Toelichting bij COM(2011)901 - Toepassing van Richtlijn 2005/71/EG betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52011DC0901

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT over Richtlijn 2005/71/EG betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek /* COM/2011/0901 definitief */


1.

Inleiding



Richtlijn 2005/71/EG van de Raad betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen voor meer dan drie maanden met het oog op wetenschappelijk onderzoek (hierna de richtlijn genoemd) i was het vierde wetgevende instrument op het vlak van legale migratie nadat het Verdrag van Amsterdam de wetgevende bevoegdheid ter zake invoerde. Na raadpleging van het Europees Parlement werd ze op 12 oktober 2005 unaniem aangenomen door de Raad. De richtlijn is niet bindend voor Denemarken en het Verenigd Koninkrijk.

Het algemene doel van de richtlijn bestaat erin de belemmeringen voor toegang tot en verblijf in de EU te verminderen voor onderzoekers van derde landen (hierna onderzoekers genoemd) en hen intra-EU-mobiliteitsrechten toe te kennen. De richtlijn introduceerde een mechanisme dat nieuw was voor het toenmalige EU-acquis op het vlak van migratie. Specifiek erkende onderzoeksinstellingen kunnen gastovereenkomsten sluiten met onderzoekers op basis waarvan een onderzoeker niet langer een werkvergunning nodig heeft naast zijn verblijfstitel.

In dit verslag wordt de toepassing van de richtlijn geëvalueerd i. Het is gebaseerd op een voor de Commissie verrichte studie i, evenals op andere bronnen zoals ad-hoconderzoeken van het Europees migratienetwerk i en besprekingen met lidstaten. De lidstaten hebben de kans gekregen om de feitelijke informatie over hun respectieve landen te toetsen en bij te werken.

2.

TOEZICHT EN OMZETTING


De lidstaten moesten de richtlijn tegen 12 oktober 2007 omzetten (artikel 17) en de Commissie hierover informeren. Tussen 2007 en 2011 heeft de Commissie bijeenkomsten met de lidstaten georganiseerd om vragen over de toepassing en interpretatie van de richtlijn te bespreken.

In 2007 heeft de Commissie op grond van artikel 258 (ex-226) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie tegen 17 lidstaten een inbreukprocedure ingeleid wegens het niet tijdig uitvoeren van de richtlijn of wegens het niet behoorlijk informeren van de Commissie over de aanneming van nationale wetgeving ter uitvoering van de richtlijn. Sindsdien hebben alle lidstaten geleidelijk omzettingsmaatregelen aangenomen en zijn de inbreukprocedures wegens niet-mededeling stopgezet.

3.

MATE WAARIN DE OMZETTINGSMAATREGELEN IN OVEREENSTEMMING ZIJN MET DE RICHTLIJN


Definities (artikel 2)

In artikel 2 van de richtlijn worden de begrippen onderzoek, onderzoeksinstelling en onderzoeker gedefinieerd. Waar de meerderheid van de lidstaten onderzoek en onderzoeksinstelling gedefinieerd hebben in overeenstemming met de richtlijn, heeft minder dan de helft van de lidstaten dit gedaan voor de definitie van onderzoeker. Om de Europese Onderzoeksruimte te voltooien en Europa aantrekkelijker te maken als onderzoeksbestemming, is het belangrijk dat alle lidstaten de definities uniform interpreteren en toepassen.

4.

Toepassingsgebied (artikel 3)


De richtlijn is van toepassing op onderdanen van derde landen die verzoeken te worden toegelaten tot het grondgebied van een lidstaat om daar een onderzoeksproject uit te voeren. Twaalf lidstaten hebben het toepassingsgebied op dezelfde manier bepaald als de richtlijn i. BE, EE, IE, FR, IT, AT, PT en RO nemen niet alle elementen van het toepassingsgebied op, terwijl er geen expliciete omzettingsmaatregelen werden vastgesteld in ES, LV, LT, NL en SI. In de praktijk lijkt dit onderzoekers van derde landen er niet van te weerhouden de voordelen van de richtlijn te benutten.

