Toelichting bij COM(2015)572 - Stand van de energie-unie 2015

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2015)572 - Stand van de energie-unie 2015.
bron COM(2015)572 NLEN
datum 18-11-2015
EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 18.11.2015

COM(2015) 572 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Stand van de energie-unie 2015

{SWD(2015) 208}
{SWD(2015) 209}
{SWD(2015) 217 à 243}


Inleiding



De 'kaderstrategie voor een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering' van de Europese Commissie 1 heeft een nieuwe impuls gegeven om de overgang naar een koolstofarme, energiezekere en concurrerende economie tot stand te brengen. Om die impuls in stand te houden, wordt in deze eerste stand van de energie-unie 2 gekeken naar de vorderingen die de afgelopen negen maanden zijn gemaakt en naar de belangrijke kwesties die in 2016, een uiterst belangrijk jaar voor de totstandbrenging van de energie-unie, bijzondere politieke aandacht vergen 3

Over enkele dagen zullen de wereldleiders in Parijs bijeenkomen om tot overeenstemming te komen over de manier waarop de klimaatverandering, een van de grootste problemen waarmee de mensheid wordt geconfronteerd, moet worden aangepakt. In de stand van de energie-unie wordt de aandacht gevestigd op de bijdrage van Europa aan de onderhandelingen van Parijs en op de follow-up. De vooraanstaande rol die Europa speelt bij de overgang naar een koolstofarme economie moet na Parijs worden voortgezet, zowel door middel van de verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030 als door een samenhangende energie- en klimaatdiplomatie, waarmee wordt gewaarborgd dat alle landen hun toezeggingen nakomen.

Er zijn sterke zakelijke argumenten voor deze overgang. Toonaangevende Europese bedrijven veranderen op dit moment hun bedrijfsmodel. Hernieuwbare energie en energie-efficiëntie zorgen voor werkgelegenheid in Europa, waarvoor nieuwe vaardigheden en investeringen nodig zijn. Een groot aantal van de veranderingen in verband met deze overgang zal plaatsvinden in steden en gemeenten; als onze steden slimmer worden, zijn zij van doorslaggevend belang voor het EU-beleid betreffende duurzame energie.

De elektriciteits- en gasmarkten werken nog niet zoals zij zouden moeten werken. Om ervoor te zorgen dat de overgang naar een koolstofarme economie en maatschappij succesvol en sociaal rechtvaardig plaatsvindt, moeten de burgers meer hun verantwoordelijkheid nemen, profiteren van nieuwe technologieën en van meer concurrentie, waardoor hun energierekening lager uitvalt, en een actievere rol op de markt spelen.

In 2015 bleef energie vanwege geopolitieke gebeurtenissen in onze directe omgeving hoog op de agenda staan. Wat betreft de aanpak van deze problemen zijn energiezekerheid, efficiëntie, de ontwikkeling van infrastructuur, de voltooiing van de interne energiemarkt en duurzaamheid onlosmakelijk met elkaar verbonden. De tweede lijst van projecten van gemeenschappelijk belang bevat de infrastructuurprojecten die dringend nodig zijn om aan onze beleidsdoelstellingen op het gebied van energie te voldoen.

In de stand van de energie-unie worden de belangrijkste bouwstenen gepresenteerd voor een implementatiemechanisme waaruit voorspelbaarder, transparanter en stabieler beleid voortkomt. De richtsnoeren inzake geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen vormen de basis waarop de lidstaten kunnen beginnen met de ontwikkeling van die plannen voor de periode 2021-2030. De voorgestelde methodologie betreffende kernindicatoren is de eerste stap in de richting van het meten en monitoren van de totstandbrenging van de energie-unie.

De afgelopen maanden heeft de Commissie een groot aantal lidstaten bezocht om met de meest uiteenlopende belanghebbenden over de energie-unie te praten. Daarnaast is met alle lidstaten op technisch niveau gepraat. Op basis daarvan heeft de Commissie voor elke lidstaat een beoordeling inzake de energie-unie alsmede beleidsconclusies voor alle vijf de dimensies van de energie-unie opgesteld.

2. Het koolstofarm maken van de economie

Geboekte vooruitgang

De economie van de EU is momenteel de meeste koolstofefficiënte grote economie van de wereld. Onze economie is er met name in geslaagd economische groei los te koppelen van broeikasgasemissies. Tussen 1990 en 2014 is het gecombineerde bruto binnenlands product van de EU met 46 % gegroeid, terwijl de totale broeikasgasemissies met 23 % zijn afgenomen. De EU is een van slechts drie grote economieën 4 die meer dan de helft van hun elektriciteit opwekken zonder broeikasgassen te produceren 5

Een van de doelstellingen van de strategie voor de energie-unie is de economie minder afhankelijk van fossiele brandstoffen te maken. In 2015 zijn er vorderingen gemaakt op drie gebieden die de kern van deze overgang vormen: emissiehandel, hernieuwbare energie en verdere investeringen in koolstofarme technologieën en energie-efficiëntie.

Door de overeenkomst betreffende de invoering van de marktstabiliteitsreserve, die met ingang van 2019 van kracht wordt, zal het EU-emissiehandelssysteem (ETS) worden versterkt. In juli 2015 heeft de Commissie een voorstel gedaan om het EU-ETS te herzien. Dit is de laatste maatregel waarmee het EU-ETS geschikt wordt gemaakt om optimaal te functioneren als voornaamste Europese instrument om de doelstelling inzake broeikasgasemissies voor 2030 te halen. De Commissie vraagt het Europees Parlement en de Raad met klem om het voorstel met voorrang te behandelen.

Ter ondersteuning van de ambitie om nummer één te worden op het vlak van hernieuwbare energie, heeft de Commissie in juli 2015 een consultatieve mededeling inzake een nieuwe opzet van de elektriciteitsmarkt uitgebracht die er met name op is gericht de markt geschikt te maken voor een toenemend aandeel hernieuwbare energie. Hernieuwbare energiebronnen zijn algemeen aanvaard en gangbaar aan het worden. Zij voorzien reeds in de behoeften van 78 miljoen Europeanen en de EU ligt op schema om haar streefcijfer van 20 % eindenergieverbruik uit hernieuwbare bronnen tegen 2020 te halen.

De overgang naar een koolstofarme economie vergt aanzienlijke investeringen, met name in elektriciteitsnetten, productie, energie-efficiëntie en innovatie 6 . De EU-begroting draagt bij tot de verwezenlijking van deze verschuiving doordat klimaatdoelstellingen in alle relevante beleidsinitiatieven zijn geïntegreerd, waarbij wordt gewaarborgd dat ten minste 20 % van de EU-begroting voor 2014-2020 klimaatrelevant is. Dat komt neer op ongeveer 180 miljard EUR voor de periode 2014-2020. Meer dan 110 miljard EUR wordt ter beschikking gesteld via de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF). Daarnaast behoren projecten op het gebied van duurzame energie tot de eerste projecten waarvoor een garantie in het kader van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) is goedgekeurd. Deze projecten vinden met name plaats in Denemarken, Finland, Frankrijk, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.  

In maart 2015 heeft de EU een bindende interne emissiereductiedoelstelling voor de hele economie van ten minst 40 % tegen 2030, vergeleken met de niveaus van 1990, vastgesteld, uitgaande van het energie- en klimaatkader voor 2030 van de Commissie. In september 2015 heeft de EU haar standpunt voor de klimaatconferentie van Parijs (COP21) vastgesteld 7 . Daarin wordt bevestigd dat de EU bereid is tot ambitieuze, bindende en transparante klimaatafspraken op wereldschaal te komen op basis waarvan een duidelijk gedefinieerde weg wordt ingeslagen om de stijging van de wereldwijde gemiddelde temperatuur te beperken tot minder dan 2°C. Op het moment dat deze stand van de energie-unie werd aangenomen, hadden meer dan 160 landen, die samen meer dan 90 % van de huidige wereldwijde emissies vertegenwoordigen, hun voorgenomen nationaal vastgestelde bijdrage ("Intended Nationally Determined Contribution" of 'INDC') gepresenteerd. De omvang van deze bijdragen is ongekend en het gevolg zal een significante daling van de emissies over de hele wereld zijn: het zijn geen maatregelen door enkele partijen meer, zoals in het kader van Kyotoprotocol, maar maatregelen door alle partijen.

