Toelichting bij COM(2015)750 - Wijziging van Richtlijn 91/477/EEG inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De veiligheid van burgers en ondernemingen is van groot belang voor deze Commissie. Het gebruik van vuurwapens door zware en georganiseerde criminelen en terroristische organisaties kan enorme schade toebrengen aan de maatschappij. Dit hebben wij het afgelopen jaar verscheidene malen gezien, met name bij de aanslagen die in Kopenhagen en Parijs hebben plaatsgevonden. Zo zijn op 13 november 2015 in Parijs meer dan 120 mensen omgekomen in een reeks gecoördineerde terreuraanslagen.

Deze tragische gebeurtenissen 1 tonen duidelijk aan dat georganiseerde misdaad een dreiging met veel facetten is en laten zien waarom wij de strijd tegen de illegale handel in vuurwapens verder moeten versterken, met name via een gecoördineerde en samenhangende aanpak. De gemeenschappelijke Europese verantwoordelijkheid in de bestrijding van grensoverschrijdende misdaad en terrorisme wordt ook in de politieke richtsnoeren van voorzitter Juncker benadrukt.

Op de verwerving, het voorhanden hebben en de in- en uitvoer van civiele vuurwapens is een omvangrijk EU-regelgevingskader van toepassing, meer bepaald Richtlijn 91/477/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2008/51/EG.

De burgers van de Europese Unie vertrouwen op de nationale regeringen en de EU-instellingen voor de waarborging van hun veiligheid. Met het oog hierop is het van belang onmiddellijk maatregelen te treffen om de bestaande regelgeving inzake de toegang tot vuurwapens en de handel erin te versterken.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Het doel van de vuurwapenrichtlijn (Richtlijn 91/477/EEG) is de goede werking van de interne EU-markt in vuurwapens te verzekeren en de EU-burgers tegelijk een hoog niveau van veiligheid te garanderen. Deze regelgeving is bedoeld om een antwoord te bieden op mogelijke problemen en gevoeligheden die kunnen opduiken tijdens de levenscyclus van een vuurwapen (van de productie en handel over het bezit en voorhanden hebben tot het onbruikbaar maken en de vernietiging ervan). Hiertoe zijn in de richtlijn minimumeisen vastgesteld die de lidstaten moeten opleggen in het kader van de verwerving en het voorhanden hebben van verschillende categorieën vuurwapens 2 , en voorwaarden bepaald voor de overbrenging van vuurwapens tussen de lidstaten. Daarnaast biedt de richtlijn ook flexibelere regelgeving voor de jacht en het sportschieten 3 .

Met de in 2008 goedgekeurde wijziging (Richtlijn 2008/51/EG 4 ) zijn de veiligheidsaspecten versterkt en is de richtlijn afgestemd op het VN-Protocol tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, delen en onderdelen daarvan en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad.

Het bestaande EU-wetgevingskader inzake vuurwapens is grotendeels gebaseerd op het VN-protocol inzake vuurwapens ( www.unodc.org/pdf/crime/a_res_55/255e.pdf">UN Firearms Protocol — UNFP), waarover door de Commissie is onderhandeld en dat door haar namens de EU in 2002 is ondertekend.

Het protocol is een internationaal instrument waarbij zowel de EU als de lidstaten partijen zijn. De Commissie heeft de omzetting van alle bepalingen van het protocol in EU-wetgeving uitgevoerd, hoofdzakelijk door de goedkeuring van:

• Richtlijn 2008/51/EG , waarin de passende door het UNFP vereiste bepalingen voor de handel in wapens binnen de gemeenschap zijn opgenomen, en

• Verordening (EU) nr. 258/2012 ( IP/12/225 ), waarin de handel en transacties met landen buiten de EU worden geregeld en zodoende de bepalingen van artikel 10 van het UNFP zijn omgezet.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Dit initiatief is volledig in overeenstemming met de strategische doelstellingen van de Europese Commissie voor de periode 2014-2019, met name met de bevordering van een op wederzijds vertrouwen gebaseerde ruimte van recht en grondrechten.

Na de terreuraanslagen in Parijs in januari 2015 hebben de ministers van Binnenlandse Zaken en/of Justitie van de EU-landen de verklaring van Parijs 5 aangenomen, waarin zij opnieuw blijk geven van de intentie van hun landen om de illegale handel in vuurwapens in heel Europa terug te dringen en in lijn daarmee de samenwerking in het kader van het Europees multidisciplinair platform tegen criminaliteitsdreiging (Empact) te versterken, met het oog op de betere uitwisseling van inlichtingen en de volledige benutting van de middelen voor Europol, Eurojust en Interpol.

