Toelichting bij COM(2011)804 - Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij [tot intrekking van Verordening 1198/2006, Verordening 861/2006 en Verordening XXX/2011 inzake het geïntegreerd maritiem beleid]

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

In haar op 29 juni aangenomen voorstel inzake het meerjarig financieel kader (MFK) voor de periode 2014-2020 zet de Commissie het begrotingskader en de voornaamste leidraden voor de financiering van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) en het geïntegreerd maritiem beleid (GMB) uiteen.

Daarnaast heeft de Commissie op 13 juli 2011 een pakket met het nieuwe wetskader voor het GVB vastgesteld. In de periode 2008 – 2010 is het GMB gefinancierd via een reeks proefprogramma's en voorbereidende acties. Voor de periode 2012 – 2013 heeft de Commissie een nieuw financieel instrument voorgesteld. Vanwege de invoering van het nieuwe MFK moet een langetermijninstrument voor de financiële steunverlening in het kader van het GMB worden vastgesteld.

Op 6 oktober 2011 heeft de Commissie, voornamelijk met het oog op de vereenvoudiging van de beleidsvorming, een voorstel voor een verordening inzake 'gemeenschappelijke bepalingen' aangenomen met daarin gemeenschappelijke voorschriften voor de gedeeld beheerde fondsen. Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (GSK‑fondsen – GSK = gemeenschappelijk strategisch kader) zijn gericht op elkaar aanvullende doelstellingen en worden volgens dezelfde methode beheerd. De verordening inzake gemeenschappelijke bepalingen omvat een aantal gemeenschappelijke voorschriften voor deze fondsen. Deze bepalingen betreffen de algemene beginselen van steunverlening zoals partnerschap, meerlagig bestuur, gelijkheid van vrouwen en mannen, duurzaamheid en naleving van het toepasselijke EU- en nationale recht. Het voorstel omvat tevens de gemeenschappelijke elementen voor de strategische planning en programmering, met inbegrip van een lijst thematische doelstellingen die voortvloeien uit de Europa 2020-strategie, bepalingen betreffende het gemeenschappelijk strategisch kader op Unieniveau en bepalingen inzake de met elke lidstaat te sluiten partnerschapscontracten. Bij deze verordening zouden macro-economische voorwaarden en een gemeenschappelijke aanpak van de prestatiegerichtheid van de GSK‑fondsen worden ingevoerd. Hiertoe zijn in het voorstel voorafgaande voorwaarden, een evaluatie van de prestaties en regelingen voor monitoring, verslaglegging en evaluatie vastgesteld. Het voorstel bevat ook gemeenschappelijke bepalingen wat subsidiabiliteitsregels betreft, en bijzondere regelingen voor financiële instrumenten en door de gemeenschap aangestuurde plaatselijke ontwikkeling. Ook sommige beheers- en controleregelingen zijn voor alle GSK-fondsen gemeenschappelijk.

Het huidige voorstel inzake het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) is gericht op de verwezenlijking van de doelstellingen van het hervormde GVB en van het GMB. Het voorstel is gebaseerd op de volgende doelstellingen, die tevens richtgevend zijn voor de financiering:

bevordering van een duurzame en concurrerende visserij‑ en aquacultuursector;

bevordering van de ontwikkeling en de uitvoering van het geïntegreerd maritiem beleid van de EU op een manier die complementair is aan het cohesiebeleid en het GVB;

bevordering van een evenwichtige en inclusieve territoriale ontwikkeling van de visserijgebieden (met inbegrip van de aquacultuur en de visserij in de binnenwateren);

bevordering van de uitvoering van het GVB.

