Toelichting bij COM(2016)25 - Wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 18 december 2014 erop gewezen dat de inspanningen voor de bestrijding van belastingontwijking en agressieve fiscale planning dringend moeten worden opgevoerd, zowel mondiaal als op EU-niveau. Sinds december 2014 is de Commissie snel van start gegaan met het nemen van de eerste stappen in de richting van een EU-brede aanpak. Intussen heeft de OESO haar werkzaamheden voor de vaststelling van de mondiale regels en normen op dit vlak voltooid.

Onderhavige richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad maakt deel uit van het pakket maatregelen van de Commissie voor het tegengaan van belastingontwijking en heeft betrekking op de politieke prioriteit van de bestrijding van belastingontwijking en agressieve fiscale planning. Met deze richtlijn wordt ook gehoor gegeven aan de verzoeken van het Europese Parlement. Voorts spoort zij met de initiatieven die zijn aangekondigd in het Actieplan van de Commissie voor een eerlijker systeem voor de vennootschapsbelasting (COM (2015) 302) om belastingontwijking aan te pakken.

Bedrijven zien fiscale planning van oudsher als een aanvaardbare praktijk omdat zij gebruikmaken van wettelijke regelingen om minder belasting te moeten betalen. De afgelopen jaren is fiscale planning evenwel steeds gesofisticeerder geworden, waarbij de praktijk zich uitstrekt over verschillende jurisdicties en belastbare winsten worden verschoven naar landen met een voordelig belastingregime. Deze 'agressieve' vorm van fiscale planning kan op uiteenlopende wijze gestalte krijgen. Zo kan worden ingespeeld op de technische aspecten van een belastingstelsel of op mismatches tussen twee of meer belastingstelsels om de verschuldigde belasting te beperken of te ontwijken. Dat kan onder meer leiden tot dubbele aftrek (bv. wanneer dezelfde kosten zowel in de bronstaat als de woonstaat worden afgetrokken) of dubbele niet-heffing (bv. wanneer inkomsten niet worden belast in de staat waar zij hun oorsprong vinden noch in de woonstaat van de ontvanger).

In tegenstelling tot kleine en middelgrote ondernemingen of individuele belastingplichtigen bevinden multinationale groepen (hierna 'MNO-groepen' genoemd) zich wel in een positie waarin zij in staat zijn leemten in de nationale en internationale wetgeving uit te buiten om winsten te verschuiven van een land naar een ander land om minder belasting af te dragen.

De mondiale economische en financiële crisis van de laatste jaren heeft de mensen bewust gemaakt van de noodzaak om ervoor te zorgen dat alle belastingplichtigen hun billijk deel van de belastingen betalen. Dit moet resulteren in hogere belastingopbrengsten die zouden moeten bijdragen tot de vermindering van de overheidstekorten, waar iedereen baat zal bij hebben.

In dit kader hebben de belastingautoriteiten nood aan alomvattende en relevante informatie over de structuur, het verrekenprijsbeleid en de interne transacties met de gelieerde partijen van MNO-groepen. Met het oog op de bestrijding van belastingontwijking en agressieve fiscale planning voorziet deze richtlijn in transparantievereisten voor MNO-groepen. De richtlijn vereist dat MNO-groepen jaarlijks en voor elke belastingjurisdictie waarin zij zaken doen, bepaalde informatie verstrekken, onder meer het bedrag van de inkomsten, de winst voor winstbelasting, de betaalde en toerekenbare winstbelasting, het aantal personeelsleden, het gestort kapitaal, de ingehouden winst en de materiële activa. Op grond van deze informatie kunnen de belastingautoriteiten met wijzigingen in de wetgeving of adequate risicobeoordelingen en fiscale controles optreden tegen schadelijke fiscale praktijken. Grotere transparantie moet MNO-groepen ook stimuleren om een billijke bijdrage in de belastingen te leveren in het land waar de winst wordt gegenereerd.