5.

Gunstiger bepalingen (artikel 4)


Sommige lidstaten hebben bilaterale en/of multilaterale overeenkomsten gesloten die onderdanen van specifieke derde landen gunstiger voorwaarden verlenen dan die welke in de richtlijn zijn vastgesteld. Deze overeenkomsten hebben voornamelijk tot doel te bepalen welke socialezekerheidswetgeving van toepassing is en de meeneembaarheid van de sociale zekerheid te waarborgen.

6.

Onderzoeksinstellingen (artikelen 5 en 6)


Erkenning van onderzoeksinstellingen (artikel 5)

Artikel 5, lid 1, bepaalt dat onderzoeksinstellingen specifiek moeten worden erkend om onderzoekers tewerk te stellen. De lidstaten stellen een specifieke nationale erkenningsprocedure vast i. De erkenning geldt voor ten minste vijf jaar en kan alleen in uitzonderlijke gevallen voor een kortere termijn worden verleend (artikel 5, lid 2). Deze bepalingen worden in de meeste lidstaten nageleefd i.

LV, LT en PT hebben alleen een algemene procedure, dus niet specifiek voor de richtlijn, om onderwijs-/onderzoeksinstellingen te erkennen. Doorgaans houdt deze praktijk gunstiger bepalingen in omdat nationale onderzoeksinstellingen geen aanvullende erkenningsprocedure moeten doorlopen om onderzoekers toe te laten overeenkomstig de richtlijn. Andere lidstaten (EL, FR en AT) beschouwen alle binnenlandse openbare universiteiten als erkend en eisen alleen erkenning voor andere categorieën instellingen. In SI zijn er geen bepalingen over de duur van de verleende erkenning en heeft de erkenningsinstantie het recht op elk ogenblik na te gaan of de onderzoeksinstelling nog aan de oorspronkelijke voorwaarden voldoet. Dit is niet in overeenstemming met de richtlijn.

Op grond van artikel 5, leden 3 en 4, hebben de lidstaten de bevoegdheid om van onderzoeksinstellingen een schriftelijke verbintenis te eisen dat ze de kosten van elk illegaal verblijf en terugreis van een onderzoeker zullen dragen, evenals een bevestiging dat het onderzoekswerk werd uitgevoerd i. DE, CY, LU, MT, AT, PL, RO, SI en SK hebben van beide mogelijkheden gebruikgemaakt. BE, CZ, EL, IT, LT, HU en NL hebben alleen de bepaling met betrekking tot het illegale verblijf en de terugreis omgezet, terwijl IE en FI alleen de vereiste om te bevestigen dat het werk werd uitgevoerd, hebben omgezet. ES, FR, PT en SE hebben geen enkele van deze bepalingen omgezet. BG, EE en LV gebruiken de algemene formulering van de respectieve immigratiewetten, waarbij onderzoeksinstellingen aangezien worden als borgen die in geval van illegaal verblijf verplicht zijn alle kosten te betalen.

De verplichting voor lidstaten om de lijst van erkende onderzoeksinstellingen te publiceren en regelmatig bij te werken (artikel 5, lid 5) werd omgezet in 19 landen i. Hoewel het in EE, IE, IT, LT en PT niet wettelijk verplicht is om de lijst te publiceren, is deze in de praktijk beschikbaar op de website van de nationale erkenningsinstantie. Sommige lidstaten publiceren de lijst alleen in officiële documenten die mogelijk moeilijk toegankelijk zijn. Regelmatige bijwerking wordt op verschillende manieren geïnterpreteerd, waarbij sommige bijwerkingen slechts op jaarbasis gebeuren.

