Toelichting bij COM(2002)759 - Harmonisatie van nationale wetgeving inzake elektromagnetische compatibiliteit

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. INLEIDING

Dit is een voorstel voor een herziening van Richtlijn 89/336/EEG van de Raad van 3 mei 1989 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (de EMC-richtlijn).

Richtlijn 89/336/EEG is gewijzigd door de richtlijnen 91/263/EEG, 92/31/EEG en 93/68/EEG en werd op vrijwillige basis van kracht op 1 januari 1992. Vanaf 1 januari 1996 moeten alle elektrische en elektronische apparaten die onder de EMC-richtlijn vallen aan de eisen van de richtlijn voldoen vóórdat zij in de Europese Gemeenschap in de handel worden gebracht.

De EMC-richtlijn is bedoeld om het vrije verkeer van elektrische uitrusting te garanderen door in de gehele EU een aanvaardbare elektromagnetische omgeving te creëren. Daarom mogen elektromagnetische storingen veroorzaakt door elektrische uitrusting geen invloed hebben op het functioneren van andere soortgelijke uitrusting, zoals telecommunicatie- en elektriciteitsnetwerken, en moet dergelijke uitrusting voldoende ongevoelig zijn voor elektromagnetische storingen zodat zij naar behoren kan functioneren.

Sedert 1992 is heel wat ervaring opgedaan met de toepassing van de EMC-richtlijn. In 1997 heeft de Commissie, om een aantal punten te verduidelijken en om tot een uniforme toepassing van de richtlijn te komen, een informele handleiding over de toepassing uitgebracht die zij met de hulp van nationale autoriteiten en andere belanghebbenden had voorbereid.

1.

Achtergrond


4.

EN VOORNAAMSTE ELEMENTEN VOOR DE HERZIENING


5.

2.1. Het SLIM-proces


De EMC-gids heeft een aanzienlijke bijdrage geleverd aan een uniforme toepassing van de richtlijn. De gids is echter niet officieel en kan daarom geen rechtszekerheid bieden om problemen vraagstukken op te lossen.

In 1997 heeft de Commissie, als een eerste stap in het verschaffen van duidelijkheid, en om de overeengekomen oplossingen meer rechtskracht te geven en onnodige administratieve lasten voor het bedrijfsleven te beperken, samen met de lidstaten de EMC-richtlijn tot een "kandidaat' voor het SLIM-initiatief gemaakt (Simpler Legislation for the Internal Market = vereenvoudiging van de wetgeving voor de interne markt).

In 1998 heeft een panel bestaande uit deskundigen uit de lidstaten en belanghebbenden de richtlijn bekeken. Het panel kwam tot de conclusie dat voor sommige aspecten de toepassing van de richtlijn problemen opleverde en dat de richtlijn derhalve moest worden herzien waarbij rekening moest worden gehouden met de EMC-gids van 1997.

De aanbevelingen van het SLIM-panel waren gericht op de volgende aspecten:

-basisbeginselen ;

-behandeling van de grote machines en installaties;

-conformiteitsbeoordelingsprocedures;

-normen;

-EMC-eisen in andere richtlijnen;

-rekening houden met de oplossingen die in de EMC-gids worden aangegeven.

In haar Mededeling aan het Europees Parlement en de Raad (COM(1999)88) heeft de Commissie zich achter de aanbevelingen van het SLIM-panel geschaard. De Commissie heeft vervolgens een werkgroep van deskundigen uit nationale administraties en belanghebbende organisaties (bedrijfsleven, telecombedrijven, organen die zich bezighouden met conformiteitsbeoordeling en normalisatie, gebruikers) opgericht om haar te helpen met het opstellen van een ontwerp voor een voorstel voor herziening van de richtlijn. In 1991 en 2000 heeft deze groep zich over verschillende ontwerpen gebogen en met het oog op de transparantie alle ontwerpen op de website van de Commissie geplaatst om op die manier feedback van andere belanghebbende partijen te krijgen. In het huidige voorstel voor herziening van de EMC-richtlijn is dan ook rekening gehouden met de opmerkingen die gedurende dit uitgebreide en verreikende overleg zijn verzameld.

6.

2.2. Doelstellingen van de herziening


In het algemeen worden in de nieuwe richtlijn de doelstellingen van de bestaande EMC-richtlijn en het toepassingsgebied ervan gehandhaafd. Het regelgevend concept van de Nieuwe Aanpak wordt gevolgd en er wordt grotendeels gebruikgemaakt van concepten die reeds in de huidige richtlijn zijn terug te vinden.

