Toelichting bij COM(2010)174 - EU-garantie voor verliezen van de Europese Investeringsbank op leningen en garanties voor projecten buiten de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De Europese Unie verleent een begrotingsgarantie aan de Europese Investeringsbank (EIB) ter dekking van de politieke en landenrisico's die verbonden zijn aan de lenings- en leninggarantieactiviteiten die de EIB buiten de EU ontplooit ter ondersteuning van de externe beleidsdoelstellingen van de EU. De EU-garantie voor de externe verrichtingen van de EIB is een doeltreffend instrument om EU-begrotingsfondsen (via de voorziening van het Garantiefonds ter dekking van de EU-garantie) met eigen middelen van de EIB te combineren. Op deze wijze wordt een beroep gedaan op de financiële draagkracht van de EIB zonder dat de financiële soliditeit van de EIB in het gedrang komt.

De totale reikwijdte en algemene voorwaarden van de dekking van de EU-garantie voor externe verrichtingen van de EIB zijn in het verleden vastgelegd in Raadsbesluiten, de zogeheten externe mandaten van de EIB. Het meest recente externe EIB-mandaat voor de periode 2007-2011 werd verleend bij Besluit nr. 633/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009[1] ("het besluit"). Krachtens artikel 9 van het besluit moet de Commissie een tussentijds verslag over de toepassing ervan indienen. Dat verslag dient vergezeld te gaan van een voorstel tot wijziging van het besluit, dat onder andere op een externe beoordeling gebaseerd is (zie punt 2).

Doel van dit voorstel is op grond van de bevindingen van de tussentijdse evaluatie de EU-garantie voor externe EIB-financiering voor de resterende periode van de huidige financiële vooruitzichten 2007-2013 te verlengen en tegelijkertijd een aantal nieuwe elementen aan het mandaat toe te voegen .

Als gevolg van de toevoeging van deze nieuwe elementen diende het bestaande besluit tot verlening van het mandaat op een aantal punten te worden gewijzigd. Duidelijkheidshalve werd er daarom voor gekozen het bestaande besluit door een nieuw besluit te vervangen in plaats van een wijzigingsvoorstel in te dienen. Het voorgestelde besluit heeft betrekking op de EIB-financieringsverrichtingen die worden ondertekend tijdens de periode die ingaat op 1 februari 2007 en eindigt op 31 december 2013.

Het nieuwe besluit bevat de volgende nieuwe elementen:

* activering van het 'facultatieve mandaat' van 2 miljard EUR , dat bij het oude besluit in reserve was geplaatst. Dat facultatieve mandaat wordt niet geactiveerd om de individuele regionale plafonds te verhogen, maar als een mandaat voor projecten in alle door het besluit bestreken regio's welke tot de bestrijding van de klimaatverandering bijdragen;

* vervanging van het bestaande systeem van regionale doelstellingen voor verrichtingen onder EU-garantie door horizontale overkoepelende doelstellingen die voor alle onder het externe mandaat vallende regio's gelden. Deze overkoepelende doelstellingen zullen in de artikelen van het voorstel voor een besluit worden opgenomen en zullen betrekking hebben op klimaatverandering, sociale en economische infrastructuur en ontwikkeling van de lokale particuliere sector;

* ontwikkeling door de Commissie samen met de EIB en in overleg met de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) van operationele richtsnoeren voor elke onder het externe mandaat vallende regio. Deze richtsnoeren moeten op de regionale strategieën van de EU geënt zijn om de samenhang tussen de uitvoering van de EIB-activiteiten in overeenstemming met de algemene overkoepelende beginselen van het externe mandaat en de regionale prioriteiten van de EU te versterken;

* versterking van de EIB-capaciteit om de EU-ontwikkelingsdoelstellingen te ondersteunen door

- de beoordeling en controle door de EIB van sociale en ontwikkelingsaspecten van projecten te verbeteren;

- het EIB-optreden sterker te concentreren op sectoren die de ontwikkeling van derde landen bevorderen, zoals milieu-infrastructuur inclusief watervoorziening en riolering, duurzaam vervoer en de beperking van en de aanpassing aan klimaatverandering. De EIB dient tevens geleidelijk haar activiteit ter ondersteuning van gezondheidszorg en onderwijs verder uit te bouwen;

* activering van het externe mandaat van de EIB voor IJsland, Belarus, Libië, Irak en Cambodja.