De nieuwe transparantievereisten moeten ervoor zorgen dat de administratieve lasten voor bedrijven zo klein mogelijk worden gehouden. MNO-groepen van binnen de EU moeten in beginsel niet worden verplicht de informatie te verstrekken aan alle EU-lidstaten waar zij actief zijn, maar alleen aan de belastingautoriteiten van hun woonstaat. De richtlijn vereist dat lidstaten, zodra zij het landenrapport hebben ontvangen, de informatie delen met de lidstaten waar, blijkens de informatie in het landenrapport, ondernemingen van de MNO-groep fiscaal inwoner zijn of aan belasting onderworpen zijn met betrekking tot activiteiten die door een vaste inrichting worden uitgeoefend.

Om een goed evenwicht te vinden tussen rapportagelast en de baten voor de belastingdiensten, worden alleen MNO-groepen met een totaal geconsolideerd groepsinkomen dat gelijk is aan of hoger is dan 750 000 000 EUR verplicht om het landenrapport in te dienen. Volgens de ramingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (hierna 'OESO' genoemd) zullen ongeveer 85 tot 90 procent van de MNO-groepen worden vrijgesteld van de verplichting, maar zal het landenrapport niettemin worden ingediend door MNO-groepen die ongeveer 90 procent van de bedrijfsinkomsten controleren.

De samenwerking tussen de belastingautoriteiten van de lidstaten is thans meer dan ooit cruciaal om belastingontwijking en agressieve fiscale planning aan te pakken. De administratieve samenwerking tussen de belastingautoriteiten van de lidstaten is in de EU-wetgeving geregeld en daarbij is voorzien in een reeks instrumenten die het de lidstaten gemakkelijker maken om samen te werken bij het innen van de belastingen waar zij recht op hebben, met inbegrip van de uitwisseling van inlichtingen. De EU moet evenwel de samenwerking verder versterken om de goede werking van de interne markt te garanderen met betrekking tot de bescherming van de grondrechten zoals vastgelegd in het EU-Handvest van de grondrechten.

Richtlijn 77/799/EEG 1 van de Raad was het eerste antwoord op de behoefte van de lidstaten aan versterkte wederzijdse bijstand op het vlak van belastingen. Deze richtlijn werd vervangen door Richtlijn 2011/16/EU 2 van de Raad (richtlijn betreffende administratieve samenwerking) die tot doel had de doeltreffendheid van de vorige richtlijn te verhogen. In de voorbije jaren is de richtlijn gewijzigd door Richtlijn 2014/107/EU (wijziging van de richtlijn inzake administratieve medewerking, 'DAC2') en Richtlijn (EU) 2015/2376 van de Raad (wijziging van de richtlijn inzake administratieve medewerking, 'DAC3') waarbij aan de belastingautoriteiten instrumenten worden aangereikt om belastingfraude, belastingontduiking en agressieve fiscale planning aan te pakken op het vlak van financiële rekeningen, fiscale rulings en voorafgaande prijsafspraken.

Het huidige voorstel moet ervoor zorgen dat Richtlijn 2011/16/EU blijft voorzien in een alomvattende en doeltreffende administratieve samenwerking tussen de belastingdiensten door te zorgen voor verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot landenrapporten.

Deze richtlijn spoort met de internationale ontwikkelingen. Op 5 oktober 2015 heeft de OESO haar eindrapporten over het actieplan inzake grondslaguitholling en winstverschuiving (hierna 'BEPS' genoemd) gepresenteerd, hetgeen een belangrijk initiatief is voor het wijzigen van de bestaande internationale belastingregels. Op 15 en 16 november 2015 is het OESO-pakket ook door de leiders van de G20 bekrachtigd. De werkzaamheden in het kader van actie 13 van het BEPS-actieplan van de OESO resulteerden in een reeks normen voor het verstrekken van informatie over de verrekenprijsposities van de MNO-groepen, met inbegrip van het groepsdossier, het lokaal dossier en het landenrapport. De richtlijn draagt bij aan de tenuitvoerlegging in de Unie van het landenrapport.