Met de nieuwe tekst hoopt men het volgende te bereiken:

-verduidelijking van het toepassingsgebeid door betere definities, duidelijker omschreven uitsluitingsgevallen en opneming van gebruiksklare connectoren;

-aparte bepalingen voor vaste installaties;

-meer duidelijkheid door meer gedetailleerde essentiële eisen;

-verduidelijking van de rol van geharmoniseerde normen;

-vereenvoudiging van de conformiteitsbeoordelingsprocedure die beperkt wordt tot één procedure voor apparaten;

-minder bureaucratie en meer keuze voor de fabrikanten door het schrappen van de verplichte beoordeling door een derde partij wanneer geharmoniseerde normen niet zijn toegepast, maar waarbij de vrijwillige betrokkenheid van conformiteitsbeoordelingsinstanties voor apparaten altijd mogelijk is;

-beter markttoezicht via een betere traceerbaarheid van de fabrikant.

De structuur en de tekst van het voorstel zijn aangepast aan de stand van de techniek naar aanleiding van andere Nieuwe-Aanpakrichtlijnen die sinds 1989 zijn goedgekeurd.

Gezien deze wijzigingen wordt voorgesteld Richtlijn 89/336/EEG door het voorstel hieronder te vervangen.

7.

2.3. Inhoud van de herziening


In overeenstemming met het Nieuwe-Aanpakconcept worden in de nieuwe richtlijn de eisen inzake elektromagnetische compatibiliteit voor elektrische uitrusting vastgesteld, waaraan moet worden voldaan voordat de uitrusting in de handel wordt gebracht en/of in gebruik wordt genomen.

Uitrusting is de belangrijkste term voor de toepassing van de richtlijn. Onder uitrusting vallen twee subcategorieën: apparaten en vaste installaties. Een aantal bepalingen van de richtlijn zijn zowel van toepassing op apparaten als op vaste installaties. Dit is het geval voor algemene elektromagnetische beschermingseisen en voor het beginsel dat deze beschermingseisen technisch gestalte krijgen in vrijwillige harmoniseerde normen. Geharmoniseerde normen moeten worden goedgekeurd door de Europese normalisatie-organisaties CEN (Europees Comité voor Normalisatie), CENELEC (Europees Comité voor Elektrotechnische Normalisatie) en ETSI (Europees Instituut voor telecommunicatienormen). Geharmoniseerde normen moeten worden opgesteld op basis van opdrachten die de Commissie aan de Europese normalisatie-organisaties geeft, volgens de procedure van Richtlijn 98/34/EG. Zodra geharmoniseerde normen in het Publicatieblad van de EG zijn gepubliceerd, scheppen zij een vermoeden van overeenstemming met de essentiële beschermingseisen van de richtlijn, voorzover zij onder deze eisen vallen.

8.

2.3.1. Onderscheid tussen apparaten en vaste installaties


Een van de belangrijkste redenen voor de herziening van de EMC-richtlijn is de behoefte aan verschillende voorschriften voor apparaten en vaste installaties. Apparaten zijn goederen die zodra zij aan de eisen van de richtlijn voldoen, overal in de Europese Unie in de handel kunnen worden gebracht en/of in gebruik kunnen worden genomen. Het is de taak van de fabrikant om een conformiteitsbeoordeling uit te voeren om aan te tonen dat de apparaten aan de eisen van de richtlijn voldoen. Apparaten die aan de eisen voldoen moeten voorzien zijn van de CE-markering.

Deze procedure voor apparaten wordt echter niet zinvol geacht voor vaste installaties. Vaste installaties zijn assemblages van verschillende apparaten en andere toestellen die permanent worden gebruikt op een van tevoren vastgestelde locatie binnen de EU (bv. elektriciteitsnetten, telecommunicatienetwerken, grote machines en assemblages daarvan op productieplaatsen). De reden om voor deze installaties andere voorschriften in te voeren, bestaat erin dat zij voortdurend wijzigingen kunnen ondergaan, en een formele conformiteitsbeoordelingsprocedure voor dergelijke installaties problemen oplevert ten gevolge van de omvang, de complexiteit, de variabele externe EMC-omstandigheden, operationele behoeften, enz...

Een extra argument voor dit standpunt vormt het feit dat bevoegde autoriteiten, na een vaste installatie te hebben geïdentificeerd die de oorzaak van een onaanvaardbare emissie kan zijn, kunnen eisen dat de verantwoordelijke persoon ervoor zorgt dat de installatie aan de eisen voldoet.

Tijdens het overleg is gebleken dat belanghebbenden veel voelen voor een apart regelgeving voor vaste installaties binnen de richtlijn. De installaties, die zowel de bron als het object van mogelijke elektromagnetische storingen kunnen zijn, vormen een onderdeel van de elektromagnetische omgeving.