In de Wereldhandelsorganisatie wordt momenteel onderhandeld over nieuwe vormen van subsidiëring van de visserij. Gezien de prille fase waarin de onderhandelingen zich bevinden, is het onmogelijk te voorspellen wat uiteindelijk uit de bus zal komen. Mochten de onderhandelingen echter nieuwe verplichtingen voor de EU met zich meebrengen, dan moet het EFMZV‑voorstel daarmee in overeenstemming zijn. Hiertoe kan het noodzakelijk zijn een analyse van de compatibiliteit van de betrokken EFMZV‑maatregelen te verrichten.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Op basis van de evaluatie achteraf van het FIOV, de tussentijdse evaluatie van het EVF en de effectbeoordeling van de GVB‑hervorming worden in het kader van de effectbeoordeling van het EFMZV drie alternatieve scenario's onderzocht: i) het "EVF+"‑scenario (voortzetting van het bestaande EVF zonder de meeste rechtstreekse vlootsubsidies en met steunverlening die gericht is op de doelstellingen van de GVB‑hervorming, ii) het "EVF+integratie"‑scenario (de andere instrumenten voor de financiering van het EVF worden geïntegreerd in een post‑EVF‑fonds, maar de momenteel bestaande beheersmethode wordt gehandhaafd), en iii) het "EVF+convergentie"‑scenario (ook de steun voor het GMB wordt in het ene fonds geïntegreerd en alle instrumenten worden zo veel mogelijk gedeeld beheerd).

Deze drie beleidsscenario's zijn in overeenstemming gebracht met het aanbevolen scenario voor de GVB‑hervorming en aan hetzelfde basissituatiescenario getoetst. Bovendien is hierbij rekening gehouden met de resultaten van het overleg dat van start is gegaan met de vaststelling van het groenboek in april 2009. Uit dit overleg zijn de volgende bevindingen naar voren gekomen:

– in veel bijdragen wordt verzocht om voortzetting van de openbare financiering van de visserij, hoewel enkele lidstaten en de meeste NGO's aanvoeren dat hierdoor onrendabele structuren in stand worden gehouden, de overcapaciteit wordt gestimuleerd en de sector aangewezen blijft op subsidies;

– de partijen zijn het erover eens dat steunverlening moet worden gekoppeld aan uitvoering van de GVB‑hervorming en de aanpassingskosten van de sector moet verlichten;

– de EU‑steun moet vooral worden geoormerkt voor onderzoek en innovatie, betere bescherming van het mariene milieu, ondersteuning van vissersorganisaties en plaatselijke ontwikkeling;

– de band met het GMB wordt als belangrijk ingeschat in de zin dat maritieme beleidslijnen niet meer los van elkaar mogen worden uitgevoerd en dat de coherentie tussen het GVB en het GMB moet worden versterkt;

– EU‑financiering moet in grotere mate afhankelijk worden gemaakt van de verwezenlijking van de GVB‑doelstellingen; naleving van de voorschriften/streefdoelen moet gevolgen hebben voor de beschikbaarstelling van financiële middelen;

– een meer sectorale benadering van de toewijzing van financiële middelen (gekoppeld aan de omvang van de betrokken visserijsector in plaats van aan het niveau van economische ontwikkeling - zoals nu het geval is) kan op forse steun van een groep lidstaten rekenen, terwijl het EP daartegen gekant is;

– er bestaat algemene overeenstemming over het belang van de kleinschalige kustvloten, die in de kustgemeenschappen nog steeds een groot aantal mensen een baan bezorgen. Sommige lidstaten staan achter het idee deze vloot een geprivilegieerde toegang tot de financiering te geven, terwijl andere zich verzetten tegen een specifieke behandeling van deze vloten;

– een overweldigende meerderheid, zowel van partijen uit de sector als van de lidstaten, vindt dat de EU voor gemeenschappelijke diensten (zoals controle en gegevensverzameling) steun moeten blijven verlenen.

Naast het openbare overleg zijn ca. 200 bijeenkomsten met de belanghebbende partijen georganiseerd. Voorts hebben in 2010 en 2011 besprekingen over de GVB‑hervorming en de financiering van het GVB plaatsgehad. Met name: i) een specifiek seminar over het toekomstige EVF met belanghebbende partijen uit de sector, de vakbonden, het EP en de lidstaten (Brussel, 13 april 2010), ii) twee ontmoetingen met de lidstaten in Gent (12 - 14 september 2010) en Noordwijk (9 - 11 maart 2011) en iii) een conferentie over de toekomst van plaatselijke ontwikkeling in visserijgebieden (Brussel, 12 ‑ 13 april 2011). Tot slot hebben de Commissie, de Raad en het EP bevestigd dat maritieme zaken inderdaad op een geïntegreerde manier moeten worden benaderd en dat behoefte bestaat aan financiering in het kader van het GMB.

