Toelichting bij COM(2016)314 - Gebruikmaking van de marge voor onvoorziene uitgaven in 2017

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 1 (hierna de 'MFK-verordening' genoemd) voorziet in de mogelijkheid om gebruik te maken van de marge voor onvoorziene uitgaven van ten hoogste 0,03 % van het bruto nationaal inkomen van de EU-28 als laatste redmiddel om op onvoorziene omstandigheden te reageren. In de technische aanpassing van het MFK voor 2017 2 , die gebaseerd is op artikel 6 van de MFK-verordening, is het absolute maximum van de marge voor onvoorziene uitgaven voor het jaar 2017 vastgesteld op 4 496,8 miljoen EUR.

Overeenkomstig artikel 13 van de MFK-verordening en na alle mogelijkheden te hebben onderzocht voor de financiering van extra en onvoorziene vastleggingsbehoeften, stelt de Commissie voor een bedrag van 1 164,4 miljoen EUR van de marge voor onvoorziene uitgaven voor 2017 te gebruiken om de vastleggingskredieten met betrekking tot de uitgaven onder rubriek 3 van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017 aan te vullen, bovenop het vastleggingsplafond van 2 578 miljoen EUR in lopende prijzen.

Overeenkomstig punt 14 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer 3 , heeft de Commissie de mogelijkheid onderzocht om aanzienlijke bedragen binnen de bestaande begroting te herschikken. Overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de MFK-verordening stelt de Commissie voor de verhoging van het uitgavenplafond onder rubriek 3 als volgt te verrekenen: 650,0 miljoen EUR met de niet-toegewezen marge die beschikbaar is onder het uitgavenplafond van rubriek 2, en 514,4 miljoen EUR met de niet-toegewezen marge die beschikbaar is onder rubriek 5 in 2017.

Dit voorstel gaat vergezeld van een voorstel van de Commissie om het bedrag van het flexibiliteitsinstrument 4 dat voor 2017 beschikbaar is (530 miljoen EUR) volledig te gebruiken, eveneens voor rubriek 3.

2. RECHTVAARDIGING VAN HET GEBRUIK VAN DE MARGE

2.1.INLEIDING

De interne dimensie van de migratie-, vluchtelingen- en veiligheidscrisis wordt gefinancierd uit rubriek 3 via het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) en het Fonds voor interne veiligheid (ISF), evenals via gespecialiseerde agentschappen zoals Frontex, eu-LISA en Europol. In 2016 werd een nieuw instrument voor het verstrekken van noodhulp in de Unie door de Raad vastgesteld, dat ook in 2017 zal worden gebruikt voor het verstrekken van noodhulp van humanitaire aard in verband met de huidige instroom van vluchtelingen en migranten in de Unie.

Het uitgavenplafond voor rubriek 3 bedraagt in 2017 2 578 miljoen EUR in lopende prijzen. De toegestane vastleggingskredieten voor rubriek 3 van de begroting 2016 bedragen 4 052 miljoen EUR, wat betekende dat het volledige beschikbare bedrag van het flexibiliteitsinstrument ten belope van 1 506 miljoen EUR moest worden aangesproken, bovenop het uitgavenplafond van rubriek 3, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de MFK-verordening.

De Commissie stelt voor, het jaarlijkse maximumbedrag van 530 miljoen EUR dat voor het flexibiliteitsinstrument in 2017 beschikbaar is, volledig te gebruiken ten einde de uitgaven te verhogen tot boven het uitgavenplafond van rubriek 3.

De budgettaire behoeften voor het beheersen van de gevolgen van de migratie-, vluchtelingen- en veiligheidscrisis zullen echter in 2017 ten minste even groot zijn als in 2016. Daarom heeft de Commissie een breed scala aan structurele maatregelen voorgesteld op het gebied van veiligheid en het beheer van de buitengrenzen, de hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, integratie en terugkeer. 

De uitgaven in verband met migratie, vluchtelingen en veiligheid onder rubriek 3 vertegenwoordigen meer dan 70 % van de totale uitgaven onder het uitgavenplafond. De Commissie heeft alle mogelijkheden voor herschikking zorgvuldig onderzocht en stelt voor, het niveau van de vastleggingen te verlagen (ten opzichte van de financiële programmering) voor levensmiddelen en diervoeders en het mechanisme voor civiele bescherming. De speelruimte wordt echter beperkt door de kleinschaligheid van de programma’s en nieuwe vereisten, zoals de nieuwe fytosanitaire noodmaatregelen die in de verordening inzake levensmiddelen en diervoeders voor 2017 zijn gepland. Daarom kan slechts een klein deel van de extra behoeften in verband met migratie en vluchtelingen door een herschikking van kredieten binnen rubriek 3 worden gedekt.