Voorts is het in het belang van het vrije verkeer van uitrusting om een uniform pakket van geharmoniseerde EMC-eisen voor uitrusting, waartoe vaste installaties behoren, vast te stellen, dat een samenhangend geheel van voorschriften vormt dat alle aspecten van een aanvaardbare elektromagnetische omgeving omvat.

Bovendien moeten voor de snel veranderende technologieën die in dergelijke installaties worden gebruikt, deugdelijke regelgeving en geharmoniseerde normen worden ontwikkeld zodat deze installaties in de EU onbeperkt kunnen worden geëxploiteerd.

9.

2.3.2. Essentiële eisen


Bijlage I voorziet in een samenhangend en alomvattend stelsel van essentiële eisen waaraan uitrusting, dit betekent zowel apparaten als vaste installaties, moet voldoen.

De essentiële eisen worden gevormd door algemene beschermingseisen in verband met de emissie- en vatbaarheidseigenschappen van uitrusting. Daarnaast zijn er voor apparaten en voor vaste installaties aparte specifieke eisen.

Wat apparaten betreft dient de fabrikant een elektromagnetische compatibiliteitsbeoordeling uit te voeren, waarin alle belangrijke verschijnselen worden geïdentificeerd en behandeld teneinde aan de beschermingseisen te voldoen. Zodra aan alle relevante geharmoniseerde EMC-normen die van toepassing zijn op een bepaald apparaat, is voldaan, wordt het apparaat geacht te hebben voldaan aan de verplichte EMC-beoordeling.

Als algemene regel geldt dat het apparaat aan de beschermingseisen moet voldoen zonder gebruik te maken van extra externe middelen (zoals filters en schermen) die apart in de handel worden gebracht. Apparaten moeten vergezeld gaan van informatie aan de hand waarvan het product duidelijk kan worden geïdentificeerd (bv. typenummer, batchcode, enz) en waarin de naam en het adres van de fabrikant zijn vermeld. Indien de fabrikant of zijn gemachtigde vertegenwoordiger niet in de EU zijn gevestigd, dient de persoon te worden aangegeven die wel in de EU is gevestigd en ervoor moet zorgen dat het apparaat op de markt komt. Deze bepalingen zijn bedoeld om de autoriteiten die toezicht houden op de markt de middelen te geven om na te gaan of het apparaat aan de eisen voldoet en om zonodig handhavingsmaatregelen te nemen.

De fabrikant dient informatie te verstrekken over specifieke maatregelen die eventueel voorafgaand aan de installatie, de assemblage of het gebruik van het apparaat moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat het aan de beschermingseisen voldoet.

Indien apparaten niet voldoen aan de beschermingseisen die in woongebieden gelden, moeten deze beperkingen op het gebruik worden aangegeven. Deze eis vindt zijn oorsprong in de discussies van SLIM-panel, dat tot de conclusie kwam dat de herziene richtlijn moet voorzien in bepaalde klassen van EMC-omgevingen en de voorwaarden voor het gebruik overeenkomstig de bestemming. In de feedback die voortvloeide uit het overleg volgend op de SLIM-aanbevelingen werd deze noodzaak niet bevestigd. Indien een apparaat vanwege zijn EMC-eigenschappen niet geschikt is voor gebruik in woongebieden was men toch van mening dat het essentieel was om deze beperking van het gebruik uitdrukkelijk te vermelden.

10.

2.3.3. Conformiteitsbeoordelingsprocedure voor apparaten die alleen door de fabrikant wordt uitgevoerd


In de gevallen waarin de fabrikant geen of slechts gedeeltelijk geharmoniseerde normen heeft toegepast, voorziet de huidige EMC-richtlijn in een technisch constructiedossier dat een technisch verslag of een certificaat bevat dat door een bevoegde instantie is afgegeven.

Geharmoniseerde normen bestaan nu voor vrijwel alle apparaten. De op eigen verklaring berustende methode door toepassing van geharmoniseerde normen wordt momenteel in 95% van de gevallen gebruikt. In de praktijk betekent dit dat aan bevoegde instanties wordt gevraagd de overeenstemming met geharmoniseerde normen te bevestigen. De nieuwe richtlijn zorgt ervoor dat de verplichtingen van de fabrikant duidelijker zijn. Uit ervaring is ook gebleken dat het niet toepassen van geharmoniseerde normen niet als een geschikt argument kan worden gebruikt om het inschakelen van een derde partij te eisen. Daarom wordt in het voorstel de verplichting om een beroep doen op een bevoegde instantie geschrapt. Dit is en vereenvoudiging van de richtlijn. Maar in overeenstemming met Besluit 93/465/EEG van de Raad over het modulaire concept moet de fabrikant altijd een technische documentatie opstellen en bijhouden waarin wordt bevestigd dat het apparaat voldoet aan de essentiële eisen, of nu geharmoniseerde normen worden toegepast of niet.

