Toelichting bij COM(2011)904 - Aanvaarding van de toetreding van Gabon tot het Verdrag over de burgerrechtelijke aspecten van internationale kinderontvoering

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen (hierna "het verdrag van 's-Gravenhage van 1980" genoemd), dat tot op heden is geratificeerd door 86 landen, waaronder alle EU-lidstaten, heeft tot doel om de status quo te herstellen door via een systeem van samenwerking tussen door de overeenkomstsluitende partijen aangewezen centrale autoriteiten de onmiddellijke terugkeer te verkrijgen van een kind dat ongeoorloofd is overgebracht of ongeoorloofd wordt vastgehouden.

Aangezien het voorkómen van kinderontvoering een essentieel onderdeel van het EU-beleid ter bevordering van de rechten van het kind vormt, is de Europese Unie actief op internationaal niveau om de toepassing van het verdrag van 1980 te verbeteren en moedigt zij derde landen aan om tot het verdrag toe te treden.

Gabon heeft op 6 december 2010 het instrument voor toetreding tot het verdrag van 's-Gravenhage van 1980 neergelegd. Het verdrag is op 1 maart 2011 in Gabon in werking getreden.

Volgens artikel 38, vierde alinea, is het verdrag van toepassing tussen de toetredende staat en de overeenkomstsluitende partijen die de toetreding hebben aanvaard. De Europese Unie moet derhalve besluiten of zij de toetreding van Gabon aanvaard, en zo ja, moeten de lidstaten de verklaring van aanvaarding van de toetreding van Gabon neerleggen in het belang van de Europese Unie.

Omdat internationale kinderontvoering tot de exclusieve externe bevoegdheden van de Europese Unie behoort, moet voor de beslissing over de aanvaarding door de lidstaten van de toetreding van Gabon tot het verdrag van 's-Gravenhage van 1980 een besluit van de Raad worden vastgesteld.

1.

Juridische elementen van het voorstel



Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie[1] bestaat voor internationale kinderontvoering een exclusieve externe bevoegdheid van de Europese Unie aangezien de Unie hiervoor interne wetgeving heeft goedgekeurd in de vorm van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid ("verordening Brussel II bis")[2], die sinds 1 maart 2005 van toepassing is tussen de lidstaten. Deze verordening bevat, met name in artikel 11, zelfs strengere regels wat betreft de ontvoering van kinderen door een ouder dan het verdrag van s-Gravenhage van 1980. De verordening verwijst rechtstreeks naar het verdrag van s-Gravenhage van 1980 en bevestigt de beginselen daarvan in het Europese recht.

Het verdrag van 's-Gravenhage van 1980 werd meer dan twintig jaar voor de verordening Brussel II bis aangenomen en bevat geen bepalingen om de toetreding van internationale organisaties, zoals de Europese Unie, mogelijk te maken (de zgn. REIO-clausule). In dergelijke gevallen moeten de lidstaten in het belang van de Europese Unie het verdrag ratificeren of ertoe toetreden.

De lidstaten moeten daarom in het belang van de Europese Unie verklaren dat zij de toetreding van Gabon tot het verdrag van 's-Gravenhage van 1980 aanvaarden. Met het oog op de coherentie en de uniformiteit van het Europese recht moeten alle lidstaten de toetreding tegelijkertijd aanvaarden, binnen een door de Raad te bepalen termijn. De Commissie stelt voor dat elke lidstaat binnen twee maanden na de vaststelling van het besluit van de Raad de verklaring van aanvaarding neerlegt.

Met het oog op de praktische toepassing van het verdrag van s-Gravenhage van 1980 moet een overeenkomstsluitende partij krachtens artikel 6 een centrale autoriteit aanwijzen om de verplichtingen na te komen die door het verdrag worden opgelegd. Alle lidstaten hebben centrale autoriteiten in het kader van het verdrag van s-Gravenhage van 1980 aangewezen. Tot op heden heeft Gabon nog geen centrale autoriteit aangewezen die Europese burgers moet bijstaan indien kinderen ongeoorloofd naar Gabon worden overgebracht. Daarom is het wenselijk dat de verklaring van aanvaarding van kracht wordt wanneer Gabon een dergelijke centrale autoriteit heeft aangewezen.

Aangezien het besluit een internationale overeenkomst betreft, is de rechtsgrondslag artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, in combinatie met artikel 81, lid 3. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.

2.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting.