] worden voorgeschreven, dat een dergelijke vorm van reclame een - in het bijzonder strafrechtelijke - overtreding is waarop sancties met een afschrikkende werking staan."

Ten slotte is deze richtlijn niet bedoeld om de geldende regels betreffende justitiële samenwerking, rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken te harmoniseren, noch om de geldende wetgeving te behandelen. Communautaire instrumenten regelen deze onderwerpen in het algemeen en zijn dus ook van toepassing op de intellectuele eigendom  i.

Deel 4:

Analyse van de bepalingen

De bepalingen van dit voorstel zijn het resultaat van een uitgebreide raadpleging van de betrokken kringen, de lidstaten en de andere instellingen van de Europese Unie. Er is dan ook in de hierna volgende bepalingen zoveel mogelijk rekening gehouden met de door de betrokken kringen en de lidstaten geuite zorgen. Er is tevens rekening gehouden met de door het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité geformuleerde suggesties. In sommige gevallen vormden de in een of meer lidstaten geldende bepalingen, die bovendien hun doeltreffendheid hebben bewezen, een nuttige inspiratiebron voor de opstelling van dit voorstel.

Artikel 1

Doel



In dit artikel wordt het doel van deze richtlijn omschreven en aangegeven dat deze de noodzakelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te waarborgen betreft.

Artikel 2

Toepassingsgebied

In artikel 2, lid 1, wordt het toepassingsgebied van de richtlijn omschreven: de middelen tot handhaving van de onder de richtlijn vallende rechten zijn van toepassing op elke inbreuk op de rechten die voortvloeien uit communautaire en Europese bepalingen inzake de bescherming van de intellectuele eigendom, zoals opgenomen in de bijlage van de richtlijn, en uit de bepalingen die de lidstaten hebben goedgekeurd om zich naar deze bepalingen te voegen, wanneer een dergelijke inbreuk met commerciële bedoelingen wordt gepleegd of wanneer de inbreuk de rechthebbende aanzienlijke schade berokkent. De lidstaten kunnen bepalen dat de bevoegde instanties andere maatregelen kunnen gelasten die aan de omstandigheden zijn aangepast en geschikt zijn om de inbreuk op het intellectuele-eigendomsrecht te doen staken of nieuwe inbreuken te voorkomen, alsmede alle andere passende maatregelen. In lid 2 van dit artikel wordt benadrukt dat de bepalingen van deze richtlijn de specifieke bepalingen die voor de handhaving van de rechten op het gebied van het auteursrecht zijn vastgelegd, en met name artikel 8 van Richtlijn 2001/29/EG betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, onverlet laten. In lid 3, onder a), van dit artikel wordt benadrukt dat deze richtlijn de communautaire bepalingen betreffende het materiële recht inzake de intellectuele eigendom, Richtlijn 2000/31/EG inzake elektronische handel, Richtlijn 1999/93/EG betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen, alsmede Richtlijn 95/46/EG betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, onverlet laat en hieraan geen afbreuk doet. Het gaat er met andere woorden om te verduidelijken dat de richtlijn niet de inhoud betreft, maar slechts de handhaving van de rechten en dat de toepassing ervan door de lidstaten niet tot conflicten met de hierboven genoemde richtlijnen mag leiden. In lid 3, onder b), van dit artikel wordt benadrukt dat deze richtlijn geen afbreuk doet aan de verplichtingen die voor de lidstaten uit internationale verdragen, en met name de TRIPS-overeenkomst, voortvloeien.

Artikel 3

Algemene verplichting

In dit artikel wordt de lidstaten de algemene verplichting opgelegd de noodzakelijke en evenredige maatregelen en procedures vast te stellen om de intellectuele-eigendomsrechten te handhaven. Er wordt benadrukt dat deze maatregelen en procedures van dien aard moeten zijn dat zij de daders het economische voordeel van hun inbreuk ontnemen. Deze tekst is op de bepalingen van artikel 41, lid 2, van de TRIPS-overeenkomst geïnspireerd, waarin is vastgelegd dat de desbetreffende maatregelen en procedures eerlijk en billijk moeten zijn, dat ze niet onnodig ingewikkeld of kostbaar mogen zijn en geen onredelijke termijnen of nodeloze vertragingen mogen inhouden.

