Toelichting bij COM(2010)82 - Recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. INLEIDING

1. Met dit voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad wordt beoogd voor het recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures binnen de gehele Europese Unie gemeenschappelijke minimumnormen vast te stellen. Dit voorstel is de eerste stap in een reeks maatregelen die zijn vervat in de routekaart ter versterking van de procedurele rechten van verdachten en beklaagden in strafprocedures, die de Raad op 30 november 2009 heeft aangenomen en waarin de Commissie verzocht wordt stapsgewijs met voorstellen te komen. Deze aanpak wordt thans als de beste werkwijze beschouwd en zal helpen om geleidelijk wederzijds vertrouwen op te bouwen. Dit voorstel moet derhalve worden beschouwd als een onderdeel van een wetgevingspakket dat de komende jaren zal worden ingediend en dat voor de procedurele rechten in strafprocedures binnen de gehele Europese Unie minimumnormen zal vaststellen.

2. Het voorstel heeft ten doel de rechten te verbeteren van verdachten die de proceduretaal niet verstaan en spreken. Met gemeenschappelijke minimumnormen in verband met deze rechten moet het gemakkelijker worden om het beginsel van wederzijdse erkenning toe te passen, waardoor de justitiële samenwerking tussen de lidstaten van de EU beter zal verlopen.

3. Het voorstel lijkt op en vervangt het voorstel dat op 8 juli 2009 als een ontwerpkaderbesluit werd ingediend[1]. De tekst werd besproken in werkgroepen van de Raad. Op de Raad Justitie van 23 oktober 2009 werd een akkoord bereikt over een algemene aanpak, maar er was niet voldoende tijd om het voorstel vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 aan te nemen. Hierdoor kwam het vorige voorstel te vervallen.

4. Wat de rechtsgrondslag betreft, is het voorstel gebaseerd op artikel 82, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Dit artikel bepaalt het volgende: "Voor zover nodig ter bevordering van de wederzijdse erkenning van vonnissen en rechterlijke beslissingen en van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken met een grensoverschrijdende dimensie, kunnen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure bij richtlijnen minimumvoorschriften vaststellen. In die minimumvoorschriften wordt rekening gehouden met de verschillen tussen de rechtstradities en rechtsstelsels van de lidstaten.

Deze minimumvoorschriften hebben betrekking op:

(a) de wederzijdse toelaatbaarheid van bewijs tussen de lidstaten;

(b) de rechten van personen in de strafvordering;

(c) de rechten van slachtoffers van misdrijven;

(d) […]. "

Wederzijdse erkenning kan maar werken indien er wederzijds vertrouwen bestaat. Om het wederzijdse vertrouwen en daaruit voortvloeiend de wederzijdse samenwerking te verbeteren, moeten de voorschriften tot op zekere hoogte verenigbaar zijn.

5. Het recht op tolk- en vertaaldiensten, dat voortvloeit uit het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) en ook uit het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie kan worden afgeleid[2], is van fundamenteel belang voor een persoon aan wie een strafbaar feit ten laste wordt gelegd en die de proceduretaal niet verstaat, zodat hij weet wat hem ten laste wordt gelegd en het verloop van de procedure begrijpt. Overeenkomstig het EVRM moeten de tolk- en vertaaldiensten kosteloos zijn.

Effectbeoordeling


(SEC(2009 915 en de samenvatting daarvan SEC(2009) 916): in de voorbereiding van het voorstel van juli 2009 verrichtte de Commissie een effectbeoordeling, die ook geldig is voor dit voorstel voor een richtlijn. Het verslag van de effectbeoordeling kan worden gevonden op ec.europa.eu/governance/impact/ia_carried_out .

1.

Achtergrond



7. In artikel 6, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is bepaald dat de grondrechten, zoals zij worden gewaarborgd door het EVRM en zoals zij uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten voortvloeien, als algemene beginselen deel uitmaken van het recht van de Unie. Artikel 6, lid 1, VEU bepaalt dat de Unie de rechten, vrijheden en beginselen erkent die zijn vastgesteld in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 7 december 2000, als aangepast op 12 december 2007 te Straatsburg, dat dezelfde juridische waarde als het VWEU en het VEU heeft. Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten garandeert het recht op een eerlijk proces, op juridisch advies en op vertegenwoordiging, terwijl artikel 48 de eerbiediging van de rechten van de verdediging garandeert.

8. Volgens de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Tampere[3] zou wederzijdse erkenning de hoeksteen van de justitiële samenwerking moeten worden, en zouden wederzijdse erkenning "[...] en de noodzakelijke onderlinge aanpassing van de wetgevingen [...] de rechterlijke bescherming van de rechten van het individu ten goede komen"[4].