Om deze doelstellingen te behalen, moeten er op lokaal niveau nog doortastendere maatregelen worden genomen. Met dat doel voor ogen heeft de Commissie op 15 oktober 2015 een bijeenkomst van vertegenwoordigers van steden en gemeenten georganiseerd om een nieuw Burgemeestersconvenant te lanceren, waarvan matigings- en aanpassingsinitiatieven met betrekking tot klimaatverandering deel uitmaken. Het lanceren van een mondiaal Burgemeestersconvenant zal lokale overheden in de hele wereld aanmoedigen om maatregelen te treffen, onder meer in regio's die tot nu toe afzijdig zijn gebleven.

Daarnaast zullen meer dan 4 000 bedrijven toezeggingen doen om in het kader van COP21 actie te ondernemen. Door de praktische uitvoering van die toezeggingen ontstaan aanzienlijke zakelijke mogelijkheden voor innovatieve EU-ondernemingen en worden de werkgelegenheid en groei in de EU bevorderd. 

Toekomstige stappen



Alle landen moeten hun toezeggingen na afloop van de klimaatconferentie van Parijs meteen in concrete beleidsmaatregelen omzetten. De Commissie is daarom van plan om in de eerste helft van 2016 met voorstellen te komen betreffende de verwezenlijking van de doelstelling inzake reductie van niet-ETS-emissies met 30 % in vergelijking met 2005 door nationale reductiedoelstellingen betreffende broeikasgassen vast te stellen en werk te maken van de integratie van de sector landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF).

Aangezien een derde van de broeikasgasemissies in de niet-ETS sectoren afkomstig is van vervoer, is de Commissie van plan een mededeling uit te brengen over maatregelen die nodig zijn om alle vervoerswijzen koolstofarm te maken. Vervolgens zijn er voorstellen gepland, onder meer betreffende CO2-emissienormen voor auto's en bestelwagens, toezicht op zware voertuigen, billijke en efficiënte prijsstelling alsmede markttoegangsregels voor wegvervoer.

De doeltreffende handhaving van wettelijke normen is van cruciaal belang voor het verlagen van emissies in het wegvervoer. Metingen door testsystemen van de emissie van broeikasgassen en bepaalde luchtverontreinigende stoffen zijn veel te laag uitgevallen. De Commissie bereidt daarom een voorstel voor dat inhoudt dat in de EU de wereldwijde testprocedure voor lichte voertuigen ("Worldwide Harmonised Light vehicles Test Procedure" of 'WLTP') wordt toegepast 8 . Bij de inwerkingtreding in 2017 levert dit nauwkeurigere informatie over CO2-emissies en brandstofverbruik op. Daarnaast zullen met ingang van 2017 de emissies van luchtverontreinigende stoffen door dieselauto's verplicht worden gemeten door middel van emissietests in reële rijomstandigheden, teneinde de emissies van stikstofoxiden (NOx) door deze auto's op doeltreffende wijze te verlagen 9 . Bovendien bereidt de Commissie voorstellen voor om het typegoedkeurings- en markttoezichtsysteem te versterken en het testen van voertuigen onafhankelijker te maken.

De nieuwe richtlijn hernieuwbare energie en het duurzaamheidsbeleid voor bio-energie voor 2030 dat in 2016 wordt gepresenteerd, bieden het juiste kader waarmee het bindende streefcijfer op EU-niveau van ten minste 27 % hernieuwbare energie tegen 2030 kan worden gehaald. Dankzij dit kader van EU-beleid en -maatregelen, en de bijdragen die de lidstaten in hun nationale energie- en klimaatplannen vastleggen, wordt gewaarborgd dat dat streefcijfer wordt gehaald. Om ervoor te zorgen dat de juiste prikkels voor het koolstofarm maken voorhanden zijn, streven wij er verder naar dat subsidies betreffende fossiele brandstoffen geleidelijk worden afgeschaft.

Beleidsconclusies op nationaal, regionaal en EU-niveau:

• De EU ligt op schema om de EU-doelstellingen betreffende broeikasgasemissies voor 2020 te halen (dat wil zeggen -20 % tegen 2020 in vergelijking met 1990). In 2014 waren de emissies in de EU 23 % lager dan het niveau van 1990 en volgens de meest recente, door de lidstaten verstrekte prognoses zijn de emissies in 2020 24 % lager dan in 1990.

• Naar verwachting halen 24 lidstaten hun nationale, door de EU vastgelegde streefcijfer voor 2020 met betrekking tot niet-ETS-sectoren, op basis van bestaand beleid en bestaande maatregelen. Vier lidstaten (Ierland, Luxemburg, België en Oostenrijk) moeten extra inspanningen leveren om hun nationale streefcijfers voor 2020 met betrekking tot de niet-ETS-sectoren te halen, of gebruikmaken van de beschikbare flexibiliteit in het kader van de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen 10 .

• Wat betreft hernieuwbare energie ligt de EU op schema om het streefcijfer voor 2020 te halen. Uit gegevens van het jaar 2013 blijkt dat alle lidstaten, op drie na (Luxemburg, Nederland en het Verenigd Koninkrijk), het tussentijdse streefcijfer voor 2013-2014 hebben gehaald 11 . Enkele lidstaten (Frankrijk, Luxemburg, Malta, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en in mindere mate België en Spanje) moeten nagaan of hun beleid en instrumenten afdoende en doeltreffend zijn om hun streefcijfers inzake hernieuwbare energie te halen. Het is evenmin zeker of Hongarije en Polen de streefcijfers inzake hernieuwbare energie voor 2020 zullen halen. De andere negentien lidstaten kunnen hun streefcijfers inzake hernieuwbare energie voor 2020 (in sommige gevallen zelfs aanzienlijk) overtreffen. Het toenemende aandeel hernieuwbare energie draagt ertoe bij de energiezekerheid van Europa te verbeteren.

• Daarnaast zijn in het overgrote merendeel van de lidstaten meer inspanningen nodig om te waarborgen dat hernieuwbare energie beter in de markt wordt geïntegreerd en om te zorgen voor samenhang tussen steunregelingen en de werking van de elektriciteitsmarkten in het bijzonder. Alle lidstaten moeten waarborgen dat de nieuwe staatssteunrichtsnoeren op het gebied van milieu en energie worden nageleefd, inclusief de basisverplichting om steun toe te kennen op basis van een concurrerende inschrijvingsprocedure, uitgaande van duidelijke, transparante en niet-discriminerende criteria, en om hernieuwbare energie dichter bij de markt te brengen.

• Zweden is tot nu toe de enige lidstaat die een samenwerkingsmechanisme inzake hernieuwbare energie met een ander land (Noorwegen) toepast. Het is bemoedigend dat de werkingssfeer van regionale forums zoals het interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied ("BEMIP") is uitgebreid tot samenwerkingsverbanden inzake hernieuwbare energie waarbij lidstaten zijn betrokken. Er zijn meer soortgelijke regionale initiatieven nodig, bijvoorbeeld met betrekking tot de noordelijke zeeën en het Middellandse Zeegebied.

3. Energie-efficiëntie als bijdrage aan de matiging van de energievraag

Geboekte vooruitgang

Om tegen 2030 tot een ambitieus niveau van energie-efficiëntie te komen, heeft de Commissie maatregelen en instrumenten ontwikkeld waarbij energie-efficiëntie als energiebron wordt beschouwd. Als eerste stap heeft de Commissie in juli 2015 voorgesteld om de richtlijn energie-etikettering te herzien 12 . Door dit voorstel wordt het bestaande acquis inzake energie-etikettering efficiënter en wordt de handhaving ervan versterkt. Daarnaast is in 2015 een aantal maatregelen inzake ecologisch ontwerp en energie-etikettering in werking getreden, waardoor het energieverbruik van huishoudens verder kan worden verlaagd en de energiefactuur op zijn beurt lager kan uitvallen. De Commissie is van plan dit jaar nog een nieuw werkplan inzake ecologisch ontwerp uit te brengen waarmee de energie-efficiëntie wordt verbeterd en in de toekomst de kringloopeconomie wordt gesteund.