Overeenkomstig artikel 5, leden 6 en 7, mogen de lidstaten specifieke voorwaarden vaststellen om de erkenning van onderzoeksinstellingen in te trekken of de verlenging ervan te weigeren, en mogen zij bepalen welke gevolgen dit inhoudt voor gastovereenkomsten en verblijfstitels van onderzoekers i. Veertien lidstaten hebben beide bepalingen omgezet i, terwijl er aan de weigering tot verlenging of aan de intrekking van de erkenning van onderzoeksinstellingen geen specifieke gevolgen zijn gekoppeld in BE, BG, IE, HU, IT, MT, AT, SI en SE. Deze bepaling werd niet omgezet door LT en PT.

7.

Gastovereenkomst tussen een onderzoeksinstelling en een onderzoeker (artikel 6)


In de gastovereenkomst verbindt de onderzoeker zich ertoe het onderzoeksproject uit te voeren en verplicht de onderzoeksinstelling zich ertoe de onderzoeker voor dat doel als gast te ontvangen (artikel 6, lid 1). De lidstaten zijn op verschillende manieren met deze bepaling omgegaan, waarbij de meerderheid van de landen alleen de gastovereenkomst toepast i, terwijl andere een arbeidsovereenkomst eisen in plaats van of als aanvulling op de gastovereenkomst (BE, EE, IE, ES, IT, AT, PL i), en LT en PT alleen een arbeidsovereenkomst eisen.

Op grond van artikel 6, lid 2, zijn onderzoeksinstellingen ertoe verplicht om vóór de ondertekening van de gastovereenkomst het doel en de duur van het onderzoeksproject en de hiervoor benodigde financiële middelen evenals de kwalificaties van de onderzoeker te controleren, en na te gaan of de onderzoeker maandelijks over voldoende middelen beschikt zonder een beroep te doen op het bijstandssysteem van de lidstaat, en of hij over een ziektekostenverzekering beschikt. In de gastovereenkomst moeten ook de rechtsbetrekking en de arbeidsvoorwaarden van de onderzoeker worden vermeld. Deze bepaling werd in de meeste lidstaten correct omgezet i. AT voorziet niet in de verplichting om de rechtsbetrekking en de arbeidsvoorwaarden van de onderzoekers in de gastovereenkomst te vermelden, aangezien dit land met arbeidsovereenkomsten werkt, terwijl LT, PT en SI het onderzoek van het doel en de duur van het onderzoek door de onderzoeksinstelling, de beschikbaarheid van financiële middelen en de kwalificaties van de onderzoeker niet regelen.

Artikel 6, lid 3, geeft de lidstaten de bevoegdheid vast te stellen dat onderzoeksinstellingen aan de onderzoeker een individuele verklaring van financiële aansprakelijkheid moeten verstrekken voor de kosten die uit overheidsmiddelen zouden zijn opgebracht in geval van illegaal verblijf en terugreis. Tien lidstaten hebben deze facultatieve bepaling omgezet i.

Artikel 6, lid 4, bepaalt dat de gastovereenkomst verstrijkt wanneer een onderzoeker niet wordt toegelaten tot het land of wanneer de rechtsbetrekking tussen de onderzoeker en de onderzoeksinstelling wordt beëindigd. De meeste lidstaten voldoen hieraan i. IT bepaalt zonder meer dat de gastovereenkomst verstrijkt indien er geen verblijfstitel wordt toegekend aan de onderzoeker. De omzetting is onvolledig in EE en FR, waar het verstrijken van de verblijfstitels van onderzoekers wordt geregeld in plaats van het verstrijken van hun gastovereenkomsten. DE en PL regelen het verstrijken van de gastovereenkomst indien onderzoekers niet tot het land toegelaten worden, zonder de beëindiging van de rechtsbetrekking tussen onderzoekers en onderzoeksinstellingen te regelen. Er zijn geen omzettingsbepalingen in LT, AT en PT.