9. In de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 26 juli 2000 inzake de wederzijdse erkenning van definitieve beslissingen in strafzaken[5] werd verklaard dat er "daarom op [moet] worden toegezien dat de behandeling van verdachten en de rechten van de verdediging niet alleen niet in het gedrang komen door de toepassing van dit beginsel [van wederzijdse erkenning], maar zelfs beter worden gewaarborgd".

10. Dit werd bevestigd in het programma van maatregelen om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen[6] ("programma van maatregelen"), dat door de Raad en de Commissie werd goedgekeurd. Daarin werd erop gewezen dat 'de omvang van de wederzijdse erkenning nauw samenhangt met het bestaan en de inhoud van bepaalde parameters die de doeltreffendheid ervan bepalen'.

11. Deze parameters omvatten regelingen voor de bescherming van de rechten van verdachten (parameter 3) en de vaststelling van gemeenschappelijke minimumnormen, die noodzakelijk zijn om de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning te vergemakkelijken (parameter 4). Dit voorstel voor een richtlijn geeft concrete vorm aan de in het programma vastgelegde doelstelling de bescherming van de rechten van het individu te versterken.

12. In 2004 diende de Commissie een veelomvattend voorstel[7] in voor een wetgeving die enkele belangrijke rechten van verweerders in strafzaken bestreek. Dit voorstel kon niet door de Raad worden aangenomen.

13. Op 30 november 2009 nam de Raad een routekaart ter versterking van de procedurele rechten van verdachten en beklaagden in strafprocedures[8] aan, waarin opgeroepen werd om een stapsgewijze aanpak te volgen met het oog op de goedkeuring van vijf maatregelen die enkele belangrijke procedurele rechten bestrijken, en waarin de Commissie verzocht werd met de nodige voorstellen te komen. De eerste maatregel waaraan in de routekaart werd gedacht, betreft het recht op tolk- en vertaaldiensten.

14. In het programma van Stockholm, dat door de Europese Raad van 10 en 11 september 2009 is aangenomen[9], wordt opnieuw beklemtoond dat de bescherming van de rechten van het individu in strafprocedures een fundamentele waarde van de Unie is die essentieel is om het onderlinge vertrouwen tussen de lidstaten en het vertrouwen van de burgers in de Europese Unie in stand te houden. Ook wordt verklaard dat de routekaart voortaan deel uitmaakt van het programma van Stockholm en wordt de Commissie verzocht om passende voorstellen in te dienen voor de spoedige implementatie.

3. HET RECHT OP TOLK- EN VERTAALDIENSTEN OP GROND VAN HET EVRM EN HET HANDVEST VAN DE GRONDRECHTEN VAN DE EU

15. Artikel 5 EVRM — het recht op vrijheid en veiligheid – bepaalt het volgende:

"(1) Eenieder heeft recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, behalve in de navolgende gevallen en overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure: (…)

(f) in het geval van rechtmatige arrestatie of detentie […] van een persoon waartegen een uitwijzings- of uitleveringsprocedure hangende is;

Eenieder die gearresteerd is moet onverwijld en in een taal die hij verstaat op de hoogte worden gebracht van de redenen van zijn arrestatie en van alle beschuldigingen welke tegen hem zijn ingebracht. "

(…)

Eenieder, wie door arrestatie of detentie zijn vrijheid is ontnomen, heeft het recht voorziening te vragen bij het gerecht opdat dit spoedig beslist over de rechtmatigheid van zijn detentie en zijn invrijheidstelling beveelt, indien de detentie onrechtmatig is. "

En artikel 6 EVRM — het recht op een eerlijk proces – bepaalt het volgende:

"3) Eenieder tegen wie een vervolging is ingesteld, heeft in het bijzonder de volgende rechten:

(a) onverwijld, in een taal die hij verstaat en in bijzonderheden, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging;

(…)

(e) zich kosteloos te doen bijstaan door een tolk, indien hij de taal die ter terechtzitting wordt gebezigd niet verstaat en niet spreekt. "

Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie heeft deze rechten vastgelegd in zijn artikel 6 en zijn artikelen 47 tot en met 50. Met name artikel 47 garandeert het recht op een eerlijk proces, op juridisch advies en op vertegenwoordiging. Artikel 48 garandeert de eerbiediging van het vermoeden van onschuld en de rechten van de verdediging[10].

