Toelichting bij COM(2011)118 - Wijziging van de Schengengrenscode en van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



Dit voorstel bevat een aantal wijzigingen van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode). Deze wijzigingen vloeien voort uit de ervaringen die zijn opgedaan in de eerste jaren waarin de verordening is toegepast. Het voorstel bevat tevens een aantal hiermee nauw samenhangende wijzigingen van de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord.

Algemene context



Op 13 oktober 2006 trad Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) in werking.

Na vier jaar toepassing is duidelijk geworden dat er een aantal beperkte technische wijzigingen nodig is. De wijzigingsvoorstellen zijn met name ingegeven door:

- praktische ervaringen van de lidstaten en de Commissie bij de toepassing van de Schengengrenscode, in de vorm van de resultaten van Schengenevaluaties en door de lidstaten ingediende verslagen en verzoeken;

- het verslag van de Commissie van september 2009 over de werking van de bepalingen betreffende het afstempelen van reisdocumenten van onderdanen van derde landen overeenkomstig de artikelen 10 en 11 van de Schengengrenscode (COM(2009) 489);

- het verslag van de Commissie van 13 oktober 2010 betreffende de toepassing van Titel III (Binnengrenzen) van de Schengengrenscode (COM(2010) 554);

- overwegingen betreffende de consistentie met andere onlangs aangenomen wetgeving, met name de visumcode (Verordening (EG) nr. 810/2009 van 13 juli 2009) en de terugkeerrichtlijn (Richtlijn 2008/115/EG van 16 december 2008).

Dit voorstel omvat wijzigingen die voor meer duidelijkheid zorgen en de huidige tekst minder vatbaar voor uiteenlopende interpretaties maken, alsook wijzigingen om praktische problemen te verhelpen die aan het licht zijn gekomen tijdens de eerste jaren dat de Schengengrenscode is toegepast. Daarnaast biedt het een juridisch kader voor bilaterale overeenkomsten inzake de gezamenlijke controle van het wegverkeer aan de grens.

Aan nieuwe beleidsinitiatieven, voor bv. de totstandbrenging van een EU-inreis/uitreissysteem en een EU-programma voor geregistreerde reizigers, zullen specifieke, afzonderlijk te bespreken voorstellen worden gewijd.

Bestaande bepalingen



Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) en de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen



De wijzigingsvoorstellen zijn op de vergadering van de groep Immigratie en asiel van 16 maart 2010 besproken met deskundigen van de lidstaten.

Op 7 mei 2010 is op een speciale bijeenkomst met deskundigen van de lidstaten grondig van gedachten gewisseld over de voorgestelde wijzigingen. De deskundigen van de lidstaten onderschreven de inhoud van de voorgestelde wijzigingen in grote lijnen en spraken zich uit voor de optie om technische wijzigingen voor te stellen, teneinde een beperkt aantal praktische en technische verbeteringen in de Schengengrenscode aan te brengen. Verscheidene deskundigen benadrukten dat een aantal zaken die in het voorstel aan de orde komen, uit praktisch oogpunt dringend moeten worden aangepakt. Zij verklaarden dan ook te hopen dat de wijzigingen snel zouden worden aangenomen.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting



De belangrijkste voorgestelde wijzigingen betreffen:

- de duidelijke omschrijving van de berekeningsmethode voor 'een verblijf van ten hoogste drie maanden per periode van zes maanden' (artikel 5): na het arrest van het EHJ van 3 oktober 2006 in zaak C-241/05, Bot (Jurispr. 2006, blz. I-09627) en de vaststelling van een soortgelijke bepaling in artikel 2, lid 2, onder a), van de visumcode, zijn duidelijke en betrouwbare juridische richtsnoeren nodig voor de Schengengrenscode;

- verduidelijking inzake de vereiste geldigheidsduur van reisdocumenten van personen zonder visum (artikel 5), uit praktische overwegingen en om de tekst in overeenstemming te brengen met artikel 12 van de visumcode;

- de mogelijkheid om gescheiden doorgangen aan te leggen voor niet-visumplichtige reizigers (artikel 9) met het oog op meer flexibiliteit en snellere grenscontroles, overeenkomstig de praktische behoeften;

