Toelichting bij COM(2012)164 - Vereenvoudiging van de overbrenging van in een andere lidstaat ingeschreven motorvoertuigen binnen de interne markt

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Ondanks de voortschrijdende integratie van de interne markt blijven problemen bij de inschrijving van motorvoertuigen zowel voor het bedrijfsleven als voor burgers vaak een belemmering binnen de interne markt. Op een door de Commissie opgestelde lijst worden problemen bij de inschrijving van motorvoertuigen genoemd als één van de twintig grootste problemen van de interne markt in haar huidige vorm. In haar verslag over het EU-burgerschap 2010 met als titel “Het wegnemen van de belemmeringen voor de rechten van EU-burgers”[1] noemt de Commissie de problemen bij de inschrijving van voertuigen als een van de belangrijkste obstakels waarmee burgers te kampen hebben bij de uitoefening van hun rechten als EU-burger in het dagelijks leven, en kondigt zij de vereenvoudiging van de formaliteiten en de voorwaarden voor de inschrijving van in een andere lidstaat ingeschreven voertuigen aan als één van de voorgenomen maatregelen om deze obstakels uit de weg te ruimen (maatregel 6 in het verslag over het EU-burgerschap).

De verplichting om in de ontvangende lidstaat een in de lidstaat van oorsprong ingeschreven motorvoertuig in te schrijven, is sinds vele jaren een bron van klachten en rechtszaken. Burgers en ondernemingen die in een ander land een motorvoertuig kopen en het meebrengen naar het land waar zij wonen, worden doorgaans geconfronteerd met ingewikkelde en omslachtige inschrijvingsprocedures en zijn veel tijd kwijt met de vereiste aanvullende documenten.

Daardoor hebben problemen met de inschrijving van voertuigen een negatieve weerslag op het vrije verkeer van goederen, dat toch een fundamentele vrijheid is die een hoeksteen van de Europese Unie vormt. Dit werd benadrukt in de mededeling Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei[2]: bedrijven en burgers stuiten bij grensoverschrijdende activiteiten nog dagelijks op knelpunten, hoewel de interne markt in juridische zin al een realiteit is.

In haar advies van 11 maart 2011 ondersteunde de Groep van onafhankelijke belanghebbenden op hoog niveau inzake administratieve lasten een eventueel initiatief van de Commissie om de voorwaarden en formaliteiten voor inschrijving te vereenvoudigen. Bovendien riep de werkgroep de nationale instanties op om de inschrijvingsprocedures zo spoedig mogelijk te verbeteren, vooral wat de wederzijdse erkenning van de benodigde documentatie betreft, en om af te zien van bezwarende verzoeken tot indiening van aanvullende documenten.

Alle lidstaten hebben een inschrijvingssysteem voor motorvoertuigen, Waarmee de administratieve toestemming wordt verleend voor ingebruikname op de openbare weg en waarbij het voertuig wordt geïdentificeerd en een inschrijvingsnummer krijgt. De inschrijvingsgegevens worden gebruikt voor de heffing van motorvoertuigenbelasting. Na afloop van de inschrijvingsprocedure verstrekken de lidstaten een kentekenbewijs, waaruit blijkt dat het voertuig in de betrokken lidstaat is ingeschreven. Het kentekenbewijs vermeldt ook de naam en het adres van degene op wiens naam een voertuig is ingeschreven (de houder van het kentekenbewijs, die niet noodzakelijkerwijs de eigenaar van het motorvoertuig is).

Wanneer het motorvoertuig echter is ingeschreven in en lidstaat en frequent wordt gebruikt in een andere, doen zich vaak twee problemen voor:

