Toelichting bij COM(2016)755 - Wijziging van Verordening 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de btw

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket betreffende de modernisering van de btw voor grensoverschrijdende e-commerce tussen ondernemingen en consumenten (b2c). De achtergrond van dit hele pakket wordt in detail uiteengezet in de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen - COM(2016) 757.

Het voorstel tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde 1 is een belangrijk onderdeel van het pakket, aangezien het voorziet in de basis voor de onderliggende IT-infrastructuur en de nodige samenwerking tussen de lidstaten om het mini-éénloketsysteem (MOSS) met succes uit te breiden naar andere diensten dan telecommunicatie-, omroep- en langs elektronische weg verrichte diensten en afstandsverkopen van goederen, zowel binnen de Gemeenschap als van buiten de Gemeenschap. Door het pakket als geheel zullen de btw-inkomsten van de lidstaten stijgen met naar schatting 7 miljard EUR per jaar en zullen de regelgevingskosten voor ondernemingen met 2,3 miljard EUR per jaar dalen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Dit artikel bepaalt dat de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité met eenparigheid van stemmen, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, de bepalingen vaststelt die betrekking hebben op de harmonisatie van de regels van de lidstaten op het gebied van de indirecte belastingen.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, omdat de belangrijkste problemen (verstorende effecten, hoge administratieve lasten en nalevingskosten enz.) die in kaart zijn gebracht, worden veroorzaakt door de bepalingen van de bestaande Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 2 (de 'btw-richtlijn') en de daarmee samenhangende handelingen. Aangezien de btw een belasting is die op het niveau van de Gemeenschap geharmoniseerd is, kunnen de lidstaten niet zelf andere bepalingen vaststellen en daarom vereist een initiatief om de btw voor de grensoverschrijdende e-commerce te moderniseren, een voorstel van de Commissie tot wijziging van de btw-richtlijn en de daarmee samenhangende handelingen. Het voorstel wordt geacht een duidelijke meerwaarde op te leveren ten opzichte van wat op het niveau van de lidstaten kan worden bereikt. Naast de technische wijzigingen die nodig zijn om het toepassingsgebied van het MOSS uit te breiden, zal dit voorstel met name leiden tot lagere administratieve lasten voor belastingplichtigen die gebruikmaken van het MOSS door te voorzien in het beginsel dat verzoeken van de belastingdiensten aan belastingplichtigen om hun boekhouding ter beschikking te stellen en verzoeken om administratieve onderzoeken te verrichten, altijd gecoördineerd moeten worden door de lidstaat van identificatie van de belastingplichtige.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, dat wil zeggen dat het niet verder gaat dan nodig is om de doelstellingen van het VWEU, met name de goede werking van de interne markt, te verwezenlijken. Wat de subsidiariteitstoets betreft, kunnen de lidstaten de problemen en de onderliggende oorzaken niet aanpakken zonder een voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn en de daarmee samenhangende handelingen. Twee aspecten van het voorstel zijn van groot belang met het oog op evenredigheid. Het eerste aspect heeft betrekking op de coördinatie tussen de lidstaten in verband met administratieve vragen en controles van ondernemingen in het MOSS-systeem. Deze coördinatie kan leiden tot een doeltreffender en efficiënter nalevingsregime voor zowel de lidstaten als ondernemingen. Het wordt echter niet verboden voor een lidstaat van verbruik om rechtstreeks contact op te nemen met ondernemingen indien de lidstaat van identificatie het niet nodig acht een controle uit te voeren. Het tweede aspect heeft betrekking op de invoering van een administratieve vergoeding, waarbij de lidstaat van identificatie een vergoeding van 5 % van de ten behoeve van andere lidstaten geïnde bedragen zal ontvangen ter compensatie van de investeringen die nodig zijn voor de actualisering van het IT-systeem van het MOSS als gevolg van de uitbreiding van het toepassingsgebied, de lopende onderhoudskosten en de middelen voor de controle van de in die lidstaat gevestigde ondernemingen met het oog op een versterkte samenwerking en een betere naleving.

Keuze van het instrument

Dit voorstel strekt tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket betreffende de modernisering van de btw voor grensoverschrijdende b2c-e-commerce. De resultaten van de ex-postevaluatie, de raadpleging van belanghebbenden en de effectbeoordeling worden in detail uiteengezet in de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen - COM(2016) 757.

Uit de raadpleging van belanghebbenden bleek dat de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven er grote voorstander van zijn dat controles door de lidstaten worden gecoördineerd, omdat een onderneming anders met 28 afzonderlijke controleverzoeken kan worden geconfronteerd. Het ontbreken van een dergelijke bepaling in de huidige wetgeving heeft geleid tot onzekerheid bij ondernemers, met name wanneer zij correspondentie ontvangen van verschillende belastingdiensten. Voorts hebben de meeste lidstaten aangegeven dat zij ook voorstander zijn van deze aanpak, aangezien de controlemiddelen zo efficiënter worden ingezet. Volgens de effectbeoordeling zou de voorkeursoptie, die voorziet in de coördinatie van controles, naar verwachting leiden tot een grotere daling van de nalevingskosten voor ondernemingen in vergelijking met de alternatieven.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket betreffende de modernisering van de btw voor grensoverschrijdende b2c-e-commerce. De gevolgen van het pakket als geheel voor de begroting worden in detail uiteengezet in de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen - COM(2016) 757.