In het werkdocument van de diensten van de Commissie[2] waarvan dit voorstel vergezeld gaat, worden nadere bijzonderheden verstrekt over zowel de mogelijke EIB-activiteit ter ondersteuning van de strijd tegen klimaatverandering in het kader van het facultatieve mandaat van 2 miljard EUR, als de redenen waarom het voorstel voorziet in de activering van het externe mandaat van de EIB voor IJsland, Belarus, Libië, Irak en Cambodja.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Zoals in het vorige punt is vermeld, diende krachtens het besluit tot verlening van het huidige externe mandaat een tussentijdse evaluatie van de werking van het mandaat te worden uitgevoerd. Deze evaluatie is gebaseerd op een externe beoordeling die onder toezicht en onder het beheer van een stuurgroep van wijzen is uitgevoerd, op een doorlichting door een externe consulent (COWI) en op specifieke evaluaties die door de evaluatiedienst van de EIB zijn verricht. Het mandaat van de tussentijdse evaluatie wordt omschreven in bijlage II bij het besluit.

Tijdens het evaluatieproces, dat in oktober 2008 aanving en in februari 2010 eindigde, heeft de stuurgroep hoorzittingen gehouden met hoger personeel van de Commissie en de EIB, alsook met vertegenwoordigers van zowel het maatschappelijk middenveld, het Europees Parlement, internationale financiële instellingen (IFI's) en Europese bilaterale financiële instellingen[3] (EBFI's) als Europese denktanks. De leden van de stuurgroep hebben ook een aantal geselecteerde begunstigde landen bezocht en besprekingen gevoerd met vertegenwoordigers van de particuliere en de overheidssector. Daarnaast hebben zij van gedachten gewisseld met COWI en met de evaluatiedienst van de EIB. In het kader van de doorlichting door COWI zijn gesprekken gevoerd met personeelsleden van de Commissie en de EIB en zijn casestudies met betrekking tot specifieke landen en projecten verricht.

Het verslag van de stuurgroep is te vinden op de volgende website: www.eib.org/about/documents Het COWI-verslag is te vinden op de volgende website:ec.europa.eu/economy_finance/evaluation/completed

De bevindingen van de evaluatieverslagen zijn samengevat en geanalyseerd in het Commissieverslag[4] over de tussentijdse evaluatie, waarvan het onderhavige voorstel vergezeld gaat. De in dit voorstel voor een besluit gedane voorstellen tot wijziging van het huidige mandaat zijn op dit verslag gebaseerd.

De stuurgroep heeft ook nog een aantal andere suggesties geformuleerd voor een toekomstige hervorming van het externe optreden van de EU, inclusief de externe activiteiten van de EIB. Deze suggesties zullen verder onder de loep worden genomen in het kader van een proces waarbij de Commissie, de EDEO, de EIB, andere IFI's en EBFI's betrokken zijn. Dit proces zal tijdig worden afgerond, zodat de Commissie ermee rekening kan houden in haar nieuwe voorstellen voor het volgende financiële kader.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad is gebaseerd op een tweeledige rechtsgrondslag, namelijk de artikelen 209 en 212 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de EU valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing. Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, want de EU-garantie is een efficiënt en goedkoop instrument gebleken voor de dekking van de politieke en landenrisico's die samenhangen met de externe verrichtingen van de EIB ter ondersteuning van het externe beleid van de EU. De verlenging van de EU-garantie zal het mogelijk maken de huidige efficiënte en economisch gezonde praktijk voor te zetten.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het bij Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad[5] ingestelde Garantiefonds wordt aan de hand van jaarlijkse overdrachten uit de algemene EU-begroting van middelen voorzien en beschermt de EU-begroting tegen schokken als gevolg van onder meer externe financieringsverrichtingen van de EIB.

