Toelichting bij COM(2011)839 - Europees nabuurschapsinstrument

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2011)839 - Europees nabuurschapsinstrument.
bron COM(2011)839 NLEN
datum 07-12-2011
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Algemene context



Krachtens artikel 8 van het Verdrag betreffende de Europese Unie ontwikkelt de Europese Unie bijzondere betrekkingen met de naburige landen, die erop gericht zijn een ruimte van welvaart en goed nabuurschap aan de grenzen van de EU tot stand te brengen. Het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) is in 2004 ontwikkeld en heeft betrekking op zestien partners in de landen ten oosten en ten zuiden van de EU, namelijk Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Belarus, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Marokko, Moldavië, Oekraïne, het bezette Palestijnse gebied, Syrië en Tunesië. In het kader van het ENB biedt de EU haar buren een geprivilegieerde relatie die is gebaseerd op de inzet voor gemeenschappelijke waarden en beginselen zoals democratie en mensenrechten, de rechtsstaat, goed bestuur, de markteconomie en duurzame ontwikkeling, waaronder klimaatmaatregelen. Het beleid omvat ook politieke associatie en diepere economische integratie, meer mobiliteit en intensievere contacten tussen mensen. Het ENB wordt gefinancierd met een apart instrument, het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI), dat betrekking heeft op de zestien genoemde partnerlanden, plus Rusland.

Motivering en doel van het voorstel



Sinds de start van het ENB en het ENPI hebben zich ingrijpende ontwikkelingen voorgedaan.

De veranderingen in de betrekkingen tussen de EU en haar buurlanden en de ontwikkelingen sinds de opzet van het ENB zijn geanalyseerd en beoordeeld in een strategische evaluatie van het ENB. Op basis daarvan is een nieuwe visie op het ENB ontwikkeld, die is uiteengezet in de op 25 mei 2011 goedgekeurde Gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de Commissie 'Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden' en in de conclusies van de Raad van 20 juni 2011. De nieuwe aanpak pleit met name voor meer steun voor partners die een democratische samenleving willen opbouwen en hervormingen doorvoeren, overeenkomstig de beginselen van 'meer voor meer' en wederzijdse verantwoordingsplicht, en biedt een strategisch beleidskader voor de betrekkingen van de EU met haar buurlanden.

Het ENPI wordt breed erkend als een succesvol instrument voor het EU-beleid ten opzichte van de naburige landen, maar uit de beleidsevaluatie van het ENB en andere beoordelingen, de lering die uit de activiteiten is getrokken en openbare raadplegingen zijn een aantal punten naar voren gekomen die in de toekomst moeten worden aangepakt door het instrument aan te passen om de respons van de EU nog doeltreffender te maken. Het gaat daarbij met name om:

· Toepassing van het 'meer voor meer'-beginsel: Dit beginsel is een van de uitgangspunten van het nieuwe nabuurschapsbeleid. Het maakt het mogelijk om meer te differentiëren tussen de verschillende partners, naargelang van hun inzet voor gezamenlijk overeengekomen waarden en doelstellingen, en met name het partnerschap met de EU op het gebied van democratie en gedeelde welvaart. Financiële stimulansen voor de landen die de meeste ambitie aan de dag leggen bij hun hervormingen, vormen een belangrijk onderdeel van deze nieuwe aanpak. Het nieuwe Europese nabuurschapsinstrument (ENI) is een beleidsgestuurd instrument en dit beginsel moet daarin tot uitdrukking komen, met name wat betreft de programmering en toewijzing van steun voor de partnerlanden.

