Toelichting bij COM(2015)394 - Ondertekening van een protocol met Liechtenstein inzake gelijkwaardige maatregelen als die in de richtlijn betreffende belasting op inkomsten uit spaargelden (rentebetaling)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Naar aanleiding van de vaststelling van Richtlijn 2003/48/EG van de Raad (hierna 'de spaarrichtlijn' genoemd) en teneinde het gelijke speelveld voor marktdeelnemers te behouden, ondertekende de EU overeenkomsten met Zwitserland, Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in de richtlijn. De lidstaten ondertekenden ook overeenkomsten met de afhankelijke gebieden van het Verenigd Koninkrijk en Nederland.

Meer recentelijk is ook op internationaal niveau onderkend dat het automatisch uitwisselen van inlichtingen een belangrijk instrument in de strijd tegen grensoverschrijdende belastingfraude en belastingontduiking is, doordat het voor volledige belastingtransparantie en samenwerking tussen de belastingdiensten in de hele wereld zorgt. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) is door de G20 gevraagd één mondiale standaard voor de automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen te ontwikkelen. De mondiale standaard is in juli 2014 door de OESO-Raad gepubliceerd.

Na de vaststelling van een voorstel tot actualisering van de spaarrichtlijn nam de Commissie op 17 juni 2011 een aanbeveling aan voor een mandaat om met Zwitserland, Liechtenstein, Andorra, Monaco en San Marino onderhandelingen te starten teneinde de overeenkomsten van de EU met die landen in overeenstemming te brengen met de internationale ontwikkelingen en ervoor te zorgen dat zij maatregelen blijven toepassen die gelijkwaardig zijn aan die welke in de EU worden toegepast. Op 14 mei 2013 bereikte de Raad overeenstemming over het onderhandelingsmandaat en besloot dat de onderhandelingen dienden aan te sluiten bij de recente ontwikkelingen op mondiaal niveau, waar is overeengekomen automatische uitwisseling van inlichtingen als een internationale standaard te bevorderen.

De Commissie heeft in haar mededeling van 6 december 2012, die een actieplan ter versterking van de strijd tegen belastingfraude en belastingontduiking bevat, dan ook beklemtoond dat de automatische uitwisseling van inlichtingen sterk moet worden bevorderd als de toekomstige Europese en internationale standaard voor transparantie en uitwisseling van inlichtingen in belastingzaken.

Op basis van een in juni 2013 door de Commissie ingediend voorstel stelde de Raad op 9 december 2014 Richtlijn 2014/107/EU vast, teneinde Richtlijn 2011/16/EU te wijzigen en de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen tussen de belastingautoriteiten in de EU uit te breiden tot een breed scala van financiële items, overeenkomstig de mondiale standaard. De wijziging garandeert een coherente, consistente en alomvattende Uniebrede aanpak van de automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen op de interne markt.

Aangezien Richtlijn 2014/107/EU over het algemeen een ruimer toepassingsgebied dan Richtlijn 2003/48/EG heeft en bepaalt dat in gevallen waarin de toepassingsgebieden elkaar overlappen, Richtlijn 2014/107/EU voorrang heeft, nam de Commissie op 18 maart 2015 een voorstel tot intrekking van Richtlijn 2003/48/EG aan.

Om de kosten te drukken en de administratieve lasten voor zowel de belastingdiensten als de marktdeelnemers te beperken, is het van cruciaal belang de wijziging van de bestaande overeenkomst inzake spaargelden met Liechtenstein aan te passen aan de ontwikkelingen op EU- en internationaal niveau. Dit zal de fiscale transparantie in Europa ten goede komen en de rechtsgrondslag vormen voor de tenuitvoerlegging van de mondiale standaard van de OESO inzake de automatische uitwisseling van inlichtingen tussen Liechtenstein en de EU.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

De rechtsgrondslag van onderhavig voorstel wordt gevormd door artikel 115 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in samenhang met artikel 218, lid 5, en artikel 218, lid 8, tweede alinea. De materiële rechtsgrondslag wordt gevormd door artikel 115 VWEU.

Artikel 1 van het bij dit voorstel voor een besluit van de Raad gevoegde wijzigingsprotocol verandert de titel van de bestaande overeenkomst om de inhoud van de overeenkomst zoals gewijzigd bij voornoemd wijzigingsprotocol beter weer te geven. Het vervangt ook de bestaande artikelen en bijlagen door een nieuwe reeks bepalingen vervat in 10 artikelen, een bijlage I die de gezamenlijke rapportagestandaard van de OESO weerspiegelt (die deel uitmaakt van de mondiale standaard), een bijlage II die belangrijke delen van het OESO-commentaar op de mondiale standaard weerspiegelt, en een bijlage III waarin de bevoegde autoriteiten van Liechtenstein en van elke lidstaat worden vermeld.