Energie-efficiëntie speelt een belangrijke rol in het Europees Fonds voor strategische investeringen. Met het fonds worden reeds strategische projecten op het gebied van energie-efficiëntie gesteund, bijvoorbeeld in Frankrijk en Italië. Een groot aantal projecten bevindt zich nog in het goedkeuringstraject. Deze steun komt bovenop investeringen in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen.

Uit het verslag betreffende de vooruitgang in de richting van het streefcijfer van 20 % energie-efficiëntie tegen 2020 13 dat deze mededeling vergezelt, blijkt dat er weliswaar aanzienlijke vooruitgang is geboekt, maar dat de collectieve inspanningen van de lidstaten slechts overeenkomen met 17,6 % primaire-energiebesparing, in vergelijking met de prognoses voor 2020 14 . De Commissie is echter nog steeds optimistisch dat het streefcijfer van 20 % kan worden gehaald, indien de bestaande EU-wetgeving correct en volledig ten uitvoer wordt gelegd. De lidstaten moeten ambitieuzer worden en de investeringsvoorwaarden verbeteren om ervoor te zorgen dat de energie-efficiëntie in Europa blijft toenemen.

Toekomstige stappen



Door talrijke belemmeringen, waaronder gebrekkige informatie en te weinig specifieke financieringsinstrumenten, kan het volledige potentieel van energie-efficiëntie nog niet worden benut. Daardoor wordt er slechts beperkt gebruik gemaakt van de mogelijkheden, producten en technologieën die verband houden met energie-efficiëntie.

De Commissie is van plan in 2016 met wetgevingsvoorstellen te komen om ervoor te zorgen dat de energie-efficiëntierichtlijn aansluit op het indicatieve streefcijfer op EU-niveau voor 2030 van ten minste 27 % (waarbij uitgaande van een EU-niveau van 30 % een beoordeling in 2020 is voorzien). Evenzeer is het van belang de aandacht in het bijzonder toe te spitsen op gebouwen, aangezien het energieverbruik van gebouwen verantwoordelijk is voor 40 % van het totale eindenergieverbruik van de EU en ongeveer een kwart van de directe niet-ETS-broeikasgasemissies. Met het oog op de herziening van de richtlijn energieprestatie van gebouwen wordt deze momenteel grondig geëvalueerd.

Het blijft zeer moeilijk om de financiering van initiële investeringen betreffende energie-efficiëntie rond te krijgen. Tegen 2030 moeten de investeringen betreffende energie-efficiëntie vijf keer zo hoog zijn 15 . De Commissie maakt er een prioriteit van om in 2016 samen met haar partners regelingen vast te stellen om kleinere projecten op het gebied van energie-efficiëntie te bundelen. Deze regelingen zijn erop gericht investeerders te voorzien van betere investeringsmogelijkheden in energie-efficiëntie en kapitaal toegankelijker te maken voor nationale, regionale of lokale platforms en programma's inzake energie-efficiëntie, met name in de lidstaten waar dit het meest nodig is. Hiertoe behoort het versterken van bijstand op technisch gebied en wat betreft projectontwikkeling in het kader van de Europese investeringsadvieshub (EIAH) die door de Commissie en de Europese Investeringsbank is opgericht om projectontwikkelaars te helpen met de structuur van hun projecten en om financieringsregelingen te bevorderen door middel van standaardvoorwaarden, met name op het gebied van gebouwen. De Commissie zal het Europees investeringsprojectenportaal (EIPP) begin 2016 lanceren. Het doel daarvan is investeerders aan te trekken voor goede investeringsprojecten in Europa. Belanghebbenden in de energiesector worden aangemoedigd om hun projecten voorafgaand aan de lancering in te dienen om een kritieke massa aan projecten tot stand te brengen.

Verwarming en koeling hebben het hoogste energieverbruik in de EU. Voor begin 2016 staat er een specifieke strategie voor verwarming en koeling op stapel die is gericht op een slimme overgang in deze sector. Deze strategie omvat onder meer oplossingen en maatregelen waarmee de vraag naar verwarming en koeling in de residentiële, tertiaire en industriële sectoren wordt verlaagd, waarbij rekening wordt gehouden met de kwaliteit van dienstverlening en met het comfort, en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen wordt verminderd.

Beleidsconclusies op nationaal, regionaal en EU-niveau:

• De meeste lidstaten moeten aanvullende maatregelen treffen om hun ambitieniveau te verhogen en extra inspanningen te leveren om hun nationale streefcijfers betreffende energie-efficiëntie voor 2020 te halen.

• Meerdere lidstaten (Oostenrijk, Bulgarije, Kroatië, Cyprus, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Malta, Spanje en Zweden) hebben kennis gegeven van ambitieuzere nationale streefcijfers voor 2020 wat betreft het primaire of eindenergieverbruik, hetgeen bemoedigend is. Vijf lidstaten hebben echter hun ambitieniveau voor één van beide streefcijfers verlaagd. In het algemeen zijn de niveaus van de indicatieve nationale streefcijfers voor 2020 van bijvoorbeeld Kroatië, Finland, Griekenland en Roemenië (en van Cyprus, Italië en Portugal wat betreft het eindenergieverbruik) niet ambitieus genoeg ten opzichte van de verwachte economische groei.

• België, Estland, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Polen en Zweden moeten hun primaire energieverbruik in de periode 2014-2020 sneller dan in de periode 2005-2013 verlagen om hun indicatieve streefcijfers betreffende het primaire energieverbruik tegen 2020 te halen. Oostenrijk, België, Estland, Frankrijk, Duitsland, Litouwen, Malta en Slowakije hebben voor zichzelf streefcijfers betreffende het primaire energieverbruik voor 2020 vastgelegd die alleen haalbaar zijn als het primaire energieverbruik in de periode 2014-2020 sneller wordt verlaagd dan in de periode 2005-2013.

• Wat betreft de energie-intensiteit is er een groot verschil tussen de lidstaten met de hoogste (Bulgarije) en de laagste energie-intensiteit in de industriesector (Denemarken en Ierland). Dit is grotendeels te wijten aan structurele verschillen tussen de lidstaten. In alle lidstaten behalve Griekenland, Hongarije, Ierland en Letland is de energie-intensiteit in de industriesector en de bouw in de periode 2005-2013 echter verminderd.

• Wat betreft de opwekkingssector vertonen de geanalyseerde prestatie-indicatoren in de meeste landen een neerwaartse trend. De lidstaten dienen er met name voor te zorgen dat het aandeel van door hoogrendabele warmtekrachtkoppeling (CHP) en hoogrendabele stadsverwarming en -koeling opgewekte hitte wordt verhoogd.

4. Een volledig geïntegreerde interne energiemarkt

Geboekte vooruitgang

Elektriciteitslijnen en gaspijpleidingen vormen de kern van een geïntegreerde energiemarkt. Sinds de presentatie van de kaderstrategie voor de energie-unie is er veel gebeurd. In april 2015 is de elektriciteitskabel tussen Italië en Malta ingewijd en sindsdien is het elektriciteitsnet van Malta niet meer geïsoleerd. Dankzij de voltooiing van Eastlink tussen Finland en Estland en van Nordbalt tussen Litouwen en Zweden kunnen de Baltische staten dit jaar deelnemen aan de NordPool-elektriciteitsmarkt. Een ander voorbeeld van goede samenwerking is het interconnectie-initiatief LitPolLink tussen Litouwen en Polen dat in december 2015 wordt ingewijd. In 2015 is verder een nieuwe elektriciteitsinterconnector tussen Frankrijk en Spanje ingewijd, waardoor de transmissiecapaciteit tussen de twee landen is verdubbeld. Wat betreft gas heeft de nieuwe LNG-terminal in Klaipeda (Litouwen) voor het eerst voor diversificatie van de voorziening op de Baltische gasmarkt gezorgd. Daarnaast zal de recente overeenkomst over de gasinterconnector tussen Polen en Litouwen een einde maken aan de isolatie van de Baltische staten ten opzichte van de interne gasmarkt. De interconnector tussen Hongarije en Slowakije is een verdere mijlpaal. Tevens is er belangrijke bidirectionele apparatuur geïnstalleerd binnen de EU en aan de grens van de EU en Oekraïne, waardoor de bidirectionele handel wordt bevorderd. Ook zijn de Baltische staten tot overeenstemming gekomen over het gemeenschappelijke strategische doel om hun elektriciteitssystemen te synchroniseren met het continentale Europese netwerk.