Het besluit om al dan niet een beroep te doen op een derde partij, en zo ja in welke mate, wordt aan de fabrikant overgelaten. In andere Nieuwe-Aanpakrichtlijnen worden de conformiteitsbeoordelingsinstanties 'aangemelde keuringsinstanties' genoemd. Het veranderen van naam zal er echter niet toe leiden dat de instanties die reeds onder de huidige richtlijn zijn aangewezen, opnieuw worden geëvalueerd.

Noch verandert dat iets aan de in de sector gangbare praktijk dat, onder sommige omstandigheden, een beoordelingsinstantie waarvan de fabrikant eigenaar is, in de zin van de EMC-richtlijn een 'aangemelde keuringsinstantie' wordt.

2.

Rechtsgrondslag



Het voorstel is gebaseerd op artikel 95 van het EG-Verdrag. Het doel ervan is het vrije verkeer van uitrusting op de Europese interne markt te garanderen door geharmoniseerde normen voor een elektromagnetische compatibiliteit vast te stellen. Artikel 95 geldt ook voor de EMC-normen voor vaste installaties. De interne markt kan pas normaal functioneren als zowel apparaten als vaste installaties worden ontworpen en geconstrueerd volgens een samenhangend en homogeen pakket EMC-eisen.

Het voorstel is relevant voor de Europese Economische Ruimte.

3.

Evenredigheid


11.

EN SUBSIDIARITEIT


Het belangrijkste doel van het voorgestelde rechtsinstrument is ervoor te zorgen dat de interne markt naar behoren functioneert door te eisen dat uitrusting voldoet aan een passend niveau van elektromagnetische compatibiliteit. In overeenstemming met het in artikel 5 van het EG-Verdrag uiteengezette subsidiariteitsbeginsel wordt deze maatregel voorgesteld omdat bovenvermelde doelstellingen niet door de lidstaten alleen kunnen worden bereikt. Gezien de omvang en de gevolgen ervan kunnen zij beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt.

Richtlijn 89/336/EEG volgt de beginselen die zijn uiteengezet in de resolutie van de Raad van 7 mei 1985 over een nieuwe aanpak voor technische harmonisatie en normen. In overeenstemming met deze aanpak krijgen de essentiële eisen die in het voorstel zijn geformuleerd, technisch gestalte door geharmoniseerde Europese normen die door de verschillende Europese normalisatie-organisaties moeten worden goedgekeurd. De richtlijn heeft in de afgelopen tien jaar bewezen dat zij voldoet aan het evenredigheidsbeginsel zoals dat in artikel 5 van het Verdrag is uiteengezet. Ook de nieuwe richtlijn volgt precies deze beginselen en gaat derhalve niet verder dan hetgeen noodzakelijk is om deze doelstellingen te bereiken.

12.

5. INHOUD VAN HET VOORSTEL


Het herziene voorstel omvat vier hoofdstukken:

-hoofdstuk 1: algemene bepalingen;

-hoofdstuk 2: apparaten;

-hoofdstuk 3: vaste installaties;

-hoofdstuk 4: slotbepalingen.

Op de bepalingen van het voorstel wordt dieper ingegaan als zij wezenlijk afwijken van de huidige richtlijn.

13.

5.1. Hoofdstuk 1: algemene bepalingen


14.

5.1.1. Artikel 1 - Toepassingsgebied


Radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur die onder Richtlijn 1999/5/EG vallen, zijn van het toepassingsgebied van de EMC-richtlijn uitgesloten. De richtlijn uit 1999 verwijst echter naar een aantal specifieke bepalingen van de EMC-richtlijn en zorgt er zodoende voor dat deze toepasselijk zijn. Wijzigingen in de verwijzingen naar de EMC-richtlijn worden teruggevonden aan de hand van de correlatietabel in bijlage VI van het voorstel.

Luchtvaartuigen en apparatuur voor luchtvaartuigen worden eveneens uitdrukkelijk uitgesloten van de EMC-richtlijn. Dit is het resultaat van de conclusies van een onderzoek dat in opdracht van de Commissie door CENELEC in samenwerking met deskundigen op het gebied van EMC en luchtvaartuigspecificaties is uitgevoerd. Luchtvaartuigen kunnen beschouwd worden als een zeer specifieke EMC-omgeving. Aan de noodzaak van bescherming op het gebied van EMC kan volledig worden voldaan met specifieke regelgeving.

Voorts behoeft de EMC-richtlijn niet van toepassing te zijn op uitrusting die door haar fysieke eigenschappen geen gevaar oplevert voor EMC-storingen. Dit is bijvoorbeeld het geval met sommige polshorloges of wenskaarten waarin elektronische apparatuur is verwerkt.