1) Burgers die naar een andere lidstaat verhuizen, grensarbeiders, autoverhuurbedrijven en mensen die in een andere lidstaat een motorvoertuig leasen, zijn vaak verplicht het voertuig in te schrijven in het land waar zij wonen of waar het voertuig wordt gebruikt, ook al is het reeds in een andere lidstaat ingeschreven. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de houders van het kentekenbewijs van woonplaats veranderen en met hun motorvoertuig voorgoed verhuizen naar een andere lidstaat. Dit is echter een lastig probleem voor burgers die een deel van het jaar in een lidstaat wonen en het ander deel in een andere, en ook voor grensarbeiders die in hun eigen lidstaat een motorvoertuig gebruiken dat door hun werkgever in een andere lidstaat is ingeschreven. In dat geval is het motorvoertuig ingeschreven in een van de lidstaten, maar wordt de houder vaak door de andere lidstaat verplicht om het daar in te schrijven. Ook leasebedrijven hebben met inschrijvingsproblemen te maken, althans wanneer zij houder van het kentekenbewijs zijn en het motorvoertuig wordt gebruikt door een persoon die in een andere lidstaat is gevestigd. Tot slot zijn autoverhuurbedrijven die een deel van hun wagenpark voor korte tijd naar een andere lidstaat willen overbrengen om aan een seizoensgebonden vraag te kunnen voldoen, doorgaans verplicht om de betrokken motorvoertuigen in die lidstaat in te schrijven.

2) De formaliteiten voor herinschrijving van een motorvoertuig dat van de ene lidstaat naar een ander wordt overgebracht, zijn vaak zeer omslachtig en tijdrovend. De overbrenging van een motorvoertuig voor een langere periode naar een andere lidstaat leidt tot nieuwe formaliteiten in de ontvangende lidstaat, en doorgaans ook tot extra formaliteiten om de inschrijving van het voertuig in de lidstaat van oorsprong stop te zetten. De extra last wordt vooral veroorzaakt door het feit dat de inschrijvingsinstanties van de ontvangende lidstaat weinig of geen informatie over het motorvoertuig hebben, tenzij de informatie op het kentekenbewijs is te vinden. Indien het voertuig in dezelfde lidstaat moet worden heringeschreven, kunnen de inschrijvingsinstanties de informatie in hun nationale gegevensbestanden gebruiken.

3.

2. RESULTATEN VAN RAADPLEGINGEN MET BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN


Dit voorstel gaat vergezeld van een effectbeoordeling en een samenvatting ervan. Over een ontwerpversie van de effectbeoordeling heeft de Raad voor effectbeoordeling van de Europese Commissie op 16 december 2011 advies uitgebracht. De definitieve effectbeoordeling is dienovereenkomstig gewijzigd.

Dit voorstel zou leiden tot een zeer aanzienlijke administratieve vereenvoudiging voor ondernemingen, burgers en inschrijvingsinstanties. De vermindering van de administratieve lasten zou een besparing van minstens 1 445 miljoen EUR per jaar opleveren.

Van maart tot en met mei 2011 is er een openbare raadpleging van belanghebbenden gehouden, bestaande uit specifieke vragenlijsten voor burgers, bedrijven en overheden via interactieve beleidsvorming (Uw stem in Europa). Een samenvatting van de resultaten van de openbare raadpleging is te vinden in bijlage 1 bij de effectbeoordeling en is ook beschikbaar op de Europa-website[3]. Alle minimumnormen van de Commissie zijn nageleefd. Op 21 juni 2011 is een conferentie gehouden waarbij de voorlopige resultaten van de openbare raadpleging werden bekendgemaakt en een extra forum werd geboden voor discussie en uitwisseling van informatie tussen de verschillende belanghebbenden, en vooral de instanties die belast zijn met de inschrijving in de lidstaten.

1.

Juridische aspecten van het voorstel



4.

3.1 Doel van het voorstel


Het algemene doel van dit initiatief is de werking van de interne markt te verbeteren door het opheffen van administratieve obstakels in verband met de herinschrijving van motorvoertuigen, die momenteel het vrije verkeer van goederen belemmeren.

Het initiatief heeft als specifiek doel te zorgen voor harmonisatie, stroomlijning en vereenvoudiging van de procedures voor de herinschrijving van in een andere lidstaat ingeschreven motorvoertuigen voor burgers, werknemers, werkgevers, autoverhuurbedrijven, leasemaatschappijen en inschrijvingsinstanties. Bovendien beoogt dit initiatief de administratieve last voor alle betrokken actoren te verminderen zonder de verkeersveiligheid of de preventie van misdrijven en fraude in het gedrang te brengen.