· Complexiteit en lengte van het programmeringsproces: Het huidige programmeringsproces omvat een aantal brede overlegprocedures en talloze procedurestappen en duurt gemiddeld achttien maanden. De lengte van het programmeringsproces ondermijnt de relevantie van de bijstand. Voor de programmeringsdocumenten (landenstrategiedocumenten) in het kader van het ENPI wordt dezelfde structuur aangehouden als voor ontwikkelingssamenwerking. Dat wil zeggen dat de situatie in een land uitgebreid wordt geanalyseerd, waardoor het proces langer duurt. De realiteit in de nabuurschapslanden verschilt echter van die in ontwikkelingslanden en voor de meeste partnerlanden (landen die een actieplan of een vergelijkbaar pakket doelstellingen hebben afgesproken met de EU) bevatten de jaarlijkse voortgangsverslagen een analyse van het land, waardoor het algemene deel van het landenstrategiedocument overbodig is. Het programmeringsproces kan en moet dus gestroomlijnder, korter en beter gefocust worden.

· Toepassingsgebied van het instrument: Het huidige ENPI is bedoeld voor de tenuitvoerlegging van partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten, associatieovereenkomsten en andere overeenkomsten en het bevorderen van goed bestuur en rechtvaardige sociale en economische ontwikkeling. 29 thematische gebieden voor samenwerking, die op gelijke voet staan, worden gedetailleerd beschreven, wat het moeilijk maakt de kerndoelstellingen en de focus van het ENB aan te wijzen. De programmering weerspiegelt deze brede aanpak en soms was het moeilijk de coherentie tussen het beleid en de samenwerking te waarborgen. Met het voorstel voor het ENI wordt het toepassingsgebied van het instrument gestroomlijnd en gekoppeld aan relevant intern beleid, met behoud van de bestaande flexibiliteit.

· Deels verouderde uitvoeringsbepalingen en gebrek aan coherentie tussen de externe instrumenten: De uitvoeringsbepalingen van de huidige ENPI-verordening zijn op sommige punten verouderd en komen niet langer overeen met de manier waarop de nabuurschapssteun wordt verleend. Ook is er een gebrek aan samenhang tussen de uitvoeringsbepalingen van het ENPI en de andere instrumenten voor extern optreden. De mechanismen voor flexibiliteit kunnen worden verbeterd om beter aan te sluiten bij de nieuwe beleidscontext. Om deze punten aan te pakken en verdere harmonisering en vereenvoudiging te bewerkstelligen, is een aparte horizontale kaderverordening opgesteld voor alle algemene en terugkerende bepalingen. Deze nieuwe horizontale verordening omvat ook de bepalingen voor de tenuitvoerlegging van het ENI. Hiermee worden de uitvoeringsbepalingen gemoderniseerd en het gebrek aan coherentie tussen de externe instrumenten verholpen. De regels voor het externe optreden van de Unie worden zo duidelijker en de efficiëntie en samenhang ervan worden vergroot.

· Bepalingen inzake grensoverschrijdende samenwerking: Grensoverschrijdende samenwerking is een onderscheidend kenmerk van de betrekkingen tussen de EU, de ENB-landen en Rusland in het kader waarvan gezamenlijke initiatieven worden uitgevoerd op basis van gemeenschappelijke regels aan weerszijden van de EU-grenzen. Dit systeem functioneert relatief goed, maar uit overleg met de belanghebbenden is gebleken dat enkele veranderingen noodzakelijk zijn, die ook van invloed zijn op de verordening, bijvoorbeeld wat betreft de uitbreiding van het geografische toepassingsgebied, zodat belangrijke economische, sociale en culturele centra die van belang zijn voor het goede functioneren van de programma's ook in aanmerking komen, volledige toepassing van gedeeld beheer, waarbij lidstaten de financieringsovereenkomsten ondertekenen, specifieke regels voor medefinanciering door partnerlanden en de specifieke status van Rusland. De verordening van de Commissie waarin de uitvoeringsvoorschriften voor grensoverschrijdende samenwerking zijn vastgelegd, moet ingrijpend worden gewijzigd, met name wat betreft beheersmethoden.