15.

5.1.2. Artikel 2


Dit artikel bevat wettelijke definities voor de belangrijkste technische termen, zoals apparaten, vaste installaties en elektromagnetische compatibiliteit. Alleen de componenten of subassemblages die door de eindgebruiker moeten worden geïntegreerd en elektromagnetische storingen kunnen veroorzaken dan wel door dergelijke storingen kunnen worden beïnvloed, zijn apparaten in de zin van de richtlijn.

Gebruiksklare connectoren voor het doorgeven van signalen kunnen onder bepaalde omstandigheden worden aangemerkt als apparaat en onderhevig zijn aan de essentiële beschermingseisen, de conformiteitsbeoordelingsprocedure en de CE-markeringsbepalingen van de richtlijn. Dit is echter niet van toepassing op kabels als zodanig maar alleen op gebruiksklare connectoren die naast apparaten apart in de handel worden gebracht. Uit een technisch onderzoek dat voor de Commissie is uitgevoerd en uit de praktische ervaring van de lidstaten is de noodzaak gebleken om connectoren onder het toepassingsgebied van de richtlijn te laten vallen. Op die manier kunnen nationale voorschriften die het vrije verkeer van dergelijke apparaten kunnen beïnvloeden, worden voorkomen.

16.

5.1.3. Artikel 6


In de dit artikel wordt uiteengezet dat voor uitrusting waarop geharmoniseerde normen van toepassing zijn, een vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen moet gelden. Geharmoniseerde normen geven technisch gestalte aan de essentiële eisen voor uitrusting die onder het toepassingsgebied ervan valt. Toepassing van essentiële eisen en geharmoniseerde normen op vaste installaties zal nationale voorschriften voor EMC die momenteel verdergaan dan de specificaties in de richtlijn, voorkomen.

17.

5.2. Hoofdstuk 2: apparaten


Volgens artikel 7 moeten fabrikanten zelf nagaan of hun apparaten aan de essentiële eisen voldoen, ongeacht of de producten al dan niet volgens geharmoniseerde normen zijn gebouwd. De conformiteit moet worden aangetoond aan de hand van een technisch dossier en met een conformiteitsbeoordeling worden gecertificeerd. Het technische dossier en de conformiteitsverklaring moeten op verzoek aan de bevoegde autoriteiten worden overhandigd, gedurende tien jaar nadat het laatste apparaat is vervaardigd. Gebruikmaking van een aangemelde keuringsinstantie wordt overgelaten aan de fabrikanten. Op verzoek van de fabrikant kunnen aangemelde keuringsinstanties certificaten overleggen waarin de volledige overeenstemming met de essentiële eisen of gedeeltelijke overeenstemming met bepaalde eisen wordt bevestigd (zie punt 2.3.1). De procedure voor de aanmelding van de keuringsinstanties en de publicatiebepalingen (artikel 11) volgen meestal de voorwaarden die ook in andere Nieuwe-Aanpakrichtlijnen te vinden zijn.

Door de komst van de richtlijn over radio-apparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur (1999/5/EG) die de EMC-bepalingen op vrijwel alle radiozenders toepast, wordt het niet meer nodig geacht door te gaan met het verplicht inschakelen van een derde partij voor zenders die onder het toepassingsgebied van de EMC-richtlijn blijven. Voor radiozendapparatuur die onder het toepassingsgebied van de richtlijn blijft, gelden dezelfde bepalingen als voor andere apparaten.

18.

5.3. Hoofdstuk 5: vaste installaties


Artikel 12 voorziet in een apart stelsel voor vaste installaties.

Als dergelijke installaties gebouwd worden of gewijzigd met gebruikmaking van apparaten die meestal op de markt te vinden zijn, dan gelden voor deze apparaten de bepalingen die in hoofdstuk 2 zijn opgenomen. Indien de gebruikte apparaten echter speciaal ontworpen zijn voor een bepaalde vaste installatie en verder niet commercieel beschikbaar zijn, kan de fabrikanten zelf besluiten of hij al dan niet te bepalingen van hoofdstuk 2 volgt.

Indien de algemene bepalingen voor apparaten (artikel 5, 7 en 8) niet worden toegepast voor apparaten die voor een specifieke installatie bedoeld zijn, moeten de deze apparaten vergezeld gaan van specifieke informatie waarin de plaats van het geplande gebruik en de voorzorgsmaatregelen die voor de installatie moeten worden nageleefd, worden aangegeven.

