Toelichting bij COM(2010)160 - Technische aanpassing van het financieel kader voor 2011 op grond van de ontwikkeling van het bni, met inbegrip van de aanpassing van de bedragen die voor de periode 2007-2009 uit de middelen ter ondersteuning van de cohesie worden toegewezen aan de lidstaten waarvan het feitelijke bbp afweek van het geraamde bpp gedaan overeenkomstig de punten 16 en 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52010DC0160

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de technische aanpassing van het financieel kader voor 2011 op grond van de ontwikkeling van het bni, met inbegrip van de aanpassing van de bedragen die voor de periode 2007-2009 uit de middelen ter ondersteuning van de cohesie worden toegewezen aan de lidstaten waarvan het feitelijke bbp afweek van het geraamde bpp gedaan overeenkomstig de punten 16 en 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 /* COM/2010/0160 def. */


[afbeelding - zie origineel document] EUROPESE COMMISSIE

2.

Brussel, 16.4.2010


COM(2010)160 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de technische aanpassing van het financieel kader voor 2011 op grond van de ontwikkeling van het bni, met inbegrip van de aanpassing van de bedragen die voor de periode 2007-2009 uit de middelen ter ondersteuning van de cohesie worden toegewezen aan de lidstaten waarvan het feitelijke bbp afweek van het geraamde bpp

gedaan overeenkomstig de punten 16 en 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de technische aanpassing van het financieel kader voor 2011 op grond van de ontwikkeling van het bni, met inbegrip van de aanpassing van de bedragen die voor de periode 2007-2009 uit de middelen ter ondersteuning van de cohesie worden toegewezen aan de lidstaten waarvan het feitelijke bbp afweek van het geraamde bpp

1.

Inleiding



In 2010 heeft de jaarlijkse technische aanpassing van het financieel kader voor 2011 bij wijze van uitzondering niet alleen betrekking op de regelmatige technische aanpassing aan de ontwikkelingen van de prijzen en het bni (punt 16 van het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer i), maar ook een aanpassing van rubriek 1B (punt 17 van het IIA).

In punt 17 van het IIA is namelijk het volgende bepaald: " Wanneer wordt vastgesteld dat het gecumuleerde bbp van een lidstaat voor de jaren 2007-2009 meer dan +/- 5% afwijkt van het geraamde bbp ten tijde van de opstelling van dit akkoord, past de Commissie in haar technische aanpassing voor 2011 de bedragen aan die die lidstaat voor de betrokken periode worden toegewezen uit de middelen ter ondersteuning van de cohesie. ' Daarnaast houdt punt 17 een eerste beperking in van het totale netto-effect van deze aanpassing. Dit effect, ongeacht of het positief of negatief is, mag niet hoger zijn dan 3 miljard EUR. Een tweede beperking volgt: ' Indien het netto-effect positief is, blijven de totale extra middelen beperkt tot de onderbesteding ten opzichte van de maxima voor subrubriek 1B voor de jaren 2007-2010. ' Ten slotte is in punt 17 bepaald: 'De vereiste aanpassingen worden in gelijke delen over de jaren 2011-2013 gespreid, en de betrokken maxima worden dienovereenkomstig gewijzigd."

In punt 16 van het interinstitutioneel akkoord is bepaald dat de Commissie ieder jaar vóór de begrotingsprocedure van het begrotingsjaar n+1 overgaat tot de technische aanpassing van het financieel kader op grond van de ontwikkeling van het bruto nationaal inkomen (bni) van de EU en van de prijzen en dat de resultaten van deze aanpassing aan de twee takken van begrotingsautoriteit worden meegedeeld. Wat de prijzen betreft, zijn de uitgavenmaxima tegen lopende prijzen vastgesteld op grond van de in punt 16 van het IIA vermelde vaste deflator van 2%. Wat de ontwikkeling van het bni betreft, zijn de meest recente economische prognoses in deze mededeling opgenomen.

Bij deze mededeling wordt de begrotingsautoriteit het resultaat van deze technische aanpassing (EU-27) voor het begrotingsjaar 2011 meegedeeld, overeenkomstig de punten 16 en 17 van het IIA.

