Toelichting bij COM(2013)500 - Deelname van de Europese Unie in het door enkele lidstaten opgezette gezamenlijke onderzoeks- enontwikkelingsprogramma Actief en ondersteund wonen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

4.

1.1. Doelstellingen van het voorstel


Het doel van dit voorstel is het besluit van de Raad en het Parlement om, op basis van artikel 185 van het VWEU, de EU te voorzien van passende rechtsmiddelen voor de deelname aan het gezamenlijke programma Actief en ondersteund wonen (het AAL‑programma) dat door verschillende lidstaten is opgezet.

De algemene doelstellingen van het AAL‑programma zijn:

· het vergroten van de beschikbaarheid van op informatie‑ en communicatietechnologie (ICT) gebaseerde producten en diensten voor het actief en gezond ouder worden, het verbeteren van de levenskwaliteit van ouderen en hun verzorgers en het bijdragen aan duurzamere zorgstelsels;

· het behouden van een kritische massa van trans‑Europese toegepaste onderzoeks‑, ontwikkelings‑ en innovatie‑activiteiten voor op ICT gebaseerde producten en diensten om gezond ouder te worden, met name door het midden‑ en kleinbedrijf en de gebruikers hierbij te betrekken;

· het aantrekken van particuliere investeringen en het verbeteren van de voorwaarden voor industriële exploitatie door te voorzien in een coherent rechtskader om een Europese aanpak en oplossing te ontwikkelen, inclusief gemeenschappelijke minimumnormen die voldoen aan de uiteenlopende nationale en regionale maatschappelijke voorkeuren en regelgevingsaspecten.

5.

1.2. Motivering van het voorstel


In de Europa 2020‑strategie is vergrijzing aangemerkt als een uitdaging en een kans voor slimme, duurzame en inclusieve groei. In beide vlaggenschipinitiatieven, 'Een digitale agenda voor Europa' en 'Innovatie-Unie', is vergrijzing een prioriteit. De digitale agenda richt zich op door ICT ondersteunde innovatieve diensten, producten en processen, waaronder verschillende acties op het gebied van e‑gezondheid en een specifieke maatregel ter versterking van het AAL‑programma. Het AAL‑programma draagt in belangrijke mate bij aan de Europa 2020‑strategie en daaraan verwante vlaggenschipinitiatieven door demografische uitdagingen het hoofd te bieden en nieuwe kansen te creëren, met name voor het midden‑ en kleinbedrijf. Volgens het Europees innovatiepartnerschap op het gebied van actief en gezond ouder worden (EIP AHA) spelen ICT‑oplossingen een belangrijke rol om tegen 2020 twee extra gezonde levensjaren te realiseren, de levenskwaliteit voor burgers te verbeteren en de efficiëntie van de zorgstelsels in Europa te verbeteren. Het AAL‑programma vormt een wezenlijk onderdeel voor de ondersteuning van het EIP AHA door middel van op ICT gebaseerde innovatie omdat het zich richt op de 'vallei des doods'‑fase van de innovatieketen, waarbij onderzoeksresultaten vertaald moeten worden in nieuwe producten en diensten die er klaar voor zijn om op de markt te worden gebracht. Het AAL‑programma heeft anderzijds ook baat bij het EIP, omdat het EIP het ontstaan van nieuwe markten en de invoering op grotere schaal versnelt, en eraan bijdraagt de randvoorwaarden voor de markt te verbeteren, bijvoorbeeld als het gaat om standaardisatie en interoperabiliteit: zaken die weliswaar niet door het programma worden bestreken, maar die in de evaluatie en raadplegingen wel genoemd worden als belemmeringen voor de invoering. Het AAL‑programma wordt aangevuld met omvangrijke nationale initiatieven, zoals het nationale initiatief inzake AAL en ouder worden in Duitsland, en het innovatieplatform voor ondersteund wonen in het VK en een platform over innovatie inzake de vergrijzing in Frankrijk.

