Toelichting bij COM(2003)452-3 - Wijziging van Verordening 2913/92 tot vaststelling van het gemeenschappelijk douanewetboek

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Punt 1 (artikel 4, punt 14)

1.

Dit amendement strekt ertoe te specificeren


- dat, enerzijds, douanecontroles niet alleen de correcte toepassing van de douanewetgeving moeten garanderen, maar ook van andere wetgeving die betrekking heeft op de invoer en de uitvoer van goederen, en

- dat, anderzijds, ook andere autoriteiten bij dergelijke controles betrokken kunnen zijn (bv. veterinaire dienst, politie), waardoor onderlinge coördinatie is geboden en uiteindelijk 'één loket' of 'one-stop-shop' tot stand wordt gebracht zodat importeurs en exporteurs voor dezelfde invoer- of uitvoertransactie niet langer meer contact hoeven op te nemen met verschillende diensten.

2.

Punt 2 (artikel 4, punten 25-27)


Het communautair douanewetboek bevat momenteel geen verwijzing naar 'risico', 'risicobeheer' of 'toegelaten ondernemer'. De term ondernemer omvat alle partijen die deel uitmaken van de logistieke keten van de internationale handel, met inbegrip van importeurs, exporteurs, vervoerders en douane-expediteurs. Deze begrippen worden momenteel door alle lidstaten gehanteerd, zij het volgens nationale criteria, wat tot verstoringen van de interne markt en veiligheidslacunes leidt. Deze nieuwe bepalingen moeten het mogelijk maken gemeenschappelijke, EU-brede criteria in te voeren. Deze definities vervolledigen het gewijzigde artikel 13 (zie punt 3).

3.

Punt 3 (artikel 13)


Met dit amendement worden de lidstaten verplicht risicoanalysetechnieken te gaan gebruiken. Zolang er geen communautaire of internationale criteria bestaan, zullen nationale criteria worden toegepast (zoals nu het geval is). Met dit amendement wordt de Commissie opgedragen een gemeenschappelijke kader voor risicobeheer te creëren volgens de procedure van het Comité. Dit omvat het opzetten van gecoördineerde en onderling verbonden geautomatiseerde ondersteunende systemen; de vervolging van criminele activiteiten die onder de derde pijler vallen, valt hier buiten, aangezien daarvoor andere regels gelden. Nationale risicoanalysesystemen, waarbij ook van nationale en lokale criteria gebruik wordt gemaakt, zullen blijven bestaan. Toegelaten ondernemers worden doorgaans als een kleiner risico aangemerkt en derhalve minder gecontroleerd. Het wordt nu ook mogelijk om douanecontroles te verrichten in een derde land, indien een internationale overeenkomst daarin voorziet. Dit zou slechts voor uitzonderlijke situaties gelden, aangezien de douane en andere diensten in principe goederen moeten controleren op het grondgebied waarvoor zij bevoegd zijn, en, indien nodig en voorzien in een internationale overeenkomst (zie punt 4), gegevens moeten uitwisselen met autoriteiten in andere landen.

4.

Punt 4 (artikel 15)


In artikel 15 wordt momenteel niet aangegeven in welke gevallen vertrouwelijke inlichtingen die de douaneautoriteiten van de lidstaten of de Commissie bij de uitoefening van hun taken in het kader van de douanewetgeving hebben ontvangen, mogen worden uitgewisseld, met uitzondering van het geval van gerechtelijke procedures die uit die taakuitoefening voortvloeien. Dit amendement strekt ertoe te verduidelijken dat vertrouwelijke inlichtingen met betrekking tot invoer- of uitvoertransacties (waaronder schorsingsregelingen, zoals douanevervoer en vrije zones) mogen worden uitgewisseld tussen:

- de douanediensten van de lidstaten,

- deze douanediensten en de Commissie,

- de douane- en belastingdiensten van dezelfde lidstaat alsmede van verschillende lidstaten (bv. ten behoeve van de teruggaaf van BTW of accijns bij uitvoer),

- de douane- en andere autoriteiten (bv. veterinaire dienst, politie) van dezelfde lidstaat alsmede van andere lidstaten (bv. om te waarschuwen voor potentieel gevaarlijke goederen),

- de douane- en andere diensten (bv. veiligheidsdiensten) in derde landen, voorzover een internationale overeenkomst in een dergelijke informatie-uitwisseling voorziet.