In de effectbeoordeling werd geconcludeerd dat het "EVF+convergentie"‑scenario de beste score oplevert voor de impactindicatoren die voor analyse zijn geselecteerd, nl. het verlagen van de impact van de visserij op het milieu, het dichten van de innovatiekloof in de visserij en de aquacultuur en het creëren van banen in gemeenschappen die op de visserij zijn aangewezen.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samengevat wordt voorgesteld de meeste bestaande financiële instrumenten van het GVB en het GMB (met uitzondering van de duurzamevisserijovereenkomsten en de verplichte bijdrage aan de ROVB's) in één fonds te integreren. Het EFMZV wordt gestructureerd rond 4 pijlers:

· slimme, groene visserij (gedeeld beheer) om de overgang te bevorderen naar een duurzame visserij die selectiever is, geen teruggooi met zich brengt, minder schade berokkent aan mariene ecosystemen en op die manier bijdraagt tot een duurzaam beheer van de mariene ecosystemen; steunverlening gericht op innovatie en toegevoegde waarde, waardoor de visserijsector rendabel wordt en weerbaar tegen externe schokken en concurrentie van derde landen;

· slimme, groene aquacultuur (gedeeld beheer) voor een rendabele, concurrerende en groene acquacultuur die in staat is om de mondiale concurrentie het hoofd te bieden en de EU-consumenten gezonde producten met hoge voedingswaarde te verschaffen;

· duurzame en geïntegreerde territoriale ontwikkeling (gedeeld beheer) om de neergang van talrijke kust- en landinwaarts gelegen gemeenschappen die van de visserij afhankelijk zijn, om te buigen, door meer waarde toe te voegen aan de visserij en de visserijgerelateerde activiteiten en door te diversifiëren naar andere sectoren van de maritieme economie;

· geïntegreerd maritiem beleid (direct gecentraliseerd beheer) ter ondersteuning van de verwezenlijking van horizontale prioriteiten die reële besparingen en groei genereren, maar waaraan de lidstaten niet zelf uitvoering zullen geven, zoals mariene kennis, maritieme ruimtelijke ordening, geïntegreerd beheer van kustgebieden, geïntegreerde maritieme bewaking, bescherming van het mariene milieu, met name de biodiversiteit ervan, en aanpassing aan de negatieve gevolgen van de klimaatverandering voor kustgebieden.

Naast deze vier pijlers zal het EFMZV een aantal begeleidende maatregelen omvatten: gegevensverzameling en wetenschappelijk advies, controle, beheer, visserijmarkten (inclusief in de ultraperifere gebieden), vrijwillige betalingen aan de ROVB's en technische bijstand.

Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. De belangrijkste taak van het EFMZV bestaat erin de doelstellingen van het GVB (waarvoor de EU exclusief bevoegd is) te ondersteunen en het geïntegreerd maritiem beleid van de EU verder te ontwikkelen. De EU is beter toegerust dan de afzonderlijke lidstaten om deze doelstellingen te halen, en wel via op relevante prioriteiten gerichte meerjarige financiering.

4.

4. Welke lessen zijn uit de opgedane ervaring getrokken en welke elementen van het EFMZV zijn nieuw?


Bijdrage tot Europa 2020

Het EFMZV zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020‑strategie, en wel in het kader van drie vlaggenschipinitiatieven: i) een efficiënt gebruik van hulpbronnen in Europa, ii) innovatie in de Unie en iii) de agenda voor nieuwe vaardigheden en banen.

Het EFMZV zal een belangrijke bijdrage tot het vlaggenschipinitiatief inzake 'een efficiënt gebruik van hulpbronnen' in Europa leveren door steun ter beschikking te stellen voor de overgang naar een duurzame visserij die is gebaseerd op de maximale duurzame opbrengst, de afschaffing van de teruggooi, de verlaging van het effect van de visserij op het mariene milieu, de bevordering van een aquacultuur met een hoog niveau van milieubescherming, en een betere, op een duurzaam gebruik van de hulpbronnen gerichte coördinatie van maritieme beleidslijnen.

Met het oog op de 'agenda voor nieuwe vaardigheden en banen' moet het EFMZV er een prioriteit van maken de werkgelegenheid, de territoriale cohesie en de sociale inclusie in op de visserij aangewezen gemeenschappen te verbeteren. Het diversifiëren van de lokale economische activiteiten naar met name andere sectoren van de maritieme economie moet uitmonden in nieuwe banen en groeikansen in de kustgebieden.