Artikel 4

Sancties

In dit artikel wordt benadrukt dat de lidstaten moeten vastleggen dat elke inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht kan worden bestraft en dat deze sancties effectief, evenredig en afschrikkend moeten zijn. Dit artikel ligt volledig in de lijn van de mededeling van de Commissie betreffende de rol van sancties voor de tenuitvoerlegging van de communautaire wetgeving op het gebied van de interne markt (COM(95) 162 def.).

Artikel 5

Personen die bevoegd zijn om toepassing van de maatregelen en procedures te vragen

In dit artikel worden de personen omschreven die bevoegd zijn om toepassing van de maatregelen en procedures te vragen. In lid 1 wordt vastgelegd dat allereerst de rechthebbenden, de personen die gemachtigd zijn deze rechten te gebruiken, en hun vertegenwoordigers degenen zijn die bevoegd zijn om toepassing van de maatregelen en procedures te vragen. In lid 2 wordt vastgelegd dat de lidstaten moeten bepalen dat instellingen voor het beheer van rechten of de verdediging van beroepsbelangen als rechtmatige vertegenwoordigers van de rechthebbenden bevoegd zijn om toepassing van de maatregelen en procedures te vragen en in rechte op te treden ter verdediging van rechten of collectieve of individuele belangen waarmee zij zijn belast. Deze bepaling is geïnspireerd op wat al in de wetgeving van sommige lidstaten bestaat (artikel 98 van de Belgische wet van 1991 over de bescherming van de consument; artikel L-421 van de Franse consumentenwet; artikel L-331-1, 2e alinea, van de Franse wet op de intellectuele eigendom). Aan het einde van dit lid wordt benadrukt dat de lidstaten de nodige maatregelen moeten nemen zodat de instellingen voor het beheer van rechten of de verdediging van beroepsbelangen van een andere lidstaat onder dezelfde voorwaarden als een nationale instelling om toepassing van de maatregelen en procedures kunnen vragen en in rechte kunnen optreden. Deze bepaling dient ter uitvoering van het discriminatieverbod en doet geen afbreuk aan de toepasselijke regels om voor de vertegenwoordiging van de partijen in rechte op te treden.

Artikel 6

Vermoeden van auteursrecht

Dit artikel geeft de toepassing weer van vermoedens op het gebied van het auteursrecht die uitdrukkelijk is vastgelegd in de Berner Conventie (art. 15) en indirect in de TRIPS-overeenkomst. In de Berner Conventie staat: 'opdat de auteurs van de (...) werken van letterkunde en kunst (...) als zodanig worden beschouwd en zij bijgevolg voor de rechter van de landen van de Unie worden toegelaten om vervolging wegens inbreuk in te stellen, is het voldoende dat de naam op de gebruikelijke wijze op het werk vermeld staat'. Bepalingen van deze strekking staan in de wetgevingen van de lidstaten.

Artikel 7

Bewijsmateriaal

In artikel 7 wordt een aantal voorschriften voor de lidstaten inzake bewijs vastgesteld, dat van het grootste belang is in geval van inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht. In lid 1 wordt bepaald dat de partijen, onder bepaalde voorwaarden, kunnen worden verplicht bewijsmateriaal over te leggen dat zich in hun macht bevindt, onder voorbehoud dat de bescherming van vertrouwelijke informatie wordt gewaarborgd. Dit lid is ook geïnspireerd op de bepalingen van artikel 43 van de TRIPS-overeenkomst. In lid 2 wordt benadrukt dat de lidstaten de nodige maatregelen moeten treffen om de bevoegde rechterlijke instanties in staat te stellen inzage in of beslag op financiële, bank- of handelsdossiers te gelasten.