De gevolgen voor de begroting van zowel de voorziening van het Garantiefonds als van de personele en administratieve middelen die voor het beheer van de EU-garantie moeten worden ingezet, worden toegelicht in het financiële memorandum waarvan dit voorstel vergezeld gaat.

4.

Aanvullende informatie



Nadere uitleg van het voorstel



Artikel 1 voorziet in de verlenging van de EU-garantie voor de resterende periode van de huidige financiële vooruitzichten 2007-2013. Tevens wordt in de mogelijkheid van een verdere verlenging met zes maanden voorzien om de continuïteit van de EIB-financieringsverrichtingen te waarborgen. Evenals bij het bestaande besluit is de EU-garantie beperkt tot 65% van het totale uitstaande bedrag aan door de EIB uitbetaalde kredieten en verleende garanties, vermeerderd met alle daarmee verband houdende bedragen (d.w.z. rente, commissielonen en andere eventuele kosten die een leningnemer of een garantie genietende debiteur uit hoofde van een lenings- of garantieovereenkomst aan de EIB verschuldigd is). In het artikel wordt tevens benadrukt dat de EIB zich bij de toekenning van financiering onder EU-garantie op haar eigen regels en procedures moet baseren. Voorts wordt de dekking door de garantie afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de EIB-financiering is verleend ter ondersteuning van externe beleidsdoelstellingen van de EU.

In artikel 2 worden de plafonds voor de EIB-financiering onder EU-garantie vastgesteld. De huidige regionale plafonds worden gehandhaafd en vastgelegd in een bijlage bij het voorstel voor een besluit. Het facultatieve mandaat van 2 miljard EUR – dat in reserve werd gehouden voor eventuele activering na de tussentijdse evaluatie – is geactiveerd als specifiek mandaat bedoeld voor de financiering van projecten ter bestrijding van klimaatverandering. Het artikel bevat ook een definitie van de projecten die kunnen worden aangemerkt als projecten die tot het tegengaan van de klimaatverandering bijdragen.

In artikel 3 zijn de horizontale overkoepelende doelstellingen neergelegd die met de EIB-financieringsverrichtingen onder EU-garantie moeten worden nagestreefd. Op die manier heeft het mandaat een duidelijker eigen identiteit doordat het is toegespitst op terreinen waarop de EIB een comparatief voordeel heeft en over bijzondere troeven beschikt, namelijk klimaatverandering, economische infrastructuur en ontwikkeling van de lokale particuliere sector (en met name het mkb). Regionale integratie zal als onderliggende doelstelling voor alle EIB-financieringsactiviteiten fungeren.

Artikel 4 bevat de lijst van landen waarop het besluit betrekking heeft en de voorwaarden waaronder zij voor EIB-financiering onder EU-garantie in aanmerking komen. Anders dan in het besluit tot verlening van het huidige mandaat komen nu ook IJsland, Belarus, Libië, Irak en Cambodja voor EIB-financiering onder EU-garantie in aanmerking. Dat komt doordat op het gebied van de betrekkingen van de EU met deze landen reeds goede vorderingen zijn gemaakt. Voor een meer gedetailleerde rechtvaardiging van de uitbreiding van de EU-garantie tot EIB-financiering in deze landen wordt verwezen naar het werkdocument van de diensten van de Commissie[6] waarvan dit voorstel vergezeld gaat. Daarbij wordt rekening gehouden met de politieke situatie in de betrokken landen en de bilaterale betrekkingen met de EU, de democratie, de mensenrechten en de situatie op het gebied van de fundamentele vrijheden, alsook met de macro-economische situatie en de behoefte aan investeringen op landenniveau. Net als in het kader van het thans van toepassing zijnde besluit wordt elke beslissing over de uitbreiding van het mandaat tot nieuwe landen of de opschorting van EIB-financiering aan een door het mandaat bestreken land genomen volgens de gewone wetgevingsprocedure.