3.

AANPASSING VAN HET MAXIMUM VAN RUBRIEK 1B VOOR 2011-2013 (PUNT 17)


In aanmerking komende lidstaten

Wanneer wordt vastgesteld dat het gecumuleerde bbp van een lidstaat voor de jaren 2007-2009 meer dan +/- 5 % afwijkt van het geraamde bbp ten tijde van de opstelling van het IIA, dient de Commissie, volgens punt 17 van dat akkoord, de bedragen die die lidstaat worden toegewezen uit de middelen ter ondersteuning van de cohesie aan te passen. Derhalve dient het verschil te worden gemeten tussen de statistieken gepubliceerd in april 2005 i en de statistieken gepubliceerd in november 2009, die de meest recente gegevens bevatten.

Deze bepaling heeft alleen praktische implicaties voor de lidstaten waarvan de algehele toewijzing voor cohesie aan een maximum is gebonden i, namelijk Bulgarije, Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen, Roemenië en Slowakije. Het bbp-verschil in 2007-2009 heeft geen gevolgen voor de bedragen die de andere lidstaten worden toegewezen uit de middelen ter ondersteuning van cohesie.

Een vergelijking van beide reeksen statistische gegevens leidt tot het volgende resultaat:

[afbeelding - zie origineel document]

Geen enkele lidstaat heeft een negatief bbp-verschil van meer dan 5 %. Voor geen enkele lidstaat hoeven de toegewezen bedragen dus te worden verlaagd. Anderzijds zijn er drie lidstaten met een positief verschil van meer dan 5 %: Tsjechië (+ 7,5 %), Polen (+ 8,0 %) en Slowakije (+ 10,8%). De uit de middelen ter ondersteuning van cohesie toegewezen bedragen moeten voor deze landen dan ook worden verhoogd.

Vaststelling van de totale onderbesteding

Aangezien het netto-effect van de aanpassing positief is, moet de onderbesteding worden afgemeten aan de maxima voor subrubriek 1B voor de jaren 2007-2010. Deze onderbesteding omvat drie verschillende elementen i:

- het totaal van de verschillen tussen de maxima voor rubriek 1B voor elk jaar van 2007 tot en met 2010 en de voor die periode begrote vastleggingskredieten;

- de geannuleerde (of vervallen) vastleggingskredieten onder rubriek 1B voor elk jaar van 2007 tot en met 2010, uitgezonderd de krachtens punt 48 van het IIA overgedragen bedragen van 2007 i;

- de annuleringen van de jaren 2007-2010 betroffen cohesie-uitgaven, met uitzondering van de bedragen die betrekking hadden op het EOGFL, afdeling Oriëntatie, en het FIOV.

De onderstaande tabel bevat de details inzake de onderbesteding en berust op de meest recente gegevens.

[afbeelding - zie origineel document]

Met de positieve aanpassing voor alle betrokken lidstaten zal derhalve in totaal niet meer dan 1 007 miljoen EUR gemoeid zijn. Dit bedrag is in overeenstemming met de eerste beperking, namelijk dat het algehele netto effect van de aanpassingen niet meer dan 3 miljard EUR mag bedragen.

4.

Aanpassing van de maxima van rubriek 1B voor 2011-2013


Op grond van de totale toewijzingen per lidstaat voor de periode 2007-2009 zou de positieve toewijzing in theorie 3 331 miljoen EUR hebben bedragen. Gelet op de uit de onderbesteding voortvloeiende beperking worden de positieve aanpassingen echter evenredig verlaagd:

[afbeelding - zie origineel document]

De vereiste aanpassingen dienen in gelijke delen over de jaren 2011-2013 te worden gespreid. De overeenkomstige aanpassingen van de maxima voor rubriek 1B moeten in miljoenen EUR worden verricht.

De maxima voor vastleggingskredieten voor rubriek 1B (tegen lopende prijzen) worden derhalve als volgt verhoogd:

- 2011: + 336 miljoen

- 2012: + 336 miljoen

- 2013: + 336 miljoen

5.