In 2015 heeft de Commissie nauw samengewerkt met de lidstaten om de groepen op hoog niveau voor de gas- en elektriciteitsinterconnectie van het Iberisch Schiereiland en voor de gasconnectiviteit in Centraal- en Zuidoost-Europa ("CESEC") op te richten, en om de groep op hoog niveau voor het Oostzeegebied ("BEMIP") te hervormen. De lidstaten hebben de samenwerking in de regionale groepen met succes geïntensiveerd. Zo heeft de groep op hoog niveau voor de gasconnectiviteit in Centraal- en Zuidoost-Europa overeenstemming bereikt over een lijst van prioritaire projecten 16 . Door de uitvoering van deze projecten hebben de landen in de regio toegang tot ten minste drie bronnen van gas.

Het door de Commissie opgerichte energie-infrastructuurforum, dat op 9 en 10 november in Kopenhagen voor het eerst is bijeengekomen, is gericht op beste praktijken en op kwesties als belemmeringen in de regelgeving, de ontwikkeling van infrastructuur en van publiek draagvlak, en financiering.

De Commissie heeft nauw met de lidstaten samengewerkt om belemmeringen in de regelgeving voor de grensoverschrijdende handel met elektriciteit en gas weg te nemen. Daarbij zijn problemen met de volledige tenuitvoerlegging van het derde energiepakket in verschillende lidstaten aangepakt. Het initiatief van de Commissie betreffende de opzet van de energiemarkt 17 is erop gericht het pad te effenen, zodat het Europese regelgevingskader verder kan worden afgestemd op de realiteit van de in toenemende mate geïntegreerde Europese energiemarkten. Verder blijft de Commissie de mededingingsregels van het Verdrag streng handhaven.

Een volledig geïntegreerde interne energiemarkt moet in de eerste plaats tastbare resultaten voor de consumenten opleveren. Met dat beginsel is terdege rekening gehouden in de mededeling Een 'new deal' voor energieconsumenten van juli 2015 18 . In de mededeling wordt erkend dat de consumenten er nog steeds van worden weerhouden een volwaardige rol in de transitie van het energiesysteem te spelen. Vanuit het oogpunt van de consumenten werken de elektriciteits- en de gasmarkt nog steeds niet naar behoren. Dit blijkt uit het document over trends betreffende de energieconsument die samen met de stand van de energie-unie wordt gepresenteerd 19 .

Toekomstige stappen



In 2016 moeten alle betrokkenen meer inspanningen leveren op het gebied van infrastructuurprojecten. Met name de projecten van gemeenschappelijk belang ("PGB's") hebben dringend politieke steun nodig. Hoewel 13 projecten van de eerste lijst van projecten van gemeenschappelijk belang voor eind 2015 voltooid zullen zijn en iets meer dan 100 projecten van gemeenschappelijk belang zich in de vergunningsfase bevinden, hebben meer dan een kwart 20 van de projecten vertraging opgelopen, voornamelijk als gevolg van problemen op het vlak van vergunningen of financiering. De procedures duren gewoonweg te lang, waardoor zij niet doeltreffend zijn. Om deze problemen met succes aan te pakken, moeten de lidstaten de bepalingen van de verordening betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur (TEN-E) volledig ten uitvoer leggen, met name de bepalingen die verband houden met het verlenen van vergunningen.

De tweede lijst van projecten van gemeenschappelijk belang 21 die samen met deze mededeling is vastgesteld, omvat projecten die dringend noodzakelijk zijn om onze beleidsdoelstellingen op energiegebied te halen. In het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie 22 wordt aangegeven welke verbeteringen nodig zijn om de infrastructuurkern voor een geïntegreerde Europese energiemarkt tot stand te brengen. Naar verwachting zullen de in het kader van het Europees Fonds voor strategische investeringen ontwikkelde instrumenten in 2016 voor het eerst concrete resultaten ten aanzien van infrastructuurinvesteringen opleveren. De Commissie is van plan specifiek met betrekking tot elektriciteit met een mededeling te komen over de maatregelen die nodig zijn om het streefcijfer van 15 % elektriciteitsinterconnectie voor 2030 te halen. Bovendien zal de Commissie onderzoeken hoe projecten op de grenzen van de EU en de Energiegemeenschap aan beide zijden kunnen worden gefinancierd.

De lidstaten en belanghebbenden hebben blijk gegeven van grote belangstelling voor samenwerking in het gebied van de noordelijke zeeën. Bijna de helft van de kapitaaluitgaven voor alle projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van elektriciteit zal in het gebied van de noordelijke zeeën worden geïnvesteerd. De Commissie is daarom van plan een groep op hoog niveau voor regionale samenwerking in de noordelijke zeeën op te richten, om problemen op het gebied van regelgeving, financiën en ruimtelijke ordening aan te pakken die de uitvoering van deze projecten belemmeren.

De investeringen in nationale netinfrastructuur moeten eveneens worden voortgezet om regionale beperkingen te voorkomen. Zorgwekkend zijn met name door ontoereikende nationale infrastructuur veroorzaakte verstoringen in grote centrale biedzones. Het beoordelingsproces inzake biedzones dat door het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (ENTSB-E) wordt uitgevoerd, is erop gericht kritieke netbeperkingen en, indien passend, afzonderlijke biedzones voor gebieden met beperkingen vast te stellen. Door dergelijke biedzones wordt bovendien de aandacht gevestigd op de behoefte aan meer investeringen in netten.

Het is daarnaast van belang ervoor te zorgen dat de bestaande gas- en elektriciteitsinfrastructuur ten volle wordt gebruikt ten behoeve van marktintegratie. De strikte handhaving van de mededingingsregels moet worden voortgezet om er met name voor te zorgen dat markten niet worden gesegmenteerd doordat het gebruik van de bestaande capaciteit kunstmatig wordt beperkt.

Voor 2016 zijn wetgevingsvoorstellen gepland waarmee de nieuwe opzet van de markt tot stand wordt gebracht. De kerndoelstellingen van deze wetgeving zijn een betere koppeling van de groothandels- en de detailhandelsmarkt, nauwere regionale samenwerking en meer grensoverschrijdende handel, en de ontwikkeling van kortetermijn- en langetermijnmarkten om producenten en consumenten van elektriciteit te voorzien van de juiste investeringsprikkels betreffende moderne technologieën. Ook het herziene EU-emissiehandelssysteem moet betere prikkels voor langetermijninvesteringen op koolstofarm gebied opleveren. De Commissie zorgt ervoor dat in het geval van lidstaten die meer investeringen in hun energiemarkten steunen door middel van staatssteun de desbetreffende steunmaatregelen voldoen aan de voorschriften van de richtsnoeren betreffende staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 23 , zodat eventuele verstoringen van de markt worden vermeden. Bovendien wordt momenteel in het kader van het sectoronderzoek staatssteun naar capaciteitsmechanismen betreffende elektriciteit 24 bekeken in hoeverre bestaande en geplande capaciteitsmechanismen een belemmering vormen voor de efficiëntie van de interne markt.

Bij het opstellen van deze wetgevingsvoorstellen zal de Commissie de nadruk leggen op het stimuleren van de vraagsturingsparticipatie teneinde de efficiëntie en flexibiliteit in energienetten te verbeteren. Gebrek aan informatie over kosten en verbruik, moeilijkheden bij het overstappen op een andere aanbieder en het ontbreken van een beloning voor actieve participatie moeten tot het verleden gaan behoren.