De meeste lidstaten hebben zich in hun hoedanigheid van OESO-lid ertoe verbonden de outputs uit te voeren die zijn opgenomen in de eindrapporten over de 15 acties tegen grondslaguitholling en winstverschuiving. Derhalve is het essentieel voor de goede werking van de interne markt dat de lidstaten de politieke verbintenissen die in het kader van BEPS zijn aangegaan, op een coherente en voldoende gecoördineerde wijze omzetten in hun nationale stelsels. Dit zijn de stappen die moeten worden gezet om de positieve effecten voor de gehele interne markt te maximaliseren. Zo niet bestaat het risico dat lidstaten bij de unilaterale uitvoering van BEPS een tegenstrijdig beleid gaan voeren, hetgeen zou resulteren in nieuwe belemmeringen voor de interne markt, die gefragmenteerd zou blijven in 28 afzonderlijke delen en te kampen zou hebben met mismatches en verstoringen.

Dit initiatief heeft tot doel een zekere mate van uniformiteit tot stand te brengen bij de uitvoering van de BEPS-actie 13 in de gehele Unie. De richtlijn heeft ook tot doel de eerlijke concurrentie tussen de verschillende ondernemingen te bevorderen en uiteindelijk de belastinggrondslag van de EU-lidstaten te beschermen.

Het voorstel is zodanig opgezet dat de automatische uitwisseling van inlichtingen over landenrapporten kan voortbouwen op de bestaande nadere regels voor de uitwisseling van inlichtingen, waaronder het gebruik van standaardformulieren, die in Richtlijn 2011/16/EU zijn vastgesteld.

De Commissie heeft toegezegd dat zij een dergelijk voorstel voor de automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot landenrapporten zou voorleggen, zoals opgenomen in haar werkprogramma voor 2016 3 .


Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

1.

Pakket fiscale transparantiemaatregelen (COM (2015) 136)


Het pakket omvat twee belangrijke onderdelen: i) een voorstel om de automatische uitwisseling van inlichtingen tussen lidstaten in te voeren met betrekking tot hun fiscale rulings en ii) een aankondiging dat de Commissie onderzocht of een aanvullende meldingsplicht moest worden ingevoerd voor bepaalde informatie inzake vennootschapsbelasting.

Dit voorstel sluit niet uit dat de Commissie in de toekomst voorstelt verplichtingen tot openbaarmaking op te leggen aan ondernemingen.

2.

Actieplan van de Commissie voor een eerlijker systeem voor de vennootschapsbelasting (COM (2015) 302)


Dit voorstel spoort met de initiatieven die in het actieplan om belastingontwijking aan te pakken, zijn aangekondigd.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit voorstel wijzigt Richtlijn 2011/16/EU als gewijzigd door Richtlijn 2014/107/EU 4 en door Richtlijn EU 2015/2376 5 van de Raad door de invoering van een specifieke vereiste inzake automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot landenrapporten.

De wijzigingen zijn opgenomen in artikel 1 van het voorstel. Meer bepaald:

Artikel 3 (definities) is gewijzigd.

Op grond van artikel 8 bis bis moeten de lidstaten de MNO-groepen verplichten de relevante informatie (landenrapport) te verstrekken en de verkregen informatie automatisch uit te wisselen met de andere betrokken lidstaten.

Artikel 20, lid 6, verwijst naar het standaardformulier dat zal worden gebruikt voor de uitwisseling van inlichtingen en artikel 21, lid 7, voorziet in de praktische regelingen.

Een nieuw artikel 25 bis met betrekking tot sancties wordt toegevoegd.

Een nieuwe bijlage, met inbegrip van de definities voor het voorstel, de verplichtingen voor MNO-groepen en de modellen voor de uitwisseling van inlichtingen, wordt toegevoegd.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

Deze wijzigingen vallen inhoudelijk onder dezelfde rechtsgrond als Richtlijn 2011/16/EU, dat wil zeggen artikel 115 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat tot doel heeft de goede werking van de interne markt te garanderen. Artikel 115 VWEU voorziet in de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die rechtstreeks van invloed zijn op de instelling of de werking van de interne markt en die de onderlinge aanpassing van de wetgevingen noodzakelijk maken.

Om de goede werking van de interne markt te kunnen garanderen, moet de EU de eerlijke concurrentie en een gelijk speelveld tussen kleine en middelgrote ondernemingen, MNO-groepen van buiten de EU en MNO-groepen van binnen de EU garanderen. MNO-groepen kunnen dankzij hun grensoverschrijdende activiteiten aan agressieve fiscale planning doen. Derhalve moeten alle multinationale ondernemingen, zowel groepen van binnen de EU als die van buiten de EU, aan de rapportageverplichting worden onderworpen. Was dit niet het geval, dan zou dit initiatief minder doeltreffend zijn voor het verwezenlijken van de uiteindelijke doelstelling, namelijk de goede werking van de interne markt garanderen.