Op grond van artikel 6, lid 5, zijn onderzoeksinstellingen verplicht de relevante binnenlandse instanties zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van gebeurtenissen die de uitvoering van de gastovereenkomst verhinderen. In de meeste lidstaten wordt hieraan voldaan en is deze bepaling omgezet i. In EE, LV en NL geldt de algemene verplichting van kennisgeving aan de borg op grond van de immigratiewetgeving, indien de onderdaan van een derde land niet langer voldoet aan de voorwaarden op basis waarvan de vergunning werd verleend. De bepaling werd niet omgezet in FR, IT i, LT en PT.

8.

Toelating, verblijf en gezinshereniging (artikelen 7, 8, 9 en 10)


Toelatingsvoorwaarden (artikel 7)

Artikel 7 bevat de voorwaarden voor de toelating van onderzoekers. De omzetting is in bijna alle lidstaten gebeurd. Ofwel hebben zij een specifieke categorie 'onderzoekers van derde landen' gecreëerd, ofwel is de algemene immigratiewetgeving op hen van toepassing. Over het algemeen aanzien lidstaten onderzoekers als aanvragers die te goeder trouw zijn en verlenen ze hen gunstiger voorwaarden dan aan andere categorieën immigranten.

Op grond van lid 2 kunnen lidstaten controleren of is voldaan aan de voorwaarden waarop de gastovereenkomst is gebaseerd en gesloten, een optie waarvan alleen BE, BG, EL, CY, LU en NL gebruik hebben gemaakt. Over het algemeen blijkt dat, als er twijfels zijn over de aanvraag, de meeste immigratie-instanties de geldigheid en de voorwaarden van de gastovereenkomst controleren.

Op grond van lid 3 zijn de lidstaten verplicht onderzoekers toe te laten nadat de nodige controles zijn uitgevoerd en alle vereisten positief zijn beoordeeld. De meerderheid van de lidstaten i heeft deze bepaling duidelijk omgezet. Het feit dat er in de nationale wetgeving van andere lidstaten geen voorwaarden zijn opgenomen met betrekking tot het toelaten van onderzoekers op hun grondgebied met het oog op een onderzoeksactiviteit en overeenkomstig een gastovereenkomst, zou de toelating van onderzoekers kunnen belemmeren, aangezien de autoriteiten naar eigen inzicht mogen beslissen of zij de onderzoeker al dan niet toelaten, en derhalve lijkt dit niet volledig in overeenstemming te zijn met de richtlijn.

9.

Geldigheidsduur van de verblijfstitel (artikel 8)


Op grond van artikel 8 zijn de lidstaten verplicht een verblijfstitel te verstrekken voor ten minste één jaar en deze te verlengen als nog steeds aan de voorwaarden wordt voldaan. Indien het onderzoeksproject minder dan een jaar in beslag neemt, wordt een verblijfstitel verstrekt voor de duur van het onderzoek. BG, DE, CY, LT, LU, MT, PL, FI en SE hebben de richtlijn letterlijk omgezet. In CZ, EE, AT, PT en SK wordt de verblijfstitel toegekend voor maximum twee jaar, in EL en IT voor de duur van het onderzoeksproject, wat ook het geval is in BE, ES, LV, HU NL en RO (met een maximum van vijf jaar voor ES en HU). In FR geldt de verlenging voor één jaar, met een beperking tot maximum vier jaar, en in SI voor de duur van de gastovereenkomst, maar voor niet langer dan één jaar. In IE is de duur niet vermeld.

10.

Gezinsleden (artikel 9)


Artikel 9 vergemakkelijkt de gezinshereniging door verblijfstitels toe te kennen aan gezinsleden van onderzoekers voor dezelfde duur als voor de onderzoekers zelf, met gunstiger voorwaarden dan onder de gezinsherenigingsrichtlijn i. De lidstaten mogen van de onderzoeker niet verlangen dat hij een minimumperiode in die lidstaat heeft verbleven voordat zijn gezinsleden zich bij hem kunnen voegen, hetgeen onmiddellijke gezinshereniging mogelijk maakt en onderzoekers ook in staat stelt kortetermijnprojecten aan te nemen en/of mobiel te zijn.