Artikel 8

Maatregelen ter bescherming van bewijsmateriaal

In lid 1 van dit artikel wordt een procedure van beslag met beschrijving of werkelijk beslag ten bate van de rechthebbende vastgesteld, zelfs voor aanvang van een bodemprocedure, wanneer een aantoonbaar risico bestaat dat bewijsmateriaal wordt vernietigd. De rechthebbende kan, in geval van inbreuk op zijn recht of als uit de omstandigheden kan worden afgeleid dat een inbreuk dreigt, bij een op grond van een verzoekschrift gegeven beschikking, zo nodig zonder dat de wederpartij wordt gehoord, doen overgaan tot hetzij de gedetailleerde beschrijving, waarbij eventueel ook monsters kunnen worden genomen, hetzij de werkelijke inbeslagneming van de litigieuze goederen. Ingeval de beschikking is gegeven zonder dat de wederpartij is gehoord, heeft zij het recht later om een herziening van deze beschikking te verzoeken en in de herzieningsprocedure te worden gehoord. In lid 2 wordt vastgesteld dat aan de werkelijke inbeslagneming de voorwaarde kan worden verbonden dat een passende zekerheid wordt gesteld voor de schadeloosstelling van de verweerder in geval van een ongerechtvaardigd verzoek. In lid 3 wordt bepaald dat de verzoeker vervolgens over een termijn van 31 kalenderdagen beschikt om bij de rechtbank een bodemprocedure in te leiden, zo niet dan is het beslag van rechtswege nietig, onverminderd schadevergoeding die van de verzoeker kan worden geëist. Deze maatregel is een aanvulling op de bepalingen van artikel 43 van de TRIPS-overeenkomst en is geïnspireerd op bepalingen die in sommige lidstaten hun doeltreffendheid hebben bewezen, met name in het Verenigd Koninkrijk (Anton Piller Order, Doorstep Order) en in Frankrijk (beslag inzake namaak). In dit lid wordt ten slotte in navolging van artikel 50, lid 7, van de TRIPS-overeenkomst een mechanisme vastgelegd voor de schadeloosstelling van de verweerder in bepaalde situaties waarin hij schade heeft geleden als gevolg van de in dit artikel bedoelde maatregelen ter bescherming van het bewijsmateriaal.

Artikel 9

Recht op informatie

Dit artikel is een aanvulling op artikel 47 van de TRIPS-overeenkomst. Het is geïnspireerd op de bepalingen die op dit gebied in sommige wetgevingen (Benelux, Duitsland) al bestaan. In het artikel wordt een bepaling overgenomen die op verzoek van het Europees Parlement is opgenomen in het gewijzigde voorstel voor een richtlijn inzake de rechtsbescherming van modellen (artikel 16 bis van de tekst in document COM(96) 66 def.), vervolgens op verzoek van de Raad is ingetrokken, omdat de Raad van mening was dat de richtlijn over modellen geen geschikt instrument was voor de bestrijding van namaak en dat de problemen op dit gebied met specifieke maatregelen moesten worden aangepakt. Deze maatregel heeft de unanieme steun gekregen van de betrokken kringen, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité. In lid 1 wordt bepaald dat de bevoegde instanties, op verzoek van de rechthebbende en tenzij er bijzondere redenen zijn dit niet te doen, iedere persoon die in de in de onder a), b) of c) van dit lid genoemde omstandigheden bij de inbreuk betrokken is, gelasten om informatie te verstrekken over de herkomst en de distributiekanalen van de litigieuze goederen of diensten. In lid 2 wordt de aard van de te verstrekken informatie verduidelijkt. In lid 3 wordt vastgelegd dat het recht op informatie onverminderd andere bepalingen geldt die beperkend zijn opgesomd en de mededeling van informatie betreffen. Ten slotte wordt in lid 4 omgekeerd vastgesteld dat de bevoegde nationale instanties (bijvoorbeeld politie en douane) die in het bezit zijn van dergelijke informatie, de rechthebbende hiervan op de hoogte kunnen stellen, voorzover hij bekend is, met inachtneming van de voorschriften voor de bescherming van vertrouwelijke informatie, om de hem in staat te stellen bij de bevoegde rechter een zaak aanhangig te maken voor een beslissing ten gronde of voor het verkrijgen van voorlopige of conservatoire maatregelen.

