Toelichting bij COM(2016)200 - Ondertekening van het wijzigingsprotocol bij de Overeenkomst met Monaco waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking zoals vervat in Richtlijn 2003/48/EG

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Naar aanleiding van de vaststelling van Richtlijn 2003/48/EG van de Raad (hierna 'de spaarrichtlijn' genoemd) en teneinde het gelijke speelveld voor marktdeelnemers te behouden, ondertekende de Europese Unie overeenkomsten met Zwitserland, Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in de richtlijn. De lidstaten ondertekenden ook overeenkomsten met de afhankelijke gebieden van het Verenigd Koninkrijk en Nederland.

Meer recentelijk is ook op internationaal niveau onderkend dat het automatisch uitwisselen van inlichtingen een belangrijk instrument is in de strijd tegen grensoverschrijdende belastingfraude en belastingontduiking, doordat het voor volledige belastingtransparantie en samenwerking tussen de belastingdiensten in de hele wereld zorgt. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) is door de G20 gevraagd één mondiale standaard voor de automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen te ontwikkelen (de Mondiale Standaard). De Mondiale Standaard is in juli 2014 door de OESO-Raad gepubliceerd.

Na de vaststelling van een voorstel tot actualisering van de spaarrichtlijn nam de Commissie op 17 juni 2011 een aanbeveling aan voor een mandaat om met Zwitserland, Liechtenstein, Andorra, Monaco en San Marino onderhandelingen te starten teneinde de overeenkomsten van de EU met die landen in overeenstemming te brengen met de internationale ontwikkelingen en ervoor te zorgen dat zij maatregelen blijven toepassen die gelijkwaardig zijn aan die welke in de EU worden toegepast. Op 14 mei 2013 bereikte de Raad overeenstemming over het onderhandelingsmandaat en besloot hij dat de onderhandelingen dienden aan te sluiten bij de recente ontwikkelingen op mondiaal niveau, waar is overeengekomen automatische uitwisseling van inlichtingen als een internationale standaard te bevorderen.

De Commissie heeft in haar mededeling van 6 december 2012, die een actieplan ter versterking van de strijd tegen belastingfraude en belastingontduiking bevat, dan ook beklemtoond dat de automatische uitwisseling van inlichtingen sterk moet worden bevorderd als de toekomstige Europese en internationale standaard voor transparantie en uitwisseling van inlichtingen in belastingzaken.

Op basis van een in juni 2013 door de Commissie ingediend voorstel stelde de Raad op 9 december 2014 Richtlijn 2014/107/EU vast, teneinde Richtlijn 2011/16/EU te wijzigen en de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen tussen de belastingautoriteiten in de EU uit te breiden tot een breed scala van financiële items, overeenkomstig de Mondiale Standaard. De wijziging garandeert een coherente, consistente en alomvattende Uniebrede aanpak van de automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen op de interne markt.

Aangezien Richtlijn 2014/107/EU over het algemeen een ruimer toepassingsgebied dan Richtlijn 2003/48/EG heeft en bepaalt dat in gevallen waarin de toepassingsgebieden elkaar overlappen, Richtlijn 2014/107/EU voorrang heeft, heeft de Raad op 10 november 2015 op basis van een voorstel van de Commissie van 18 maart 2015 Richtlijn (EU) 2015/2060 tot intrekking van Richtlijn 2003/48/EG aangenomen.

Om de kosten te drukken en de administratieve lasten voor zowel de belastingdiensten als de marktdeelnemers te beperken, is het van cruciaal belang de wijziging van de bestaande overeenkomst inzake spaargelden met Monaco aan te passen aan de ontwikkelingen op EU- en internationaal niveau. Dit zal de fiscale transparantie in Europa ten goede komen en de rechtsgrondslag vormen voor de tenuitvoerlegging van de Mondiale Standaard van de OESO inzake de automatische uitwisseling van inlichtingen tussen Monaco en de EU.


2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

De rechtsgrondslag van onderhavig voorstel wordt gevormd door artikel 115 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in samenhang met artikel 218, lid 5, en artikel 218, lid 8, tweede alinea. De materiële rechtsgrondslag wordt gevormd door artikel 115 VWEU.

Artikel 1, lid 1, van het bij dit voorstel voor een besluit van de Raad gevoegde wijzigingsprotocol verandert de titel van de bestaande overeenkomst om de inhoud van de overeenkomst zoals gewijzigd bij voornoemd protocol beter weer te geven.