Het EFMZV zal bijdragen tot het vlaggenschipinitiatief inzake 'innovatie in de Unie' door steun ter beschikking te stellen voor product‑ en procesinnovatie in alle stadia van de productie‑, afzet‑ en distributieketen van de visserij‑ en de aquacultuursector, voor het toevoegen van waarde aan de visserij‑ en de aquacultuurproducten, voor eco‑innovatie en voor de ontwikkeling van nieuwe, innovatieve, horizontale beleidsinstrumenten op het gebied van met name mariene kennis, maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerde maritieme bewaking.

5.

Versterkte sociale dimensie


Middels het EFMZV moeten de sociale cohesie en de werkgelegenheid in op de visserij aangewezen gemeenschappen worden bevorderd door meer waarde toe te voegen aan de visserijproducten en door te diversifiëren naar andere activiteiten in de maritieme sector. Er wordt naar gestreefd de duurzame ontwikkeling van visserijgebieden in nog sterkere mate door de betrokken gemeenschap te laten aansturen. In het kader van het EFMZV wordt bovendien voor het eerst gewezen op de - veelal niet wettelijk erkende - rol van de echtgenoten (meestal vrouwen) in de familiale visserijbedrijven. Zij komen onder meer in aanmerking voor EFMZV‑steun voor opleiding, met name voor de verwerving van vaardigheden op het gebied van ondernemerschap en bedrijfsbeheer.

Voorts zal het EFMZV het menselijk kapitaal en de diversifiëring bevorderen door lokale gemeenschappen in staat te stellen de vaardigheden te verwerven die vereist zijn voor nieuwe activiteiten in andere maritieme sectoren. Belangrijke troeven voor de plaatselijke ontwikkeling, zoals het natuurlijke en het culturele erfgoed, zullen in dit verband eveneens worden ingezet.

Gezien het belang van de kleinschalige kustvloot voor de kustgemeenschappen wordt voorgesteld om in het kader van het EFMZV een hogere steunintensiteit op deze vloten toe te passen en een aantal bijzondere maatregelen in te voeren die uitsluitend gelden voor deze vloten. Deze maatregelen omvatten professionele adviesverlening over bedrijfs‑ en afzetstrategieën, het opstarten van ondernemingen buiten de visserijsector en bijzondere steun voor innovatie. Dit laatste type steun is bijzonder belangrijk aangezien deze visserijbedrijven voor het grootste deel micro‑ondernemingen zijn met een beperkte toegang tot financiering.

Collectieve maatregelen, onder meer van producentenorganisaties, die gebaseerd zijn op sociaal kapitaal en de nodige kritieke massa voor investeringen kunnen verzamelen, krijgen voorrang. Deze collectieve maatregelen komen bovendien in aanmerking voor een hogere steunintensiteit.

6.

Milieuduurzaamheid


De bestaande maatregelen zijn gestroomlijnd en herzien om een duidelijke koppeling met milieuduurzaamheid tot stand te brengen. De overcapaciteit blijft het meest nijpende probleem van het GVB en is één van de voornaamste oorzaken van de overbevissing. Regelingen voor de verlening van overheidssteun voor het afbouwen van de overcapaciteit, zoals de sloopregeling, zijn niet doeltreffend gebleken. Hoewel sinds 1994 1,7 miljard euro aan dergelijke maatregelen is besteed, is de visserijcapaciteit van de meeste EU‑vloten niet gedaald. In het kader van het EFMZV zal daarom geen sloopsteun meer worden verleend en zullen de aldus bespaarde financiële middelen worden gebruikt voor efficiëntere vormen van steunverlening voor duurzame visserij.

Het EFMZV zal de overgang naar de toepassing van het beginsel van de maximale duurzame opbrengst (MSY – maximum sustainable yield) ondersteunen en de geleidelijke invoering van een teruggooiverbod via de integrale benadering vergemakkelijken dankzij maatregelen zoals steunverlening voor selectievere vistuigen en visserijtechnieken, investeringen in boordapparatuur en havenvoorzieningen die nodig zijn voor de behandeling van ongewenste vangsten en maatregelen op het gebied van afzet en verwerking. Om dezelfde reden is de financiële toewijzing voor gegevensverzameling en verstrekking van wetenschappelijk advies (met als doel het aantal bestanden waarvoor wetenschappelijk advies voorhanden is, te verhogen) en voor controle (met als doel de naleving te verbeteren) aanzienlijk verhoogd.