- betere opleiding van grenswachten op het gebied van het herkennen van bijzonder kwetsbare niet-begeleide minderjarigen en slachtoffers van mensenhandel (artikel 15); de noodzaak om specifieke aandacht te schenken aan het herkennen van bijzonder kwetsbare personen werd onlangs bevestigd in het Actieplan niet-begeleide minderjarigen (2010-2014) (COM 2010(213) def. van 6.5.2010);

- de mogelijkheid afwijkingen toe te staan voor de in- en uitreis van leden van reddingsdiensten, politie en brandweer in noodsituaties (artikel 19);

- een specifiek juridisch kader voor gemeenschappelijke grensdoorlaatposten (bijlage VI): om bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten en naburige derde landen over samenwerking bij grenscontrole en gemeenschappelijke grensdoorlaatposten mogelijk te maken, moet bijlage VI van de Schengengrenscode worden gewijzigd om het sluiten van bilaterale overeenkomsten die de gezamenlijke controle van het wegverkeer aan de grens betreffen uitdrukkelijk mogelijk te maken en een juridisch kader te scheppen voor bepaalde cruciale zaken, zoals de situatie van personen die om internationale bescherming verzoeken.

Rechtsgrondslag



Artikel 77, leden 1 en 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Dit voorstel strekt tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode), die was gebaseerd op de overeenkomstige bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, namelijk artikel 62, punt 1 en punt 2, onder a). Het houdt verder een wijziging in van de artikelen 21 en 22 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985, waarvan de rechtsgrondslag (krachtens Besluit 1999/436/EG) artikel 62, punt 3, VEG, was, alsook van artikel 136 van deze overeenkomst, waarvan de rechtsgrondslag artikel 62, punt 2, VEG, was.

Subsidiariteitsbeginsel



Krachtens artikel 77, lid 1, onder a) en b), is de Unie bevoegd een beleid te ontwikkelen dat tot doel heeft te 'voorkomen dat personen, ongeacht hun nationaliteit, bij het overschrijden van de binnengrenzen aan enige controle worden onderworpen' en te 'zorgen voor personencontrole en efficiënte bewaking bij het overschrijden van de buitengrenzen'.

Het huidige voorstel valt binnen de grenzen van deze bepalingen. Het beoogt de verdere ontwikkeling en technische verbetering van de in de Schengengrenscode vervatte maatregelen inzake de controles waaraan personen bij het overschrijden van de buitengrenzen worden onderworpen en inzake het ontbreken van enige personencontrole bij het overschrijden van de binnengrenzen. Deze doelstelling kan niet goed door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt, omdat een bestaand besluit van de Unie (de Schengengrenscode) alleen door de Unie kan worden gewijzigd.

Evenredigheidsbeginsel



Krachtens artikel 5, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie mogen de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. De vorm die voor dit optreden wordt gekozen, moet het mogelijk maken de doelstellingen van het voorstel te verwezenlijken en het voorstel zo doeltreffend mogelijk ten uitvoer te leggen.

De Schengengrenscode moest in 2006 worden opgesteld in de vorm van een verordening, om te waarborgen dat alle lidstaten die het Schengenacquis toepassen, de code op dezelfde wijze ten uitvoer leggen. Het voorgestelde initiatief – wijziging van de Schengengrenscode – omvat een wijziging van een bestaande verordening en kan dus alleen door middel van een verordening worden verwezenlijkt. Wat de inhoud betreft, blijft dit initiatief beperkt tot een verbetering van de bestaande verordening en is het gebaseerd op de beleidslijnen die daarin zijn vervat. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Keuze van instrument



Voorgesteld instrument: verordening.

3.

Gevolgen voor de begroting



De voorgestelde wijziging heeft geen gevolgen voor de EU-begroting.

4.

Aanvullende informatie



Gevolgen van de diverse protocollen bij de Verdragen en van de associatieovereenkomsten met derde landen

Aangezien dit voorstel zijn rechtsgrondslag heeft in titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, valt het onder het stelsel van 'variabele geometrie' dat is vervat in de protocollen betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken en in het Schengenprotocol. Dit voorstel bouwt voort op het Schengenacquis. Er moet dan ook worden nagegaan wat de gevolgen ervan zijn voor de diverse protocollen wat betreft Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk, IJsland en Noorwegen, en Zwitserland en Liechtenstein. De situatie van elk van deze staten wordt uitvoerig beschreven in de overwegingen 7-12 van dit voorstel.