Op de informele bijeenkomst van de Europese Raad op 12 februari 2015 hebben de staatshoofden en regeringsleiders alle bevoegde autoriteiten opgeroepen de samenwerking in de strijd tegen de illegale handel in vuurwapens te versterken, onder meer door een snelle herziening van de relevante wetgeving en een hernieuwde dialoog met derde landen over veiligheidskwesties, in het bijzonder met landen in het Midden-Oosten, Noord-Afrika en op de Westelijke Balkan 6 .

Op de zitting van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 12 en 13 maart 2015 hebben de ministers de Commissie opgeroepen met voorstellen te komen om de illegale handel in vuurwapens tegen te gaan en, samen met Europol, de uitwisseling van informatie en operationele samenwerking te verbeteren 7 .

Als reactie heeft de Commissie de Europese Veiligheidsagenda vastgesteld om op Europees niveau een doeltreffend en gecoördineerd antwoord te kunnen bieden op opkomende en steeds complexer wordende veiligheidsbedreigingen. In de Europese Veiligheidsagenda 8 wordt gewezen op de problemen die de illegale handel in vuurwapens stelt, waarbij verschillen in nationale wetgeving als obstakel voor doeltreffende controles en politiesamenwerking tussen de EU-landen zijn geïdentificeerd en er in het bijzonder wordt opgeroepen om aan de herziening van de wetgeving over vuurwapens in 2016 prioriteit te verlenen. Verder wordt er ook opgeroepen tot het nemen van dringende maatregelen betreffende het onbruikbaar maken van vuurwapens om te voorkomen dat criminelen deze opnieuw gebruiksklaar maken en gebruiken. In de verklaring van de Raad van ministers van Binnenlandse Zaken van 29 augustus 2015 is de oproep tot herziening van de vuurwapenrichtlijn en tot vaststelling een gemeenschappelijke aanpak betreffende het onbruikbaar maken van vuurwapens herhaald.

Tot slot heeft de Raad op 8 oktober 2015 conclusies over het beter gebruik van de middelen ter bestrijding van de illegale handel in vuurwapens aangenomen, waarin de lidstaten, de Europese Commissie, Europol en Interpol worden verzocht maatregelen te nemen, waaronder een herziening van de huidige wetgeving, en via gecoördineerde grensoverschrijdende onderzoeken en operaties toezicht te houden op de gevaren van vuurwapens. Dit toezicht heeft ook betrekking op de illegale onlinehandel in vuurwapens 9 .

Het Europees Parlement heeft zich ook een aantal keer over het probleem van de illegale handel in vuurwapens gebogen. Op 11 februari 2015 heeft het Europees Parlement een resolutie over terrorismebestrijdingsmaatregelen 10 aangenomen, waarin het de Commissie vraagt de bestaande EU-regelgeving met betrekking tot het verkeer van illegale vuurwapens, explosieven en wapenhandel in verband met georganiseerde misdaad dringend te evalueren.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is de rechtsgrondslag van dit voorstel in samenhang met de oorspronkelijke rechtsgrondslag van de vuurwapenrichtlijn.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

Overeenkomstig artikel 5 VEU moeten alle maatregelen die op EU-niveau worden genomen, voldoen aan het subsidiariteitsbeginsel; dit houdt in dat de EU enkel regelgeving vaststelt als dit waarde toevoegt aan de door de lidstaten getroffen maatregelen.

De aan te pakken problemen, d.w.z. de bedreigingen die uitgaan van zware en georganiseerde criminaliteit en terrorisme, en de mogelijke enorme maatschappelijke en economische kosten door gewelddadige acties, zijn onmiskenbaar transnationaal aangezien zij meer dan één lidstaat tegelijk treffen. In dat opzicht kunnen de lidstaten alleen deze problemen niet volledig bevredigend aanpakken.

Dit blijkt uit de recente terreuraanslagen in augustus en november dit jaar, uitgevoerd door criminele netwerken die in verschillende lidstaten actief zijn. Deze netwerken hebben gebruikgemaakt van verschillen tussen nationale regelgevingen voor het voorhanden hebben van en de handel in vuurwapens, en hebben tekortkomingen in de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie uitgebuit.

Enkel een systeem in de hele EU kan zorgen voor de nodige samenwerking tussen de lidstaten om het civiele gebruik van vuurwapens in de EU in de hand te houden en te traceren.