Artikel 10

Voorlopige maatregelen

In artikel 10 wordt een aantal bepalingen betreffende voorlopige maatregelen vastgesteld die de lidstaten aan de bevoegde instanties ter beschikking moeten stellen. Deze bepalingen zijn een aanvulling op die van artikel 50 van de TRIPS-overeenkomst. De voorlopige maatregelen zijn heel erg belangrijk bij inbreuk op de intellectuele eigendom want het is in bijna alle gevallen voor de rechthebbende van belang snel te handelen. In lid 1 wordt oplegging van een bevel bepaald dat bedoeld is om onder dwangsom voorlopig elke dreigende inbreuk te voorkomen of voortzetting van de inbreuk te verbieden of om aan deze voortzetting de voorwaarde te verbinden dat een zekerheid wordt gesteld voor de schadeloosstelling van de rechthebbende. In dit zelfde lid wordt bepaald dat de rechterlijke instanties de bevoegdheid hebben om van de verzoeker te verlangen dat hij redelijkerwijs beschikbaar bewijsmateriaal overlegt, opdat zij zich er met een voldoende mate van zekerheid van kunnen vergewissen dat hij de rechthebbende is en dat er inbreuk op zijn recht wordt gemaakt of dreigt te worden gemaakt. Volgens lid 2 mogen deze maatregelen in passende gevallen worden aangenomen zonder dat de wederpartij wordt gehoord, met name wanneer uitstel onherstelbare schade voor de rechthebbende kan veroorzaken. De betrokken partij moet hiervan na uitvoering van de maatregelen onverwijld in kennis worden gesteld. Bovendien kunnen deze maatregelen op verzoek van de verweerder worden herzien, met inbegrip van het recht te worden gehoord. In lid 3 wordt verduidelijkt dat het verzoek tot een verbod slechts wordt toegewezen als de procedure binnen een termijn van 31 kalenderdagen vanaf de datum waarop de rechthebbende van de inbreuk wist, is ingesteld. Aan het verbod kan uit hoofde van lid 4 de voorwaarde worden verbonden dat de verzoeker zekerheden stelt voor de eventuele schadeloosstelling van de geleden schade in geval van een ongerechtvaardigd verzoek. Ten slotte wordt in lid 5 in navolging van artikel 50, lid 7, van de TRIPS-overeenkomst een mechanisme vastgelegd voor de schadeloosstelling van de verweerder in bepaalde situaties waarin hij schade heeft geleden als gevolg van de in dit artikel bedoelde voorlopige maatregelen.

Artikel 11

Conservatoire maatregelen

In artikel 11, lid 1, wordt bepaald dat, zo nodig zonder dat de wederpartij wordt gehoord, conservatoir beslag op de roerende en onroerende goederen van de inbreukmaker, met inbegrip van blokkering van zijn bankrekeningen en andere tegoeden, kan worden uitgesproken, met name als de benadeelde partij wijst op omstandigheden die het verkrijgen van schadevergoeding in gevaar kunnen brengen. Deze maatregel is geïnspireerd op wat in de Britse wet onder de naam freezing injunction of Mareva injunction is vastgelegd. Ook inzage in of beslag op financiële, bank- of handelsdossiers moet kunnen worden gelast om degenen die werkelijk van de inbreuk profiteren te identificeren en te vervolgen. Ten slotte wordt in de leden 2 en 3 een mechanisme vastgelegd voor een zekerheidstelling en een latere schadeloosstelling zoals ook in de artikelen 8 en 10 is neergelegd.