De op communautair en nationaal niveau geldende bepalingen inzake gegevensbescherming zijn uiteraard van toepassing.

5.

Punt 5 (artikelen 36 bis en 36 ter)


Dit is de belangrijkste vernieuwing waarin het voorstel voorziet: waar thans de summiere aangifte of de douaneaangifte pas moet worden ingediend wanneer de goederen bij de douane worden aangebracht, wordt voorgesteld dat een aangifte moet worden ingediend vóór de aankomst van de goederen. Hierdoor kan een voorafgaande controle op de vracht plaatsvinden en, indien nodig, vroegtijdig actie worden ondernomen op het vereiste niveau. Pre-arrival aangiften worden nu al door sommige lidstaten en sommige van de belangrijkste handelspartners van de Gemeenschap geëist. De ervaring met dergelijke systemen leert dat het bedrijfsleven en de andere betrokkenen de noodzakelijke procesmatige omschakeling kunnen maken. De grootste problemen die zich daarbij kunnen voordoen, zijn:

- de organisatie van de informatiestromen,

- het opzetten van compatibele IT-systemen,

- just-in-time leveringen die niet tijdig werden vooraangemeld.

Het communautair douanewetboek kan bijgevolg slechts in een algemeen kader voorzien; de praktische implementatie van pre-arrival aangiften moet worden overgelaten aan de uitvoeringsbepalingen en de bevoegde douaneautoriteiten, teneinde het juiste evenwicht te vinden tussen méér veiligheid en handelsfacilitering.

Als basisregel wordt daarom voorgesteld dat pre-arrival aangiften moeten worden ingediend 24 uur voordat de goederen bij de douane worden aangebracht. Indien een internationaal akkoord in een andere termijn voorziet, zou dit in de uitvoeringsbepalingen moeten worden vastgelegd. In de uitvoeringsbepalingen zal worden verduidelijkt dat een dergelijke aangifte wat gegevens en nauwkeurigheid betreft aan dezelfde normen moet voldoen als de douaneaangifte. Er zouden bijzondere regels gelden voor onder andere:

- goederen die reizigers met zich meevoeren (vrijgesteld),

- kleine zendingen (vrijgesteld), zolang er geen elektronische opsporingssystemen en ondernemer/douane-interfaces werden ingevoerd,

- land- en luchtvervoer, en ook zeevervoer als de reis minder dan 24 uur bedraagt (kortere termijnen),

- just-in-time leveringen door toegelaten ondernemers (kortere termijnen).

Tijdens de overgangsperiode waarin er nog geen gemeenschappelijke interface op EU-niveau, of zelfs binnen eenzelfde lidstaat, bestaat, zullen minder strikte regels moeten worden toegepast. Zolang er geen ondernemer/douane-interface voor pre-arrival informatie bestaat, mogen lidstaten ontheffing van de voormeldingsplicht verlenen, tenzij een internationale overeenkomst anders bepaalt, of papieren documenten vereisen. Er zullen ook flexibele regelingen nodig zijn voor gevallen waarin de pre-arrival aangifte is gebeurd in een ander kantoor van binnenkomst dan het douanekantoor waar de goederen werkelijk zijn aangekomen, en er tussen deze twee kantoren nog geen interface bestaat.

Een aangifte zal ook niet worden afgewezen als er pas een summiere aangifte (bv. scheepsmanifest) of een onvolledige, vereenvoudigde of volledige douaneaangifte wordt ingediend wanneer de goederen bij de douane worden aangebracht nadat ze het douanegebied zijn binnengekomen. Het belangrijkste gevolg is dat de verwerking van dergelijke aangiften meer tijd zal vergen en dat de goederen later zullen worden vrijgegeven dan wanneer de termijn in acht was genomen. Een ondernemer die systematisch termijnen overschrijdt of verkeerde informatie verstrekt, kan ook een bestuurlijke sanctie opgelegd krijgen of zijn status van toegelaten ondernemer kan worden beperkt (zie punt 2 en 3). Als een ondernemer op het tijdstip van aankomst van de goederen de reden van de invoer niet kent (dit zou een uitzondering moeten zijn), kunnen de goederen op basis van de vervoergegevens tijdelijk of onder het stelsel van douane-entrepots worden opgeslagen. Overeenkomstig de voorstellen die zullen worden gedaan in de mededeling 'Eenvoudige en papierloze procedures voor de douanediensten en de marktdeelnemers', zullen deze twee regelingen worden samengevoegd (tezamen met alle andere schorsingsregelingen).