Dit voorstel is in overeenstemming met het beginsel van subsidiariteit zoals neergelegd in artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Toegang tot landenrapportering voor de lidstaten kan dus alleen met een optreden op het niveau van de Unie doeltreffend tot stand worden gebracht. De doelstelling dat alle lidstaten landenrapporten ontvangen, kan niet voldoende worden verwezenlijkt door ongecoördineerde acties die door elke lidstaat afzonderlijk ten uitvoer worden gelegd. Voorts vereist de uitwisseling van informatie die van invloed kan zijn op de belastinggrondslag van meer dan een lidstaat, een gemeenschappelijke en bindende aanpak. In acht moet worden genomen dat aangezien MNO-groepen normaal gesproken in verschillende lidstaten actief zijn, het grensoverschrijdende aspect naadloos aansluit bij het voorgestelde optreden.

Evenredigheid

Het specifieke probleem waarop onderhavige beleidsmaatregel ziet, is het gebrek aan transparantie bij ondernemingsstructuren met een grensoverschrijdend belang en aanzienlijke activiteiten, hetgeen negatieve gevolgen heeft, met name voor de goede werking van de interne markt. De beleidsmaatregel is beperkt tot de MNO-groepen die in verschillende staten actief zijn, hetzij binnen de Europese Unie, hetzij in niet-EU-jurisdicties . Het voorstel vormt daarmee het meest evenredige antwoord op het vastgestelde probleem. Het is ook gebaseerd op de automatische uitwisseling van basisgegevens zodat elke lidstaat waar de onderneming actief is, de informatie ontvangt. De voorgestelde wijzigingen gaan bijgevolg niet verder dan wat nodig is om de problemen in kwestie aan te pakken en aldus de verdragsdoelstellingen van een goede en doeltreffende werking van de interne markt te verwezenlijken.

Dit voorstel is in overeenstemming met het beginsel van evenredigheid zoals neergelegd in artikel 5, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Keuze van het instrument

Met dit voorstel wordt het toepassingsgebied van de automatische uitwisseling van inlichtingen binnen de EU verder uitgebreid. Een EU-optreden is vereist zowel vanuit internemarktoogpunt als om redenen van efficiency en effectiviteit:

– Een EU-initiatief garandeert een coherente, consistente en alomvattende EU-brede aanpak van automatische inlichtingenuitwisseling op de interne markt. Daarmee komt een uniforme rapporteringsmethode tot stand in alle lidstaten, hetgeen resulteert in kostenbesparingen voor zowel belastingdiensten als ondernemingen.

– Een EU-instrument zou de belastingdiensten en de ondernemingen binnen de EU ook zekerheid bieden.

– Een EU-rechtsinstrument zou bijdragen tot de totstandkoming van de internationale norm voor de automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot landenrapporten zoals in het kader van de OESO is besproken en overeengekomen.

– Bij een EU-rechtsinstrument op basis van de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking zou gebruik worden gemaakt van de IT-regelingen die al zijn opgezet of in ontwikkeling zijn om de informatieverstrekking te vergemakkelijken in het kader van de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking. In het kader van deze richtlijn wisselen de EU-lidstaten inlichtingen uit in specifieke formaten via een specifiek communicatiekanaal. Die formaten zouden gemakkelijk kunnen worden uitgebreid zodat zij ook te gebruiken zijn voor de elementen waarvoor nu wordt voorgesteld ze onder de uitwisseling te laten vallen. Aangezien de lidstaten heel wat geld en tijd hebben geïnvesteerd in de ontwikkeling van deze formaten, zijn er schaalvoordelen te behalen als zij deze ook zouden gebruiken om inlichtingen uit te wisselen over de nieuwe elementen.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadplegingen van belanghebbenden

3.