· Koppeling met interne instrumenten/beleidslijnen: Met het ENB wordt gestreefd naar geleidelijke politieke associatie en economische integratie van de partners van de EU. Het interne beleid van de EU en de beginselen van de markteconomie staan centraal in dit proces. Voor de nabuurschapslanden heeft een aantal initiatieven grensoverschrijdende aspecten die tot dusver slechts in zeer beperkte mate zijn aangepakt, met uitzondering van het onderdeel grensoverschrijdende samenwerking, waarmee gemeenschappelijke problemen en doelstellingen worden aangepakt binnen één pakket regels en door interne en externe financiële middelen te bundelen. Op andere terreinen, zoals infrastructuur, energie[1], vervoer[2], ontwikkeling van het MKB[3] en industriële samenwerking, waaronder toerisme, ICT[4], werkgelegenheid en sociaal beleid[5], migratie en veiligheid, justitie, drugsbestrijding, hoger onderwijs, cultuur, onderzoek en innovatie[6], milieu, klimaatmaatregelen[7], rampenparaatheid en maritieme zaken kan de koppeling tussen interne beleidslijnen en instrumenten en het ENB en het ENI worden versterkt. De ENI-verordening zal zorgen voor meer complementariteit, samenhang en stroomlijning van de prioritaire beleidsgebieden van de EU, overeenkomstig de strategie Europa 2020, binnen de specifieke doelstellingen van het ENB. Via het ENB hebben partnerlanden de mogelijkheid om deel te nemen aan EU-agentschappen en -programma's. De financiering van die deelname op lange termijn moet adequaat worden geregeld door waar nodig een financiële bijdrage uit het ENI en de instellingen van passende en houdbare uitvoeringsmechanismen.

· Ontwikkeling van de relatie met Rusland: Rusland is het enige land dat in aanmerking komt voor het ENPI, maar niet onder het ENB valt. Net als de andere landen komt Rusland in aanmerking voor ENPI-financiering voor bilaterale, multilaterale en grensoverschrijdende activiteiten. Gezien de aanzienlijke verbetering van de Russische begrotingssituatie, zijn grote hoeveelheden financiële steun echter niet langer noodzakelijk. Rusland streeft naar een gelijkwaardigere relatie en is zelf een donor geworden. Als gevolg daarvan kreeg het land in 2007-2013 nog maar kleine toewijzingen uit de bilaterale portefeuille van het ENPI. De samenwerking in het kader van de meerlandenprogramma's wordt voortgezet volgens het beginsel van medefinanciering door de EU en Rusland. Rusland medefinanciert met name programma's voor grensoverschrijdende samenwerking. Hieruit blijkt dat de positie van Rusland is veranderd in die van een strategische partner die projecten in wederzijds belang medefinanciert.

Het toekomstige Europese nabuurschapsinstrument moet worden afgestemd op deze nieuwe visie op het ENB en rekening houden met de hierboven geschetste problemen en vraagstukken.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Het wetgevingsvoorstel voor het Europese nabuurschapsinstrument is tot stand gekomen na een uitgebreid raadplegingsproces, bestaande uit een openbare raadpleging over alle EU-instrumenten voor het externe optreden en specifieke raadplegingen in het kader van de strategische evaluatie van het Europese nabuurschapsbeleid en de grensoverschrijdende samenwerking. Ook is een raadpleging gehouden over de toekomst van de ontwikkelingsbeleid van de EU.

Openbare raadpleging over de financiering van het externe optreden van de EU

De Commissie heeft tussen 26 november 2010 en 31 januari 2011 een openbare raadpleging gehouden over de toekomst van de financiering van het externe optreden van de EU. De raadpleging omvatte een online vragenlijst en een bijhorend achtergronddocument over de financiering van het externe optreden van de EU na 2013, voorbereid door de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO). Er werden 220 bijdragen ontvangen die het brede spectrum van structuren, visies en tradities in de wereld van het externe optreden weerspiegelen.