6.

Punten 6 - 8 (titel III, hoofdstuk 3, artikel 40 en artikelen 43 - 45)


De bepalingen betreffende de summiere aangifte (momenteel de artikelen 43 tot en met 45) werden verplaatst naar de artikelen 36 bis en 36 ter, teneinde in de mogelijkheid van pre-arrival aangiften te voorzien. Hoofdstuk 3 van Titel III moet bijgevolg worden aangepast en de artikelen 43 tot en met 45 moeten worden geschrapt.

De huidige formulering van artikel 40 bevoordeelt vrije zones, in die zin dat in bepaalde gevallen de goederen niet bij de douane moeten worden aangebracht en er geen summiere aangifte moet worden ingediend. Het amendement strekt ertoe deze veiligheidslacune aan te vullen. Toegelaten ondernemers mogen evenwel van hun aanbrengingsplicht worden ontheven mits zij de in de artikelen 36 bis en 36 ter omschreven aangifte hebben ingediend.

7.

Punten 9 en 10 (artikel 170, lid 2, en artikel 176, lid 2)


De toevoeging van punt d) aan lid 2 van artikel 170 brengt de regels betreffende de vrije zones in overeenstemming met de nieuwe formulering van artikel 40. Met de wijziging van artikel 176, lid 2, wordt de indiening van een pre-arrival en pre-departure aangifte ook verplicht gesteld voor goederen die rechtstreeks een vrije zone worden binnengebracht of verlaten, zoals bepaald in de artikelen 40, 182 bis en 182 ter (zie punt 8 en 13).

8.

Punt 11 (artikel 81)


In artikel 181 wordt een verwijzing toegevoegd naar Titel V om rekening te houden met de nieuwe artikelen 182 bis en 182 ter.

9.

Punt 12 (artikel 182, lid 3)


Aangezien in alle gevallen van wederuitvoer een pre-departure aangifte zal moeten worden ingediend (behalve wanneer ontheffing werd verleend), is de kennisgeving van artikel 182, lid 3, niet langer nodig en kan zij derhalve worden geschrapt.

10.

Punt 13 (artikelen 182 bis en 182 ter)


De artikelen 182 bis en 182 ter corresponderen met de artikelen 36 bis en 36 ter.

Het belangrijkste verschil is dat:

- bij invoer het eerste douanekantoor dat met de goederen te maken krijgt, het kantoor van binnenkomst is (d.w.z. het eerste kantoor waar de goederen passeren nadat ze de grens van de Gemeenschap zijn overgestoken); dit kantoor moet derhalve de pre-arrival aangifte ontvangen, zodat het kan oordelen of veiligheidscontroles vereist zijn.

- bij uitvoer het eerste douanekantoor dat met de goederen te maken krijgt, het kantoor van uitvoer is (d.w.z. het kantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de exporteur is gevestigd of waar de goederen met het oog op de uitvoer zijn verpakt of geladen (art. 161, lid 5)). Dit kantoor moet derhalve de pre-departure aangifte ontvangen (doorgaans de onvolledige, vereenvoudigde of volledige douaneaangifte), zodat het kan oordelen of er veiligheidscontroles vereist zijn.

11.

Artikel 2 (inwerkingtreding)


Dit artikel bepaalt dat de wijzigingen in werking treden op de zevende dag na de bekendmaking in het Publicatieblad. Dit vormt geen probleem voor de definities (art.

4), het risicobeheer als dusdanig (art. 13), de uitwisseling van informatie (art. 15) en de uitbreiding van de normale regels tot de vrije zones (artikelen 170, 176, 181). De implementatie van systemen voor de verwerking van pre-arrival en pre-departure informatie en het opzetten van geautomatiseerde gecoördineerde en onderling verbonden ondersteunende systemen voor risicobeheer kunnen evenwel enige tijd vergen in lidstaten die dergelijke systemen nog niet benutten. Daarom wordt voorgesteld dat aan de artikelen 13, 36 bis, 36 ter, 182 bis en 182 ter, voorzover zij elektronische systemen vereisen, moet zijn voldaan twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.