16. Het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) heeft in verband met artikel 6 van het EVRM verklaard dat de beklaagde recht heeft op kosteloze bijstand door een tolk, zelfs indien hij wordt veroordeeld, dat hij het recht heeft om de stukken waarin de tenlastelegging is opgenomen, te ontvangen in een taal die hij verstaat, dat hij dankzij de bijstand door een tolk in staat moet worden gesteld om het verloop van de procedure te begrijpen en dat de tolk bekwaam moet zijn. Dat de beklaagde recht heeft op kosteloze bijstand door een tolk, zelfs indien hij wordt veroordeeld, volgt uit het arrest Luedicke, Belkacem en Koç tegen Duitsland [11]. In de zaak Kamasinski tegen Oostenrijk [12] werd verklaard dat de kwaliteit van de diensten van de tolk voldoende hoog moet zijn om ervoor te zorgen dat de verdachte inzicht krijgt in de zaak tegen hem en zich kan verdedigen. Dit recht geldt ook voor de procedurestukken en de procedure die aan het proces voorafgaat. Het EHRM heeft verklaard dat de kwaliteit van de diensten van de tolk 'toereikend' moet zijn en dat de tenlastelegging in detail, aan de betrokkene moet worden toegelicht in een taal die hij verstaat ( Brozicek tegen Italië )[13]. Het zijn de gerechtelijke autoriteiten die moeten aantonen dat de verdachte de taal van het gerecht wel spreekt en het is niet de verdachte die moet aantonen dat hij die taal niet spreekt[14]. De tolk moet bekwaam zijn en de rechter moet waken over de eerlijkheid van het proces ( Cuscani tegen het Verenigd Koninkrijk )[15].

17. In het voorstel voor een ontwerprichtlijn zijn minimumnormen opgenomen en wordt voortgebouwd op het EVRM en de rechtspraak van het EHRM. Het reflectieforum van de Commissie over meertaligheid en tolkenopleiding[16] heeft een verslag opgesteld met aanbevelingen in verband met de kwaliteit van de diensten van tolken en vertalers. Dit verslag was het resultaat van de bijeenkomsten van het reflectieforum, die in 2008 door het directoraat-generaal Tolken werden gehouden om na te gaan of er maatregelen moesten worden genomen en zo ja, welke maatregelen konden worden genomen. Het forum concludeerde dat maatregelen nodig waren en deed aanbevelingen om in strafprocedures beter te zorgen voor bekwame en opgeleide tolken. De aanbevelingen voorzien onder meer in een curriculum voor gerechtelijk tolk en een regeling voor accreditatie, certificering en registratie van gerechtelijke tolken.

18. Het directoraat-generaal Vertaling van de Europese Commissie (DGT) heeft het initiatief Europese master in vertaling (EMT) gelanceerd. In samenwerking met een groep deskundigen, allen eminente academici, is een referentiekader voor de universitaire vertaalopleiding opgesteld, dat uit zes vaardigheden bestaat. In september 2009 heeft het DGT een netwerk van hoogwaardige vertaalprogramma's op masterniveau in de hele EU opgezet om de kwaliteit van de vertaalopleidingen, onder meer op het gespecialiseerde gebied van de juridische vertalingen, en het beroep van vertaler in alle lidstaten op te waarderen.

19. Indien nodig kan een beroep worden gedaan op de financieringsmogelijkheden die op het niveau van de Europese Unie beschikbaar zijn, ter ondersteuning van de inspanningen van de lidstaten om de eisen van deze wetgeving na te leven, in het bijzonder voor de tolk- en vertaaldiensten die door de staat worden gefinancierd.

4. TOELICHTING PER ARTIKEL

Artikel 1 – Toepassingsgebied

19. Het toepassingsgebied bestrijkt strafprocedures en procedures voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel. Het voorstel geldt voor alle personen, vanaf het ogenblik dat zij ervan verdacht worden een strafbaar feit te hebben gepleegd totdat zij definitief zijn veroordeeld (eventueel na een procedure in hoger beroep). Het is belangrijk dat zaken in verband met een Europees aanhoudingsbevel binnen de werkingssfeer vallen, aangezien het kaderbesluit betreffende het Europees aanhoudingsbevel deze rechten slechts heel algemeen behandelt. In dit opzicht is het voorstel een verdere ontwikkeling van artikel 5 EVRM.

20. Aangezien in de rechtspraak van het EHRM wordt verduidelijkt dat personen die met betrekking tot strafbare feiten worden verhoord, ongeacht of zij reeds formeel in staat van beschuldiging zijn gesteld, onder artikel 6 EVRM vallen, geldt dit artikel ook voor personen die in verband met een strafvervolging zijn gearresteerd of gedetineerd. Deze rechten gelden vanaf het tijdstip waarop de persoon ervan in kennis wordt gesteld dat hij ervan verdacht wordt een strafbaar feit te hebben gepleegd.

Artikel 2 - Recht op bijstand door een tolk

21. Dit artikel legt het basisbeginsel vast dat een verdachte tijdens de onderzoeks- en de gerechtelijke fase van de procedure, dat wil zeggen tijdens politieverhoren, op het proces, op alle tussentijdse zittingen en in de fase van hoger beroep, door een tolk moet worden bijgestaan. Dit geldt ook voor de communicatie tussen de verdachte of beklaagde en zijn advocaat. Er moet een systeem worden ingevoerd om te bepalen of de betrokkene een tolk nodig heeft. Voorts moet de betrokkene beroep kunnen aantekenen tegen een beslissing waarbij wordt vastgesteld dat hij geen tolk nodig heeft en moet hij de kwaliteit van de verstrekte tolkdiensten kunnen betwisten.