Met deze onderling verbonden programma´s, die gezamenlijk een aanzienlijk deel van de "onderzoeks‑ en innovatieketen" bestrijken, bezit Europa een wereldwijd uniek potentieel om gezond ouder te worden. Het AAL‑programma vormt een goede aanvulling op de voorgestelde ICT‑ en langetermijnonderzoeks‑ en ‑innovatieactiviteiten op het gebied van ouder worden en de activiteiten inzake marktvalidatie op grond van het kaderprogramma Horizon 2020.

Het AAL‑programma vormt eveneens een aanvulling op het gezamenlijk programmeringsinitiatief van 13 Europese landen over demografische veranderingen, genaamd 'Langer en beter leven', dat zich op basis van een breed scala aan onderzoeksdisciplines richt op het verwerven van wetenschappelijke inzichten voor toekomstig beleid inzake ouder worden. Het AAL-programma kan een kader bieden voor multidisciplinair onderzoek van de gezamenlijke programmeringsinitiatieven door ervaringen van gebruikers te delen en onderzoeksmethodes, zoals de levensloopbenadering, uit te wisselen.

Alles bij elkaar bestrijken deze initiatieven een groot deel van de keten, van fundamenteel onderzoek tot de introductie op de markt, zoals wordt geadviseerd in EU‑beleidsstukken en diverse onafhankelijke beoordelingen van EU‑onderzoeks‑ en innovatieprogramma´s. Deze synergie zal nog verder worden versterkt met het voorstel van de Commissie voor Horizon 2020, het kaderprogramma voor onderzoek voor 2014‑2020, waarin een specifiek onderdeel is ingeruimd voor maatschappelijke uitdagingen, met gezondheid, demografische verandering en welzijn als prioriteit. Het AAL‑programma wordt genoemd als een van de initiatieven op grond van artikel 185 VWEU die in aanmerking komen voor blijvende steun, op voorwaarde dat aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

6.

2. RESULTATEN VAN RAADPLEGINGEN VAN DE BETROKKEN PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN


2.1. Raadpleging over de toekomst van het gezamenlijke AAL‑programma

De Commissie heeft de plannen voor het AAL‑programma met diverse externe en interne belanghebbenden besproken. Bij de openbare onlineraadpleging over EIP AHA in 2011 gaven 524 respondenten hun mening over bestaande nationale, regionale en lokale initiatieven over actief en gezond ouder worden. Ongeveer 38 % van de respondenten was afkomstig uit overheidsorganisaties, 23 % uit het bedrijfsleven (inclusief het midden‑ en kleinbedrijf), 7 % uit de zorgsector, 17 % uit de onderzoekssector en academische wereld en 15 % uit ouderenorganisaties. Uit de raadpleging bleek dat eindgebruikers te weinig betrokken worden bij het ontwikkelingsstadium, wat de grootste belemmering voor innovatie vormt.

In december 2010 voerden vijf deskundigen op hoog niveau onder leiding van voormalig commissaris M. Kuneva een tussentijdse evaluatie uit van het huidige gezamenlijke AAL‑programma[1]. De evaluatie omvatte interviews met meer dan veertig geselecteerde belanghebbenden uit Europa die rechtstreeks betrokken zijn bij de waardeketen van het gezamenlijke AAL‑programma. Ongeveer 33 % van hen was afkomstig uit overheidsorganisaties, 27 % uit het bedrijfsleven (inclusief het midden‑ en kleinbedrijf), 27 % uit de onderzoekssector en academische wereld en 11 % uit ouderenorganisaties. Het beoordelingspanel benadrukte dat het voor het gezamenlijke AAL‑programma en de opvolger ervan belangrijk is hoge operationele prestaties te leveren, de aandacht nog meer te richten op algemene oplossingen die gericht zijn op de dagelijkse praktijk, technologieën voor verzorgers en intermediairs te bevorderen, de banden met gebruikers aan te halen en ontwikkelingsactiviteiten te garanderen.

In 2010 werd ook een andere openbare onlineraadpleging over het gezamenlijke AAL‑programma uitgevoerd en in 2011 werden er projecten onderzocht die op basis van het gemeenschappelijke AAL‑programma zijn gefinancierd.