Artikel 12 vereist geen officiële conformiteitsbeoordelingsprocedure voor vaste installaties voordat deze in gebruik worden genomen. Zoals in dit stuk reeds is aangestipt is door het SLIM-panel en tijdens het overleg geconcludeerd dat het toepassen van een conformiteitsbeoordelingsprocedure moeilijk of zelfs onmogelijk kan zijn, en niet in verhouding staat tot de technische complexiteit van de installaties en de wijzigingen die zij gedurende hun levensduur kunnen ondergaan. Wanneer er aanwijzingen zijn dat de installaties niet aan de eisen voldoen, bijvoorbeeld na klachten over storingen die door de installaties zouden worden veroorzaakt, kunnen publieke autoriteiten alsnog eisen dat een bewijs van overeenstemming met de eisen wordt overgelegd en, zonodig, een beoordelingsprocedure op gang brengen. Volgens artikel 12 moeten de lidstaten zelf aan de hand van nationale wetgeving uitmaken welke personen ervoor moeten zorgen dat vaste installaties aan de relevante essentiële eisen voldoen.

19.

5.4. Hoofdstuk 4: slotbepalingen


Richtlijn 89/336/EEG moet worden ingetrokken. Volgens de correlatietabel in bijlage VI moeten verwijzingen naar Richtlijn 89/336/EEG, bv. in geharmoniseerde normen, gelezen worden als verwijzingen naar de herziene richtlijn.

20.

5.5. Bijlage I: essentiële eisen


Zie punt 2.3.2

21.

5.6. Bijlagen II tot IV


In deze bijlagen zijn standaard bepalingen van de Nieuwe-Aanpakrichtlijnen opgenomen.

22.

5.7. Bijlage V


In deze bijlage wordt vastgesteld dat de juiste toepassing van relevante geharmoniseerde normen gelijk moet zijn aan het uitvoeren van een EMC-beoordeling als bedoeld in bijlage I. Voorts wordt verwezen naar normalisatiedocumenten waarin ten behoeve van de fabrikanten informatie wordt gegeven over de keuze en het gebruik van geharmoniseerde normen. Deze documenten moeten de fabrikanten helpen, met name in de gevallen waarin het vermoeden van overeenstemming met de eisen impliceert dat verschillende normen tegelijkertijd van toepassing zijn.

23.

6. SAMENHANG MET ANDERE COMMUNAUTAIRE BELEIDSVORMEN


De samenhang met andere communautaire beleidsvormen vloeit met name voort uit het feit dat de beginselen waarop deze richtlijn is gebaseerd dezelfde zijn als die welke zijn uiteengezet in de resolutie van de Raad van 7 mei 1985 over een nieuwe aanpak voor de technische harmonisatie en normen. Het feit dat specifieke uitrusting van het toepassingsgebied van de richtlijn is uitgesloten, zoals is aangegeven in artikel 1, punt 2 van dit voorstel, bewijst bovendien dat extra rekening is gehouden met andere communautaire wetgeving.

24.

7. EXTERN OVERLEG


Zoals in punt 2.1 reeds is vermeld, is men met de herziening van de richtlijn begonnen naar aanleiding van een mededeling aan het Europees Parlement en de Raad (COM(1999)88) waarin de Commissie haar steun uitsprak voor de meeste aanbevelingen van het SLIM-panel.

Voor het opstellen van het voorstel voor de herziening van de EMC-richtlijn werd ook een beroep gedaan op een SLIM-werkgroep EMC die bestond uit vertegenwoordigers van de lidstaten en het bedrijfsleven (fabrikanten, nutsbedrijven, certificeringsorganisaties, enz...).

De werkzaamheden van deze groep resulteerden in verschillende ontwerpen van de toekomstige EMC-richtlijn die op de internetsite van de Commissie werden geplaatst om zoveel mogelijk belanghebbende partijen te bereiken.

Teneinde de Commissie en alle andere belanghebbende partijen van de relevante technische informatie te voorzien is in het jaar 2001 een onderzoek verricht dat door de Europese Commissie werd uitbesteed. Op basis van de technische conclusies van dit onderzoek werd voorgesteld gebruiksklare connectoren eveneens onder de richtlijn te laten vallen en voor vaste installaties en specifieke regeling uit te werken.

Ook aan de evaluatie waarvan sprake is in punt 8 lag een onafhankelijke studie ten grondslag die in 2001 is uitgevoerd en bedoeld was om een kosten-batenanalyse te maken van de voorgestelde herziening van de richtlijn.

25.

8. EVALUATIE


De evaluatie van het effect van een herziening van de richtlijn op de Europese economie is gebaseerd op een studie die door een externe organisatie is uitgevoerd.