De veiligheidskwesties die in de vuurwapenrichtlijn worden aangepakt, zijn grensoverschrijdend. De gevoeligheid van een lidstaat voor criminele activiteiten heeft gevolgen voor de Europese Unie als geheel. Verschillen in de nationale wetgevingen, indelingen van vuurwapens en administratieve procedures ondermijnen de eenvormige toepassing van de richtlijn. Zoals benadrukt in een recente evaluatie kunnen doeltreffende maatregelen om een hoog niveau van beveiliging te waarborgen en de grensoverschrijdende overbrenging van vuurwapens te regelen enkel op EU-niveau worden genomen. In de vuurwapenrichtlijn is een gemeenschappelijk regelgevingskader vastgesteld dat door nationale of bilaterale actie alleen niet tot stand zou kunnen worden gebracht.

Evenredigheid

1.

Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:


Evenredigheid wordt verzekerd door de inhoud van de voorgestelde wijzigingen te beperken tot de elementen met de grootste impact op veiligheid, overeenkomstig de voornaamste conclusies van de studies die in de voorbereidingsfase zijn uitgevoerd. Algemeen gaat dit voorstel niet verder dan nodig om de doelstelling te bereiken, namelijk de waarborging van de veiligheid van EU-burgers zonder onnodige beperkingen voor de interne markt.

Naast de standaardbepalingen in verband met de handelspolitiek om rekening te houden met de bezorgdheid en opmerkingen van de particuliere belanghebbenden, beoogt het voorstel de verbetering van de veiligheidsnormen en de terugdringing van de inconsistenties met het VN-protocol inzake vuurwapens, met name de inconsistenties in de definities.

Keuze van het instrument

De Commissie stelt een nieuwe richtlijn voor om de bestaande vuurwapenrichtlijn aan te passen. Andere instrumenten om de bestaande richtlijn aan te passen, zouden ongeschikt zijn.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Zoals aangekondigd in haar mededeling in 2013 11 heeft de Commissie vóór zij heeft overwogen of het relevant is het huidige wetgevingskader te herzien een reeks studies uitgevoerd over:

• de relevantie van een EU-wetgevingsvoorstel om de strafrechtelijke sancties van de lidstaten voor illegale handel in vuurwapens op elkaar af te stemmen 12 ;

• de relevantie van een EU-wetgevingsvoorstel om in de EU de regelgeving voor procedures inzake het onbruikbaar maken en de vernietiging van vuurwapens en het aanbrengen van markeringen erop te verbeteren, alsook de regelgeving voor alarm- en replicawapens 13 ;

• de toepassing van de vuurwapenrichtlijn in alle lidstaten.

In de eerste studie is geconcludeerd dat minimumregels betreffende de illegale handel in vuurwapens in de hele EU de rechtsonzekerheid zouden doen afnemen, vervolging gemakkelijker zouden maken en ervoor zouden zorgen dat criminelen geen gebruik kunnen maken van achterdeurtjes. Uit de studie blijkt echter ook dat praktische problemen zoals een gebrek aan middelen, tegenstrijdige beleidsprioriteiten en een gebrek aan handhaving van de bestaande wetten even grote belemmeringen vormen voor grensoverschrijdende samenwerking ter bestrijding van de illegale handel in vuurwapens als verschillen tussen de nationale wetgevingen op dit gebied. In de conclusies van de studie wordt een beleidsmix (niet-wetgevende en wetgevende maatregelen) naar voren geschoven, zonder voor wetgevende maatregelen een minimum of maximum te bepalen.

2.

De tweede studie heeft een herziening van de vuurwapenrichtlijn voorgesteld, met als doel:


• de harmonisatie van de markeringsregels voor vuurwapens en de vaststelling van de wederzijdse erkenning van markeringen door de lidstaten;

• de handhaving van gemeenschappelijke normen en procedures, en de invoering van registratievoorschriften voor onbruikbaar gemaakte vuurwapens;

• de vaststelling van gemeenschappelijke technische richtsnoeren inzake de ombouw van alarm-, sein- en replicawapens door de uitwerking van criteria om te bepalen of alarm- en replicawapens kunnen worden omgebouwd. Hierdoor worden zij dus binnen de werkingssfeer van de vuurwapenrichtlijn gebracht;

• de bevordering van het delen van kennis tussen de lidstaten (met bijzondere aandacht voor de risico’s en mogelijkheden door technologische ontwikkelingen) en de verbetering van gegevensverzameling betreffende de productie en het bezit van, en criminele activiteiten in verband met vuurwapens, onbruikbaar gemaakte vuurwapens, alarmwapens en replicawapens.