De operationele doelstellingen van het initiatief zijn:

– te bepalen in welke lidstaat een motorvoertuig dat van een lidstaat naar een andere wordt overgebracht, moet worden ingeschreven;

– de duur van herinschrijvingsprocedures te verminderen;

– de administratieve last voor burgers en ondernemingen te verminderen door het aantal benodigde documenten voor een herinschrijvingsprocedure te beperken en de gegevensuitwisseling tussen nationale inschrijvingsinstanties te vergemakkelijken.

3.2. Rechtsgrondslag – vorm van het rechtsinstrument

De huidige problemen en de verschillen in de nationale administratieve regels voor de herinschrijving van in een andere lidstaat ingeschreven motorvoertuigen belemmeren het vrije verkeer van deze voertuigen binnen de EU. Daarom is de EU bevoegd om op te treden op basis van artikel 114 VWEU met het oog op de goede werking van de interne markt voor tweedehands voertuigen die in een andere lidstaat zijn aangekocht. Dit voorstel zou ook gunstig zijn voor burgers die een motorvoertuig overbrengen naar een andere lidstaat van verblijf, voor burgers die gebruikmaken van een motorvoertuig dat is ingeschreven in de lidstaat waar zij werken en voor autoverhuurbedrijven (en in mindere mate leasebedrijven) die als gevolg van de inschrijvingsvoorschriften voor henzelf of hun klanten, op belemmeringen stuiten voor het grensoverschrijdend gebruik van deze voertuigen.

Het voorgestelde rechtsinstrument heeft de vorm van een verordening, om de volgende redenen. Een verordening is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten zonder dat omzetting in de verschillende nationale wetgevingen nodig is. Aangezien het wetgevingsinstrument alleen van toepassing zou zijn op grensoverschrijdende situaties binnen de EU, zou een verordening zorgen voor rechtszekerheid in de interne markt. Bovendien is een verordening een doeltreffend instrument voor de elektronische uitwisseling van informatie tussen de nationale inschrijvingsinstanties. Tot slot is er geen risico van “gold-plating” (toevoeging van nadere regels in de nationale wetgeving) door de lidstaten wanneer het rechtsinstrument de vorm van een verordening heeft.

5.

3.3 De inhoud van het voorstel


Artikel 1 bevestigt het beginsel dat de lidstaten bepaalde categorieën motorvoertuigen mogen vrijstellen van inschrijving. Het feit dat een motorvoertuig in een andere lidstaat was ingeschreven, betekent niet dat dat motorvoertuig moet worden onderworpen aan inschrijvingsverplichtingen in de lidstaat waarnaar het is overgebracht. Artikel 1 bepaalt ook uitdrukkelijk dat dit voorstel niet van toepassing is op de inschrijving van motorvoertuigen die zijn ingeschreven in een derde land. Voorts is het voorstel niet van toepassing op de inschrijving van motorvoertuigen die in dezelfde lidstaat waren ingeschreven. Daarom blijft herinschrijving van motorvoertuigen binnen dezelfde lidstaat onderworpen aan de nationale voorschriften van de lidstaat en valt deze buiten de werkingssfeer van dit voorstel. Bovendien blijven de lidstaten overeenkomstig de wetgeving van de Unie vrij om belasting op motorrijtuigen te heffen.

Artikel 2 bevat de definities, die nauw aansluiten bij de bestaande definities in de wetgeving van de Unie, en met name in Richtlijn 1999/37/EG van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen[4]. Deze richtlijn is van toepassing op motorvoertuigen die vallen onder Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd[5], en onder Richtlijn 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 maart 2002 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen en tot intrekking van Richtlijn 92/61/EEG[6], en niet op landbouw- of bosbouwtrekkers. Richtlijn 1999/37/EG voorziet volgens een recent arrest van het Hof van Justitie[7] echter niet in een volledige harmonisatie.