Het doel van de studie is het effect van de door de voorgestelde tekst ingevoerde wijzigingen op de verschillende belanghebbende partijen, in kaart te brengen. Dit is een voorbeeld voor het nieuwe beleid van de Commissie die van plan is om de effectbeoordeling te gebruiken als een instrument om de kwaliteit en de samenhang van het beleidsontwikkelingsproces te verbeteren, zoals zij in een recente mededeling* heeft te kennen gegeven.

De studie werd daarom uitgevoerd door middel van een enquête onder de belanghebbende partijen, zoals fabrikanten, installateurs, certificeringsorganisaties, particuliere en professionele gebruikers en de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor EMC. Het eindverslag van de studie is op de website van de Commissie gepubliceerd.

De belangrijkste punten in deze evaluatie zijn:

-verbetering van de rechtszekerheid van de tekst door degenen die belast zijn met het toezicht op en de handhaving van de richtlijn een duidelijkere en meer gedetailleerde tekst te geven waarin een antwoord wordt gegeven op de verschillende interpretaties van de bestaande tekst;

-een samenhangende en meer gedetailleerde definitie van de aspecten van de richtlijn;

-ruimte voor actie door certificeringsorganisaties;

-de essentiële eisen specificeren en de toepassing van geharmoniseerde normen verduidelijken;

-speciale regelingen voor vaste installaties.

Uit de studie komt naar voren dat de meeste personen die op dit gebied actief zijn van oordeel zijn dat het voorstel voor een richtlijn de mechanismen die momenteel reeds worden gebruikt, officieel zal maken, en in de studie wordt gepleit voor een herziening van de richtlijn. Momenteel wordt de richtlijn aangevuld met een gids. Het grootste voordeel van het nieuwe voorstel bestaat erin dat er een wettelijke basis voor de gebruikers van deze gids wordt gecreëerd. Voorts wordt een vermindering van de elektromagnetische storingen verwacht, hetgeen hoofdzakelijk elektriciteitsgebruikers en -bedrijven alsmede telecommunicatienetwerken ten goede komt.

Volgens de studie zullen de totale typische netto kosten voor alle betrokken partijen in de EU 2,4 miljard EUR bedragen, verspreid over een periode van acht jaar tijdens welke de richtlijn waarschijnlijk van kracht zal blijven. Dit is minder dan 1% van de totale opbrengst van EMC-producten in de EU in dezelfde periode. Deze netto kosten worden hoofdzakelijk (90%) door de fabrikanten gedragen. De kostenanalyse heeft vrij stabiele resultaten laten zien: de typische kosten vallen samen met de gemiddelde en mediane kosten; de laagste raming bedraagt 1,3 miljard EUR, het 25% kwartiel 1,9 miljard EUR, het 75% kwartiel 2,9 miljard EUR en de hoogste raming 3,5 miljard EUR. De meeste onzekerheden in de kosten-batenanalyse worden volgens de studie veroorzaakt door een gebrek aan duidelijkheid bij het gebruik van normen en door uiteenlopende interpretaties over het toepassingsgebied, productdefinities en de voorschriften voor vaste installaties. De Commissie is van oordeel dat de bepalingen van artikel 1 en 2 (Toepassingsgebied en definities) en van bijlage V (Toepassing van geharmoniseerde normen) de onzekerheden zullen verminderen. Deze bepalingen konden tijdens de enquête op brede instemming rekenen.

De wijzigingen en verduidelijkingen zien er meer gedetailleerd als volgt uit:

Toepassingsgebied: de nieuwe richtlijn sluit van zijn toepassingsgebied apparaten uit met een laag emissieniveau maar neemt gebruiksklare connectoren bedoeld om door een eindgebruiker aan een apparaat te worden aangesloten voor het doorgeven van signalen in het toepassingsgebied op die . Uit het onderzoek is echter gebleken dat het opnemen ervan grote kosten met zich meebrengt (ruim 60% van de totale kosten), die hoofdzakelijk door de fabrikanten worden gedragen, met name in de sector van de informatietechnologieën. De Commissie is echter van oordeel dat deze uitrusting moet worden opgenomen, hetgeen ook is aanbevolen in een onafhankelijk technische onderzoek, omdat op die manier verschillende nationale wetgeving wordt voorkomen. Het handelsverkeer voor deze producten zal ongestoord kunnen verlopen en dit leidt op middellange termijn naar een algemeen kostendaling. Anderzijds kan het opnemen van dit type gebruiksklare connectoren de werkbelasting van certificeringsorganisaties enigszins doen toenemen. Daarentegen zouden zowel eindgebruiker als bedrijven voordeel hebben bij de verwachte daling van elektromagnetische storingen. Het uitsluiten van apparaten met een lage emissie zou geen enkele wijziging mogen teweegbrengen.