Artikel 12

Terugroepen van goederen

In dit artikel wordt vastgelegd dat de op de markt gebracht litigieuze goederen op kosten van de inbreukmaker kunnen worden terugroepen onverminderd de aan de rechthebbende verschuldigde schadevergoeding. Deze maatregel is door de Nederlandse jurisprudentie ontwikkeld.

Artikel 13

Onttrekking aan het verkeer

In dit artikel wordt bepaald dat de goederen die een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht vormen, alsmede de materialen en werktuigen die voor deze inbreuk zijn gebruikt, zonder schadevergoeding van welke aard ook, aan het verkeer moeten worden onttrokken. Dit houdt ook de verbeurdverklaring van deze voorwerpen in zoals omschreven in de Belgische auteurswet van 30 juni 1994, artikel 87, 2. Deze bepaling verduidelijkt de strekking van artikel 46 van de TRIPS-overeenkomst.

Artikel 14

Vernietiging van goederen

In artikel 14 wordt de vernietiging van de litigieuze goederen vastgelegd wanneer de aanwezigheid ervan op de markt schade berokkent aan de houder van het intellectuele-eigendomsrecht. Deze bepaling is geïnspireerd op artikel 46 van de TRIPS-overeenkomst.

Artikel 15

Preventieve maatregelen

In artikel 15 wordt geregeld dat de lidstaten in geval van een vroegere rechterlijke uitspraak bepalen dat de bevoegde instanties de inbreukmaker een bevel kunnen opleggen dat nieuwe inbreuken verbiedt, terwijl niet-naleving van een bevel kan worden beboet, in voorkomend geval gecombineerd met een dwangsom. Deze bepaling is een verdere uitwerking van de strekking en de sanctie van de in artikel 44, lid 1, van de TRIPS-overeenkomst vastgelegde verbodsbevelen. In lid 2 wordt bepaald dat de lidstaten erop moeten toezien dat rechthebbenden kunnen verzoeken een bevel op te leggen aan tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht te maken.

Artikel 16

Alternatieve maatregelen

In artikel 16 wordt vastgelegd dat degene die een inbreuk heeft gepleegd zonder dat hem schuld treft of hij nalatig is geweest, de benadeelde partij in geld schadeloos kan stellen ingeval de uitvoering van de desbetreffende maatregelen voor de betrokkene onevenredige schade met zich mee zou brengen en de benadeelde partij zich redelijkerwijs met een geldelijke vergoeding tevreden kan stellen. Deze bepaling is geïnspireerd op artikel 101, lid 1, van de Duitse auteurswet. Om de belangen te waarborgen van een verweerder die geen schuld treft, noch nalatig heeft gehandeld, maakt deze bepaling schadeloosstelling mogelijk in de vorm van een overeengekomen vergoeding in plaats van toepassing van de sancties die in dezelfde afdeling zijn vermeld.