Consumenten – zowel huishoudens als industrie – willen grotere transparantie wat betreft energieprijzen en -kosten. Om die reden brengt de Commissie in 2016 een nieuw verslag over de energieprijzen en -kosten uit dat een overzicht omvat van de kosten van energie, belastingen, heffingen en subsidies. Op basis van dit verslag kunnen gefundeerde gesprekken worden gevoerd over de verschillende prijsniveaus in de lidstaten, de verschillende componenten van energieprijzen, de invloed van die prijzen op het concurrentievermogen van de Europese industrie en investeringen in Europa, en de manier waarop de prijzen het gedrag van consumenten kunnen beïnvloeden. Als eerste stap heeft de Commissie vandaag een voorstel gepresenteerd om de Europese statistieken over de prijzen van aardgas en elektriciteit te verbeteren 25 .

Bij de herziening van belangrijke wetgeving in 2016 richt de Commissie zich in het bijzonder op de bescherming van kwetsbare consumenten, bijvoorbeeld bij de herziening van de richtlijn energie-efficiëntie of het voorstel voor een nieuwe opzet van de markt, waarbij wordt nagegaan of de verplichtingen van de lidstaten en de marktpartijen ten aanzien van kwetsbare consumenten beter tot uitdrukking kunnen worden gebracht. De Commissie streeft ernaar te waarborgen dat financieringsprogramma's ten behoeve van energie-efficiëntie toegankelijk zijn voor arme en kwetsbare energieklanten, alsmede de verzameling van gegevens over energiearmoede te verbeteren.

Beleidsconclusies op nationaal, regionaal en EU-niveau:

• Veel lidstaten hebben aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het openstellen van hun groothandelsmarkten voor concurrentie, hetgeen significante voordelen heeft opgeleverd. Er zijn echter grote verschillen tussen de lidstaten en veel lidstaten hebben de nodige regels die concurrerende en liquide markten mogelijk maken nog niet volledig ten uitvoer gelegd.

• 22 lidstaten hebben wat betreft de elektriciteitsinfrastructuur het streefcijfer van 10 % interconnectiecapaciteit op het gebied van elektriciteit voor 2020 al gehaald of liggen op schema om dit te halen. De acht lidstaten die nog onder het interconnectiestreefcijfer voor 2020 liggen, zijn Cyprus, Ierland, Italië, Polen, Portugal, Roemenië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.

• Er zijn nog meer interconnecties nodig om de interne elektriciteitsmarkt op te bouwen (bijvoorbeeld in het zuidwesten van Europa), evenals interconnecties tussen verschillende lidstaten in Noord- en Oost-Europa (bijvoorbeeld Duitsland, Polen en Tsjechië) of interconnecties voor de verdere koppeling van lidstaten (Ierland en het Verenigd Koninkrijk) met de rest van Noordwest-Europa.

• De regulering van de retailprijzen moet overeenkomstig een recente uitspraak van het Hof van Justitie tijdelijk zijn en beperkt blijven tot uitzonderlijke gevallen 26 . Meerdere andere lidstaten hebben weliswaar onlangs met succes de regulering van eindgebruikersprijzen afgeschaft (Ierland en Letland), maar de prijzen voor huishoudens worden in ongeveer de helft van de lidstaten nog steeds in verschillende mate gereguleerd, hetgeen een belemmering kan vormen voor participatie aan de vraagzijde en concurrentie op retailniveau.

• Alle lidstaten moeten de consumenten beter inlichten over de mogelijkheden op het gebied van energie-efficiëntie en de investeringsvoorwaarden voor particuliere consumenten verbeteren. Bovendien zijn er ten behoeve van kwetsbare consumenten meer gerichte maatregelen nodig teneinde de energie- en brandstofarmoede doeltreffend aan te pakken.

• Slechts in enkele lidstaten (met name Finland, Italië en Zweden) zijn de consumenten door middel van de uitrol van slimme meters op doeltreffende wijze mondiger gemaakt, en in mindere mate in enkele andere lidstaten (met inbegrip van Denemarken, Estland en Nederland). In verschillende lidstaten vormen administratieve lasten een belemmering voor consumenten die willen overstappen naar een nieuwe leverancier of betere contractuele voorwaarden willen.

• Halverwege 2015 waren op regionaal niveau de meeste EU wholesale-elektriciteitsmarkten gekoppeld met een of meer aangrenzende markten, waarbij zich tekenen van prijsconvergentie voordoen. Wat betreft gas is de situatie minder eenduidig. Alhoewel er met betrekking tot de grote Europese gashubs enige prijsconvergentie plaatsvindt, is er in de hele EU sprake van uitgesproken prijsverschillen en inadequate marktintegratie, ten dele als gevolg van langetermijncontracten en ontbrekende interconnecties. De retailmarkten voor elektriciteit en gas zijn nog steeds nationaal (of subnationaal). Alle lidstaten moeten verdere inspanningen leveren om de regionale marktintegratie te bevorderen.

5. Energiezekerheid, solidariteit en vertrouwen

Geboekte vooruitgang

De EU en de lidstaten staan achter meer samenhangende EU-beleidsmaatregelen op buitenlands en energievlak, waarbij rekening wordt gehouden met de geopolitieke ontwikkelingen. In juli 2015 heeft de Raad conclusies over energiediplomatie en een bijbehorend actieplan aangenomen 27 . Daarin wordt gewezen op de noodzaak van versterkte bi- en multilaterale dialogen, versterkt gebruik van de instrumenten van het buitenlands beleid ten behoeve van een grotere diversificatie en de bevordering van gereglementeerde, transparante en duurzame energiemarkten.

Door de overgang naar een concurrerende koolstofarme economie zal het gebruik van ingevoerde fossiele brandstoffen worden verminderd als gevolg van een lagere vraag naar energie en de exploitatie van hernieuwbare en andere eigen energiebronnen. Bij investeringen in klimaatbestendige infrastructuur moet rekening worden gehouden met deze veranderende omstandigheden om te voorkomen dat onrendabele activa ontstaan.

Het jaar 2015 wordt gekenmerkt door de aanhoudende spanningen tussen Rusland en Oekraïne, aanhoudend lage olieprijzen die een effect hebben op energiemarkten over de hele wereld, nieuwe initiatieven met betrekking tot aanvullende voorzieningsinfrastructuur voor aardgas uit Rusland, nieuwe perspectieven als gevolg van de nucleaire overeenkomst met Iran en de voortdurende afname van de interne productie van fossiele brandstoffen.

Tijdens de winter 2014-2015 is gebleken dat Oekraïne ondanks de moeilijke politieke situatie een betrouwbare partner inzake de doorvoer van Russisch gas is. De EU is van mening dat het in het belang van alle partijen is dat Oekraïne een belangrijk doorvoerland blijft. De EU staat volledig achter de inspanningen die de Oekraïense regering en Naftogaz ondernemen om te zorgen dat deze situatie in stand wordt gehouden, met name door middel van ingrijpende structurele hervormingen van de gassector die Oekraïne momenteel uitvoert. Het is van essentieel belang dat dit hervormingsproces wordt voortgezet. Gedurende het hele jaar 2015 heeft de Commissie de onderhandelingen tussen Oekraïne en Rusland actief bevorderd om ervoor te zorgen dat de gaslevering aan Oekraïne gedurende de hele winter plaatsvindt. Dit heeft geleid tot de parafering van een bindend protocol op 25 september 2015 en de tenuitvoerlegging ervan met ingang van 9 oktober 2015. Verder is gedurende 2015 de capaciteit van de bidirectionele stromen uit de EU naar Oekraïne, met name uit Slowakije, aanzienlijk toegenomen, waardoor Oekraïne gas uit de EU kan invoeren en zodoende minder afhankelijk van Rusland wordt.

De Commissie heeft kennis genomen van de plannen van commerciële bedrijven om verdere pijpleidingen aan te leggen om Rusland en Duitsland via de Oostzee met elkaar te verbinden. Indien Nord Stream 3 en 4 worden gebouwd, wordt er geen toegang tot een nieuwe voorzieningsbron beschikbaar. Wel wordt de transmissiecapaciteit van Rusland naar de EU verder verhoogd, hoewel momenteel slechts 50 % van de bestaande capaciteit wordt gebruikt. Deze pijpleidingen dienen volledig aan het EU-recht te voldoen. De Commissie zal voor elk afzonderlijk project nagaan of het in overeenstemming is met het Europese regelgevingskader.