Betalingskredieten


Volgens punt 23, vierde alinea, van het interinstitutioneel akkoord moet bij een herziening een juiste verhouding tussen vastleggingskredieten en betalingen worden gehandhaafd. De jaarlijkse maxima voor betalingskredieten moeten dan ook worden gewijzigd op grond van de betalingsprofielen voor de aanvullende vastleggingen onder rubriek 1B. Aangezien de meeste betalingen in verband met deze verhoging van de vastleggingen waarschijnlijk na 2013 zullen plaatsvinden, blijft de verhoging van de betalingsmaxima beperkt.

De maxima voor betalingskredieten (tegen lopende prijzen) worden derhalve als volgt verhoogd:

- 2011: + 17 miljoen

- 2012: + 87 miljoen

- 2013: + 187 miljoen

6.

Samenvatting en conclusie


Onderstaande tabel geeft een overzicht van de wijzigingen van de maxima voor vastleggings- en betalingskredieten in het financieel kader. Deze bedragen zijn uitgedrukt in lopende prijzen:

[afbeelding - zie origineel document]

De in het IIA opgenomen tabel van het financieel kader i berust op prijzen van 2004. De bedragen die in huidige prijzen zijn uitgedrukt, moeten derhalve met behulp van een vaste deflator van 2 % per jaar worden omgerekend naar de prijzen van 2004, overeenkomstig punt 16 van het IIA.

Tabel 1 heeft betrekking op het financieel kader voor EU-27 in prijzen van 2004, zoals gewijzigd overeenkomstig punt 17 van het IIA.

7.

TECHNISCHE AANPASSING VAN HET FINANCIEEL KADER VOOR 2011 IN OVEREENSTEMMING MET DE ONTWIKKELING VAN HET BNI (PUNT 16)


Tabel 2 geeft het financieel kader voor de EU-27 weer, dat rekening houdt met de voornoemde aanpassing van de maxima voor 2011-2013 en is aangepast voor 2011 (dus uitgedrukt in lopende prijzen en in procent van het bni, op grond van de meest recente economische ramingen).

8.

Totaalbedrag bni


Het bni voor 2011 is aan de hand van de meest recente raming vastgesteld op 12 354 021,3 miljoen EUR in lopende prijzen voor EU-27 (en 11 966 504,7 miljoen EUR voor 2010, 11 614 170,1 miljoen EUR voor 2009, 12 294 000,1 miljoen EUR voor 2008 en 12 206 170,2 miljoen EUR 2007).

Voor de jaren daarna (2012-2013) is het bni van de EU-27 berekend op basis van interne prognoses van de Commissie van de gemiddelde jaarlijkse reële groei. Dit zijn indicatieve prognoses die jaarlijks worden bijgesteld aan de hand van de meest recente economische ramingen.

Het bni van 2010 en 2011 omvat indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI), overeenkomstig Besluit 2010/196/EU, Euratom van de Raad van 16 maart 2010 om IGDFI vanaf 1 januari 2010 op te nemen in de eigen middelen i.

9.

Belangrijkste resultaten van de technische aanpassing van het financieel kader voor 2011 (EU-27)


Het totale maximum voor de vastleggingskredieten in 2011 (142 965 miljoen EUR) komt overeen met 1,16 % van het bni.

Het corresponderende totale maximum voor de betalingskredieten (134 280 miljoen EUR) komt overeen met 1,09 % van het bni. Op basis van de meest recente economische ramingen laat dit een marge van 17 674 miljoen EUR onder het maximum (1,23 %) van de eigen middelen (0,14 % van het bni voor EU-27).

De maxima voor eigen middelen en vastleggingskredieten zijn aangepast na de inwerkingtreding van Besluit nr. 2010/196 om IGDFI op te nemen in de eigen middelen i.

10.