De meeste respondenten bevestigden dat de financiële steun van de EU een aanzienlijke toegevoegde waarde vertegenwoordigt op de belangrijkste beleidsterreinen waarvoor de EU financiering verstrekt in het kader van de instrumenten voor het externe optreden[8]. Veel respondenten waren van mening dat de toegevoegde waarde van de EU het belangrijkste criterium voor de toekomst zou moeten zijn: de EU is wereldwijd aanwezig, beschikt over brede deskundigheid, heeft een supranationaal karakter, faciliteert de coördinatie en kan schaalvoordelen bewerkstelligen; deze comparatieve voordelen zou de EU optimaal moeten inzetten.

Bijna alle respondenten waren voorstander van een meer gedifferentieerde aanpak die wordt aangepast aan de specifieke situatie van de begunstigden en waarbij zorgvuldige criteria worden gehanteerd om de impact van de financiële instrumenten van de EU te vergroten. Ook was er brede steun voor het stellen van voorwaarden met betrekking tot de eerbiediging van de mensenrechten, minderheden, goed bestuur, diversiteit van cultuuruitingen of de kwaliteit van het beleid van de begunstigde landen en hun vermogen en bereidheid om het beleid uit te voeren.

Raadpleging in het kader van de strategische evaluatie van het ENB

De Europese Dienst voor extern optreden heeft de vertegenwoordigers van de EU-lidstaten en de ENB-partnerlanden geraadpleegd in het kader van de strategische evaluatie van het ENB, die in juli 2010 van start ging. De raadpleging had betrekking op de financiering van het ENB, met name via het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, de langetermijnvisie op het ENB en de doelstellingen voor de middellange termijn.

Uit de raadpleging bleek dat het ENPI wordt gezien als een doorbraak in de manier waarop EU-steun wordt verstrekt, maar het instrument zou verder moeten worden verfijnd. Veel lidstaten wezen op het belang van meer samenhang tussen het beleid en de financiële bijstand. Verschillende respondenten vonden dat financiële toewijzingen moeten worden gebaseerd op prestaties. Velen vonden dat de financiële steun sneller, efficiënter en flexibeler moet worden om te kunnen inspelen op nieuwe behoeften.

De partnerlanden benadrukten dat voor economische integratie, openstelling van markten en convergentie van de regelgeving passende financiële steun moet worden verstrekt. Ook wezen zij erop dat het belangrijk is buitenlandse investeringen te stimuleren.

Raadpleging van de belanghebbenden over grensoverschrijdende samenwerking

Alle belanghebbenden zijn apart geraadpleegd over het onderdeel grensoverschrijdende samenwerking. Dit proces ging van start tijdens een conferentie over grensoverschrijdende samenwerking in februari 2011 in Brussel. De betrokkenen zijn geraadpleegd over de toekomst van het nieuwe regelgevende kader (inclusief de uitvoeringsvoorschriften voor grensoverschrijdende samenwerking) door middel van een vragenlijst die in mei/juni 2011 werd verspreid. Uit de resultaten blijkt dat sommige bepalingen moeten worden aangepast om de grensoverschrijdende samenwerking efficiënter te maken. Voorgesteld wordt om de grensoverschrijdende samenwerking beter te integreren in de prioriteiten in het kader van het buitenlandse beleid van de EU en het cohesiebeleid, met name door programma's voor grensoverschrijdende samenwerking aan de buitengrenzen verder in overeenstemming te brengen met de regels voor Europese territoriale samenwerking. Verdere raadplegingen hebben plaatsgevonden met de lidstaten op 20 september 2011 in Brussel en met alle betrokkenen op 18-19 oktober 2011 in Boedapest.

Openbare raadpleging over het ontwikkelingsbeleid van de EU

Daarnaast heeft de Commissie een groenboek gepubliceerd met de titel 'EU-ontwikkelingsbeleid ter ondersteuning van groei voor iedereen en duurzame ontwikkeling' en heeft hierover een openbare raadpleging gehouden tussen 15 november 2010 en 17 januari 2011. Veel respondenten merkten op dat officiële ontwikkelingshulp[9] slechts een fractie van de financiering voor ontwikkeling vormt en dat deze als een aanvulling moet worden gezien op in eigen land gemobiliseerde middelen, buitenlandse investeringen, handel en geldovermakingen. Meer samenhang in het ontwikkelingsbeleid van de EU is gewenst, met name ten aanzien van landen met een middeninkomen. Gezamenlijke programmering van de steun wordt in beginsel een goed idee gevonden. Dit zou geleidelijk moeten worden ingevoerd, te beginnen met landen waar dat aantoonbare meerwaarde zou hebben.