De EU verleent alleen steun aan infrastructuurprojecten die aansluiten bij de kernbeginselen van de energie-unie, met inbegrip van de EU-strategie voor energiezekerheid 28 . De diversificatie van energiebronnen, -leveranciers en -routes is van essentieel belang voor het waarborgen van zekere en schokbestendige voorraden ten behoeve van de Europese burgers en bedrijven. De energiezekerheid van de Unie is ook nauw verbonden met de energiezekerheid in de aangrenzende landen 29 . De Energiegemeenschap speelt in dat kader een centrale rol, zowel bij het bevorderen van prioritaire interconnectieprojecten als bij het waarborgen dat de regio vergelijkbare regels als de EU hanteert. Op de top betreffende de Westelijke Balkan in Wenen hebben de landen die tot de regio behoren in dat kader besloten om een regionale elektriciteitsmarkt tot stand te brengen. In het kader van de groep op hoog niveau voor de gasconnectiviteit in Centraal- en Zuidoost-Europa hebben zes landen die partij zijn bij de Energiegemeenschap zich achter het memorandum van overeenstemming geschaard en met negen EU-landen overeenstemming over een actieplan bereikt. Hieruit blijkt duidelijk dat de energie-unie tot buiten de grenzen van de EU reikt en ook daar voordelen oplevert. Gedurende 2015 heeft de Commissie zich ingespannen om het hervormingsproces binnen de Energiegemeenschap te ondersteunen. De Europese Commissie heeft op de conferentie op 20-21 mei 2015 in Den Haag het Internationaal Energiehandvest mede ondertekend.

Door de recente ontdekking van gas in het oostelijke Middellandse Zeegebied wordt het potentieel van dat gebied om bij te dragen tot de energiezekerheid van Europa vergroot. Om die reden is de samenwerking versterkt door middel van de oprichting van drie Europees-mediterrane platforms inzake gas, de regionale elektriciteitsmarkt en de bevordering van hernieuwbare energie-efficiëntie. Er worden opnieuw gesprekken over de Trans-Kaspische pijpleiding gevoerd en de werkzaamheden aan de zuidelijke gascorridor zijn in 2015 voortgezet.

De afgelopen maanden staat elektriciteit in het centrum van de belangstelling. In sommige lidstaten is het overaanbod aan elektriciteit gedurende de afgelopen tien jaar verminderd en neemt het risico op onderspanning toe. Om te bepalen waar de daadwerkelijke problemen in het elektriciteitssysteem zich bevinden en hoe die het beste kunnen worden opgelost, zijn verschillende initiatieven genomen, waarmee wordt gewaarborgd dat de analyse betreffende een adequate stroomproductie op regionale basis en uitgaande van een gemeenschappelijke methodologie wordt uitgevoerd 30

Toekomstige stappen



Ook in 2016 zal er sprake zijn van geopolitieke uitdagingen. De EU zal haar nieuwe energiediplomatie doeltreffend moeten inzetten en met één stem tegen derde landen moeten spreken. Verder moet de EU in het kader van de energiediplomatie de desbetreffende actieplannen opstellen, zodat de diversificatie ook door middel van instrumenten voor het buitenlands beleid wordt versterkt.

De voor 2016 geplande herziening van de verordening inzake veiligstelling van de aardgasvoorziening is erop gericht de schokbestendigheid van de EU ten aanzien van verstoringen van de energievoorziening te verbeteren. Daarbij is het met name van belang om de regionale samenwerking tussen de lidstaten te versterken teneinde enerzijds onderbrekingen van de voorziening te voorkomen en het effect ervan te beperken en anderzijds de solidariteit bij noodgevallen te waarborgen. Tevens is de Commissie van plan met een strategie voor de opslag van vloeibaar aardgas (LNG) en gas te komen om ervoor te zorgen dat de Europese Unie ten volle kan profiteren van het diversificatiepotentieel dat vloeibaar aardgas te bieden heeft. Parallel daaraan blijft de Commissie wijzen op het belang van energie in het algemeen en vloeibaar aardgas in het bijzonder bij de onderhandelingen die momenteel in het kader van het trans-Atlantische partnerschap voor handel en investeringen (TTIP) worden gevoerd.

Om de transparantie te vergroten en ervoor te zorgen dat intergouvernementele overeenkomsten op het gebied van energie in overeenstemming zijn met de toepasselijke EU-wetgeving en het EU-beleid, bereidt de Commissie een voorstel voor inzake de herziening van het besluit betreffende intergouvernementele overeenkomsten.

De Commissie is van plan tegen eind 2016 met een nieuw juridisch instrument betreffende de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening te komen dat erop is gericht de transparantie te vergroten, een gemeenschappelijke benadering te waarborgen en grensoverschrijdende oplossingen ten aanzien van de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening beter uit te voeren. Het doel is ervoor te zorgen dat dit instrument volledig aansluit bij de nieuwe opzet van de elektriciteitsmarkt.

Op nucleair gebied zal in 2016 een nieuw Indicatief programma op het gebied van kernenergie ("PINC") worden gepubliceerd dat een overzicht geeft van de beoogde investeringen door de lidstaten tot 2050 betreffende alle fasen van de nucleaire cyclus. De helft van de EU-lidstaten heeft aangegeven van plan te zijn gebruik te blijven maken van deze energiebron voor een gedeelte van de elektriciteitsproductie. Dankzij dit initiatief is er meer duidelijkheid over de behoeften aan langetermijninvesteringen op nucleair gebied en over het beheer van nucleaire verplichtingen.

Beleidsconclusies op nationaal, regionaal en EU-niveau:

•De EU boekt vooruitgang bij de diversificatie van energiebronnen, -routes en leveranciers. In 2013 kwam echter ongeveer 40 % van het in de EU ingevoerde gas uit Rusland en een aantal lidstaten is nog steeds volledig of hoofdzakelijk afhankelijk van de toevoer uit Rusland, met name Bulgarije, Tsjechië, Estland, Finland, Hongarije, Letland, Litouwen en Slowakije.

•Drie lidstaten (Bulgarije, Litouwen en Portugal) voldoen nog niet aan de infrastructuurnormen van de verordening inzake de veiligstelling van de aardgasvoorziening.

•Het is van belang dat de verbinding tussen enerzijds de Baltische staten en Finland en anderzijds de Centraal-Europese gasmarkt wordt verbeterd, dat de verbindingen tussen de lidstaten (bijvoorbeeld tussen Hongarije, Roemenië, Bulgarije en Griekenland, alsmede tussen Portugal, Spanje en Frankrijk) worden verbeterd en dat wordt gewaarborgd dat alle lidstaten toegang hebben tot hubs voor vloeibaar gas en kunnen profiteren van de LNG-capaciteit die door landen wordt of kan worden ontwikkeld.

•Op regionaal niveau blijkt uit de in 2014 uitgevoerd stresstests duidelijk dat regionale samenwerking nuttig is voor het voorkomen of beperken van een gascrisis. De Commissie bevordert deze vorm van samenwerking actief, bijvoorbeeld via de groep op hoog niveau voor de gasconnectiviteit in Centraal- en Zuidoost-Europa (CESEC). Deze werkzaamheden moeten worden voortgezet.

•De lidstaten moeten ook de (regionale) samenwerking betreffende de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en de adequate stroomproductie versterken.

6. Een energie-unie voor onderzoek, innovatie en concurrentievermogen

Geboekte vooruitgang

Met het oog op de versnelde uitvoering van de energietransitie in de EU en de optimale benutting van de voordelen daarvan wat betreft werkgelegenheid en groei als gevolg van de energie-unie, zijn onderzoek, innovatie en concurrentievermogen van doorslaggevend belang. In september 2015 heeft de Commissie een mededeling over een geïntegreerd plan voor strategische energietechnologie (SET) gepresenteerd 31 . Dit dient als nieuwe stimulans voor de ontwikkeling en toepassing van koolstofarme technologieën door verbeterde coördinatie en bepaling van prioriteiten inzake onderzoeks- en innovatie-inspanningen in heel Europa.