Voorts zal nadruk worden gelegd op de ontwikkeling van een aquacultuur met een hoog niveau van milieubescherming en op steunverlening voor een aquacultuur die een positief effect op de ecosystemen heeft.

Wereldwijd neemt de visserij ongeveer 1,2 % van het mondiale brandstofverbruik voor haar rekening. Om de verwezenlijking van het in de Europa 2020‑strategie opgenomen kerndoel inzake de klimaatverandering dichterbij te brengen, moeten de hulpbronnen efficiënter worden gebruikt en moeten de emissies in de vangstsector en, in mindere mate, in de aquacultuursector worden verminderd. Met het oog hierop zal uit het EFMZV steun worden verleend voor bepaalde maatregelen die de klimaatverandering moeten matigen.

Nadruk op een innovatieve, rendabele en concurrerende visserij‑ en aquacultuursector.

Zowel de visserij‑ als de aquacultuursector heeft moeite om te innoveren. Aanbod en afzet zijn tegenwoordig zo georganiseerd dat de visserij‑ en de aquacultuurbedrijven zelden betrokken zijn bij de verkoop en de afzet van hun eigen producten.

1. In het EFMZV zijn nieuwe, sterk innovatiegerichte maatregelen opgenomen met als doel de ontwikkeling van nieuwe of betere producten, processen en beheers‑ en organisatiesystemen in de hele waardeketen te stimuleren om zo de visserij‑ en de aquacultuursector te helpen waarde aan hun producten toe te voegen, de milieu‑impact van hun activiteiten te verminderen en de productiekosten te drukken. Voorts zal de innovatie worden bevorderd dankzij maatregelen om de samenwerking tussen wetenschappers en vissers te stimuleren. Dankzij steunverlening voor door de gemeenschap aangestuurde plaatselijke ontwikkeling zal de innovatie (of die nu technologisch of niet‑technologisch van aard is en is gebaseerd op nieuwe of op traditionele praktijken) op lokaal niveau worden verspreid aangezien de innovatiebehoeften vaak door het lokale kader worden bepaald.

2. Een ander doel van het EFMZV bestaat erin om voor het eerst nieuwe vormen van aquacultuur met een groot groeipotentieel, zoals offshore aquacultuur en non‑food aquacultuur te stimuleren en het opstarten van ondernemingen te bevorderen. Een ander nieuw element in het EFMZV is de steunverlening voor multifunctionele aquacultuur - een bedrijfsmodel dat het mogelijk maakt het inkomen van de aquacultuurbedrijven te diversifiëren naar activiteiten zoals hengeltoerisme, rechtstreekse verkoop, ecotoerisme en educatieve activiteiten in verband met aquacultuur. Daarnaast omvat het voorstel steunverlening voor het gebruik van adviesdiensten door aquacultuurbedrijven en maatregelen om het potentieel van de aquacultuurlocaties te vergroten (onder meer via financiering voor maritieme ruimtelijke ordening en verbetering van de infrastructuur).

Complementariteit en synergie met onderzoeks‑ en innovatieprogramma's uit het nieuwe kaderprogramma voor onderzoek dat momenteel wordt voorbereid (Horizon 2020), zullen worden aangemoedigd.

7.

Een nieuw elan voor de ontwikkeling van het geïntegreerd maritiem beleid (GMB)


Het GMB is in 2007 op de rails gezet om de grens‑ en sectoroverschrijdende maritieme coördinatie te bevorderen (met sectoren wordt bedoeld: maritiem vervoer, maritieme industrie, kustgebieden, offshore energie, visserij en marien milieu). Het coördineren van beleidsgebieden die vroeger strikt van elkaar gescheiden waren, leidt tot kostenverlaging en meer efficiëntie.