Bijgevolg is de gebruikmaking van de marge voor onvoorziene uitgaven de enige mogelijkheid om in de budgettaire behoeften te voorzien. Dankzij de beschikbaarheid van marges in andere rubrieken, kan de gebruikmaking van deze marge in 2017 volledig worden verrekend.

De dienovereenkomstige betalingskredieten zullen worden ingepast binnen het maximumplafond voor betalingen van 2017; het is dus niet nodig om gebruik te maken van de marge voor onvoorziene uitgaven voor betalingen.

2.2.DE MARGE VOOR ONVOORZIENE UITGAVEN ALS LAATSTE REDMIDDEL

In artikel 13, lid 1, van de MFK-verordening wordt de marge voor onvoorziene uitgaven omschreven als laatste redmiddel om op onvoorziene omstandigheden te reageren. In de ontwerpbegroting (OB) 2017 stelt de Commissie, na alle mogelijkheden tot herschikking binnen de rubriek te hebben bestudeerd, voor om de niet-toegewezen marge onder het vastleggingenplafond van rubriek 3 volledig te gebruiken.

Gezien de volledige beschikbaarstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument in de OB 2017 (530 miljoen EUR), is de marge voor onvoorziene uitgaven voor 2017 ten bedrage van 1 164,4 miljoen EUR derhalve het enige beschikbare instrument om de kloof tussen het niveau van het uitgavenplafond van rubriek 3 in 2017 en de onvoorziene extra behoeften die voor 2017 zijn geraamd, te overbruggen.

2.3.BUDGETTAIRE GEVOLGEN VAN ONVOORZIENE OMSTANDIGHEDEN IN 2017

Hoewel de migratie-, vluchtelingen- en veiligheidscrisis in 2015 is begonnen, evolueren de impact en de gevolgen ervan nog dagelijks. Door politieke beslissingen in derde landen over de opneming van vluchtelingen op hun grondgebied en het openen en sluiten van grenzen is erg moeilijk te voorspellen hoe deze situatie zich op lange termijn zal ontwikkelen. De veranderende aard en het onvoorspelbare verloop van de crisis rechtvaardigen het gebruik van de marge voor onvoorziene uitgaven als laatste redmiddel om de onvoorziene gevolgen van de migratie-, vluchtelingen- en veiligheidscrisis voor de uitgavenbehoeften in rubriek 3 het hoofd te bieden.

3. VERREKENING VAN DE MARGE VOOR ONVOORZIENE UITGAVEN MET MFK-PLAFONDS

Volgens artikel 13, lid 3, van de MFK-verordening moeten de uit de marge voor onvoorziene uitgaven beschikbaar gestelde middelen volledig worden verrekend met de marges voor het lopende begrotingsjaar of voor toekomstige begrotingsjaren.

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de MFK-verordening mogen de aldus verrekende middelen niet verder binnen het MFK worden aangewend opdat de totale maxima die in het MFK voor de vastleggings- en betalingskredieten voor het lopende begrotingsjaar en voor toekomstige begrotingsjaren zijn vastgesteld, niet worden overschreden. Derhalve moet bij de gebruikmaking van de marge voor onvoorziene uitgaven voor vastleggingskredieten onder rubriek 3 en de daarmee samenhangende verrekening, het totale plafond voor de jaren 2017 tot en met 2020 worden gerespecteerd.

Aangezien voldoende marge beschikbaar is onder de uitgavenplafonds van de rubrieken 2 en 5 stelt de Commissie voor, de verrekening volledig in 2017 te verrichten om niet vooruit te lopen op de behoefte aan vastleggingskredieten in de jaren 2018-2020. Het verrekende bedrag in rubriek 2 zal 650,0 miljoen EUR bedragen, waardoor in 2017 een marge van 639,3 EUR overblijft. De overige middelen (514,4 miljoen EUR) worden verrekend met de marge van rubriek 5, waardoor een marge van 81,9 miljoen EUR in 2017 overblijft. Het algemene vastleggingsplafond voor 2017 en voor het gehele MFK blijft ongewijzigd.

4. AANVULLENDE ELEMENTEN

Het Europees Parlement en de Raad worden eraan herinnerd dat dit besluit niet later in het Publicatieblad van de Europese Unie mag worden gepubliceerd dan de begroting van de Europese Unie voor 2017, overeenkomstig artikel 13, lid 1, laatste zin, van de MFK-verordening.