De sleutel tot het op de markt brengen van innovatie is financiering. De Commissie en de Europese Investeringsbank hebben daarom actie ondernomen in het kader van het investeringsplan voor Europa en het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI). De InnovFin-energiedemonstratieprojecten bieden in dat kader risicofinanciering in de vorm van leningen, eigenvermogensinstrumenten en garanties, en gaan dus een stap verder dan traditionele steun door middel van subsidies. Hierdoor kan het concurrentievermogen van bedrijven die actief zijn op het gebied van innovatieve energietechnologie worden verhoogd.

Ook het EU-emissiehandelssysteem biedt financieringsmogelijkheden voor investeringen in innovatie. In 2014 hebben de lidstaten 87 % van de totale opbrengst van de veiling van rechten in het kader van het EU-emissiehandelssysteem, oftewel 3,2 miljard EUR, uitgetrokken of gebruikt voor klimaat- en energiegerelateerde doeleinden. In het kader van het NER300-programma is cumulatieve financiering ter waarde van 2,1 miljard EUR uitgetrokken voor de financiering van innovatieve projecten in 20 lidstaten. Naar verwachting kan hierdoor een extra bedrag van 2,7 miljard EUR aan particuliere investeringen worden losgemaakt.

De voorstellen voor de herziening van de richtlijn betreffende het systeem voor de handel in emissierechten die de Commissie in juli 2015 heeft gepresenteerd, omvatten een nieuwe innovatiefonds en een nieuwe moderniseringsfonds. Het innovatiefonds bouwt voort op het NER300-programma en breidt het toepassingsgebied ervan uit met koolstofarme innovatie in industriële sectoren. Doordat het innovatiefonds koolstofarme innovatie and demonstratieprojecten ondersteunt, zal het ook bijdragen tot de verwezenlijking van de kernacties van het strategische plan voor energietechnologie. Het nieuwe moderniseringsfonds is opgezet ten behoeve van lidstaten met een bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking van minder dan 60 % van het EU-gemiddelde en is gericht op de modernisering van het energiesysteem en de verbetering van de energie-efficiëntie. Het voorstel voor het herziene EU-emissiehandelssysteem omvat verder meer doelgerichte regels inzake koolstoflekkage die zijn gericht op het waarborgen van de internationale concurrentiepositie van de sectoren waar het risico op verplaatsing van de productie buiten de EU het grootst is.

Daarnaast is het kaderprogramma Horizon 2020 van cruciaal belang voor de ondersteuning van de onderzoeks- en innovatiedoelstelling van de energie-unie. In de periode 2014-2015 is in het kader van dat programma meer dan 9 miljard EUR uitgetrokken ter ondersteuning van energie-onderzoek (ook op nucleair gebied), schoon vervoer, klimaatactie en efficiënt gebruik van grondstoffen, bio-economie en sleuteltechnologieën. Bovendien behoren onderzoek en innovatie betreffende energie en koolstofarme technologie tot de meest geselecteerde slimmespecialisatiegebieden (in meer dan 100 EU-regio's), waaruit kan worden opgemaakt dat hieraan aanzienlijke financiering uit de Europese structuur- en investeringsfondsen zal worden toegekend. Deze inspanningen worden ondersteund door middel van het Platform voor slimme specialisatie inzake energie dat de Commissie in 2015 heeft gelanceerd 32 .

Toekomstige stappen



De Commissie is van plan om als onderdeel van het pakket betreffende de stand van de energie-unie voor 2016 met een geïntegreerde strategie voor de energie-unie inzake onderzoek, innovatie en concurrentievermogen te komen. De Commissie zal de lidstaten en de belanghebbenden raadplegen en vervolgens in de strategie rekening houden met de verkregen resultaten. De raadpleging heeft betrekking op drie gebieden die met elkaar verband houden: energietechnologieën, vervoer en mondiaal concurrentievermogen. De strategie is gericht op het verhogen van publieke en particuliere investeringen in onderzoek en innovatie alsmede het wegnemen van belemmeringen inzake innovatie en particuliere investeringen. Bottom-up onderzoek is een belangrijk onderdeel van een bloeiend innovatie-ecosysteem en moet dus meer worden bevorderd.

In 2016 zal verder aandacht worden besteed aan een doeltreffendere coördinatie van de energie-unie, de digitale eengemaakte markt en de kringloopeconomie. Hiertoe behoort onder meer de geleidelijke digitalisering van de energie- en de vervoerssector.

De energietransitie zal veranderingen in een groot aantal sectoren tot gevolg hebben en vergt daarom een grotere betrokkenheid van de sociale partners. Daartoe behoren bijvoorbeeld het waarborgen dat vaardigheden en opleidingen aansluiten bij de behoeften van nieuwe beroepsprofielen, het onderzoeken van de arbeidsomstandigheden in nieuwe sectoren en het faciliteren van een sociaal rechtvaardige transitie in sectoren of regio's waar banen verloren gaan. De Commissie is op Europees niveau van start gegaan met een dialoog met de sociale partners en zal hiermee in 2016 doorgaan. De Commissie moedigt de lidstaten aan om eveneens het gesprek met de sociale partners aan te gaan over de gevolgen van de energietransitie, hoe daarop te anticiperen en hoe deze te beheren 33 .

Beleidsconclusies op nationaal, regionaal en EU-niveau:

•De Europese industrie, onderzoeksinstellingen en innovatieve spelers in de academische wereld zijn over het algemeen goed gepositioneerd in het mondiale energielandschap. Veel lidstaten (waaronder Oostenrijk, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk) hebben aanzienlijke inspanningen geleverd om innovatie en zakelijke mogelijkheden op het gebied van energie-efficiëntie en koolstofarme technologie te stimuleren. Dat heeft ertoe bijgedragen dat de werkgelegenheid in de sector hernieuwbare energie is gegroeid, ondanks de economische en financiële crisis: in de EU zijn de laatste vijf jaar bijna een half miljoen nieuwe banen gecreëerd.

•Sommige lidstaten (waaronder Frankrijk, Nederland en Portugal) hebben positieve initiatieven genomen om de belastingstelsels milieu- en groeivriendelijker te maken. Er zijn echter nog meer mogelijkheden om de belastingstelsels zodanig aan te passen dat de werkgelegenheid en het concurrentievermogen worden gestimuleerd en tegelijkertijd wordt bijgedragen tot de doelstellingen van de energie-unie in een aantal lidstaten 34 . De lidstaten die een dergelijke verschuiving in het belastingstelsel willen invoeren, dienen wel te vermijden dat dit een buitenproportioneel effect op de betaalbaarheid van energie heeft. De nodige voorwaarden moeten tot stand worden gebracht om innovatie op de markt te brengen. Als ervoor wordt gezorgd dat belastingstelsels, bijvoorbeeld op het gebied van vervoer en mobiliteit, zodanig worden hervormd dat er meer rekening wordt gehouden met milieu- en economische kosten, kan deze transitie daar baat bij hebben.


7. totstandbrenging van de energie-unie

Geboekte vooruitgang

De energie-unie heeft een betrouwbaar en transparant, wettelijk vastgesteld governanceproces nodig om ervoor te zorgen dat energiegerelateerde acties op Europees, regionaal, nationaal en lokaal niveau stuk voor stuk bijdragen tot de doelstellingen van de energie-unie.

Vicevoorzitter Šefčovič heeft de afgelopen maanden in het kader van de energie-unie verschillende lidstaten bezocht. Daarbij is hij een dialoog aangegaan met nationale regeringen en parlementen, het Europees Parlement, belanghebbenden en burgers. Deze bezoeken en de talrijke outreachactiviteiten van een groot aantal van de andere commissarissen, en met name van commissaris Arias Cañete, spelen een grote rol bij de dialoog over de energie-unie en de mogelijkheden daarvan voor de EU en de lidstaten.

Door dit proces en een dialoog op technisch niveau met de lidstaten is een veel duidelijker beeld ontstaan van de mogelijkheden, sterke en zwakke punten, en risico's van de energie-unie op nationaal niveau, hetgeen blijkt uit de bijbehorende informatiebladen die samen met de lidstaten na bilaterale gesprekken zijn gevalideerd 35 . Bovendien is uit dit proces de voorgestelde methodologie betreffende kernindicatoren voortgevloeid die bij deze mededeling is gevoegd 36 . Dit werkdocument bevat een EU-brede vergelijking van de situatie op het gebied van de vijf dimensies van de energie-unie, waarbij gebruik is gemaakt van deze eerste kernindicatoren. In de toekomst zullen de kernindicatoren worden gebruikt voor het meten en monitoren van de totstandbrenging van de energie-unie.