Raadplegingen in de context van het actieplan tegen belastingfraude en belastingontduiking van de aanbevelingen (COM (2012) 722) en andere fora


In zijn resolutie van 21 mei 2013 6 toonde het Europees Parlement zich tevreden met het actieplan van de Commissie en de daarin geformuleerde aanbevelingen, drong het er bij de lidstaten op aan hun engagement na te komen en het actieplan te omarmen, en benadrukte het dat de EU het voortouw moest nemen in het mondiale debat over de bestrijding van belastingfraude, belastingontwijking en belastingparadijzen, met name bij de bevordering van de inlichtingenuitwisseling.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 17 april 2013 advies uitgebracht 7 .·. Het Comité was ingenomen met het actieplan van de Commissie en schaarde zich achter haar inspanningen om concrete oplossingen te vinden om belastingfraude en belastingontduiking te bestrijden.

De afgelopen jaren hebben de lidstaten zich in de Groep gedragscode ingespannen voor de verbetering van de inlichtingenuitwisseling met betrekking tot grensoverschrijdende rulings en verrekenprijzen. De groep heeft zijn conclusies op gezette tijden voorgelegd aan de Raad in de vorm van rapporten 8 .

De meeste lidstaten zijn lid van de OESO en hebben tussen 2013 en 2015 deelgenomen aan langdurig en uitvoerig overleg over de maatregelen ter bestrijding van BEPS, inclusief het uitwerken van de technische aspecten. De OESO heeft uitgebreide openbare beraadslagingen georganiseerd met de belanghebbende partijen over elke maatregel ter bestrijding van BEPS. Voorts vond binnen de Commissie en met OESO-deskundigen overleg plaats over verscheidene BEPS-vraagstukken, in het bijzonder met betrekking tot de punten waarover de Commissie twijfel had over de verenigbaarheid van bepaalde ideeën en/of voorgestelde oplossingen met de EU-wetgeving.

In de tweede helft van 2014 heeft het Italiaanse voorzitterschap het idee opgevat van een 'EU-BEPS-routekaart' en heeft het voorzitterschap aangespoord tot samenhang met parallelle initiatieven van de OESO, met inachtneming van het EU-recht. Deze benadering is bekrachtigd door de Groep op hoog niveau belastingvraagstukken en is voortgezet door volgende voorzitterschappen. De besprekingen met betrekking tot de EU-BEPS-routekaart werden voortgezet in 2015. Het doel was een bijdrage te leveren tot het debat dat in het kader van de OESO plaatsvond en de route uit te zetten voor een vlotte uitvoering van de toekomstige OESO-aanbevelingen waarbij rekening wordt gehouden met enkele specifieke EU-aspecten.

In het kader van de door de Commissie georganiseerde openbare raadpleging inzake fiscale transparantie hadden belanghebbende partijen de mogelijkheid om hun opmerkingen te maken over de verschillende aspecten van corporate transparantie, in het bijzonder op basis van de landenrapporten. De mogelijke voorgestelde opties waren hoofdzakelijk toegespitst op openbare verslaglegging door ondernemingen, maar hadden ook betrekking op de uitwisseling van inlichtingen tussen belastingdiensten, zoals vereist door BEPS-actie 13. De Commissie ontving in totaal 422 reacties, waarvan de meeste nuttige feedback opleverden met betrekking tot openbare dan wel niet-openbare fiscale transparantiemaatregelen. Wat betreft BEPS-actie 13, was het bedrijfsleven geen voorstander van de uitwisseling van dergelijke inlichtingen tussen belastingautoriteiten. De meerderheid van de andere respondenten was evenwel gewonnen voor deze uitwisseling.


4.

Lidstaten


Deze richtlijn is ook in overeenstemming met internationale ontwikkelingen op het niveau van de OESO en de BEPS-werkzaamheden van die organisatie waaraan de meeste EU-lidstaten deelnemen. Ook de Europese Commissie was hierbij sterk betrokken. Daarnaast werden andere jurisdicties en belanghebbende partijen op uitgebreide schaal geraadpleegd.