In artikel 5 worden eisen gesteld ten aanzien van de samenhang van de externe activiteiten van de EIB met het EU-beleid. Doel van dit artikel is te waarborgen dat de overkoepelende doelstellingen van het mandaat in de uitvoering van het mandaat door de EIB tot uiting komen en dat de EIB-financiering complementair is met overeenkomstige beleidsinitiatieven, programma's en instrumenten voor de verlening van EU-steun in de verschillende regio's. De omzetting van deze doelstellingen in concrete activiteiten zou geschieden via de opstelling van regionale operationele richtsnoeren voor EIB-financiering uit hoofde van het voorgestelde besluit. In dit artikel is bepaald dat de Commissie het Europees Parlement en de Raad van de opgestelde operationele richtsnoeren in kennis dient te stellen. Krachtens het artikel dient de EIB tevens passende financieringsstrategieën voor de concrete uitvoering van EIB-financieringsverrichtingen uit te stippelen. Tevens is bepaald dat een EIB-financieringsverrichting niet onder de dekking van de EU-garantie valt ingeval de Commissie over de verrichting in kwestie een negatief advies uitbrengt in het kader van de procedure van artikel 19 van de statuten van de EIB.

Artikel 6 heeft ten doel te waarborgen dat de EIB diepgaand onderzoek uitvoert naar de ontwikkelingsgerelateerde aspecten van projecten die onder de EU-garantie vallen. Zo dient onder meer een beoordeling van de sociale effecten te worden verricht, zodat alleen projecten die economisch, financieel, ecologisch en sociaal duurzaam zijn, steun in het kader van dit mandaat genieten.

In artikel 7 wordt beschreven hoe de samenwerking tussen de Commissie en de EIB, en, in voorkomend geval, de EDEO moet worden geïntensiveerd. Doel van dit artikel is ervoor te zorgen dat de externe EIB-financieringsverrichtingen op alle niveaus, van strategische planning tot projectontwikkeling, met het EU-beleid op het gebied van externe betrekkingen en met de in dit besluit vastgelegde overkoepelende doelstellingen in overeenstemming zijn en dit beleid en deze doelstellingen ondersteunen.

In artikel 8 is bepaald hoe de samenwerking met andere IFI's moet worden verbeterd.

In artikel 9 wordt de aard van de EU-garantie beschreven: deze zal de politieke of landenrisico's dekken die verbonden zijn aan de door de EIB aangegane lenings- en garantieovereenkomsten. Krachtens dit artikel dient de EIB ook een beleid uit te stippelen voor het beslissen of in aanmerking komende verrichtingen door de EU-garantie zullen worden gedekt, dan wel door de EIB voor eigen risico zullen worden gefinancierd. Met een dergelijk beleid wordt beoogd te garanderen dat de EU-garantie optimaal wordt aangewend, zodat zij zoveel mogelijk aan de begunstigden ten goede komt. De EU-garantie dient bijvoorbeeld te worden gebruikt voor landen en projecten die moeilijk tegen aanvaardbare voorwaarden financiering op de kapitaalmarkt kunnen aantrekken, terwijl kredietnemers in investeringswaardige landen of investeringswaardige structuren in landen met een lage kredietwaardigheid tot EIB-financiering voor eigen risico toegang zouden kunnen hebben.

In artikel 10 worden eisen gesteld aan de informatie die de EIB en de Commissie in het kader van de rapportage en de financiële verslaggeving moeten verstrekken.

In artikel 11 wordt bepaald dat de EIB verantwoordelijk is voor de invordering van eventuele schuldvorderingen namens de Commissie.

In artikel 12 wordt gesteld dat de gedetailleerde voorschriften en procedures in verband met de EU-garantie moeten worden vastgelegd in een garantieovereenkomst tussen de Commissie en de EIB.

Krachtens artikel 13 moet de Commissie te gepasten tijde bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel tot verlening van de EU-garantie in de context van het volgende financiële kader indienen.

Artikel 14 schrijft voor dat de Commissie uiterlijk op 31 oktober 2014 een eindverslag over de toepassing van het voorgestelde besluit moet indienen.

In de overwegingen worden onder meer de politieke achtergrond van het voorstel tot handhaving van de EU-garantie en de voornaamste bevindingen van de tussentijdse evaluatie nader toegelicht.