Artikel 3 bepaalt dat een lidstaat alleen inschrijving op zijn grondgebied van een in een andere lidstaat ingeschreven voertuig mag eisen indien de houder van het kentekenbewijs zijn gewone verblijfplaats op het grondgebied van eerstgenoemde lidstaat heeft. Artikel 3 geeft een aantal criteria om te bepalen wat de gewone verblijfplaats is. Voor natuurlijke personen die niet handelen in de uitoefening van hun beroepsactiviteit zijn de criteria die van artikel 7 van Richtlijn 83/182/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de belastingvrijstellingen bij de tijdelijke invoer van bepaalde vervoermiddelen binnen de Gemeenschap[8]. Voor ondernemingen gaat het om de plaats van vestiging of de plaats waar de economische activiteiten worden verricht. Dit wil zeggen dat voor voertuigen die op naam van een onderneming in de lidstaat van vestiging zijn ingeschreven en worden gebruikt door een werknemer die zijn gewone verblijfplaats in een andere lidstaat heeft, de laatstgenoemde lidstaat geen inschrijving op zijn grondgebied mag eisen. Hierdoor is het niet meer nodig dat de lidstaat van de gewone verblijfplaats van de werknemer per geval beoordeelt of een auto van de zaak voornamelijk voor persoonlijk of voor zakelijk gebruik is en of het woon-werkverkeer als zakelijk of als persoonlijk gebruik moet worden aangemerkt.

Artikel 4 bevat een duidelijke en eenvoudige regel: indien de houder van het kentekenbewijs zijn gewone verblijfplaats naar een andere lidstaat verplaatst, verzoekt hij binnen een termijn van zes maanden na aankomst om inschrijving van zijn voertuig. Gedurende deze termijn mag de lidstaat van aankomst het gebruik van het voertuig niet beperken. Artikel 4 bevat ook een drastische vereenvoudiging van de inschrijvingsprocedures voor motorvoertuigen die in een andere lidstaat waren ingeschreven. Dit is een toepassing van vaste rechtspraak van het Hof van Justitie inzake het vrije verkeer van goederen, die inhoudt dat de lidstaten de handel binnen de EU moeten vergemakkelijken door de in een andere lidstaat afgegeven bewijzen te erkennen waaruit bijvoorbeeld blijkt dat een op het grondgebied van die lidstaat ingeschreven voertuig met goed gevolg een technische keuring heeft ondergaan. Het Hof van Justitie heeft ook verklaard dat het beginsel van wederzijdse erkenning van inschrijving en informatie over technische keuringen moet worden gecombineerd met samenwerking tussen de autoriteiten van de lidstaten inzake de eventueel ontbrekende gegevens[9]. Artikel 4 regelt deze samenwerking langs elektronische weg, hetgeen inhoudt dat de voertuiginschrijvingsinstantie de gegevens moet opvragen in het voertuigregister van de lidstaat waar het voertuig is ingeschreven door middel van de in artikel 7 en bijlage II bedoelde softwaretoepassing. Dit beginsel van administratieve samenwerking langs elektronische weg werkt ook in omgekeerde richting: wanneer een lidstaat een voertuig inschrijft dat in een andere lidstaat was ingeschreven, moet de voertuiginschrijvingsinstantie van de lidstaat van bestemming dit op grond van artikel 4 melden aan de inschrijvingsinstantie van de lidstaat waar het voertuig voorheen was ingeschreven. Artikel 4 van dit voorstel staat in bepaalde specifieke gevallen extra controles van het motorvoertuig toe.

Artikel 5 geeft nauwkeurig aan in welke gevallen inschrijvingsinstanties de inschrijving van een in een andere lidstaat ingeschreven motorvoertuig mogen weigeren. De belangrijkste doelstelling van artikel 5 is het voorkomen van fraude en het waarborgen van de verkeersveiligheid, omdat de herinschrijving van een in een andere lidstaat ingeschreven voertuig soms wordt gebruikt om gestolen voertuigen of voertuigdocumenten te legaliseren. Gestolen voertuigen worden dikwijls verkocht met een identiteit die is gewijzigd, bijvoorbeeld door middel van “klonen” (dit is een praktijk waarbij een voertuig wordt gestolen en de werkelijke identiteitstekens worden verwijderd en vervangen om het de identiteit te geven van een legitiem voertuig dat op dat moment op de weg in gebruik is, zodat het gestolen voertuig de identiteit van het legitieme voertuig aanneemt en twee voertuigen worden gebruikt op één inschrijvingsnummer) of “omkatten” (dit is een praktijk waarbij de identiteit van een gestolen voertuig wordt vervangen door die van een zwaar beschadigd voertuig). Dit kan alleen worden voorkomen door nauwe samenwerking tussen de inschrijvingsinstanties. Daarom moet dit artikel tevens bijdragen aan de tenuitvoerlegging van:

· Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken[10]. Deze richtlijn verplicht de lidstaten onder meer de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat alle autowrakken aan door het bevoegd gezag erkende verwerkers worden overgedragen. Op grond van die richtlijn moeten de lidstaten een systeem opzetten waarbij het voorleggen van een certificaat van vernietiging een voorwaarde voor de uitschrijving van het afgedankte voertuig is. Dit bewijs wordt aan de houder en/of eigenaar verstrekt wanneer het afgedankte voertuig aan een verwerker wordt afgegeven;

· Besluit 2004/919/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende de aanpak van voertuigcriminaliteit met grensoverschrijdende implicaties[11], dat tot doel heeft te komen tot een betere samenwerking binnen de Europese Unie om grensoverschrijdende voertuigcriminaliteit te voorkomen en te bestrijden, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de relatie tussen autodiefstal en illegale autohandel. Op grond van dat besluit moet elke lidstaat ervoor zorgen dat de bevoegde instanties de nodige maatregelen nemen om misbruik en diefstal van inschrijvingsdocumenten van voertuigen te voorkomen. Het besluit verplicht de nationale voertuiginschrijvingsinstanties ertoe om bij de wetshandhavingsautoriteiten te informeren of een voertuig waarvoor de inschrijvingsprocedure loopt, als gestolen te boek staat. Het besluit beoogt ook misbruik van kentekenbewijzen van voertuigen te voorkomen: elke lidstaat moet ervoor zorgen dat zijn bevoegde instanties de nodige maatregelen treffen om het inschrijvingsbewijs van de eigenaar of houder van het voertuig in te vorderen nadat het voertuig ernstige schade heeft opgelopen bij een aanrijding (total loss). Een kentekenbewijs moet ook worden ingevorderd wanneer bij controle door de wetshandhavingsdienst het vermoeden ontstaat dat een inbreuk is gemaakt op de voertuigidentiteitskenmerken, zoals het voertuigidentificatienummer.

Artikel 6 moet de handel in tweedehands voertuigen binnen de EU gemakkelijker maken door middel van geharmoniseerde voorschriften voor de tijdelijke inschrijving van motorvoertuigen. Deze voorschriften zijn in de eerste plaats noodzakelijk voor personen die een motorvoertuig in een andere lidstaat aankopen, zodat zij met het voertuig naar hun eigen lidstaat kunnen rijden om het daar definitief te laten inschrijven. Wanneer een reeds in een lidstaat ingeschreven motorvoertuig wordt verkocht aan een persoon die in een andere lidstaat is gevestigd, zal de verkoper het voertuig doorgaans uitschrijven op het moment dat het wordt verkocht. De verkoper zal waarschijnlijk niet toestaan dat de koper met het inschrijvingsnummer van eerstgenoemde in het motorvoertuig rijdt. Daarom is een systeem met tijdelijke inschrijvingsnummers onontbeerlijk om de werking van de markt voor tweedehands motorvoertuigen te verbeteren en om ervoor te zorgen dat de kloof tussen de inschrijving in de eerste lidstaat en de herinschrijving in de tweede tijdelijk wordt overbrugd. Een systeem van tijdelijke inschrijvingsnummers maakt het de inschrijvingsinstanties ook mogelijk om de kwaliteit van de gegevens in hun registers te garanderen zodat zij gemakkelijk kunnen worden uitgewisseld met behulp van de in artikel 7 bedoelde software. In artikel 6 wordt voorgesteld de geldigheidsduur van het tijdelijke inschrijvingsnummer te beperken tot dertig dagen, zodat deze verenigbaar is met artikel 15 van Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid[12]. Artikel 15 van Richtlijn 2009/103/EG regelt de verzekering van motorvoertuigen die vanuit een lidstaat naar een andere worden verzonden, door te bepalen dat in dergelijke gevallen de lidstaat van bestemming, vanaf de aanvaarding van de levering door de koper, gedurende een periode van dertig dagen wordt beschouwd als de lidstaat waar het risico is gelegen, zelfs indien het voertuig niet officieel is ingeschreven in de lidstaat van bestemming. Wanneer het voertuig gedurende deze periode bij een ongeval betrokken raakt zonder dat het verzekerd is, is het voor de schadevergoeding verantwoordelijke orgaan in de lidstaat van bestemming gehouden tot de in artikel 10 van Richtlijn 2009/103/EG bepaalde schadevergoeding.