Het voorstel voor het Europese nabuurschapsinstrument is voor een groot deel gebaseerd op de uitkomsten van deze raadplegingen. De belangrijkste aspecten zijn geïntegreerd in het nieuwe instrument, zoals differentiatie en toewijzingen op basis van prestaties, een nieuwe aanpak van de programmering, meer samenhang tussen beleid en steun, wijziging van de regels inzake grensoverschrijdende samenwerking en meer efficiëntie en flexibiliteit van de steun.

Effectbeoordeling



De Europese Dienst voor extern optreden en de Europese Commissie hebben gezamenlijk een effectbeoordeling opgesteld voor het nieuwe Europees nabuurschapsinstrument.

Bij de effectbeoordeling zijn de volgende vier opties overwogen:

· Optie 0: geen EU-maatregelen: De EU zet de financiële steun aan de nabuurschapslanden via een apart instrument stop.

· Optie 1: geen wijziging: de samenwerking met de betrokken landen blijft strikt binnen het kader van de huidige ENPI-verordening.

· Optie 2: aanpassing van de huidige opzet: Het nieuwe wetgevingsvoorstel wordt gebaseerd op de bestaande ENPI-verordening, met een aantal ingrijpende wijzigingen in verband met de nieuwe beleidscontext en specifieke doelstellingen. Bij deze optie zijn een aantal subopties mogelijk met betrekking tot: het differentiatiebeginsel; het programmeringsproces; het toepassingsgebied en de samenhang tussen beleid en steun; de regels voor grensoverschrijdende samenwerking; de uitvoeringsbepalingen, met name wat betreft meer flexibiliteit; de koppeling met interne beleidslijnen en instrumenten; en het geografische toepassingsgebied.

· Optie 3: een volledig nieuw instrument, met een ander geografisch toepassingsgebied en gericht op andere of bredere doelstellingen dan het ENB.

De verwachte economische, sociale, ecologische en andere gevolgen van elke optie zijn:

· Optie 0 zou de duurzaamheid van de tot nu bereikte resultaten aanzienlijk beperken en ondermijnen, en ook een negatief effect hebben op de algemene betrekkingen tussen de EU en de ENB-partnerlanden.

· Optie 1 zou een aantal positieve economische, sociale en ecologische gevolgen voor de partnerlanden hebben.

· Optie 2 zou de positieve economische, sociale en ecologische resultaten die reeds zijn bereikt met het bestaande instrument consolideren en nog meer positief effect hebben op goed bestuur, met name door de toepassing van het 'meer voor meer'-beginsel.

· Optie 3 zou een negatief effect hebben op de samenhang tussen het EU-optreden en de ENB-doelstellingen en zou de geloofwaardigheid van de EU in de regio aantasten.

Op basis van deze analyse en rekening houdend met het effect van de verschillende opties (algemeen, economisch, sociaal en ecologisch) werden optie 0 en 3 verworpen omdat deze geen positieve resultaten zouden opleveren die bijdragen tot de ENB-doelstellingen. Met optie 2 is de kans het grootst dat positieve effecten worden bereikt en het huidige samenwerkingskader kan worden aangepast aan de nieuwe beleidscontext, de ENB-doelstellingen en de verbeterpunten die zijn geïdentificeerd tijdens de evaluaties en de getrokken lessen. Optie 1 is de op een na beste optie om de huidige positieve resultaten te behouden, maar hiermee zouden de doelstellingen van het nieuwe ENB niet worden bereikt en evenmin zouden de problemen van de huidige situatie kunnen worden opgelost.