Kort overzicht van de voorgestelde wijzigingen

- Artikel 1 - Wijzigingen van de Schengengrenscode:

Horizontale veranderingen

- In de hele tekst worden veranderingen voorgesteld die voortvloeien uit de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon ("EU" in plaats van 'EG', 'Europese Unie' in plaats van 'Europese Gemeenschap', bijgewerkte verwijzingen naar Verdragsbepalingen).

Artikel 2 - Definities

- Punt 1: wijziging die voortvloeit uit de in de punten 4 en 4 bis voorgestelde wijzigingen.

- Punt 4: verduidelijking om te benadrukken dat artikel 2, punt 4, uitsluitend betrekking heeft op veerbootverbindingen tussen lidstaten .

- Punt 4, onder a): de nieuwe definitie zal ervoor zorgen dat interne vrachtvervoerders net als interne veerdienstmaatschappijen in aanmerking komen voor vrijstelling van controle aan de binnengrenzen.

- Punt 15: de definitie van verblijfsvergunning wordt bijgesteld. Om ieder misverstand uit te sluiten, wordt duidelijk gemaakt dat visa (zowel die voor lang als voor kort verblijf) nooit als 'verblijfsvergunning' in de zin van punt 15, onder b) kunnen worden beschouwd. De achterhaalde verwijzing naar 'terugkeer' wordt vervangen. Tevens wordt verduidelijkt dat nationale vergunningen die worden gemeld en bekendgemaakt overeenkomstig artikel 34, als verblijfsvergunning moeten worden beschouwd.

Artikel 4 - Overschrijden van de buitengrenzen

Teneinde de hele tekst beter te structureren en te verduidelijken, worden de gedetailleerde uitzonderingen van de punten a) en b) geschrapt. Om de inhoud van de geschrapte bepalingen te behouden, worden de artikelen 18 en 19 gewijzigd zodat voor meerdere soorten grenzen en categorieën personen in het algemeen uitzonderingen kunnen worden gemaakt op artikel 4, in combinatie met de gehandhaafde tekst van bijlage VI, punt 3.2.5-9. (pleziervaart en kustvisserij) en bijlage VII, punt 3.1 (zeelieden). De formulering ' incidentele overschrijding ' in artikel 2 moet de uit hoofde van deze bepaling toegestane uitzondering duidelijk onderscheiden van regelingen inzake klein grensverkeer die in ' regelmatige overschrijding ' voorzien (hiervoor gelden artikel 35 en Verordening (EG) nr. 1931/2006). Voorts wordt het in lid 2 uitdrukkelijk toegestaan om hierover bilaterale overeenkomsten te sluiten met naburige derde landen.

Artikel 5 - Toegangsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen

- Lid 1: verblijfsduur : naar aanleiding van het arrest van het EHJ van 3 oktober 2006 in zaak C-241/05, Bot, en de invoering van de daarmee samenhangende bepaling in artikel 2, lid 2, onder a), van de visumcode, worden in de Schengengrenscode duidelijke juridische aanwijzingen opgenomen voor de berekening van 'drie maanden per periode van zes maanden' door de tekst in overeenstemming te brengen met de visumcode. Geldige reisdocumenten : uit praktische overwegingen wordt de tekst in overeenstemming gebracht met artikel 12 van de visumcode, met inbegrip van een mogelijkheid voor grenswachten om uitzonderingen te maken in gemotiveerde spoedeisende gevallen.

- Lid 4: de verouderde en misleidende term 'terugkeervisum' wordt geschrapt. De verwijzing naar Verordening (EG) nr. 415/2003 in artikel 5, lid 4, onder b), wordt vervangen door een verwijzing naar de nieuwe visumcode. Aangezien artikel 46 en bijlage XII van de visumcode de verplichting bevatten om statistieken over visa op te stellen voor iedere plaats waar afzonderlijke lidstaten visa afgeven (deze definitie omvat ook grensdoorlaatposten waar visa worden afgegeven), is de tweede alinea van artikel 5, lid 4, onder b), overbodig geworden en dient deze te worden vervangen door een verwijzing naar de desbetreffende bepalingen van de visumcode.