De Commissie heeft ook andere partijen geraadpleegd via stuurgroepvergaderingen in 2012 over de effectbeoordeling, die bijdroegen aan de planning en routekaart voor de voorbereiding van de effectbeoordeling, met name over de probleemstelling en de relevantie van het gezamenlijke AAL‑programma voor andere DG´s. De coördinatiegroep van artikel 185 onder leiding van DG RTD heeft aan de structuur en de bewijsvoering van dit rapport bijgedragen.

7.

2.2. De beleidsopties


De effectbeoordeling bevatte de volgende opties:

Optie 1 – het tweede gezamenlijke AAL‑programma (AAL JP2) is identiek aan het eerste gezamenlijke AAL‑programma (AAL JP1). Deze optie laat het beleid ongewijzigd en is het basisscenario waarbij wordt gekozen voor een voortzetting van het gezamenlijke AAL‑programma voor de jaren 2014 – 2020, net als het huidige gezamenlijke AAL‑programma dat van 2008 tot en met 2013 loopt.

Optie 2 – geen AAL JP2. Deze optie houdt in dat er geen sprake is van een specifiek EU‑programma of van medefinanciering om nationale ICT‑onderzoeks‑ en innovatieprogramma´s inzake gezond ouder te worden na 2013 op EU‑niveau bij elkaar te brengen. Het voor het vervolg van het gezamenlijke AAL‑programma gereserveerde bedrag op grond van Horizon 2020 zou besteed kunnen worden ‑ indien het wordt goedgekeurd ‑ aan aanvullend onderzoek naar gezond ouder worden binnen het kader van Horizon 2020.

Optie 3 – Deze optie betreft een vervolg op het AAL JP1 met een aangepast toepassingsgebied en een verbeterde uitvoering. Het toepassingsgebied van het AAL JP2‑programma wordt op het volledige toepassingsgebied van het EIP AHA afgestemd. Afgezien van de pijler 'actief ouder worden en zelfstandig leven' zou het EIP AHA ook de twee andere pijlers beslaan: 'preventie, screening en vroegtijdige diagnose', en 'zorg en behandeling'. Vanwege het gewijzigde toepassingsgebied door de afstemming op het EIP AHA, zou de naam van het programma veranderen van het gezamenlijke programma voor Omgevingsondersteund wonen naar het gezamenlijke programma voor Actief en ondersteund wonen. Het programma zou mede gefinancierd worden door de lidstaten en door deelnemers aan het project, net als bij het huidige gezamenlijke AAL‑programma 2008‑2013. De hoogte van de EU-financiering in het kader van Horizon 2020 zou hetzelfde blijven als onder het zevende kaderprogramma (KP7). Deze optie wordt eveneens gekenmerkt door een nauwere betrokkenheid van eindgebruikers, een bredere financieringsbasis voor alle actoren en betere operationele prestaties.

8.

2.3. Raadpleging over de effectbeoordeling


Deze opties zijn in februari 2012 door de algemene vergadering van het gezamenlijke AAL‑programma bekeken. Na stemming werd besloten dat voortzetting van het programma van strategisch belang is en 15 van de 23 deelnemende landen gaven aan een voorkeur te hebben voor optie 3. Optie 1, het voortzetten van het programma in zijn huidige vorm, gold als tweede voorkeursoptie. Slechts twee landen waren tegen het voortzetten van het programma (optie 2).

In november 2012 heeft de raad voor effectbeoordeling het verslag bekeken en goedgekeurd. De raad suggereerde in zijn advies verbeteringen van de effectbeoordeling en deze zijn meegenomen. In de beoordeling wordt de beleidscontext nu met name beter uitgelegd, evenals de nog resterende problemen, de tekortkomingen van de markt en het basisscenario. De doelstellingen zijn herzien om een solide basis te verschaffen voor het meten van de vooruitgang van het tweede gezamenlijke AAL‑programma. In de gevoeligheidsanalyse zijn de verschillende financieringsscenario´s uitgebreider toegelicht en de mogelijke gezondheidseffecten en maatschappelijke gevolgen zijn verder ontwikkeld. Tot slot zijn de opties met elkaar vergeleken wat doelmatigheid, efficiëntie en samenhang betreft.

1.

Juridische aspecten van het voorstel



9.