Artikel 7 van het voorstel regelt de elektronische uitwisseling van gegevens uit kentekenregisters tussen de lidstaten met het oog op de herinschrijving van een motorvoertuig. Artikel 7 staat de Commissie toe om uitvoeringshandelingen vast te stellen om de gemeenschappelijke procedures en specificaties voor de softwareapplicatie vast te stellen, waaronder het formaat van de uitgewisselde gegevens, de technische procedures voor elektronische raadpleging van en toegang tot de nationale elektronische registers, de toegangsprocedures en de veiligheidsmechanismen. De elektronische uitwisseling van gegevens uit kentekenregisters tussen de lidstaten moet plaatsvinden overeenkomstig het Europese Interoperabiliteitskader (EIK)[13].

Artikel 8 moet de professionele handel in tweedehands voertuigen binnen de EU gemakkelijker maken door middel van geharmoniseerde voorschriften voor de toekenning van handelaarskentekens voor motorvoertuigen. Op het ogenblik bestaan in de meeste lidstaten handelaarkentekens waarmee handelaars tijdens een heel korte periode met motorvoertuigen op de openbare weg mogen rijden zonder ze officieel te moeten laten inschrijven. Handelaarskentekens zijn gewoonlijk voorbehouden aan fabrikanten, assembleurs, distributeurs en dealers, voor de motorvoertuigen die zij bezitten of om tests uit te voeren. De meeste lidstaten verstrekken geen handelaarskentekenbewijzen in eigenlijke zin, waarbij het motorvoertuig moet worden geïdentificeerd. Zij geven veelal een ander soort document af waarin het verband tussen de kentekenplaten en de houder ervan wordt vastgesteld, en/of zij eisen dat de houder een logboek bijhoudt waarin alle verplaatsingen met de kentekenplaat worden genoteerd. In de praktijk blijkt echter dat de meeste handelaarskentekens niet worden erkend door andere lidstaten, gewoonlijk omdat een formeel kentekenbewijs ontbreekt, zodat de meeste professionele distributeurs en handelaren afzien van het gebruik van handelaarskentekens buiten hun nationale grondgebied. Artikel 8 moet een einde maken aan deze belemmeringen voor de handel in tweedehands motorvoertuigen binnen de EU via een gemeenschappelijk systeem waardoor handelaarskentekens die zijn toegekend aan fabrikanten, assembleurs, distributeurs en dealers die in een lidstaat zijn gevestigd, worden erkend in de andere lidstaten. Op grond van artikel 8 kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen om het formaat en het model van het handelaarskentekenbewijs te bepalen.

Artikel 9 verplicht de lidstaten om de Commissie de namen en de contactgegevens te verstrekken van de voertuiginschrijvingsinstanties die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de officiële voertuigregisters op hun grondgebied en voor de toepassing van deze verordening. De Commissie publiceert vervolgens op haar website een lijst van voertuiginschrijvingsinstanties en alle aanpassingen van die lijst. Bovendien moeten de voertuiginschrijvingsinstanties op grond van artikel 9 zorgen dat de informatie over de inschrijving van voertuigen in de lidstaat van de bevoegde instantie en de naam en de contactgegevens van de instantie makkelijk toegankelijk zijn voor het publiek.