In de wetgeving van de meeste lidstaten is niet vastgesteld dat de gezinshereniging afhankelijk is van een vereiste minimale verblijfsperiode van de onderzoeker. ES, CY en SI hebben de exacte bewoordingen van de richtlijn gebruikt, terwijl de andere landen deze bepaling hebben omgezet door de verplichting van een minimale verblijfsperiode niet op te nemen in de lijst met vereisten voor gezinshereniging.

Bijna alle lidstaten i hebben voor gezinsleden dezelfde geldigheidsduur van de verblijfstitel vastgelegd als voor de onderzoeker. De meeste landen verstrekken een verblijfstitel met het recht om te werken. LU heeft de duur van de verblijfstitel die wordt toegekend aan gezinsleden van onderzoekers, niet geregeld, hoewel in de praktijk blijkt dat aan gezinsleden een verblijfstitel wordt toegekend met dezelfde duur als die van de onderzoeker. In FI is gezinshereniging alleen mogelijk wanneer aan de gezinshereniger (onderzoeker) een ononderbroken of permanente verblijfstitel werd toegekend i.

11.

Intrekking of niet-verlenging van de verblijfstitel (artikel 10)


Op grond van artikel 10 kunnen lidstaten de aan een onderzoeker toegekende verblijfstitel intrekken of weigeren te verlengen en de specifieke voorwaarden vastleggen op basis waarvan een verblijfstitel kan worden ingetrokken of de verlenging ervan kan worden geweigerd, met inbegrip van de frauduleuze verwerving van de verblijfstitel, redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid. Alle lidstaten hebben deze voorwaarden geregeld in hun nationale wetgeving i.

12.

Rechten van onderzoekers (artikelen 11, 12 en 13)


Onderwijs (artikel 11)

Artikel 11 geeft onderzoekers het recht les te geven in overeenstemming met de nationale wetgeving, hoewel de lidstaten kunnen bepalen hoeveel uren of dagen maximaal aan deze activiteit mogen worden besteed. De nationale omzettingsmaatregelen voldoen hieraan in de meeste landen i.

Sommige lidstaten (BE, EE, IE, LU, FI en SE) hebben geen duidelijke bepalingen die het recht om les te geven regelen; aangezien onderzoekers krachtens de richtlijn vrijgesteld zijn van een werkvergunning, kan men er echter van uitgaan dat lesgeven is toegestaan. In IT is lesgeven alleen toegestaan in verband met het onderzoeksproject dat in de gastovereenkomst is omschreven. In LV is lesgeven toegestaan als dit uitdrukkelijk in de gastovereenkomst is bepaald.

13.

Gelijke behandeling (artikel 12)


Onderzoekers die krachtens de richtlijn zijn toegelaten, genieten op de volgende gebieden dezelfde behandeling als de nationale onderdanen: erkenning van diploma's en beroepskwalificaties, arbeidsvoorwaarden, socialezekerheidsvoordelen, belastingvoordelen en toegang tot goederen en diensten. EL, CY, MT, PT en RO hebben de bewoording van de richtlijn overgenomen. Een aantal landen i heeft gebruikgemaakt van algemene antidiscriminatiewetten die discriminatie verbieden op grond van onder meer geslacht, ras of etnische afstamming. SI past een combinatie toe van bepalingen inzake gelijke behandeling die specifiek bestemd zijn voor onderzoekers van derde landen en algemene antidiscriminatiewetgeving. Het is niet helemaal duidelijk of de toepassing van een algemeen discriminatieverbod volledig tegemoetkomt aan de vereisten van gelijke behandeling overeenkomstig de richtlijn.

In BE kwamen niet alle aspecten van gelijke behandeling aan bod in de omzetting i. De bepalingen inzake gelijke behandeling werden niet omgezet in AT.

In de praktijk lijken zij geen discriminatie of nadelen te ondervinden, zo blijkt althans uit de resultaten van de enquête bij onderzoekers die op grond van de richtlijn werden toegelaten.

14.