Artikel 17

Schadevergoeding

Artikel 17 over schadevergoeding is een aanvulling op de bepalingen van artikel 45 van de TRIPS-overeenkomst. In lid 1 wordt het beginsel bevestigd dat schadevergoeding bedoeld is om de wegens een opzettelijke of verwijtbare inbreuk geleden schade te compenseren. Zo is in lid 1 is bepaald dat de benadeelde partij recht heeft op a) hetzij een schadevergoeding die wordt vastgesteld op een overeengekomen bedrag dat is vastgesteld op het dubbele van het bedrag van de vergoedingen of rechten die verschuldigd waren geweest als de inbreukmaker toestemming had gevraagd om het desbetreffende recht te gebruiken (het doel van deze bepaling is om een volledige vergoeding vast te leggen van de geleden schade die soms moeilijk door de rechthebbende kan worden vastgesteld. Deze bepaling houdt geen schadevergoeding als straf in, maar het gaat er om een schadeloosstelling op objectieve grondslag mogelijk te maken waarbij tegelijkertijd rekening wordt gehouden met de kosten - zoals administratieve kosten om de inbreuk vast te stellen en onderzoek naar de oorsprong van de inbreuk - die de rechthebbende heeft gemaakt), b) hetzij een compenserende schadevergoeding (die overeenkomt met door de rechthebbende geleden schade met inbegrip van de gederfde inkomsten). Vervolgens wordt verduidelijkt dat bij de berekening van de schadevergoeding andere elementen dan economische factoren in aanmerking kunnen worden genomen, zoals de morele schade die de rechthebbende door de inbreuk heeft geleden. In lid 2 wordt bepaald dat in passende gevallen de door de inbreukmaker genoten winst waarmee bovendien bij de berekening van de compenserende schadevergoeding geen rekening wordt gehouden, kan worden toegevoegd. Het gaat er hier om een afschrikkend element vast te leggen tegen bijvoorbeeld op commerciële schaal gepleegde opzettelijke inbreuken. Voor de berekening van de genoemde winst hoeft de rechthebbende slechts bewijzen betreffende het bedrag van de door de inbreukmaker genoten bruto-inkomsten over te leggen, terwijl deze het bewijs moet leveren van zijn aftrekbare kosten en van winst die aan andere factoren is toe te rekenen die niets met de inbreuk te maken hebben.

Artikel 18

Gerechtskosten

In artikel 18 wordt bepaald dat de gerechtskosten, de honoraria van de advocaat, alsmede de overige kosten die de partij die de zaak heeft gewonnen eventueel heeft gemaakt (bijvoorbeeld onderzoekskosten, deskundigenkosten), door de wederpartij worden gedragen, tenzij de billijkheid of de economische situatie van de wederpartij dit niet toestaat. Deze mogelijkheid wordt deels geboden door artikel 45, lid 2, van de TRIPS-overeenkomst.

Artikel 19

Openbaarmaking van rechterlijke uitspraken

Artikel 19 heeft betrekking op de openbaarmaking van rechterlijke uitspraken, die in het algemeen wordt beschouwd als een doeltreffende maatregel om het publiek te informeren en tegelijkertijd een afschrikkende maatregel betreffende inbreuk op de intellectuele eigendom. In lid 1 wordt bepaald dat de lidstaten de nodige maatregelen nemen opdat de rechterlijke instanties in het kader van rechtsvorderingen wegens inbreuk op de intellectuele eigendom op verzoek van de rechthebbende en op kosten van de inbreukmaker aanplakking van de uitspraak en volledige of gedeeltelijke openbaarmaking in de door hem aangewezen dagbladen kunnen gelasten. Deze openbaarmaking moet plaatsvinden met inachtneming van de voorschriften betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens. In lid 2 wordt bepaald dat lidstaten ook andere wijzen van openbaarmaking kunnen vaststellen die passen bij de omstandigheden van het geval (bijvoorbeeld verstrekking van informatie aan de klanten per post).