De nieuwe artikelen weerspiegelen de artikelen van de OESO-modelovereenkomst tussen bevoegde autoriteiten voor de tenuitvoerlegging van de mondiale standaard, met kleine aanpassingen in verband met het bijzondere wettelijke kader van een EU-overeenkomst. Artikel 1 bevat geen definitie van 'fiscaal identificatienummer', aangezien dit begrip al wordt omschreven in deel VIII, onderdeel E, punt 5, van bijlage I. Artikel 5 bevat een volledige reeks bepalingen inzake de uitwisseling van inlichtingen op verzoek, die aansluit bij de meest recente tekst van het OESO-modelbelastingverdrag. Artikel 6 bevat een uitvoeriger reeks bepalingen inzake gegevensbescherming. Artikel 7 voorziet in een aanvullende raadplegingsronde voordat een lidstaat of Liechtenstein overgaat tot het schorsen van de overeenkomst. Artikel 8 bevat bepalingen over wijzigingen van de overeenkomst, waaronder een snel mechanisme voor de tijdelijke toepassing van wijzigingen van de mondiale standaard door een van de overeenkomstsluitende partijen, op voorwaarde dat de andere partij hiermee instemt. In artikel 10 wordt het geografische toepassingsgebied vastgesteld.

Bijlage I volgt zowel de gezamenlijke rapportagestandaard van de OESO (CRS) als bijlage I bij de richtlijn betreffende administratieve samenwerking. Bijlage II implementeert belangrijke delen van het CRS-commentaar en komt overeen met bijlage II bij de richtlijn betreffende administratieve samenwerking. De minieme afwijkingen van bijlage I of II ten opzichte van de richtlijn betreffende administratieve samenwerking zijn toe te schrijven aan het verzoek van de Liechtensteinse onderhandelaars om de tekst opnieuw in overeenstemming te brengen met de CRS. Daarbij gaat het onder meer om:

1. In deel I, onderdeel D, is de verwijzing naar het rapporteren van de geboorteplaats opnieuw afgestemd op de CRS.

2. De definities van 'internationale organisatie' en 'centrale bank' in deel VIII, onderdeel B, punten 3 en 4, zijn opnieuw afgestemd op de CRS, zodat zij ook kunnen worden toegepast in het kader van de vrijstelling van de doorkijkbenadering voor passieve niet-financiële entiteiten (NFE's) in deel VIII, onderdeel D, punt 9, onder c).

3. In bijlage II wordt de definitie van 'vestigingsplaats van een financiële instelling' afgestemd op het CRS-commentaar, teneinde ook die gevallen te bestrijken waarin de vestigingsplaats van een andere financiële instelling dient te worden vastgesteld, bv. bij de doorkijkbenadering voor passieve NFE's.

Artikel 2 van het wijzigingsprotocol bevat bepalingen inzake de inwerkingtreding en toepassing. Daarbij gaat het om de overgang van de bestaande overeenkomst naar de gewijzigde overeenkomst wat betreft verzoeken om inlichtingen, de mogelijkheid tot bronbelastingverrekening voor uiteindelijk gerechtigden, eindbetalingen van bronbelasting door Liechtenstein aan lidstaten en laatste uitwisselingen van inlichtingen op basis van het systeem van vrijwillige verstrekking.

Artikel 3 vermeldt de talen waarin het wijzigingsprotocol wordt ondertekend.

De herziene overeenkomst wordt aangevuld door twee gezamenlijke verklaringen van de overeenkomstsluitende partijen.

De eerste gezamenlijke verklaring legt een verband met het commentaar op de mondiale standaard en op artikel 26 van het OESO-modelverdrag inzake belasting naar inkomen en vermogen. De tweede verklaring betreft de beoogde datum van inwerkingtreding van de herziene overeenkomst.

Het voorstel gaat niet verder dan wat nodig of passend is om de verwachte doelstellingen te verwezenlijken.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Het wijzigingsprotocol strekt tot tenuitvoerlegging van de mondiale standaard door de EU-lidstaten en Liechtenstein. De verschillende belanghebbenden werden al bij herhaling geraadpleegd tijdens de ontwikkeling van de mondiale standaard van de OESO.

De EU-lidstaten zijn ook geraadpleegd en geïnformeerd gedurende de onderhandelingen tussen de Commissie en Liechtenstein. Op de bijeenkomsten van de Europese Raad van maart en december 2014 heeft de Commissie verslag uitgebracht over de stand van zaken bij de onderhandelingen met Liechtenstein.

De Commissie heeft ook de nieuwe deskundigengroep voor automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen geraadpleegd die advies verstrekt om ervoor te zorgen dat de EU-wetgeving inzake automatische inlichtingenuitwisseling op het gebied van directe belasting daadwerkelijk afgestemd is op en volledig verenigbaar is met de mondiale standaard van de OESO. De deskundigengroep omvat vertegenwoordigers van organisaties die de financiële sector representeren en van organisaties die strijden tegen belastingontduiking en ontwijking.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Geen