Toelichting bij COM(2015)546 - Machtiging van Letland af te wijken van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 168 bis van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna 'de btw-richtlijn' genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 8 april 2015, heeft Letland verzocht om een maatregel te mogen blijven toepassen die afwijkt van de algemene beginselen betreffende het recht op aftrek van voorbelasting ter zake van bepaalde personenauto's. Samen met het verzoek om verlenging heeft Letland een verslag ingediend over de toepassing van Uitvoeringsbesluit 2013/191/EU van de Raad, met daarin ook een evaluatie van het percentage van de beperking van het recht op aftrek. Op 30 juli 2015 zijn het verzoek en het verslag met nadere informatie aangevuld.

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brieven van 21 en 24 augustus 2015 van het verzoek van Letland in kennis gesteld. Bij brief van 24 augustus 2015 heeft de Commissie Letland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

Algemene context



Overeenkomstig artikel 168 van de btw-richtlijn mag een belastingplichtige de btw op de goederen en diensten die hij voor zijn belaste handelingen aanschaft, in mindering brengen. Overeenkomstig artikel 26, lid 1, onder a), van deze richtlijn wordt het gebruik van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden gelijkgesteld met een dienst verricht onder bezwarende titel wanneer voor dit goed recht op aftrek van de btw is ontstaan. Op deze manier kan initieel afgetrokken btw worden teruggenomen voor het gedeelte privégebruik.

Bij personenauto's is dit mechanisme moeilijk toe te passen, met name omdat het lastig is het privé- en het zakelijk gebruik op te splitsen. Het bijhouden en controleren van een rittenregistratie vormt dan weer een extra last, zowel voor de bedrijven als de belastingdienst, zelfs als Letland gebruik zou maken van de keuzemogelijkheid van artikel 168 bis van de btw-richtlijn om de aftrek voor uitgaven in verband met tot het bedrijf behorende voertuigen te beperken naar evenredigheid van het werkelijke zakelijke gebruik dat de belastingplichtige ervan maakt.

Om de inning van de btw te vereenvoudigen en belastingontduiking te bestrijden, heeft Letland in 2011 een verzoek om een derogatie ingediend op grond waarvan het recht op aftrek ter zake van bepaalde personenauto's tot 80 % mocht worden beperkt. Dit derogatieverzoek werd goedgekeurd door de Raad bij Besluit 2013/191/EU van 22 april 2013, dat op 31 december 2015 verstrijkt. Een aantal categorieën van voertuigen werd uitdrukkelijk van deze beperking uitgesloten, zoals voertuigen die zijn aangekocht met het oog op wederverkoop, verhuur of leasing; voertuigen die worden gebruikt voor het vervoer van personen (zoals taxi's) of goederen; voertuigen die worden gebruikt voor rijlessen; voertuigen die worden gebruikt voor bewakings- of hulpverleningsdiensten; en voertuigen die worden gebruikt als demonstratievoertuig in de autoverkoop. Tegelijkertijd werd aan bedrijven een ontheffing verleend van de verplichting om btw te voldoen over het privégebruik.

Overeenkomstig artikel 6, onder b), van voornoemd besluit heeft Letland een verslag ingediend over de toepassing van het besluit, met daarin ook een evaluatie van het percentage van de aftrekbeperking.

Uit de door Letland verstrekte informatie blijkt dat het aftrekpercentage van 80 % niet langer overeenstemt met de realiteit en dat dit percentage moet worden verlaagd tot 50 %. Letland onderbouwt het nieuwe aftrekpercentage met statistische gegevens over een bijzondere belasting op lichte voertuigen in eigendom of bezit van commerciële ondernemingen die voor particuliere en zakelijke activiteiten worden gebruikt. Volgens de door Letland verstrekte informatie is deze bijzondere belasting voor 79 % van alle technisch voor het verkeer geschikte lichte voertuigen die in eigendom of bezit van rechtspersonen zijn, voldaan. Uit de informatie van de Letse autoriteiten blijkt ook dat in 2012 87,6 %, in 2013 92,5 % en in 2014 86,2 % van de rechtspersonen over ten minste één geregistreerd licht voertuig beschikte en de bijzondere belasting op lichte voertuigen heeft voldaan. Tot slot is 99,6 % van de geregistreerde bedrijven in Letland een kleine of middelgrote onderneming. Op basis van deze statistische informatie die het merendeel van de belastingplichtigen omvat, kan volgens Letland worden geconcludeerd dat het totale privégebruik van personenauto's door deze groep overeenkomt met 50 %. De nieuwe grens moet derhalve worden vastgesteld op 50 %.

Alle overige voorwaarden van de derogatie zullen van toepassing blijven. De nieuwe regeling zal dus gelden voor alle personenauto's met maximaal acht zitplaatsen, de bestuurdersplaats niet meegerekend, en onder een bepaald gewicht die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt. Personenauto's die voor bepaalde specifieke activiteiten worden gebruikt, zullen ook nu van de beperking van het recht op aftrek worden uitgesloten en onder de normale regels vallen — het betreft hier voertuigen die zijn aangekocht met het oog op wederverkoop, verhuur of leasing; voertuigen die worden gebruikt voor het vervoer van personen (zoals taxi's) of goederen; voertuigen die worden gebruikt voor rijlessen; voertuigen die worden gebruikt voor bewakings- of hulpverleningsdiensten; en voertuigen die worden gebruikt als demonstratievoertuig in de autoverkoop.

Gezien de wijziging van het percentage is het aangewezen om een nieuwe derogatie te verlenen veeleer dan de bestaande te verlengen. De nieuwe derogatie moet in de tijd beperkt worden tot 31 december 2018 zodat kan worden geëvalueerd of de voorwaarden waarop zij gebaseerd is, nog altijd geldig zijn. Een verzoek om verlenging moet uiterlijk 31 maart 2018 aan de Commissie worden toegezonden en vergezeld gaan van een verslag waarin onder meer het toegepaste percentage is geëvalueerd.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Aan andere lidstaten zijn soortgelijke derogaties met betrekking tot het recht op aftrek verleend, waaronder ook aan Letland bij Besluit 2013/191/EU van 22 april 2013.

Krachtens artikel 176 van de btw-richtlijn zal de Raad bepalen voor welke uitgaven geen recht op aftrek van de btw bestaat. In afwachting daarvan mogen de lidstaten de uitsluitingen die op 1 januari 1979 van toepassing waren, handhaven. Er bestaat derhalve een reeks standstillbepalingen die het recht op aftrek ter zake van personenauto's beperken.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Niet van toepassing.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

Gelet op de bepaling in de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, valt dit onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk belastingontduiking bestrijden en de inning van de btw vereenvoudigen.

Keuze van het instrument

Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een besluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot individuele lidstaten kan worden gericht.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Letland en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Het voorstel voor een besluit strekt er in de eerste plaats toe de inning van de btw te vereenvoudigen voor personenauto's die gedeeltelijk voor andere dan bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, en heeft aldus een potentieel positief effect. Tegelijkertijd wordt een dam opgeworpen tegen belastingontduiking door een onjuiste administratie.

Gelet op de beperkte werkingssfeer en toepassingsduur van de derogatie zal het effect evenwel in ieder geval beperkt zijn.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplannen en toezicht , evaluatie en rapportageregelingen

Het voorstel bevat een vervalbepaling: de derogatie vervalt automatisch op 31 december 2018.