Artikel 20

Strafrechtelijke bepalingen

Dit artikel is bedoeld om ervoor te zorgen dat elke ernstige inbreuk of poging tot, medeplichtigheid aan of aanzetten tot een ernstige inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht effectief, evenredig en afschrikkend kan worden bestraft. Voor dit artikel wordt een inbreuk als ernstig beschouwd, wanneer deze met opzet en met commerciële bedoelingen wordt gepleegd. Deze bepaling geeft de verplichtingen in het kader van de TRIPS-overeenkomst, en met name artikel 61 daarvan, weer en breidt de in dit artikel vastgelegde verplichting uit tot alle in artikel 2, lid 1, van de richtlijn bedoelde intellectuele-eigendomsrechten. In lid 2 wordt ook vastgelegd dat deze sancties voor natuurlijke personen vrijheidsstraffen kunnen omvatten. In lid 3 worden voor natuurlijke en rechtspersonen boetes, verbeurdverklaring van litigieuze goederen, alsmede van de materialen, werktuigen of dragers die voornamelijk bij de vervaardiging of de distributie van de desbetreffende goederen zijn gebruikt, vastgelegd. Deze bepaling is geïnspireerd op artikel 46 van de TRIPS-overeenkomst. In hetzelfde lid wordt ook de vernietiging van litigieuze goederen vastgelegd wanneer de aanwezigheid ervan op de markt schade berokkent aan de houder van het intellectuele-eigendomsrecht. In dit lid wordt tevens voor passende gevallen (bijvoorbeeld in geval van herhaling) de gehele of gedeeltelijke, definitieve of tijdelijke sluiting van de vestiging of de winkel die voornamelijk voor het plegen van de inbreuk is gebruikt, vastgelegd. Ook een permanent of tijdelijk verbod op de uitoefening van commerciële activiteiten, plaatsing onder gerechtelijk toezicht of gerechtelijke ontbinding en een verbod op toegang tot bijstand en subsidies van de overheid worden vastgelegd. Aangezien namaak en piraterij inmiddels een zaak zijn geworden van op grote schaal opererende industriële ondernemingen, vormen dergelijke maatregelen schrikwekkende wapens om de vervaardiging van en de handel in namaak- of piraatproducten te bestrijden; zij zijn deels een afspiegeling van overeenkomende bepalingen in de Spaanse en Franse wetgeving (de artikelen 271 en 276 van het Spaanse wetboek van strafrecht en de artikelen L-335-5, L-521-4 en L-716-11-1 van het Franse wetboek van de intellectuele eigendom). Ten slotte wordt de openbaarmaking van rechterlijke uitspraken vastgelegd als een extra afschrikkend element. Deze mogelijkheid kan ook als middel ter informatie van zowel de rechthebbenden als het publiek in het algemeen worden gebruikt. In het laatste lid wordt voor dit artikel gedefinieerd wat onder 'rechtspersoon' wordt verstaan.

Artikel 21

Rechtsbescherming van technische middelen

Artikel 21 voert rechtsbescherming van technische middelen op het gebied van industriële eigendom in. Er worden technische middelen gebruikt om producten of diensten te beveiligen en als echt te waarmerken. Zij zijn bedoeld om originele goederen te vervaardigen en om het mogelijk te maken hierin duidelijke, door klanten en consumenten te identificeren elementen op te nemen die het voor hen makkelijker maken de echtheid van deze goederen te herkennen. Deze elementen kunnen verschillende vormen aannemen: hologrammen ter beveiliging, optische middelen, chipkaarten, magnetische systemen, speciale inkten, microscopische etiketten enz. Op sommige gebieden bestaat al een dergelijke beveiliging (artikel 6 van Richtlijn 2001/29/EG over het auteursrecht in de informatiemaatschappij; artikel 4 van Richtlijn 98/84/EG over diensten gebaseerd op voorwaardelijk toegang). In lid 1 wordt bepaald dat de lidstaten bepaalde handelingen (vervaardiging, invoer, distributie, gebruik) betreffende onwettige technische middelen moeten verbieden onverminderd de huidige bepalingen op het gebied van het auteursrecht. In lid 2 wordt verduidelijkt wat voor de toepassing van dit artikel onder 'technisch middel' en 'onwettig technisch middel' moet worden verstaan.

Artikel 22

Gedragscodes

In lid 1 van dit artikel wordt vastgelegd dat de lidstaten en de Commissie de opstelling van gedragscodes stimuleren die bedoeld zijn om te helpen bij de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. Lid 1, onder b) heeft betrekking op het toezicht op de vervaardiging van optische schijven (cd's, cd-roms, dvd's) met name door het aanbrengen van een broncode waarmee de herkomst ervan kan worden vastgesteld. Lid 1, onder c) zorgt ervoor dat de opgestelde gedragscodes en eventuele evaluaties betreffende de toepassing ervan aan de lidstaten en de Commissie worden medegedeeld. De formule van de gedragscodes is met name geïnspireerd op wat is bepaald in artikel 16 van Richtlijn 2000/31/EG inzake elektronische handel. In lid 2 wordt eraan herinnerd dat de gedragscodes in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht moeten zijn.