Vaste installaties: de nieuwe richtlijn is uitdrukkelijk van toepassing op uitrusting die speciaal is ontworpen om in vaste installaties te worden opgenomen en vereist derhalve dat vaste installaties worden vervaardigd volgens de erkende regels van de techniek. Het gevolg hiervan is dat de kosten van de fabrikanten omlaag zullen gaan en de activiteiten van certificeringsorganisaties aanzienlijk verminderen. Toch kunnen klachten nog tot aanzienlijke kosten leiden aangezien het volgens de richtlijn mogelijk moet zijn overeenstemming met de eisen in dit geval aan te tonen, hetgeen de genoemde voordelen teniet kan doen.

Aangemelde keuringsinstanties: volgens de huidige richtlijn moet in sommige gevallen een beroep worden gedaan op een 'bevoegde instantie' die een certificaat/technisch verslag uitbrengt dat in het technisch dossier wordt gestopt om overeenstemming met de essentiële eisen aan te tonen. In de nieuwe richtlijn is de naam van deze organen veranderd in 'aangemelde keuringsinstanties' in overeenstemming met andere Nieuwe-Aanpakrichtlijnen. Het optreden van een dergelijke instantie is niet langer verplicht en in het voorstel wordt het aan de fabrikant overgelaten of hij het al dan niet nodig acht een beroep op deze instantie te doen. Uit het onderzoek blijkt dat waarschijnlijk minder een beroep op de aangemelde keuringsinstantie zal worden gedaan, zodat de kosten voor de fabrikant dalen, terwijl de autoriteiten die toezicht houden op de markt meer moeten investeren in de vakbekwaamheid van hun personeel.

Essentiële eisen

(a) Elektromagnetische compatibiliteitsbeoordeling: sommige fabrikanten in de informatietechnologiesector hebben erop gewezen dat een maximalistische interpretatie van de eis conformiteit in alle configuraties te garanderen erop neerkomt dat alle configuraties moeten worden getest, hetgeen tot hoge extra kosten zal leiden. Bij de effectbeoordeling is met deze conclusie rekening gehouden. Het voorstel is dan ook zodanig gewijzigd dat het testen van alle configuraties niet meer vereist is. Een potentiële bron van extra verlies van maatschappelijk nut is daarmee uit de weg geruimd.

(b) Conformiteit zonder externe middelen: volgens de nieuwe richtlijn moeten alle apparaten in overeenstemming zijn met de voornaamste eisen zonder hulp van externe middelen. De eenmalige kosten die daarmee gemoeid zijn worden door de fabrikanten gedragen en beperken zich tot de eerste twee jaren van de tenuitvoerlegging van de richtlijn.

(c) Informatie: fabrikanten hebben gewezen op de hoge kosten (ruim 30% van de totale kosten) veroorzaakt door de in bijlage I bij het voorstel uiteengezette eis om met de apparaten specifieke informatie te leveren; daarvoor zullen zij hun documentatiesysteem en misschien hun productieproces moeten wijzigen. De documentatieplicht, die in vergelijking met de huidige documentatie-eisen strenger is, dicht een kloof en brengt de eisen in overeenstemming met de andere Nieuwe-Aanpakrichtlijnen. Toezichthoudende autoriteiten kunnen gemakkelijker gevallen van niet-overeenstemming opsporen en maatregelen nemen tegen fabrikanten die de richtlijn niet naleven.

Geharmoniseerde normen: in de nieuwe richtlijn wordt duidelijker wat overeenstemming met normen inhoudt. Sommige fabrikanten vrezen dat een strikte toepassing van de normen tot dure testmethoden en meetinstrumenten zal leiden. Voor de gelijkheid is het echter van fundamenteel belang dat normen waarvan de toepassing op vrijwillige basis blijft, door alle fabrikanten op dezelfde manier worden gehanteerd, en dit wordt in het voorstel beter uitgelegd.

De effectbeoordelingsstudie is zeer nuttig gebleken. Aan de hand van de conclusies kon de richtlijn verbeterd worden waarbij mogelijke bronnen van verlies van maatschappelijk nut zijn voorkomen. Volgens de studie zijn de kosten voor alle betrokkenen in verhouding tot het marktvolume zeer laag. In de studie wordt ook geconcludeerd dat de nieuwe richtlijn kwalitatieve voordelen met zich meebrengt die zeer moeilijk meetbaar zijn, met name een beter bescherming tegen elektromagnetische storingen.

De belangrijkste kostenfactoren moeten dus worden afgewogen tegen de voordelen. Tot de deze voordelen behoren een betere werking van de interne markt, meer bewegingsruimte voor de spelers op de markt, voor bepaalde aspecten een beter beschermingsniveau en een verbetering van de middelen die aan de bevoegde autoriteiten ter beschikking worden gesteld om toezicht houden op de markt.