Artikel 7 - Grenscontrole op personen

- Lid 5: verduidelijking van de bestaande verplichting om informatie in schriftelijke vorm in te dienen.

- Nieuw lid 8: aangezien in de uitzonderlijke gevallen bedoeld in artikel 4, lid 2, (bijzondere omstandigheden en noodsituaties) in de praktijk ook bepaalde uitzonderingen op artikel 7 nodig kunnen zijn, wordt dit expliciet toegestaan.

Artikel 9 - Gescheiden doorgangen en bewegwijzering

- Lid 2: de mogelijkheid om gescheiden doorgangen aan te leggen voor niet-visumplichtige reizigers moet voor meer flexibiliteit zorgen en de grenscontroles versnellen, overeenkomstig de praktische behoeften.

Artikel 10 - Afstempeling van de reisdocumenten van onderdanen van derde landen

- Lid 2: correctie van een taalfout in de EN versie van de tekst.

- Lid 3: de situatie van de bemanningsleden van treinen op internationale verbindingen is vergelijkbaar met die van piloten of zeelieden, aangezien deze treinen een vaste uurregeling volgen. In haar 'afstempelverslag' (COM 2009(489) definitief) van september 2009 kondigde de Commissie al aan dat zij deze categorie personen zou vrijstellen van de afstempelplicht.

Artikel 11 - Vermoeden betreffende het voldoen aan voorwaarden inzake verblijfsduur

- Lid 3: technische aanpassing naar aanleiding van de goedkeuring van nieuwe wetgeving (Richtlijn 2008/115/EG, de terugkeerrichtlijn).

- Nieuw lid 4: technische aanpassing om te voorzien in een leemte in de huidige tekst (bewijs van vertrek ingeval een uitreisstempel ontbreekt).

Artikel 12 - Grensbewaking

- Wijziging in verband met de bevoegdheid van de Commissie om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 13 - Weigering van toegang

- Lid 5: technische aanpassing naar aanleiding van de goedkeuring van nieuwe wetgeving (Verordening 862/2007/EG, de verordening migratiestatistieken).

Artikel 15 - Uitvoering van het toezicht

- Lid 1: de door Frontex te ontwikkelen gemeenschappelijke basisinhoud voor de opleiding van grenswachten wordt specifiek vermeld. Onlangs benadrukte de Commissie in het Actieplan niet-begeleide minderjarigen (COM 2010(213) definitief van 6.5.2010) dat het herkennen van bijzonder kwetsbare minderjarigen specifieke aandacht behoeft.

Artikel 18 - Specifieke voorschriften voor de verschillende soorten grenzen en de verschillende vervoermiddelen die worden gebruikt om de buitengrenzen te overschrijden

- Laatste zin: ter aanvulling van de wijziging van artikel 4, lid 2, wordt voorzien in een samenhangende basis voor uitzonderingen op artikel 4 voor alle soorten grenzen en alle vervoermiddelen genoemd in bijlage VI.

Artikel 19 - Specifieke voorschriften voor controles van bepaalde categorieën personen

- Nieuw lid 1, onder g): om afwijkingen mogelijk te maken voor de in- en uitreis van leden van reddingsdiensten, politie en brandweer in noodsituaties, is een specifiek juridisch kader nodig (uitbreiding van artikel 19 met een nieuwe categorie, vergezeld van bijbehorende bepalingen in bijlage VII) op grond waarvan hierover bilaterale overeenkomsten kunnen worden gesloten.

- Nieuw lid 1, onder h): er wordt een speciale uitzondering gemaakt voor offshorewerknemers (die bv. werkzaam zijn op boorplatforms of windmolenparken op zee) in bijlage VII, punt 8, vergelijkbaar met de regels voor de kustvisserij (bijlage VI, de punten 3.2.8 en 3.2.9).

- Lid 1, tweede zin: ter aanvulling van de wijziging van artikel 4, lid 2, wordt voorzien in een samenhangende basis voor uitzonderingen op artikel 4 voor alle categorieën personen die worden genoemd in bijlage VII.