Artikel 1, lid 2, van het wijzigingsprotocol vervangt de bestaande artikelen en bijlagen van de huidige overeenkomst door een nieuwe reeks bepalingen vervat in 10 artikelen, een bijlage I die de gezamenlijke rapportagestandaard van de OESO weerspiegelt (die deel uitmaakt van de Mondiale Standaard), een bijlage II die belangrijke delen van het OESO-commentaar op de Mondiale Standaard weerspiegelt, een bijlage III met de aanvullende gegevensbeschermingswaarborgen waarin moet worden voorzien ten aanzien van de verzameling en de uitwisseling van gegevens in het kader van de overeenkomst, en een bijlage IV waarin de bevoegde autoriteiten van Monaco en van elke lidstaat worden vermeld. De nieuwe artikelen weerspiegelen de artikelen van de OESO-modelovereenkomst tussen bevoegde autoriteiten voor de tenuitvoerlegging van de Mondiale Standaard, met kleine aanpassingen in verband met het bijzondere wettelijke kader van een EU-overeenkomst. Artikel 5 bevat een volledige reeks bepalingen inzake de uitwisseling van inlichtingen op verzoek, die aansluit bij de meest recente tekst van het OESO-modelbelastingverdrag. Artikel 6 bevat een reeks nadere bepalingen inzake gegevensbescherming, waarbij ook rekening wordt gehouden met het ontbreken van een besluit omtrent het passend karakter van het niveau van gegevensbescherming in Monaco in vergelijking met de EU-vereisten. Artikel 7 voorziet in een aanvullende raadplegingsronde voordat een lidstaat of Monaco overgaat tot het schorsen van de overeenkomst. Artikel 8 bevat bepalingen over wijzigingen van de overeenkomst, waaronder een snel mechanisme voor de voorlopige toepassing van wijzigingen van de Mondiale Standaard door een van de overeenkomstsluitende partijen, op voorwaarde dat de andere partij hiermee instemt. In artikel 10 wordt het geografische toepassingsgebied vastgesteld.

Bijlage I volgt zowel de gezamenlijke rapportagestandaard van de OESO (CRS) als bijlage I bij de richtlijn betreffende administratieve samenwerking. Bijlage II implementeert belangrijke delen van het OESO-commentaar op de CRS en komt overeen met bijlage II bij de richtlijn betreffende administratieve samenwerking. De minieme afwijkingen ten opzichte van bijlage I of II van de richtlijn betreffende administratieve samenwerking zijn toe te schrijven aan het verzoek van de onderhandelaars van Monaco om de tekst opnieuw in overeenstemming te brengen met de CRS, en aan het feit dat Monaco - zoals trouwens ook Zwitserland en Andorra - zich er internationaal toe verbonden heeft om de CRS te implementeren met één jaar uitstel ten opzichte van nagenoeg alle lidstaten (alleen Oostenrijk heeft in de richtlijn, met name in deel X van bijlage I, eenzelfde uitstel gekregen). Behalve wat de uitvoeringsdata betreft, hebben de verschillen betrekking op het volgende:

1. In deel I, onderdeel E, is de verwijzing naar het vermelden van de geboorteplaats afgestemd op de CRS.

2. Een aantal relevante opties waarin het CRS-commentaar en de richtlijn betreffende administratieve samenwerking voorzien, wordt overgelaten aan elk van de lidstaten en Monaco; van deze opties wordt niet direct gebruik gemaakt in de overeenkomst. De lidstaten en Monaco zijn daarentegen gehouden elkaar en de Commissie mee te delen of zij van een bepaalde optie gebruik hebben gemaakt.

3. De definities van 'Internationale Organisatie' en 'Centrale Bank' in deel VIII, onderdeel B, punten 3 en 4, zijn opnieuw afgestemd op de CRS, zodat zij ook kunnen worden toegepast in het kader van de vrijstelling van de doorkijkbenadering voor Passieve Niet-Financiële Entiteiten (NFE's) in deel VIII, onderdeel D, punt 9, onder c).

4. In bijlage II wordt de definitie van 'Vestigingsplaats van een Financiële Instelling' afgestemd op het CRS-commentaar, teneinde ook die gevallen te bestrijken waarin de vestigingsplaats van een andere Financiële Instelling dient te worden vastgesteld, bv. bij de doorkijkbenadering voor Passieve NFE's.

Bijlage III is toegevoegd ter aanvulling van artikel 6 met extra gegevensbeschermingswaarborgen, gezien het ontbreken van een besluit omtrent het passend karakter van het niveau van gegevensbescherming in Monaco in vergelijking met de EU-vereisten.