Mobiliteit tussen lidstaten (artikel 13)


Onderzoekers die op grond van de richtlijn zijn toegelaten, mogen een deel van hun onderzoek in een andere lidstaat verrichten. Indien de onderzoeker voor een periode van ten hoogste drie maanden in een andere lidstaat verblijft, kan het onderzoek worden verricht op basis van de in de eerste lidstaat gesloten gastovereenkomst i. Indien de onderzoeker langer dan drie maanden in een tweede lidstaat verblijft, kan deze lidstaat een nieuwe gastovereenkomst eisen voor de verrichting van het onderzoek op zijn grondgebied. Wanneer de wetgeving met het oog op mobiliteit een visum of verblijfstitel verplicht stelt, moeten deze tijdig worden verstrekt.

De mobiliteit van onderzoekers is door 17 lidstaten opgenomen in de nationale wetgeving i. In de andere lidstaten bepaalt de nationale wetgeving niet uitdrukkelijk dat onderzoekers die een vergunning gekregen hebben in een andere lidstaat, op hun grondgebied kunnen werken zonder aanvullende werkvergunning. Dit kan leiden tot rechtsonzekerheid, die het recht op intra-EU-mobiliteit belemmert en kan in strijd zijn met de richtlijn.

15.

Procedure en transparantie (artikelen 14 en 15)


Toelatingsaanvragen (artikel 14)

Op grond van artikel 14 moeten de lidstaten bepalen of aanvragen voor verblijfstitels door de onderzoeker of door de betrokken onderzoeksinstelling moeten worden ingediend (lid 1). Het bepaalt verder (lid 2) dat aanvragen in overweging worden genomen en behandeld wanneer de onderzoeker verblijft buiten het grondgebied van de lidstaat waartoe hij wenst te worden toegelaten en dat lidstaten een aanvraag kunnen inwilligen die op hun grondgebied wordt ingediend (lid 3). Op grond van lid 4 moeten de lidstaten aan een aanvrager die aan de voorwaarden voldoet, alle faciliteiten verlenen om de vereiste visa te bekomen.

De meeste landen eisen dat de onderzoekers zelf de aanvraag indienen i, met uitzondering van ES waar het de onderzoeksinstelling is. Beide opties zijn mogelijk in IT, CY, LT en SI.

De oorspronkelijke aanvragen voor toelating worden in overweging genomen en behandeld terwijl de aanvrager nog buiten het grondgebied van de betrokken lidstaat verblijft in BG, EE, ES, CY, LU, SI, FI en SE. In DE, IE, EL, FR, IT en PT worden deze behandeld terwijl de onderzoeker zich op het grondgebied van de betrokken lidstaat bevindt. Beide opties zijn mogelijk in BE, CZ, LV, LT, HU i, MT, NL, AT, PL, RO i, SK en FI.

Terwijl een aantal lidstaten i in faciliteiten voorziet om te helpen de vereiste visa te bekomen, is dat in andere lidstaten niet het geval.

16.

Procedurele waarborgen (artikel 15)


De lidstaten moeten zo snel mogelijk een besluit nemen over de toelating van een onderzoeker en in voorkomend geval in versnelde procedures voorzien (lid 1). De omzetting voldoet hier in de meeste landen volledig aan i, waarbij sommige landen de bewoordingen van de richtlijn overnemen terwijl andere expliciete termijnen vastleggen (bijvoorbeeld zeven werkdagen in BG, of binnen twee weken in NL). In DE, IE, LT, LU en PL wordt er niet in een specifieke versoepeling of versnelde procedure voorzien i.

Volgens lid 2 kan de behandeling van een aanvraag worden opgeschort wanneer de verstrekte informatie ontoereikend is, en zijn de bevoegde instanties verplicht aan de aanvrager mee te delen welke verdere informatie zij nodig hebben. CZ, DE, EL, CY, LU, HU, MT, AT, SI, SK en SE hebben de bepaling specifiek geregeld.