De financiële EFMZV‑middelen voor het GMB zullen vooral worden gebruikt voor de ontwikkeling van horizontale beleidsinstrumenten, d.w.z. initiatieven die verschillende sectoren ten goede komen, maar niet renderen indien ze binnen de grenzen van één bepaald beleidsgebied ten uitvoer worden gelegd. Regels in verband met maritieme ruimtelijke ordening vormen een stabiel rechtskader voor het duurzame beheer van mariene gebieden, hulpbronnen en ecosysteemdiensten. Dergelijke regels blijken meer maritieme investeringen aan te trekken en de juridische en administratieve kosten voor de bedrijven te verlagen. Dankzij geïntegreerde maritieme bewaking kunnen de openbare actoren gegevens delen om efficiënt te kunnen ingrijpen zodra op zee iets gebeurt. Op die manier wordt overlapping van geldverslindende acties op het gebied van maritieme bewaking voorkomen. Geïntegreerde bewaking brengt kostenefficiënte synergieën met zich mee die op hun beurt leiden tot een beter gebruik van overheidsgeld. In het teken van mariene kennis 2020 moet de gefragmenteerde mariene kennis die Europa in huis heeft, worden gebald tot een kennisbasis die gratis en publiek toegankelijk is. In de kaderrichtlijn mariene strategie (oftewel de milieupijler van het GMB) zullen de grenzen van de duurzaamheid van menselijke activiteiten met een impact op het mariene milieu nader worden omschreven.

Een geïntegreerd beheer van maritieme zaken resulteert in een beter gebruik van overheidsmiddelen en in een optimaal effect van de verschillende beleidslijnen met betrekking tot de zee. In het verlengde hiervan zal ook financiering worden uitgetrokken voor de ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem bestuur op zeegebiedniveau. Via coördinatie op zeegebiedniveau wordt gegarandeerd dat de financiële middelen worden uitgegeven binnen een coherent beleidskader waarin verschillende financieringsbronnen worden gecombineerd. De opname van het GMB in het EFMZV is bovendien bevorderlijk voor de integratie van maritieme doelstellingen in andere fondsen, wat er op haar beurt voor zorgt dat de maritieme beleidslijnen een grotere bijdrage leveren tot de Europa 2020‑strategie.

8.

Vereenvoudiging en beperking van de administratieve lasten


De integratie van de vijf financiële instrumenten van het GVB en het GMB in één fonds en de stroomlijning van de regels en procedures komen neer op een aanzienlijke vereenvoudiging. Gegevensverzameling, controle‑ en marktmaatregelen, inclusief de compensatie voor de ultraperifere gebieden, zullen bovendien samen met de vroegere EVF‑maatregelen gedeeld worden beheerd. Dit betekent dat vier reeksen financiële besluiten, verslagleggings‑, monitoring‑ en evaluatieprocedures zullen worden vervangen door één.

Uit de tussentijdse evaluatie van het EVF is gebleken dat het opzetten van het beheers‑ en controlesysteem de grootste administratieve belasting met zich heeft gebracht. Het voorstel inzake gemeenschappelijke bepalingen heeft betrekking op een beheers- en controlesysteem dat vergelijkbaar is voor GSK‑fondsen en op gemeenschappelijke beginselen is gebaseerd. Er wordt een systeem van nationale accreditatie ingevoerd zodat de nadruk op het engagement van de lidstaten voor een gezond financieel beheer komt te liggen. De regelingen die de Commissie ervan moeten verzekeren dat de uitgaven volgens de regels plaatsvinden, zijn geharmoniseerd en er zijn nieuwe gemeenschappelijke elementen geïntroduceerd zoals de beheersverklaring en de jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen. Hierdoor zal het opzetten van beheers‑ en controlesystemen aanzienlijk minder tijd in beslag nemen en zal de uitvoering worden versneld. Dankzij de afstemming van het uitvoeringsmechanisme op dat van het plattelandsontwikkelingsfonds zullen de lidstaten met name het beheer van de operationele programma's in het kader van het ELFPO en het EFMZV aan dezelfde instanties kunnen toevertrouwen. Dit maakt een uniforme aanpak op het gebied van beheer en controle (inclusief verslaglegging, evaluatie en monitoring) mogelijk, met een verlaging van de administratieve kosten tot gevolg.