ANDERE ELEMENTEN IN VERBAND MET DE TECHNISCHE AANPASSING


Rubriek 5 (Administratie)

Wat rubriek 5 betreft, wordt in een voetnoot bij het financieel kader aangegeven dat de pensioenuitgaven die onder het maximum van deze rubriek vallen, moeten worden berekend zonder de bijdragen van het personeel in de pensioenregeling, binnen de grens van 500 miljoen EUR (prijzen van 2004) voor de periode 2007-2013. Deze bepaling houdt voor de toepassing van het maximum van de rubriek een dubbele limiet in op de bedragen waarmee de pensioenuitgaven worden verminderd:

- dit bedrag mag per jaar niet groter zijn dan de bijdragen die onder de ontvangsten van de begroting zijn opgenomen;

- het gecumuleerde totaal van de in mindering gebrachte bedragen van de periode 2007-2013 mag niet groter zijn dan 500 miljoen EUR tegen prijzen van 2004 of gemiddeld 71,4 miljoen EUR per jaar (82 miljoen EUR tegen prijzen van 2011).

Gelet op het vaste karakter van de administratieve uitgaven moet ieder jaar de laagste limiet worden aangehouden om te vermijden dat aan het begin van een periode een marge wordt gebruikt die later niet volledig meer beschikbaar is. Voor 2011 bedraagt het in mindering te brengen bedrag 82 miljoen EUR tegen lopende prijzen.

11.

Uitgaven buiten het financieel kader 2007-2013


Er zijn instrumenten die buiten de in het financieel kader 2007-2013 overeengekomen uitgavenmaxima vallen. Deze instrumenten dienen om snel te kunnen reageren op uitzonderlijke of onvoorziene gebeurtenissen, en zij geven – binnen bepaalde grenzen – enige flexibiliteit boven de overeengekomen uitgavenmaxima:

- de reserve voor noodhulp , die kan worden aangesproken voor maximaal 221 miljoen EUR per jaar in prijzen van 2004, d.w.z. 253,9 miljoen EUR in 2011 in lopende prijzen (1 744 miljoen EUR voor de hele periode in lopende prijzen);

- het Solidariteitsfonds van de EU , waarvan het jaarlijkse maximumbedrag in lopende prijzen 1 miljard EUR is;

- het flexibiliteitsinstrument , met een jaarlijks maximumbedrag van 200 miljoen EUR in lopende prijzen, plus het deel van de niet-gebruikte bedragen van 2008-2010 dat naar 2011 mag worden overgedragen.

Daarnaast kan voor ten hoogste 500 miljoen EUR per jaar in lopende prijzen een beroep worden gedaan op het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) door eender welke marge onder het totale maximum van de vastleggingskredieten van het voorgaande jaar en/of de geannuleerde vastleggingen van de vorige twee jaar aan te spreken (met uitzondering van die van rubriek 1B).

12.

VERRICHTINGEN BUITEN DE BEGROTING EN DE EIGEN MIDDELEN


In punt 11, vierde alinea, van het IIA is bepaald dat informatie over operaties die niet in de algemene begroting zijn opgenomen, en over de vermoedelijke ontwikkeling van de verschillende categorieën eigen middelen van de gemeenschap indicatief wordt verschaft in tabellen en jaarlijks wordt bijgewerkt bij de technische aanpassing van het financieel kader.

In de tabellen 3.1 en 3.2 wordt deze informatie, aangepast op basis van de meest recente ramingen, verschaft. Zij betreft het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) en de samenstelling van de eigen middelen.

13.

BIJLAGE


TABEL 1: FINANCIEEL KADER 2007-2013 AANGEPAST VOOR PUNT 17

[afbeelding - zie origineel document]

14.

TABEL 2: FINANCIEEL KADER 2007-2013 AANGEPAST VOOR 2011 EN PUNT 17


[afbeelding - zie origineel document]

15.

TABEL 3: INDICATIEVE PROGRAMMERING VAN DE NIET IN DE ALGEMENE BEGROTING OPGENOMEN UITGAVEN EN INDICATIEVE ONTWIKKELING VAN DE VERSCHILLENDE SOORTEN EIGEN MIDDELEN


[afbeelding - zie origineel document]