Artikel 2 van het wijzigingsprotocol bevat bepalingen inzake de inwerkingtreding en toepassing. De partijen zijn overeengekomen dat Monaco aan zijn internationale verbintenissen zal voldoen met betrekking tot het tijdstip van de automatische inlichtingenuitwisseling in het kader van de Mondiale Standaard, zoals toegezegd aan het Mondiaal Forum, dat wil zeggen dat de eerste uitwisselingen plaatsvinden in 2018 voor in 2017 verzamelde gegevens. Gelet op de moeilijkheid om te waarborgen dat de in artikel 2, leden 1 en 2, van het wijzigingsprotocol vastgestelde procedure voor de formele inwerkingtreding tijdig kan worden ingevoerd met het oog op de naleving van deze verbintenissen, zijn de partijen in artikel 2, lid 3, overeengekomen dat het wijzigingsprotocol voorlopig wordt toegepast vanaf 1 januari 2017, onder voorbehoud van kennisgeving door elke partij van de voltooiing van haar respectieve, voor die voorlopige toepassing vereiste interne procedures, die wat de EU betreft zijn vastgelegd in artikel 218, lid 5, VWEU. Het volgende lid van artikel 2 van het wijzigingsprotocol betreft de overgang van de bestaande overeenkomst naar de gewijzigde overeenkomst wat betreft verzoeken om inlichtingen, de mogelijkheid tot bronbelastingverrekening voor uiteindelijk gerechtigden, eindbetalingen van bronbelasting door Monaco aan lidstaten en laatste uitwisselingen van inlichtingen op basis van het systeem van vrijwillige verstrekking.

Artikel 3 bevat een protocol inzake aanvullende waarborgen in verband met de uitwisseling van inlichtingen op verzoek. Hierin is vastgesteld dat niets in de weg staat aan inlichtingenuitwisseling op basis van een collectief verzoek. Het protocol inzake aanvullende waarborgen strookt met de principes die door het Mondiaal Forum worden gehanteerd om het passende karakter van de regels betreffende de uitwisseling van inlichtingen op verzoek te beoordelen.

Artikel 4 vermeldt de talen waarin het wijzigingsprotocol wordt ondertekend.

De herziene overeenkomst wordt aangevuld door vier gezamenlijke verklaringen van de overeenkomstsluitende partijen.

De eerste gezamenlijk verklaring bevestigt dat de bepalingen van Richtlijn 2014/107/EU tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU, de herziene overeenkomst tussen de EU en Monaco alsook de vier andere herziene overeenkomsten die de EU reeds met Zwitserland, Liechtenstein, San Marino en Andorra ondertekend heeft, in overeenstemming zijn met de Mondiale Standaard.

De tweede en de derde gezamenlijke verklaring leggen een verband met het commentaar respectievelijk op de Mondiale Standaard en op artikel 26 van het OESO-modelverdrag inzake belasting naar inkomen en vermogen.

In de vierde verklaring worden de praktische aspecten geregeld van de toepassing van artikel 2, lid 3, van het wijzigingsprotocol.

Het voorstel gaat niet verder dan wat nodig of passend is om de verwachte doelstellingen te verwezenlijken.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Het wijzigingsprotocol strekt tot tenuitvoerlegging van de Mondiale Standaard door de EU-lidstaten en Monaco. De verschillende belanghebbenden werden al bij herhaling geraadpleegd tijdens de ontwikkeling van de Mondiale Standaard van de OESO.

De EU-lidstaten zijn ook geraadpleegd en geïnformeerd gedurende de onderhandelingen tussen de Commissie en Monaco. Op de bijeenkomsten van de Europese Raad van maart en december 2014 heeft de Commissie verslag uitgebracht over de stand van zaken bij de onderhandelingen met Monaco.

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werd geraadpleegd tijdens de onderhandelingen die zijn gevoerd met San Marino en heeft nuttig advies verstrekt, met name betreffende de nadere inhoud van artikel 6 van en bijlage III bij de overeenkomst zoals gewijzigd bij het wijzigingsprotocol. Met dat advies is ook rekening gehouden bij de opstelling van de overeenkomstige delen van de herziene overeenkomst met Monaco.

De Commissie heeft ook de nieuwe deskundigengroep voor automatische uitwisseling van inlichtingen over financiële rekeningen geraadpleegd die advies verstrekt om ervoor te zorgen dat de EU-wetgeving inzake automatische inlichtingenuitwisseling op het gebied van directe belastingen daadwerkelijk afgestemd is op en volledig verenigbaar is met de Mondiale Standaard van de OESO. De deskundigengroep omvat vertegenwoordigers van organisaties die de financiële sector representeren en van organisaties die strijden tegen belastingontduiking en -ontwijking.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Geen