Wanneer een aanvraag voor een verblijfstitel wordt afgewezen, wordt dit besluit meegedeeld aan de onderzoekers met vermelding van de beroepsmogelijkheden en de beroepstermijnen (lid 3). De procedures beantwoorden hieraan in de meeste lidstaten i.

Wanneer een aanvraag voor een verblijfstitel wordt afgewezen of een verblijfstitel wordt ingetrokken, heeft de betrokken onderzoeker het recht beroep in te stellen tegen de betrokken nationale autoriteiten (lid 4). Tot nog toe is er geen substantiële jurisprudentie in verband met de uitvoering van dit artikel vastgesteld.

17.

CONCLUSIES EN TE NEMEN STAPPEN


Uit de juridische analyse blijkt dat de lidstaten de meeste sleutelelementen van de richtlijn hebben omgezet, of het nu gaat om de erkenning van onderzoeksinstellingen, de gastovereenkomsten of de aanvraagprocedures. Er is echter duidelijk nog nood aan verbeteringen, via verbeterde omzetting, mogelijke wijzigingen aan de richtlijn en betere begeleiding en informatieverstrekking.

De intensievere totaalaanpak van migratie en mobiliteit (GAMM) i biedt een geschikte context om de toepassing van de richtlijn te versterken. De partnerschapskaders onder die totaalaanpak, in het bijzonder de mobiliteitspartnerschappen, bieden mogelijkheden om onderzoekers aan te trekken uit belangrijke partnerregio's zoals de zuidelijke en oostelijke buurlanden i. Dat het nodig is de richtlijn te verbeteren en te stimuleren, blijkt ook duidelijk uit het lage aantal onderzoekers dat op grond van de richtlijn wordt toegelaten (6 945 in 2010, waarvan velen afkomstig zijn van India, China, de Verenigde Staten, de Russische Federatie en Japan i). Dit staat in scherp contrast met wat er op het spel staat: om de Europa 2020-doelstelling te bereiken die erin bestaat de investeringen in O&O te verhogen tot 3 % van het BBP, zijn één miljoen extra onderzoekers nodig i. De Raad wenst dat er grotere aantallen getalenteerde mensen worden aangetrokken naar de Europese Onderzoeksruimte en worden aangemoedigd om daar te blijven i.

Er zou ook aandacht moeten gaan naar de doelstelling die is vastgelegd in de strategie voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2010-2015 i, aangezien er nog steeds een grote genderkloof bestaat bij onderzoekers.

Er kunnen op verschillende manieren verbeteringen worden aangebracht. De effectieve uitvoering van de richtlijn door de lidstaten is van het grootste belang, in het bijzonder door de rechten van onderzoekers duidelijk en ondubbelzinnig vast te leggen, deze te vrijwaren in geval van intrekking van de erkenning van een onderzoeksinstelling, en door een duidelijk onderscheid te maken tussen vergunningen voor onderzoekers en andere types vergunningen. Basisdefinities zoals onderzoeker en onderzoeksinstelling moeten in alle lidstaten waar de richtlijn bindend is, op uniforme wijze worden begrepen. Het verslag geeft ook een aantal gebieden aan waar de richtlijn mogelijk moet worden gewijzigd, waaronder duidelijke bepalingen in verband met de juridische status en vorm van gastovereenkomsten, een meer uniforme wijze om de lijst van onderzoeksinstellingen bij te werken en te publiceren en mogelijk ook het vastleggen van termijnen voor de beslissing over een aanvraag.

Informatieverstrekking over en bewustmaking van de door de richtlijn geboden mogelijkheden zijn belangrijk en de Commissie levert hiervoor inspanningen, vooral via de EURAXESS-portaalsite, het netwerk van EURAXESS-dienstencentra en de portaalsite over immigratie. Daarnaast zullen de mobiliteitspartnerschappen en andere samenwerkingsinstrumenten en partnerschapskaders onder de GAMM worden benut om de informatieverstrekking en bewustmaking in prioritaire partnerlanden verder te verbeteren.