22. Ook procedures in verband met een Europees aanhoudingsbevel vallen uitdrukkelijk onder de bepaling.

Artikel 3 - Recht op vertaling van essentiële stukken

23. De verdachte heeft recht op schriftelijke vertaling van essentiële stukken, om het eerlijk verloop van de procedure te waarborgen. In de zaak Kamasinski tegen Oostenrijk[17] werd verklaard dat het recht op bijstand door een tolk ook slaat op het 'documentenmateriaal' en dat de beklaagde voldoende inzicht moet krijgen in de zaak tegen hem zodat hij zich kan verdedigen[18]. Essentiële stukken in strafprocedures zijn onder meer de tenlastelegging en alle relevant documentenmateriaal zoals getuigenverklaringen, die nodig zijn om 'in bijzonderheden, de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging' te verstaan overeenkomstig artikel 6, lid 3, onder a), van het EVRM. Ook aanhoudingsbevelen of bevelen waardoor de betrokkene van zijn vrijheid wordt beroofd, moeten worden vertaald, alsook de uitspraak van het gerecht waarvan de betrokkene kennis moet kunnen nemen om zijn recht op hoger beroep uit te oefenen (artikel 2 van Protocol nr. 7 bij het EVRM). Indien de stukken erg lang zijn, kunnen de vertalingen worden beperkt tot de relevante passages.

24. In procedures voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel moet het Europees aanhoudingsbevel worden vertaald.

25. Een persoon mag ook afstand doen van zijn recht op vertaling, mits hij vooraf juridisch advies heeft ontvangen.

Artikel 4 – Kosten van de tolk- en vertaaldiensten

26. Dit artikel bepaalt dat de kosten van de tolk- en vertaaldiensten voor rekening van de lidstaat komen. Dat de beklaagde recht heeft op kosteloze bijstand door een tolk, zelfs indien hij wordt veroordeeld, volgt uit het arrest Luedicke, Belkacem en Koç tegen Duitsland [19].

Artikel 5 - Kwaliteit van de tolk- en vertaaldiensten

27. Dit artikel stelt het basisbeginsel vast dat de kwaliteit van de tolk- en vertaaldiensten gewaarborgd moet zijn. Aanbevelingen in verband hiermee kunnen worden gevonden in het verslag van het reflectieforum over meertaligheid en tolkenopleiding[20].

Artikel 6 - Non-regressieclausule

28. Dit artikel moet ervoor zorgen dat de vaststelling van gemeenschappelijke minimumnormen overeenkomstig de richtlijn niet tot een verlaging van de normen in bepaalde lidstaten leidt en dat de normen die in het EVRM, in het Handvest van de grondrechten en in andere relevante bepalingen van internationaal recht zijn opgenomen, gehandhaafd blijven. De lidstaten blijven volledig vrij om strengere normen te vast te stellen dan die welke in deze richtlijn zijn vastgesteld.

Artikel 7 – Tenuitvoerlegging

29. Dit artikel bepaalt dat de lidstaten de richtlijn uiterlijk op xx/xx/20xx ten uitvoer moeten leggen en uiterlijk op diezelfde datum aan de Raad en de Commissie de tekst moeten meedelen van de bepalingen waarmee de richtlijn in hun nationale recht wordt omgezet.

Artikel 8 – Verslaglegging

30. Twaalf maanden na het verstrijken van de tenuitvoerleggingstermijn moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen waarin wordt beoordeeld in hoeverre de lidstaten de nodige maatregelen hebben getroffen om aan deze richtlijn te voldoen, indien nodig vergezeld van wetgevingsvoorstellen.

Artikel 9 - Inwerkingtreding

31. Dit artikel bepaalt dat de richtlijn in werking treedt op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

2.

Subsidiariteitsbeginsel



32. De doelstelling van het voorstel kan niet voldoende door de lidstaten alleen worden bereikt, aangezien het voorstel tot doel heeft vertrouwen tussen hen onderling te bevorderen en het bijgevolg belangrijk is om een gemeenschappelijke minimumnorm af te spreken die van toepassing is in de gehele Europese Unie. Het voorstel zal de materiële procedureregels van de lidstaten in verband met tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures nader tot elkaar brengen teneinde wederzijds vertrouwen te doen ontstaan. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

3.

Evenredigheidsbeginsel



33. Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het is beperkt tot het minimum dat vereist is om de vastgestelde doelstelling op Europees niveau te bereiken, en gaat niet verder dan wat daartoe nodig is.