De voorkeur gaat daarom uit naar optie 2.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Artikel 8 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vormt de algemene basis voor het ENB. Artikel 209, lid 1, en artikel 212, lid 2, VWEU[10] vormen de juridische grondslag voor het financieringsinstrument ter ondersteuning van het ENB, het toekomstige Europees nabuurschapsinstrument.

Subsidiariteit



Optreden op EU-niveau leidt tot wezenlijke meerwaarde op een aantal punten:

· Voor nabuurschapslanden die zich sterk richten op aanpassing aan de regels, normen, richtsnoeren en maatregelen van de EU, is de EU de meest aangewezen partner voor steun. Bepaalde steunmaatregelen kunnen alleen op EU-niveau worden getroffen, zoals de bevordering van economische integratie met de interne markt, toegang tot de Schengenruimte of deelname aan EU-programma's. De EU is dan ook de belangrijkste samenwerkingspartner voor de meeste ENB-landen en deze rol wordt door de lidstaten, internationale financiële instellingen en andere donors ook breed erkend. De steun voor de aanpassing aan het beleid, de regels en de normen van de EU stimuleert de hervormingen in de ENB-partnerlanden.

· Met 27 lidstaten die handelen volgens gemeenschappelijke beleidslijnen en strategieën heeft alleen de EU voldoende gewicht om mondiale problemen aan te pakken. Acties op nationaal niveau zijn vaak beperkt en versnipperd doordat projecten vaak te klein zijn om een wezenlijk verschil te maken. Stroomlijning van het werk van de lidstaten via de EU leidt tot meer coördinatie en doeltreffendheid van het Europese optreden.

· In deze tijd van bezuinigingen hebben verschillende lidstaten besloten zich terug te trekken uit sommige samenwerkingssectoren en landen, maar de EU kan een actieve rol spelen bij het bevorderen van democratie, vrede, stabiliteit, welvaart en armoedebestrijding in de nabuurschapslanden. Daarom is het nu vanuit een zuiver economisch perspectief zinvoller dan ooit om hulp op EU-niveau te verstrekken, waar echt effect kan worden gesorteerd. Op EU-niveau kan ook goedkoper worden gewerkt doordat de administratieve kosten lager zijn dan de gemiddelde administratieve kosten van de belangrijkste bilaterale donors.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het bedrag dat in de EU-begroting wordt uitgetrokken voor het nieuwe Europees nabuurschapsinstrument, moet overeenkomen met de ambities van het herziene Europese nabuurschapsbeleid.

In haar mededeling van 29 juni 2011 'Een begroting voor Europa 2020' stelt de Commissie dan ook voor om aan het ENI 18 182 300 000 euro (lopende prijzen) toe te wijzen voor de periode 2014-2020.

Overeenkomstig de doelstellingen van het externe optreden van de EU wordt met het oog op de voorspelbaarheid de financiering voor activiteiten op het gebied van hoger onderwijs in derde landen in het kader van 'Erasmus voor iedereen' beschikbaar gesteld in slechts twee meerjarentoewijzingen voor respectievelijk de eerste vier jaar en de laatste drie jaar. Deze financiering wordt uitgewerkt in de meerjarige indicatieve programmering voor het ENI, overeenkomstig de behoeften en prioriteiten van de betrokken landen. De toewijzingen kunnen worden herzien in geval van ingrijpende onvoorziene omstandigheden of belangrijke politieke ontwikkeling, overeenkomstig de externe prioriteiten van de EU. Op deze middelen is Verordening (EU) nr. […] van het Europees Parlement en de Raad inzake Erasmus voor iedereen[11] van toepassing.

Een gedetailleerde raming van de financiële impact van het voorstel is opgenomen in het financieel memorandum voor het ENI.