3.

Tot slot is in de studie ter beoordeling van de toepassing van de vuurwapenrichtlijn onder andere aanbevolen:


• gemeenschappelijke criteria betreffende de ombouw van alarmwapens te bepalen;

• de markeringsregels en normen voor het onbruikbaar maken van vuurwapens te harmoniseren;

• het systeem voor gegevensverzameling te versterken en de interoperabiliteit tussen de informatiesystemen op nationaal niveau te beoordelen; en tot slot

• een gemeenschappelijke aanpak voor de indeling van vuurwapens voor de jacht en het sportschieten te bepalen.

Samen met dit voorstel publiceert de Commissie een verslag over de toepassing van de vuurwapenrichtlijn overeenkomstig artikel 17 van de richtlijn.

Raadplegingen van belanghebbenden

Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten



De belanghebbenden werden geraadpleegd door middel van vragenlijsten en uitnodigingen voor bijeenkomsten gericht aan de lidstaten en particuliere belanghebbenden (vertegenwoordigers van Europese verenigingen van fabrikanten van vuurwapens en munitie voor civiel gebruik, actoren uit de civiele wapenhandel, jagers, verzamelaars, ngo's, onderzoeksinstellingen enz.), door het openen van een specifiek e-mailadres voor permanent overleg (JLS-FIREARMS@ec.europa.eu) en door middel van een externe studie ter ondersteuning van het opstellen van de effectbeoordeling. Binnen de Commissie werd bovendien een 'interdienstengroep' opgericht.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden



De lidstaten en ngo's waren het erover eens dat de toepassing van Richtlijn 91/477/EEG nuttig is om te voorkomen dat de handel in vuurwapens van de legale markt naar de illegale markt verhuist. De particuliere belanghebbenden betoogden dat de lidstaten al strenge regels hebben op dit gebied en waren bezorgd over eventuele negatieve gevolgen voor kleine en middelgrote ondernemingen. Vele particuliere belanghebbenden waren bijzonder ongerust over wijzigingen in de indeling van vuurwapens die de activiteiten van jagers en sportschutters in het gedrang zouden brengen.

Volgens de belanghebbenden is het opnieuw gebruiksklaar maken van onbruikbaar gemaakte vuurwapens een relevante bron van wapens voor criminele doeleinden en zorgen verschillen tussen de nationale normen voor het onbruikbaar maken van vuurwapens voor achterdeurtjes die door criminelen kunnen worden misbruikt 14 . Sommigen vinden de vuurwapenrichtlijn te streng wat betreft het onbruikbaar maken van vuurwapens en zijn overtuigd dat controle op de toepassing van de richtlijn door de lidstaten en de opstelling van de nodige technische richtsnoeren volstaan 15 . Verdere harmonisatie wordt echter algemeen als een prioriteit beschouwd.

Alle belanghebbenden (gaande van de autoriteiten van de lidstaten tot deskundigen en vertegenwoordigers van fabrikanten) zijn van mening dat er een reële behoefte is aan uitwisseling van informatie over vuurwapens tussen de lidstaten en dat dit een groot probleem is. Bovendien mag samenwerking niet beperkt blijven tot de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten, maar moeten publieke en particuliere belanghebbenden worden samengebracht 16 . Betere communicatie wordt essentieel geacht voor inlichtingen, gezamenlijke operaties en beheer. Het zou echter een goede praktijk zijn om de nadruk meer te leggen op manieren waarop informatie via elektronische kanalen kan worden gedeeld dan op het organiseren van vergaderingen. Bovendien moet in aanmerking worden genomen dat platformen waar zulke besprekingen kunnen plaatsvinden al bestaan, op zowel operationeel als regelgevend niveau.

Gemeenschappelijke aanbevelingen over regels worden als belangrijk beschouwd omdat in bepaalde landen sommige zaken anders worden geïnterpreteerd (bijvoorbeeld de definitie van replicawapens). Om te voorkomen dat criminelen verschillen tussen regels in de lidstaten in hun voordeel kunnen gebruiken, is een geharmoniseerde aanpak in heel Europa nodig.

Opdat definities doeltreffend zouden zijn, moeten er meer specifieke verwijzingen naar alarmwapens en andere typen wapens die in het EU-regelgevingskader nog niet duidelijk zijn gedefinieerd, in worden opgenomen.

