Toelichting bij COM(2015)560 - Machtiging van Letland een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Overeenkomstig artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 1 (hierna 'de btw-richtlijn' genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 30 maart 2015, heeft de Republiek Letland (hierna 'Letland' genoemd) verzocht om een maatregel te mogen blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van de btw-richtlijn. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 18 mei 2015 van het verzoek van Letland in kennis gesteld. Bij brief van 20 mei 2015 heeft de Commissie Letland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

De Letse regering wil de looptijd van de verleggingsregeling die zij thans mag toepassen voor leveringen van hout, verlengen.

Wat leveringen van hout betreft, heeft Letland moeten vaststellen dat een aanzienlijk aantal bedrijven zijn verplichtingen niet nakwam. Veelal gaat het hier om kleine wederverkopers, die vaak verdwijnen zonder de door hen in rekening gebrachte btw af te dragen, terwijl hun afnemers wel over een geldige factuur beschikken om de voorbelasting in aftrek te brengen.

Onder de verleggingsregeling wordt de afnemer in afwijking van de algemene regel van artikel 193 van de btw-richtlijn bij binnenlandse transacties de tot voldoening van de btw gehouden persoon.

De machtiging voor deze derogatiemaatregel werd oorspronkelijk verleend bij Beschikking 2006/42/EG 2 van de Raad van 24 januari 2006. De looptijd van de derogatiemaatregel voor de levering van hout werd verlengd bij Uitvoeringsbesluit 2009/1008/EU 3 van de Raad van 7 december 2009. Bij Uitvoeringsbesluit 2013/55/EU 4 van de Raad van 22 januari 2013, ten slotte, werd de derogatiemaatregel voor het laatst verlengd.

Uit het verslag dat de Letse belastingautoriteiten hebben voorgelegd samen met het verzoek om de derogatiemaatregel te mogen blijven toepassen, begrijpt de Commissie dat de omstandigheden waarop de oorspronkelijke derogatie was gebaseerd, nog steeds relevant zijn. Ondanks het feit dat het aantal gevallen van fraude met btw-afdrachten aan de schatkist en van ontduiking van de btw op de houtmarkt sinds de invoering van de verleggingsregeling is gedaald, bestaat het risico volgens Letland nog altijd. Een van de indicatoren waaruit blijkt dat het risico nog altijd hoog is, is het aantal geregistreerde bedrijven dat door de belastingdienst (SRS) in deze bedrijfstak is aangemerkt als postbusonderneming. Deze bedrijven zetten constructies met kunstmatige transacties op om het bedrag aan btw dat aan de schatkist moet worden afgedragen, te verlagen of het bedrag aan btw dat door de schatkist moet worden teruggegeven aan andere geregistreerde bedrijven die bij deze constructies betrokken zijn, te verhogen. Daarom is het volgens Letland zaak dat de verleggingsregeling van toepassing blijft ten aanzien van de betaling van btw op houttransacties in Letland.

Op basis hiervan moet de derogatie gedurende een nieuwe beperkte periode worden toegestaan.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Aan andere lidstaten zijn soortgelijke derogaties met betrekking tot artikel 193 van de btw-richtlijn verleend.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Niet van toepassing.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

Gelet op de bepaling in de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, valt dit onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Voorts is de maatregel doelgericht en geldt hij uitsluitend voor een zeer beperkt aantal belastingplichtige leveranciers in verband waarmee de inning van de btw problematisch is gebleken. Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel.

Keuze van het instrument

Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken als de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een besluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot individuele lidstaten kan worden gericht.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadplegingen van belanghebbenden

Niet relevant.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Het voorstel voor een besluit van de Raad strekt ertoe de belastingheffing te vereenvoudigen en mogelijke btw-fraude of –ontwijking te bestrijden, en kan bijgevolg een positief economisch effect sorteren.

Het effect zal in ieder geval beperkt zijn gelet op de beperkte werkingssfeer van de derogatie.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplannen en toezichts , evaluatie en rapportageregelingen

Het voorstel bevat een vervalbepaling: de derogatie loopt automatisch af op 31 december 2018.

Indien Letland evenwel een verdere verlenging van de derogatiemaatregel na 2018 noodzakelijk acht, dient het de Commissie uiterlijk 1 april 2018 een evaluatieverslag tezamen met het verzoek om verlenging voor te leggen.