Dankzij de invoering van gemeenschappelijke regels over het gebruik van de financiële instrumenten wordt het kader helder en wordt verduidelijkt dat de financiële instrumenten voor alle soorten investeringen en begunstigden kunnen worden gebruikt. De EFMZV‑bijdrage kan dan met andere woorden naar financiële instellingen vloeien die al samenwerkingsovereenkomsten voor andere EU‑fondsen hebben ontwikkeld. Op die manier wordt zowel administratieve rompslomp als overlappend werk voorkomen en wordt financiële instrumentering een aantrekkelijker alternatief voor cofinanciering via subsidies.

Dankzij de geïntegreerde aanpak van door de gemeenschap aangestuurde plaatselijke ontwikkeling (de huidige as 4) kunnen de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën gezamenlijk worden beoordeeld en goedgekeurd, kunnen de beheerskosten uit één bron worden gefinancierd en wordt verslaglegging over de kosten aan verschillende instanties voorkomen. Dit alles vergemakkelijkt het opzetten van uit GSK‑fondsen gefinancierde joint ventures.

Het gebruik van gemeenschappelijke indicatoren zal de verslaglegging door de lidstaten vergemakkelijken. In de verslaglegging komt de nadruk te liggen op gekwantificeerde gegevens over de geboekte vooruitgang en wordt het aantal beschrijvende elementen beperkt.

De voorschriften over de naleving van het GVB worden in het kader van het EFMZV verduidelijkt, met name op het gebied van het gegevensverzamelingsraamwerk, de controleverordening en de IOO‑verordening. Hierdoor krijgen de lidstaten en de begunstigden meer rechtszekerheid.

Om de tenuitvoerlegging van het EFMZV te vereenvoudigen, worden de subsidiabiliteitsvoorschriften gelijkgetrokken met die van andere EU‑fondsen. Dit maakt de projecten hanteerbaarder voor de begunstigden en de nationale autoriteiten en vergemakkelijkt de tenuitvoerlegging van geïntegreerde projecten. Voor de onderdelen van het EFMZV die gedeeld worden beheerd (standaardkosten, forfaitaire betalingen en forfaitaire financiering voor subsidies) wordt een breder gebruik van vereenvoudigde kostenopties toegestaan. Dit moet resulteren in lagere controlekosten en een lager foutenpercentage.

9.

Strategische benadering


Bij het GSK en de partnerschapscontracten zijn in het kader van de verordening inzake gemeenschappelijke bepalingen vijf gedeeld beheerde fondsen betrokken. Dit kader maakt een betere strategische afstemming tussen deze fondsen op EU‑niveau mogelijk. Het GSK zal ten uitvoer worden gelegd via een partnerschapscontract op grond waarvan de GSK‑fondsen op nationaal niveau worden gecoördineerd.

De coördinatie tussen het EVF en andere bronnen van EU‑financiering verloopt momenteel via het beginsel van afbakeningsgrenzen tussen de fondsen. Dit geeft aanleiding tot zowel overlappingen als leemten in de dekkingsgraad van het beleid. Daarom moet er een beter coördinatiemechanisme komen. Het nieuwe uitvoeringsmechanisme, en de daarmee samenhangende versterking van de strategische benadering, moet de hierboven uiteengezette problemen oplossen. Het GSK en de partnerschapscontracten zullen in de plaats komen van de strategische benadering (nationale strategische plannen) die in het kader van het huidige EVF is ingevoerd. Niet alleen zitten aan deze benadering ernstige beperkingen vast, zij vergt ook onevenredig zware inspanningen van lidstaten die slechts een klein bedrag aan EVF‑financiering ontvangen.

10.

Strategische programmering


Het EFMZV is gericht op GVB‑ en GMB‑gerelateerde strategische langetermijndoelstellingen, zoals de verwezenlijking van een duurzame en concurrerende visserij‑ en aquacultuursector, een coherent beleidskader voor de verdere ontwikkeling van het GMB en een evenwichtige en inclusieve territoriale ontwikkeling van de visserijgebieden. Overeenkomstig de Europa 2020‑strategie worden deze globale doelstellingen voor de periode 2014 – 2020 vertaald in de volgende zes EU‑prioriteiten voor het EFMZV:

– verhoging van de werkgelegenheid en de territoriale cohesie;

– bevordering van een innovatieve, concurrerende en kennisgebaseerde visserij;

– bevordering van een innovatieve, concurrerende en kennisgebaseerde aquacultuur;

– bevordering van een duurzame en hulpbronefficiënte visserij;

– bevordering van een duurzame en hulpbronefficiënte aquacultuur;

– bevordering van de tenuitvoerlegging van het GVB.