Effectbeoordeling

Na de publicatie van haar rapport over de aanpak van grondslaguitholling en winstverschuiving begin 2013 en de bekrachtiging van het zogenaamde actieplan inzake BEPS door de leiders van de G20 begon voor de OESO een periode van twee jaar met intensieve werkzaamheden die hebben geresulteerd in 13 rapporten, die in november 2015 zijn uitgebracht. In deze rapporten zijn nieuwe of aangescherpte internationale normen opgenomen alsook concrete maatregelen om landen te helpen bij hun aanpak van grondslaguitholling en winstverschuiving. In dit kader hebben de leden van de OESO/G20 dit uitgebreide pakket goedgekeurd en zijn zij vastbesloten het op een consequente wijze uit te voeren.

Talrijke lidstaten zijn in hun hoedanigheid van OESO-lid - op sommige terreinen met grote spoed - begonnen met de omzetting van de output van het BEPS-project in hun nationale wetgeving. Daarom is het cruciaal om snel vooruitgang te boeken bij het bereiken van overeenstemming over de coördinatie voor de uitvoering van de conclusies inzake BEPS in de EU. In het licht van een groot risico op versnippering van de interne markt, hetgeen mogelijks het resultaat zou kunnen zijn van ongecoördineerde unilaterale maatregelen van lidstaten, stelt de Commissie in dit voorstel oplossingen voor met het oog op het bereiken van samenhang en een zekere mate van uniformiteit bij de uitvoering van BEPS-actie 13 in de gehele Unie.

De Commissie heeft alles in het werk gesteld om tegelijkertijd rekening te houden met zowel de urgentie om op te treden als de dwingende noodzaak om te voorkomen dat de werking van de interne markt in het gedrang komt door unilaterale maatregelen die door voor eigen rekening handelende lidstaten (ongeacht of zij lid zijn van de OESO) worden genomen, of door het feit dat andere lidstaten nalaten maatregelen te nemen. De mogelijkheid om zachte wetgeving voor te stellen werd ook in aanmerking genomen. Hiervan werd evenwel afgezien omdat een dergelijke aanpak niet geschikt is voor het tot stand brengen van een gecoördineerde aanpak.

Om te voorzien in een actuele analyse en onderbouwing is een afzonderlijk werkdocument van de diensten van de Commissie bij dit voorstel gevoegd, dat voorziet in een uitgebreid overzicht van de bestaande academische werkzaamheden en economisch bewijsmateriaal op het vlak van grondslaguitholling en winstverschuiving. Dit is gebaseerd op recent onderzoek, onder meer door de OESO, de Europese Commissie en het Europees Parlement. In het werkdocument van de diensten van de Commissie wordt de aandacht gevestigd op de stimulansen en de vaakst vastgestelde mechanismen die volgens de rapporten van de OESO verband houden met agressieve fiscale planning. In het werkdocument worden de conclusies samengevat van een diepgaande beoordeling van de belangrijkste mechanismen voor agressieve fiscale planning op basis van een analyse per lidstaat, zoals uitgevoerd namens de Commissie in 2015. In het werkdocument wordt uiteengezet op welke wijze de uitvoering van BEPS-actie 13 aan de hand van dit voorstel andere initiatieven aanvult om de BEPS-rapporten van de OESO in de EU uit te voeren en bij te dragen tot een gemeenschappelijk minimumniveau van bescherming tegen belastingontwijking.

Tegen deze achtergrond is om de volgende redenen geen effectbeoordeling uitgevoerd voor dit voorstel: er is een sterk verband met de BEPS-werkzaamheden van de OESO, in het bijzonder met BEPS-actie 13; het werkdocument voorziet in aanzienlijk bewijs- en analysemateriaal; de belanghebbende partijen waren in een eerdere fase nauw betrokken bij de raadplegingen over de technische punten van de voorgestelde regelgeving; en er is in het bijzonder een dringende actuele vraag voor een gecoördineerd optreden van de EU met betrekking tot deze aangelegenheid die een internationale politieke prioriteit heeft gekregen.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De gevolgen van het voorstel voor de EU-begroting worden uiteengezet in het financieel memorandum bij het voorstel, en zullen worden gefinancierd binnen de grenzen van de beschikbare middelen. Voor de financiering van de extra IT-instrumenten om de inlichtingenverstrekking tussen de lidstaten te vergemakkelijken, zal een beroep worden gedaan op het Fiscalis 2020-programma dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1286/2013 en voorziet in financiële steun voor activiteiten ter verbetering van de administratieve samenwerking tussen de belastingautoriteiten in de EU.