Artikel 21 - Controles binnen het grondgebied

- Punt d): veel lidstaten leggen artikel 22 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst (meldingsplicht voor legaal verblijvende onderdanen van derde landen die andere lidstaten binnenkomen) niet ten uitvoer. Het is algemeen bekend dat de controle op de naleving van deze algemene meldingsplicht tot praktische problemen leidt en het kon niet overtuigend worden aangetoond dat deze bepaling uit het oogpunt van kosten en baten van belang is voor het identificeren van illegaal verblijvende immigranten. Derhalve heeft de Commissie onlangs in haar verslag betreffende de toepassing van Titel III (Binnengrenzen) van de Schengengrenscode (COM(2010) 554) voorgesteld om zowel artikel 22 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst als de bijbehorende verwijzing daarnaar in artikel 21, onder d), van de Schengengrenscode in te trekken. De voorgestelde wijziging doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om te voorzien in gerichte controles ter bestrijding van illegale immigratie op hun grondgebied, binnen de grenzen die zijn vastgesteld in artikel 21, onder a) tot en met c).

Artikel 32 - Wijziging van de bijlagen

- Wijziging in verband met de bevoegdheid van de Commissie om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 33 – Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

- De bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moet uitdrukkelijk aan de Commissie worden overgedragen. In het voorstel wordt gebruikgemaakt van de standaardformuleringen die zijn voorgesteld in het ontwerpmemorandum van overeenstemming tussen het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie betreffende de werkwijze van de instelling bij de tenuitvoerlegging van artikel 290. Deze formuleringen moeten wellicht nog worden aangepast om rekening te houden met de resultaten van de lopende interinstitutionele onderhandelingen.

Artikel 34 - Kennisgeving

- Lid 1: verduidelijking in verband met de wijziging van artikel 2, lid 15. Gezien de juridische gevolgen die de Schengengrenscode toekent aan verblijfskaarten die worden afgegeven op grond van Richtlijn 2004/38/EG, moet dit soort verblijfsvergunningen specifiek als zodanig worden aangemerkt.

Artikel 37 - Informatieverstrekking door de lidstaten

- Aanpassing van de meldingsplicht: de lidstaten worden uitdrukkelijk verplicht de Commissie in kennis te stellen van alle bilaterale overeenkomsten die volgens de Schengengrenscode zijn toegestaan.

Bijlage III

- Aanpassing als gevolg van de wijziging van artikel 9, lid 2, om gescheiden doorgangen voor niet-visumplichtige reizigers mogelijk te maken.

Bijlage IV

- Lid 3: technische aanpassing. Gelet op het standaardformaat van het reisdocument (126 x 88 mm), de visumsticker (105 x 74 mm) en de in- en uitreisstempel (43 x 30 mm), is het technisch onmogelijk geworden om de regel in acht te nemen dat stempels op dezelfde pagina als de visumsticker dienen te worden aangebracht, zonder het risico dat de leesbaarheid van de gegevens op de visumsticker wordt aangetast.

Bijlage VI

- Nieuw punt 1.1.4: om het mogelijk te maken dat lidstaten en naburige derde landen bilaterale overeenkomsten sluiten over samenwerking bij grenscontrole in de vorm van gemeenschappelijke grensdoorlaatposten, is een specifiek juridisch kader nodig waarin ook bepaalde cruciale zaken, zoals de situatie van personen die om internationale bescherming verzoeken, worden geregeld. De voorgestelde wijziging biedt lidstaten de mogelijkheid bilaterale overeenkomsten te sluiten (machtiging in de zin van artikel 2, lid 1, VWEU), maar verplicht hen daar niet toe.

- Punten 1.2.1 en 1.2.2: ter bevordering van de samenhang worden de regels inzake het sluiten van bilaterale overeenkomsten over de controle van het spoorwegverkeer aan de grens gelijkgetrokken met de in punt 1.1.4 voorgestelde bepalingen voor het wegverkeer. De laatste zin van punt 1.2.1 wordt door de voorgestelde verandering van artikel 37 overbodig en dient te worden geschrapt. Uit praktische overwegingen worden de regels inzake de plaats waar de controles mogen worden verricht, verruimd.