Deze prioriteiten – en de respectieve streefindicatoren – zullen aan de basis liggen van de financiële programmering.

11.

Voorwaarden


Bij de verordening inzake gemeenschappelijke bepalingen worden nieuwe voorwaarden vastgesteld die ervoor moeten zorgen dat de EU‑financiering een forse impuls voor de lidstaten vormt om de doelstellingen en streefdoelen van de Europa 2020‑strategie te halen. Het conditionaliteitskader omvat zowel voorafgaande voorwaarden, waaraan moet zijn voldaan voordat financiële middelen worden overgemaakt, als voorwaarden achteraf, op grond waarvan de vrijmaking van 5 % van de EFMZV‑toewijzing wordt gekoppeld aan de geleverde prestatie. De voorwaarden achteraf houden in dat bepaalde mijlpalen moeten zijn bereikt die worden afgetoetst aan streefdoelen voor de output en de resultaten. Deze streefdoelen zijn gekoppeld aan de Europa 2020‑doelstellingen voor programma's die in de partnerschapscontracten zijn neergelegd.

In het kader van het EFMZV mag slechts financiële EU‑steun worden verleend indien de lidstaten en de marktdeelnemers voldoen aan de doelstellingen en voorschriften van het GVB, met name de verplichtingen op het gebied van controle, de IOO‑verordening en gegevensverzameling. De voorafgaande voorwaarden zullen ook gelden voor de aquacultuur. Op grond van die voorwaarden moeten de lidstaten op basis van de strategische richtsnoeren van de Unie meerjarige nationale strategische plannen voorbereiden. Overeenkomstig de GVB‑verordening bestaat de doelstelling van deze op de strategische richtsnoeren van de Unie gebaseerde plannen erin de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur te faciliteren wat betreft zekerheid van het bedrijfsklimaat, toegang tot wateren en ruimte en administratieve vereenvoudiging van de vergunningsregeling. Toepassing van deze voorwaarden zal de naleving van de GVB‑voorschriften stimuleren en de coherentie van het beleid in zijn geheel vergroten.

12.

Monitoring en evaluatie


Naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie van het GVB is geconcludeerd dat de bestaande indicatoren niet alleen te outputgericht, maar ook te talrijk in aantal zijn. Bovendien ontbreekt in dit verband zowel een gemeenschappelijke benadering als een gemeenschappelijke omschrijving van de te meten eenheden.

Daarom wordt in het kader van het EFMZV een gemeenschappelijk monitoring- en evaluatiekader voorgesteld waarbinnen in samenwerking met de lidstaten middels een uitvoeringshandeling een reeks gemeenschappelijke output‑, resultaat‑ en impactindicatoren zal worden vastgesteld. Deze indicatoren zullen aan de prioriteiten van het EFMZV worden gekoppeld en zullen het gemakkelijker maken gegevens op EU‑niveau te aggregeren en de voortgang, efficiëntie en doeltreffendheid van de beleidsuitvoering die onder meer met het oog op de toewijzing van de prestatiereserve vereist is, te beoordelen. De evaluatie vooraf zal worden gebruikt om indicatoren voor de basissituatie, de mijlpalen en de streefdoelen vast te stellen die worden overgenomen in de partnerschapscontracten en de operationele programma's. In 2017 en 2019 zal in twee bijzondere jaarverslagen worden nagegaan welke resultaten zijn geboekt en wat in de volgende programmeringsperiode beter kan.

3.

Gevolgen voor de begroting



Krachtens het MFK‑voorstel dient een aanzienlijk deel van de EU‑begroting geoormerkt te blijven voor visserij en maritiem beleid. De begroting voor de periode 2014 – 2020, uitgedrukt in huidige prijzen, is vastgesteld op 7,535 miljard euro, inclusief duurzamevisserijovereenkomsten en de verplichte bijdragen voor de ROVB's, die afzonderlijk zullen worden gefinancierd. De EFMZV‑begroting bedraagt, in huidige prijzen, 6567 miljoen euro. Meer gegevens over de financiële gevolgen van het EFMZV‑voorstel staan in het financieel memorandum dat bij het voorstel is gevoegd.