De artikelen 10 en 11 verlenen de Commissie de bevoegdheid om wijzigingen van de bijlagen I en II vast te stellen in het licht van de technische vooruitgang, met name in verband met relevante wijzigingen van Richtlijn 1999/37/EG of wijzigingen van andere handelingen van de Unie die rechtstreeks van belang zijn voor het actualiseren van de bijlagen I en II. Deze artikelen verlenen de Commissie ook de bevoegdheid om de voorwaarden vast te stellen die ondernemingen die handelaarskentekenbewijzen gebruiken moeten vervullen om aan de criteria van een goede reputatie en de vereiste vakbekwaamheid te voldoen, alsook de bevoegdheid om de geldigheidsduur van de handelaarskentekenbewijzen vast te stellen:

– Bijlage I moet overeenstemmen met de inhoud van het geharmoniseerde kentekenbewijs als vastgesteld in Richtlijn 1999/37/EG, wat de voertuiggegevens betreft. Aangezien noch de persoonlijke gegevens van de houder van het vorige kentekenbewijs, noch de persoonlijke gegevens van een andere op dat document vermelde persoon (zoals de eigenaar of de gebruiker) nodig zijn voor herinschrijving, zijn deze gegevens niet opgenomen in bijlage I, hoewel zij deel uitmaken van de verplichte informatie in het geharmoniseerde kentekenbewijs als bedoeld in Richtlijn 1999/37/EG. Toch zijn wijzigingen in de toekomst niet uitgesloten, bijvoorbeeld in de inhoud van het certificaat van overeenstemming dat dient als basis voor de eerste inschrijving. Deze veranderingen kunnen bijvoorbeeld het gevolg zijn van een wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd. De delegatie van bevoegdheden moet de Commissie in staat stellen om bijlage I aan te passen aan deze wijzigingen.

– In bijlage II wordt uitdrukkelijk gewezen op de softwaretoepassing waarvoor in de toekomst waarschijnlijk verscheidene technische aanpassingen nodig zijn om rekening te houden met de technologische ontwikkelingen op het gebied van de informatietechnologieën. De delegatie van bevoegdheden moet het de Commissie mogelijk maken om bijlage II dienovereenkomstig aan te passen.

– De delegatie van bevoegdheden moet de Commissie in staat stellen de voorwaarden vast te stellen waaraan moet worden voldaan door ondernemingen die handelaarskentekens gebruiken om te voldoen aan de criteria van een goede reputatie en de vereiste vakbekwaamheid, als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder c. Ook moet de Commissie hierdoor de bevoegdheid krijgen om de geldigheidsduur van de handelaarskentekenbewijzen vast te stellen.

Artikel 12 stelt de comitéprocedure vast voor de toepassing van de artikelen 7 en 8, d.w.z. de uitvoeringshandelingen voor de gemeenschappelijke procedures en specificaties voor de softwaretoepassing als bedoeld in artikel 7, met inbegrip van het formaat van de uitgewisselde gegevens, de technische procedures voor de elektronische raadpleging van en toegang tot de nationale elektronische registers, toegangsprocedures en beveiligingsmechanismen, alsmede de uitvoeringshandelingen om het formaat en het model van het handelaarskentekenbewijs te bepalen. Deze uitvoeringshandelingen zijn van algemene strekking, zodat de onderzoeksprocedure van toepassing is overeenkomstig artikel 2, lid 2, onder a, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[14].

Artikel 13 regelt de evaluatie van deze verordening, die dient uit te monden in een verslag aan het Europees Parlement en de Raad vier jaar na de inwerkingtreding van de verordening. De evaluatie moet mogelijke problemen en tekortkomingen van de verordening aangeven en kan dienen als uitgangspunt voor verdere maatregelen, met inbegrip van een eventueel voorstel tot wijziging van de verordening met het oog op verdere administratieve vereenvoudiging voor de burgers en het bedrijfsleven en op een betere integratie van de interne markt voor tweedehands motorvoertuigen.

Artikel 14 bepaalt dat de verordening een jaar na de inwerkingtreding ervan van toepassing is.

2.

Gevolgen voor de begroting



De gevolgen voor de begroting van dit voorstel zijn opgenomen in het financieel memorandum bij het voorstel. Dit voorstel vereist alleen administratieve kredieten. Er zijn geen beleidskredieten nodig.