5. BELANGRIJKSTE ELEMENTEN

Toelichting bij specifieke bepalingen van het voorstel

De belangrijkste elementen van het voorstel (in vergelijking met het huidige instrument) en de motivering daarvan zijn:

· toepassing van het 'meer voor meer'-beginsel en wederzijdse verantwoordingsplicht, overeenkomstig de nieuwe visie op het ENB, met name door bepalingen inzake differentiatie van de financiële toewijzingen en het programmeringsproces, waar nodig;

· aanpak van de complexiteit en de duur van het programmeringsproces om het gestroomlijnder, korter en beter gefocust te maken, met name voor ENB-partners die samen met de EU strategische prioriteiten hebben vastgelegd in actieplannen of daarmee vergelijkbare documenten;

· stroomlijning van het instrument, waarbij de flexibiliteit van het instrument in evenwicht wordt gebracht met de concentratie op beleidsdoelstellingen en belangrijke samenwerkingsterreinen;

· aanpassing van de uitvoeringsbepalingen en meer samenhang tussen de instrumenten voor extern optreden;

· verbetering van de bepalingen inzake grensoverschrijdende samenwerking, zodat deze programma's doeltreffender en sneller kunnen worden uitgevoerd;

· nauwere koppeling met interne instrumenten en beleidslijnen, onder andere door meer samenwerking met de Commissie in de programmeringsfase en, waar mogelijk, het gebruik van mechanismen om begrotingsmiddelen voor intern en extern beleid te bundelen;

· rekening houden met de zich ontwikkelende relatie met Rusland door aanpassing van de bepalingen inzake de toegang tot ENI-financiering voor Rusland overeenkomstig de specifieke status van Rusland als buurland en strategische partner van de EU.

Vereenvoudiging



Het ENI-voorstel bevat bepalingen om het instrument op een aantal punten te vereenvoudigen. Het toepassingsgebied van het instrument is gestroomlijnd door de 29 thematische gebieden van de huidige ENPI-verordening terug te brengen tot zes kerndoelstellingen. Voor de meeste nabuurschapslanden wordt een nieuw, eenvoudiger instrument voor de programmering ingevoerd (het integrale steunkader). Dit nieuwe programmeringsdocument zal korter zijn dan de strategiedocumenten en meerjarige indicatieve programma's en zal overlap voorkomen met de wettelijke en politieke documenten die de grondslag vormen van de EU-betrekkingen met de naburige landen. Hierdoor zou het programmeringsproces ook minder lang moeten duren, wat zou leiden tot minder administratieve kosten. De verordening bevat een nieuw artikel dat het mogelijk maakt om volgens dezelfde regels ENI-middelen te combineren met begrotingsmiddelen voor hiermee verband houdend intern beleid, waardoor met name activiteiten op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking efficiënter en tegen lagere administratieve kosten kunnen worden uitgevoerd.

Een prioriteit voor de Commissie in deze nieuwe verordening, en in de andere programma's van het meerjarig financieel kader, is de vereenvoudiging van de regelgeving en betere toegang tot EU-steun voor partnerlanden en -regio's, maatschappelijke organisaties en het midden- en kleinbedrijf, op voorwaarde dat zij bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de verordening.

Eenvoudigere en flexibele procedures zouden moeten leiden tot snellere goedkeuring van de uitvoeringsmaatregelen en snellere uitvoering van de EU-steun, met name in crisissituaties of situaties die een bedreiging vormen voor de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en de grondrechten en bij door de mens of de natuur veroorzaakte rampen. De herziening van het Financieel Reglement, dat uitvoerige bepalingen inzake het extern optreden bevat, zal ook bijdragen tot vergemakkelijking van de deelname van het maatschappelijk middenveld en kleine bedrijven aan financieringsprogramma's, bijvoorbeeld door eenvoudigere regels, lagere deelnamekosten en snellere toekenningsprocedures. De Commissie is van plan deze verordening uit te voeren volgens de nieuwe flexibele procedures van het nieuwe Financieel Reglement.

Verdere vereenvoudiging is ook mogelijk dankzij de horizontale kaderverordening met alle algemene en terugkerende bepalingen, waardoor meer samenhang tussen de instrumenten voor het extern optreden wordt bereikt.