De algemene consensus was dat gemeenschappelijke minimumnormen in richtsnoeren inzake het onbruikbaar maken van vuurwapens door een harmonisering van de verschillende procedures en zodoende betere communicatie en makkelijkere rechtshandhaving ertoe zullen bijdragen dat de lidstaten in de hele EU hetzelfde niveau hanteren. De criminaliteit zou kunnen worden verlaagd, aangezien de toepassing van gemeenschappelijke minimumnormen zou kunnen helpen om de illegale handel in reserveonderdelen aan te pakken en het gebruik van vuurwapens die illegaal opnieuw zijn geassembleerd of zijn omgebouwd te voorkomen.

De Commissie heeft rekening gehouden met de standpunten van de publieke en particuliere belanghebbenden. Dit voorstel heeft als doel enerzijds de veiligheid en doeltreffendheid en anderzijds de doelmatigheid te vergroten.

Effectbeoordeling

Wegens het spoedeisende karakter van het voorstel in het licht van recente gebeurtenissen, wordt het voorgelegd zonder een effectbeoordeling. Het voorstel steunt echter wel op een Refit-evaluatie van de vuurwapenrichtlijn. In deze evaluatie is aangetoond dat er tekortkomingen zijn betreffende onder andere de mogelijkheid vuurwapens voor het afvuren van losse patronen om te bouwen tot echte vuurwapens, markeringseisen, het onbruikbaar maken van vuurwapens, definities, online verkoopovereenkomsten, alsook betreffende gegevensverzameling en uitwisselingssystemen. In het licht van recente gebeurtenissen zijn bijkomende eisen in kaart gebracht.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplannen en regelingen voor monitoring, evaluatie en verslaglegging

Uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de situatie die is ontstaan door de toepassing ervan, in voorkomend geval vergezeld van voorstellen. Vervolgens brengt zij om de vijf jaar bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit.

Toelichtende stukken (voor richtlijnen)

De lidstaten moeten de Commissie de tekst meedelen van hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen.

Gedetailleerde toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

In artikel 1 van het voorstel worden de definities van wapenmakelaar en wapenhandelaar verduidelijkt en wordt voor samenhang gezorgd met de bij het VN-protocol inzake vuurwapens vastgelegde definities van essentiële onderdelen en onderdelen van vuurwapens. In het studiewerk van de Commissie is gewezen op een gebrek aan duidelijkheid in de definitie van wapenmakelaar en is de nadruk gelegd op het feit dat wapenmakelaren ook in de richtlijn moeten worden opgenomen. Geluiddempers worden ook binnen de werkingssfeer van de richtlijn gebracht.

Met artikel 2 van het voorstel vallen verzamelaars voortaan ook binnen de werkingssfeer van de richtlijn. Verzamelaars zijn in de uitgevoerde evaluatie als een mogelijke bron van illegale handel in vuurwapens aangeduid. Daarom zullen verzamelaars de mogelijkheid behouden om vuurwapens te verwerven, maar alleen met een vergunning of verklaring.

Onbruikbaar gemaakte wapens moeten ook binnen de werkingssfeer van de richtlijn worden gebracht, wat betreft de identificatie van de eigenaar en het bijhouden van registers. Uit bewijs dat is verzameld in het kader van het studiewerk van de Commissie blijkt dat dit een ernstige tekortkoming is van de EU-wetgeving op het gebied van veiligheid. Recente aanslagen zijn uitgevoerd met onvolledig onbruikbaar gemaakte vuurwapens (en vuurwapens die uit onvolledig onbruikbaar gemaakte onderdelen zijn geassembleerd).

Het voorstel om binnenkort, via een uitvoeringsverordening, strenge gemeenschappelijke minimumrichtsnoeren inzake het onbruikbaar maken van vuurwapens in te voeren, zal het opnieuw gebruiksklaar maken van vuurwapens bemoeilijken. Ondanks strenge regels is het onmogelijk uit te sluiten dat onbruikbaar gemaakte wapens opnieuw gebruiksklaar worden gemaakt. Daarom worden voor de gevaarlijkste vuurwapens (categorie A) strengere regels ingevoerd, die ook van toepassing zijn indien zij onbruikbaar zijn gemaakt. Dit betekent dat onbruikbaar gemaakte vuurwapens van categorie A niet in bezit mogen worden gehouden, noch verhandeld (behalve door musea).