Artikel 23

Evaluatie

In dit artikel wordt een evaluatie van de werking van de richtlijn vastgelegd, zoals in andere communautaire besluiten is bepaald (bijvoorbeeld: artikel 16 van Richtlijn 98/44/EG betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen, artikel 18 van Richtlijn 98/71/EG inzake de rechtsbescherming van modellen en artikel 15 van de gewijzigde Verordening (EG) nr. 3295/94 houdende vaststelling van een aantal maatregelen betreffende het binnenbrengen in de Gemeenschap alsmede de uitvoer en wederuitvoer uit de Gemeenschap, van goederen die inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten). In lid 1 wordt bepaald dat iedere lidstaat drie jaar na de omzetting van de richtlijn een verslag bij de Commissie indient om haar te informeren over de stand van de uitvoering van deze richtlijn. Op basis van deze nationale verslagen stelt de Commissie een verslag over de toepassing van deze richtlijn op, met inbegrip van een evaluatie van de doeltreffendheid van de door de verschillende bevoegde organen en instanties genomen maatregelen, alsmede een beoordeling van het effect ervan op de innovatie en ontwikkeling van de informatiemaatschappij. Dit verslag wordt vervolgens bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité ingediend. Het gaat zo nodig vergezeld van voorstellen tot wijziging van de richtlijn om deze aan de in de interne markt vastgestelde ontwikkelingen aan te passen. In lid 2 wordt verduidelijkt dat de lidstaten de Commissie alle hulp en bijstand bieden die zij mogelijk nodig heeft om dit verslag op te stellen.

Artikel 24

Correspondenten

In artikel 24 wordt de instelling van een netwerk van correspondenten in de lidstaten vastgesteld. In lid 1 wordt bepaald dat elke lidstaat een of meer correspondenten benoemt voor alle kwesties betreffende de toepassing van de middelen tot handhaving van intellectuele-eigendomsrechten in de interne markt, met inbegrip van de in deze richtlijn vastgelegde middelen. De contactadressen van deze correspondenten worden aan de andere lidstaten en aan de Commissie verstrekt. In lid 2 wordt bepaald dat, om de juiste toepassing van de richtlijn te waarborgen, de lidstaten via hun correspondenten met de andere lidstaten en met de Commissie moeten samenwerken en zo spoedig mogelijk de gevraagde bijstand en inlichtingen moeten verstrekken, ook via elektronische weg.

Artikel 25

Omzetting

Dit artikel heeft betrekking op de maatregelen voor de omzetting van de richtlijn in het interne recht van de lidstaten. In lid 1 is bepaald dat de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk achttien maanden na de datum van goedkeuring van deze richtlijn aan deze richtlijn te voldoen en dat zij de Commissie hiervan onverwijld in kennis stellen. Deze termijn van achttien maanden is naar het voorbeeld van wat in andere richtlijnen is vastgelegd. In de nationale omzettingsmaatregelen moet naar deze richtlijn worden verwezen of er moet hiernaar worden verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen, terwijl de regels voor deze verwijzing door de lidstaten worden vastgesteld. In lid 2 wordt bepaald dat de lidstaten de Commissie de tekst mededelen van de bepalingen van intern recht die op het onder deze richtlijn vallende gebied worden vastgesteld.

Artikel 26

Inwerkingtreding

In dit artikel wordt bepaald dat de richtlijn in werking treedt op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie, overeenkomstig de bepalingen van artikel 254, lid 1, van het EG-Verdrag.

Artikel 27

Adressaten

In dit artikel wordt bepaald dat deze richtlijn tot de lidstaten is gericht.