3.1. Rechtsgrondslag


Het voorstel voor het AAL‑programma is gebaseerd op artikel 185 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarin wordt gesteld dat de Unie kan voorzien in deelneming aan door verscheidene lidstaten opgezette onderzoek‑ en ontwikkelingsprogramma´s, met inbegrip van de deelneming aan de voor de uitvoering van die programma´s tot stand gebrachte structuren.

10.

3.2. Subsidiariteitsbeginsel


Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing aangezien het voorstel niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie valt. De subsidiariteit is gewaarborgd door het voorstel te baseren op artikel 185, dat uitdrukkelijk voorziet in deelneming van de Unie aan door verscheidene lidstaten opgezette onderzoeksprogramma´s door alle operationele aspecten indien mogelijk op nationaal niveau uit te voeren en er tegelijkertijd voor te zorgen dat het gezamenlijke programma op Europees niveau op samenhangende wijze wordt uitgevoerd.

De doelstellingen van het voorstel kunnen onvoldoende door de afzonderlijke lidstaten worden verwezenlijkt, omdat de specifieke kennis en competentie voor onderzoek naar en ontwikkeling van op ITC gebaseerde producten en diensten inzake het ouder worden de nationale grenzen overschrijden en daarom niet alleen op nationaal niveau kunnen worden gecombineerd. Zonder een samenhangende aanpak op Europees niveau met een kritische massa, bestaat het gevaar van dubbel werk met als gevolg hogere kosten. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat een echte interne markt voor interoperabele ICT‑oplossingen om gezond ouder te worden tot stand kan komen zonder een gezamenlijk programma met een Europese dimensie.

De toegevoegde waarde van de EU houdt rechtstreeks verband met de volgende problemen: versnippering van de EU‑markt en van onderzoeksinspanningen, gebrekkige aandacht voor een EU‑brede invoering en het ontbreken van een gedeelde Europese visie op de markten voor ICT en ouder worden.

11.

3.3. Evenredigheidsbeginsel


Artikel 185 van het VWEU nodigt de Unie uit om "in overeenstemming met de betrokken lidstaten te voorzien in deelneming aan door verscheidene lidstaten opgezette onderzoek‑ en ontwikkelingsprogramma´s, met inbegrip van de deelneming aan de voor de uitvoering van die programma´s tot stand gebrachte structuren." De lidstaten vormen de drijvende kracht achter dit initiatief.

Het voorstel is in overeenstemming met het proportionaliteitsbeginsel omdat de lidstaten verantwoordelijk zullen zijn voor het ontwikkelen van hun gezamenlijke programma en alle operationele aspecten. De specifieke uitvoeringstructuur (de AAL‑associatie) heeft voor het huidige gezamenlijke AAL‑programma al bewezen dat zij het programma efficiënt en doelmatig kan uitvoeren. De Unie zal een betere coördinatie stimuleren, instaan voor synergie met en een bijdrage aan EU‑beleid en de prioriteiten van Horizon 2020, toezicht houden op de uitvoering van het programma en de bescherming van de financiële belangen van de EU garanderen.

De voorgestelde organisatorische structuur zorgt in het bijzonder voor een minimale administratieve belasting door de hoofdmoot van administratieve werkzaamheden toe te vertrouwen aan nationale organisaties onder toezicht en onder algehele verantwoordelijkheid van de specifiek voor dit doel opgerichte AAL‑associatie.

12.

3.4. Keuze van het instrument


Het voorgestelde instrument is een besluit van het Europees Parlement en de Raad op basis van artikel 185 van het VWEU. De conclusies van de tussentijdse evaluatie hebben uitgewezen dat artikel 185 het meest geschikt is om de doelstellingen van het AAL‑programma te verwezenlijken.

13.

3.5. Afwijkingen van de regels voor deelname aan Horizon 2020


Er zijn afwijkingen nodig van de volgende bepalingen van Verordening (EU) nr. … [Regels voor de deelname aan acties en verspreiding van resultaten in het kader van Horizon 2020] om de financiële bijdrage van de Unie en de bescherming van de intellectuele‑eigendomsrechten in overeenstemming met de regels voor deelname van de deelnemende nationale programma´s uit te kunnen voeren.