In een nieuwe bepaling is de eis vastgelegd om onbruikbaar gemaakte vuurwapens bij te houden in nationale registers. Elke overdracht (d.w.z. verandering van eigenaar) van onbruikbaar gemaakte vuurwapens moet hierin worden bijgehouden.

Semiautomatische wapens vertegenwoordigen vandaag een groot deel van de wapens in de jacht en het sportschieten. Uit de evaluatie blijkt dat sommige semiautomatische wapens echter makkelijk kunnen worden omgebouwd tot automatische wapens, en dat de huidige richtlijn geen technische criteria bevat om dergelijke ombouw te voorkomen. Ook zonder dergelijke ombouw tot vuurwapens van categorie A kunnen bepaalde semiautomatische vuurwapens een groot gevaar vormen wanneer hun patrooncapaciteit hoog is. Het voorstel verbiedt alle semiautomatische wapens die in de huidige categorie B7 zijn opgenomen.

Het voorstel voorziet in gemeenschappelijke EU-markeringsregels om te vermijden dat markeringen makkelijk kunnen worden verwijderd. Het verduidelijkt met name op welke onderdelen markeringen moeten worden aangebracht (en zorgt voor samenhang met de markeringseisen van het UNFP). Het moet ook van toepassing zijn op ingevoerde vuurwapens. De bewaartermijn van gegevens in het geautomatiseerd systeem van gegevensbestanden wordt verlengd tot meer dan twintig jaar. Gegevens moeten voortaan worden bewaard tot het vuurwapen wordt vernietigd, maar er is geen retroactieve toepassing van deze bepaling voorzien.

In de evaluatie van de vuurwapenrichtlijn en ander voorbereidend studiewerk wordt gewezen op het toenemend gebruik van het internet als verkoopkanaal voor vuurwapens en de moeilijkheden om hier in de toekomst controle op uit te oefenen. Er wordt rekening gehouden met een ernstige toename van het risico op fraude bij de verwerving van wapens via communicatie op afstand wanneer in de toekomst het gebruik van dergelijke verkoopmethoden toeneemt. Gezien de recente terreuraanslagen, waarbij sommige vuurwapens illegaal waren geassembleerd uit legaal via het internet aangekochte onderdelen, zou het ernstige risico's met zich meebrengen als voor dit verkoopkanaal geen regelgeving zou worden vastgesteld. Daarnaast is het online moeilijker om de rechtsgeldigheid van wapenvergunningen na te gaan. Het risico is nog groter in geval van verwerving van een wapen uit een derde land.

In de bestaande richtlijn is bepaald dat: "de lidstaten ervoor [zorgen] dat, behalve wanneer het gaat om wapenhandelaren, op de verwerving van vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie met behulp van technieken voor communicatie op afstand [...], waar toegestaan, streng toezicht wordt gehouden".

In het voorstel wordt een striktere aanpak overwogen: een verbod op de verkoop van wapens en onderdelen met behulp van technieken voor communicatie op afstand (in het bijzonder het internet), behalve voor wapenhandelaren en -makelaren.

De bestaande richtlijn is niet van toepassing op onder andere alarm- en seinwapens en wapens voor reddingsactiviteiten. Er wordt voorgesteld gemeenschappelijke criteria voor alarmwapens vast te stellen om te voorkomen dat zij tot echte vuurwapens worden omgebouwd. Deze criteria moeten natuurlijk van toepassing zijn op zowel in de EU vervaardigde als ingevoerde wapens.

Het risico dat alarmwapens en andere typen vuurwapens voor het afvuren van losse patronen tot echte vuurwapens kunnen worden omgebouwd, is groot en het aanpakken ervan is een van de voornaamste aanbevelingen van de evaluatie van de richtlijn en ander studiewerk. Volgens belanghebbenden kunnen alarmwapens die uit derde landen worden ingevoerd en om te bouwen zijn tot vuurwapens het grondgebied van de EU ongehinderd binnenkomen door een gebrek aan samenhangende en gemeenschappelijke regels. Technische specificaties hiervoor zullen in een uitvoeringshandeling worden aangenomen.

Er is geen systeem om de andere lidstaten te informeren wanneer een vergunning is geweigerd (in het bijzonder voor vuurwapens van categorie B). Het voorstel voert een systeem voor de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten in en bepaalt dat wapenhandelaren en -makelaren zich in een centraal vuurwapenregister moeten inschrijven. In de context hiervan zal de Commissie het gebruik van de bestaande instrumenten voor informatie-uitwisseling onderzoeken.

Het voorstel voorziet ook in een geldigheidsduur van vijf jaar voor vergunningen.