- Punt 3.1.1-3.1.5: technische aanpassingen om de tekst in overeenstemming te brengen met de terminologie van het FAL-Verdrag (Verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee) en Richtlijn 2010/65/EU betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten[1], met invoering van de mogelijkheid om lijsten van passagiers en bemanningsleden elektronisch in te dienen; de invoeging van een verwijzing naar de informatie die nodig is voor de lijsten van het FAL-Verdrag, zoals bekrachtigd in Richtlijn 2002/6/EG; de mogelijkheid om lijsten via havenautoriteiten bij grensdoorlaatposten in te dienen; uiterste termijnen voor de toezending van lijsten; specifiekere aanwijzingen voor de administratieve controle van de lijsten; en preciezere voorschriften inzake de controle van personen die aan boord zijn en het schip niet verlaten.

- Punt 3.2.1: aanpassingen als gevolg van wijzigingen in punt 3.1.

- Punt 3.2.2: aanpassing overeenkomstig de in punt 3.1.4 voorgestelde veranderingen.

- Punt 3.2.4: om een overlapping met het gewijzigde punt 3.1.2 te voorkomen, dient punt 3.2.4 te worden geschrapt.

- Punt 3.2.9: in punt 3.1.2 is al de verplichting opgenomen om veranderingen te melden; dit hoeft niet nog eens te worden vermeld in punt 3.2.9.

- Nieuw punt 3.2.10, onder i): precisering dat het indienen van lijsten van bemanningsleden en passagiers voor veerbootverbindingen verplicht is; hiermee wordt de verordening in overeenstemming gebracht met Richtlijn 98/41/EG (maritieme veiligheid).

- Nieuw punt 3.2.11: verduidelijking van de regeling voor veerschepen uit een derde land met meer dan één stop op het grondgebied van de lidstaten; de inhoud en de formulering volgen de overeenkomstige bepalingen voor luchtgrenzen (punt 2.1.2, onder b), iii)).

Bijlage VII

- Punt 3.1: correctie van een redactionele fout: de meeste lidstaten hebben het Verdrag betreffende de nationale identiteitsbewijzen van zeevarenden nr. 108 geratificeerd, terwijl drie lidstaten het Verdrag betreffende de nationale identiteitsbewijzen van zeevarenden nr. 185 hebben geratificeerd (LT, HU, FR). Beide verdragen dienen dan ook te worden vermeld. Redactionele verbetering: 'van boord te gaan' in een haven veronderstelt niet alleen een binnenkomst, maar ook de mogelijkheid om zich na het verblijf aan de wal weer in te schepen (uit te reizen).

- Schrapping van de laatste zin van de punten 3.1 en 3.2: punt 3 heeft uitsluitend betrekking op uitzonderingen op de artikelen 4 en 7, niet op uitzonderingen op artikel 5. Deze tekst is dus misleidend en moet worden geschrapt.

- Punten 6.4 en 6.5: er moet nu een lijst van nationale contactpunten worden opgesteld voor raadpleging over minderjarigen (overeenkomstig deel 3.7 en bijlage 37 van het Schengenhandboek geschiedt dit tot dusver op vrijwillige basis), die verplicht moet worden gebruikt.

- Nieuw punt 7: zie de bovenstaande opmerking over artikel 19, lid 1, onder g).

- Nieuw punt 8: zie de bovenstaande opmerking over artikel 19, lid 1, onder h).

Bijlage VIII

- aanpassingen als gevolg van de wijziging van artikel 11.

Artikel 2 - Aanpassingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst:

- Intrekking van artikel 21, lid 3: deze bepaling is door de kennisgevingsverplichting krachtens artikel 34 van de Schengengrenscode overbodig geworden en dient te worden ingetrokken.

- Intrekking van artikel 22: zie bovenstaande opmerkingen over artikel 21, onder d), van de Schengengrenscode.

- Intrekking van artikel 136: de regels inzake grenscontroles zijn geharmoniseerd op grond van het EU-recht. Dit heeft gevolgen voor de bevoegdheid van de lidstaten om verdragen op dit gebied te sluiten. Het sluiten van bilaterale overeenkomsten tussen een lidstaat en een derde land over grenscontroles, zonder dat de bevoegdheid hiertoe uitdrukkelijk is vastgelegd in de Schengengrenscode, zou gevolgen hebben voor het EU-recht in de zin van artikel 3, lid 2, VWEU en artikel 2, lid 1, VWEU. Artikel 136 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst is onverenigbaar met dit beginsel. Het dient dan ook te worden ingetrokken.