De energietransitie vergt strategische planning. Momenteel beschikt slechts ongeveer een derde van de lidstaten voor de periode na 2020 over alomvattende energie- en klimaatstrategieën, met inbegrip van nationale indicatieve streefcijfers voor broeikasgasemissies, hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. Dit is uiterst zorgwekkend, aangezien het noodzakelijk is een voorspelbaar kader ten behoeve van investeringen te creëren voor gebieden die vaak langetermijnplanning vergen.

Toekomstige stappen



Geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen die betrekking hebben op alle vijf de dimensies van de energie-unie, zijn noodzakelijke instrumenten waarop een meer strategische planning kan worden gebaseerd. Deze plannen zullen een grote rol spelen bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor 2030. Op basis van de richtsnoeren die als bijlage bij deze mededeling zijn gevoegd, kunnen de lidstaten beginnen hun plannen te ontwikkelen voor de periode waarop het kader voor 2030 betrekking heeft.

Om de projectontwikkelaars en investeerders zekerheid en voorspelbaarheid in een snel veranderende omgeving te bieden, dient onmiddellijk met de voorbereidende werkzaamheden te worden begonnen. De lidstaten dienen daarom in 2017 de ontwerpversies van hun nationale plannen te presenteren die als basis dienen voor verdere gesprekken, zodat deze plannen in 2018 voltooid kunnen worden en ruim voor 2021 kunnen worden uitgevoerd.

In de nationale plannen dient ook rekening te worden gehouden met de resultaten van regionale raadplegingen op gebieden die baat kunnen hebben bij een nauwere samenwerking tussen aangrenzende lidstaten. De Commissie is van plan in 2016 met richtsnoeren te komen over de manier waarop de regionale samenwerking in ruimere zin kan worden versterkt en de Commissie regionale benaderingen kan bevorderen.

Om de vorderingen in kaart te brengen, dient een transparant monitoringsysteem te worden opgezet dat gebruikmaakt van kernindicatoren en van de tweejaarlijkse verslagen van de lidstaten betreffende de vorderingen die in het kader van hun nationale plannen zijn gemaakt. De Commissie is van plan de gezamenlijk op EU-niveau gemaakte vorderingen te beoordelen in haar jaarlijkse stand van de energie-unie en, indien nodig, beleidsmaatregelen voor te stellen teneinde de verwezenlijking van de doelstellingen van de energie-unie te waarborgen.

Onder meer op basis van een geschiktheidscontrole betreffende de huidige rapportageverplichtingen 37 en van de besprekingen die momenteel met de lidstaten, het Europees Parlement en de belanghebbenden worden gevoerd, is de Commissie van plan in 2016 met een voorstel te komen inzake het stroomlijnen van de plannings- en rapportageverplichtingen in verband met klimaat- en energieacties waaraan de lidstaten en de Commissie moeten voldoen om overeenkomstig de agenda voor betere regelgeving onnodige administratieve lasten zo spoedig mogelijk te verminderen, en om ervoor te zorgen dat de plannings- en rapportageverplichtingen aansluiten bij de kaderstrategie voor de energie-unie.

8. Conclusies en vooruitzichten

Het is van essentieel belang de ambitie, het evenwicht en de impuls in stand te houden die de lancering van de kaderstrategie voor de energie-unie in februari 2015 teweeg heeft gebracht. 2016 wordt een belangrijk jaar voor de totstandbrenging van de energie-unie, waarin de in de strategie voor de energie-unie vastgelegd strategische visie wordt omgezet in wetgevingsinitiatieven op EU-niveau, in een verbetering van de samenhang van onze betrekkingen met externe partners en in de verdere ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de energie-unie.

(1)

     COM(2015) 80 final.

(2)

     Deze mededeling gaat vergezeld van een reeks verslagen en werkdocumenten die een eerste stap zijn in de richting van het stroomlijnen van de rapportageverplichtingen van de Commissie.

(3)

     Werkprogramma van de Commissie, COM(2015) 610 final. Alle voorstellen worden in overeenstemming de beginselen van subsidiariteit, evenredigheid en betere regelgeving opgesteld. Sommige van deze voorstellen zullen REFIT-initiatieven zijn.

(4)

     De andere twee economieën zijn Brazilië en Canada.

(5)

     27 % wordt opgewekt uit hernieuwbare bronnen en 27 % uit nucleaire energie.

(6)

     COM(2014) 15 en de bijbehorende effectbeoordeling.

(7)

     Conclusies van de Raad Milieu van 18.9.2015.

(8)

     De wereldwijde testprocedure voor lichte voertuigen ("Worldwide Harmonised Light vehicles Test Procedure" of 'WLTP') is in 2014 vastgesteld door de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa (VN-ECE) ter vervanging van de oude testprocedure 'New European Drive Cycle' ("NEDC", 'nieuwe Europese rijcyclus').

(9)

     Hierdoor wordt gewaarborgd dat het emissiegedrag van voertuigen in de praktijk voldoet aan de wettelijke grenswaarden, waarbij rekening wordt gehouden met toleranties als gevolg van onzekerheden in verband met de testprocedure en de meetinstrumenten; deze toleranties worden geleidelijk verlaagd.

(10)

     Zie het verslag betreffende de vorderingen op het gebied van klimaatactie, COM(2015) 576 en SWD(2015) 246.

(11)

     Aangezien tussentijdse streefcijfers betrekking hebben op het gemiddelde over twee jaar, kan deze beoordeling nog veranderen zodra nieuwe gegevens van Eurostat voor 2014 beschikbaar zijn.

(12)

     COM(2015) 341.

(13)

     COM(2015) 574 en het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2015) 245.

(14)

     COM(2014) 520.

(15)

     Verslag van de "Energy Efficiency Financial Institutions Groups" ("EEFIG") ( www.eefig.eu/">www.eefig.eu ).

(16)

      ec.europa.eu/energy/en/topics/infrastructure .

(17)

     COM(2015) 340 final.

(18)

     COM(2015) 339 final en het bijbehorende werkdocument over beste praktijken bij eigen verbruik van hernieuwbare energie, SWD(2015) 114.

(19)

     SWD(2015) 249.

(20)

     31 % van de elektriciteits- en 25 % van de gasprojecten volgens het monitoringverslag van ACER betreffende de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang.

(21)

     C(2015) 8052 final.

(22)

     SWD(2015) 247.

(23)

     PB C 200 van 28.6.2014, blz. 1.

(24)

     C(2015) 2814.

(25)

     COM(2015) 496 final.

(26)

     C36/14, Europese Commissie tegen Republiek Polen.

(27)

     Conclusies van de Raad over klimaat- en energiediplomatie (10995/15 en 11029/15).

(28)

     COM(2014) 330 final.

(29)

     JOIN(2015) 50, vergezeld van SWD(2015) 500.

(30)

     Zie bijvoorbeeld de verklaring van Duitsland en zijn buurlanden betreffende de elektriciteitszekerheid, www.benelux.int/files/4414/3375/5898">www.benelux.int/files/4414/3375/5898 .

(31)

     C(2015) 6317.

(32)

      s3platform.jrc.ec.europa.eu/s3p-energy .

(33)

     De Commissie bereidt momenteel een EU-brede agenda voor nieuwe vaardigheden voor dat maatregelen omvat waarmee beter kan worden geanticipeerd op de behoefte aan bepaalde vaardigheden en tevens de transparantie en erkenning van kwalificaties kan worden verbeterd.

(34)

     Verslag 'Tax Reforms in EU Member States: 2015 Report', Taxation Paper nr. 58; ec.europa.eu/taxation_customs/resources/documents .

(35)

     De informatiebladen over de lidstaten zijn opgenomen in SWD(2015)208-209, 217-242.

(36)

     SWD(2015) 243.

(37)

     Punt 10 van de REFIT-initiatieven, bijlage II bij het werkprogramma van de Commissie (COM(2015) 610).