· De verificatie van de financiële capaciteit, uitgebreid naar alle deelnemers en verricht door de deelnemende nationale financieringsinstanties: Artikel 14, lid 5

· De specifieke uitvoeringsstructuur sluit geen overeenkomst met de eindbegunstigden: Artikel 16, lid 1

· De toepassing van nationale regels inzake financiering, subsidiabiliteit van kosten, certificaten betreffende de financiële staten en certificaten betreffende de methodologie: artikel 19, leden 1, 5, 6 en 7, en de artikelen 22 tot en met 29.

· De regels betreffende intellectuele‑eigendomsrechten en de verspreiding van resultaten volgens nationale regels: artikelen 38 tot en met 45

Dit is gerechtvaardigd omdat het AAL‑programma is bedoeld als een marktgericht programma, waarin veel verschillende nationale financieringsstromen samenkomen (zoals financieringsprogramma´s op het gebied van onderzoeksinnovatie, gezondheid en het bedrijfsleven). Omdat deze programma´s gezien hun aard uiteenlopende regels voor deelname hebben, mag niet worden verwacht dat zij volledig op de regels voor deelname aan Horizon 2020 zijn afgestemd.

Daarnaast richt het AAL‑programma zich met name op het midden‑ en kleinbedrijf en op gebruikersorganisaties die gewoonlijk niet aan EU‑onderzoeks‑ en innovatieactiviteiten deelnemen. Om de administratieve en wettelijke drempels voor hun deelname te verlagen, wordt de financiële bijdrage van de Unie verstrekt in overeenstemming met de regels van de nationale financieringsprogramma´s, waar zij meer aan gewend zijn, en uitgevoerd via één subsidie, samen met de bijbehorende nationale overheidssteun. Het gezamenlijke AAL‑programma (2008‑2013) heeft aangetoond dat deze aanpak goed heeft gewerkt en dat er in groten getale is deelgenomen, met meer dan 40 % van het midden‑ en kleinbedrijf.

Het voorstel voorziet in passende waarborgen ter eerbiediging van de beginselen van gelijke behandeling en transparantie bij het verlenen van financiële steun aan derde partijen door de specifieke uitvoeringsstructuur, en in de bescherming van de financiële belangen van de Unie. Het voorziet daartoe eveneens in de opname van gedetailleerde bepalingen in een door de Unie en de specifieke uitvoeringsstructuur te sluiten overeenkomst.

2.

Gevolgen voor de begroting



In het financieel memorandum bij dit besluit zijn de indicatieve gevolgen voor de begroting vermeld. De bepalingen in het besluit en van de tussen de Commissie en de specifieke uitvoeringsstructuur te sluiten delegatieovereenkomst moeten garanderen dat de financiële belangen van de EU zijn beschermd.

De maximale EU‑bijdrage die is toegewezen aan maatschappelijke uitdaging 1, thema gezondheid, demografische verandering en welzijn[2]bedraagt 175 000 000 EUR uit de begroting van DG Connect in het kader van Horizon 2020.

3.

Aanvullende informatie



14.

5.1. Vereenvoudiging


Het voorstel voorziet in een vereenvoudiging van administratieve procedures voor private partijen. Vooral de begunstigden van het nieuwe gezamenlijke programma zullen voordeel genieten van één aanbestedings‑ en betalingsregeling waarbij gebruik wordt gemaakt van de vertrouwde nationale regels zonder dat er een apart verslag moet worden opgesteld over de bijdrage van de Unie. De EU zal rechtstreeks contact onderhouden met de AAL‑associatie, die belast zal zijn met de toewijzing van, het toezicht op en de verslaglegging van het gebruik van de EU‑bijdrage.

15.

5.2. Toetsings-/herzienings-/uitdovingsclausule


Het voorstel bevat een herzieningsbepaling voor een tussentijdse evaluatie na drie jaar. De looptijd van het programma zal beperkt worden tot zeven jaren van interventie en drie aanvullende jaren van voltooiing.

16.

5.3. Europese Economische Ruimte


De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER‑overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.