Dit onderdeel van het pakket zal naar verwachting grote positieve gevolgen hebben voor de begroting. In combinatie met de stimulans van de administratieve vergoeding moet de coördinatie van controles leiden tot op risico's gebaseerde controles. Een efficiënter controleproces dat is gericht op resultaten, moet leiden tot een betere naleving in vergelijking met het alternatief van een ongecoördineerde aanpak waarbij onnodig beslag wordt gelegd op middelen. Inefficiënt gebruik van schaarse controlemiddelen kan ook secundaire effecten hebben, waarbij andere ondernemingen buiten het MOSS-systeem niet naar behoren worden gecontroleerd, en dit kan leiden tot een slechtere naleving van de wetgeving inzake btw en andere belastingen, en bijgevolg negatieve gevolgen hebben voor de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

De in Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad opgenomen bepalingen inzake het MOSS moeten worden gewijzigd en aangevuld naar aanleiding van de voorgestelde wijzigingen van de btw-richtlijn. Deze bepalingen hebben betrekking op de regels en procedures voor de elektronische uitwisseling van inlichtingen over btw-identificatie, btw-aangiften en btw-betalingen in het MOSS tussen belastingplichtigen en de belastingdienst, en tussen de belastingdiensten van de lidstaten.

Artikel 1, lid 4, artikel 2, lid 2, artikel 17, lid 1, onder d), en artikel 31 van de verordening worden gewijzigd om rekening te houden met de uitbreiding van het toepassingsgebied van het MOSS naar andere diensten dan telecommunicatie-, omroep- of langs elektronische weg verrichte diensten (hierna 'elektronische diensten' genoemd) en afstandsverkopen van goederen (artikel 1, punten 1 tot en met 4, van het voorstel).

De titel van afdeling 2 van hoofdstuk XI van de verordening wordt gewijzigd om de toepassing ervan te beperken tot en met 31 december 2020 (artikel 1, punt 5, onder a), van het voorstel).

Krachtens artikel 1, punt 5, onder b), van het voorstel wordt een nieuwe afdeling 3 ingevoegd in hoofdstuk XI van de verordening. Deze afdeling omvat de bepalingen die geldig zijn vanaf 1 januari 2021.

Onderafdeling 2 van afdeling 3 (de artikelen 47 ter tot en met 47 octies) omvat de bepalingen inzake de uitwisseling van inlichtingen tussen de lidstaten over de identificatie van belastingplichtigen die gebruikmaken van het MOSS, btw-aangiften en btw-betalingen. Ze sluiten aan bij de bestaande bepalingen van afdeling 2 van hoofdstuk XI en voorzien in de uitbreiding ervan naar andere diensten dan elektronische diensten en naar afstandsverkopen van goederen.

Onderafdeling 3 van afdeling 3 (de artikelen 47 nonies tot en met 47 duodecies) omvat de bepalingen inzake de controle van transacties en belastingplichtigen. In artikel 47 nonies is bepaald dat de lidstaat van invoer verantwoordelijk is voor de controle van de geldigheid van het btw-identificatienummer dat aan de douaneautoriteiten moet worden verstrekt bij invoer van goederen waarvoor gebruik werd gemaakt van het MOSS om de btw aan te geven en te betalen. Een geldig btw-identificatienummer is een voorwaarde voor de toepassing van de vrijstelling bij invoer van dergelijke goederen. In de artikelen 47 decies en 47 undecies is bepaald dat verzoeken van de lidstaten aan belastingplichtigen om hun boekhouding ter beschikking te stellen alsook verzoeken om administratieve onderzoeken te verrichten, gecoördineerd moeten worden door de lidstaat van identificatie om te voorkomen dat meerdere lidstaten van verbruik zonder onderlinge coördinatie verzoeken doen om de boekhouding ter beschikking te stellen of om administratieve onderzoeken te verrichten. In dezelfde geest is in artikel 47 duodecies bepaald dat de lidstaat van identificatie verantwoordelijk is voor de kennisgeving van een door de lidstaat van verbruik opgelegde belastingaanslag naar aanleiding van een administratief onderzoek, en voor de inning van de bedragen die verschuldigd zijn ten gevolge van een dergelijke aanslag.

Onderafdeling 4 van afdeling 3 (artikel 47 terdecies) voorziet in een vergoeding van 5 % die de lidstaten van verbruik moeten betalen aan de lidstaat van identificatie om deze lidstaat te compenseren voor de kosten voor de inning en controle van btw in het kader van de bijzondere regelingen. In het kader van het huidige MOSS mogen de lidstaten een bepaald percentage inhouden van de btw-bedragen die zij innen en moeten overmaken naar de lidstaten van verbruik tot eind 2018 3 . Het voorstel voorziet in een permanent mechanisme, dat vergelijkbaar is met de vaste praktijk op het gebied van douane, waarmee de lidstaat van identificatie een vergoeding van 5 % van de ten behoeve van andere lidstaten geïnde bedragen ontvangt ter compensatie van de investeringen die nodig zijn voor de actualisering van het IT-systeem van het MOSS als gevolg van de uitbreiding van het toepassingsgebied, de lopende onderhoudskosten en de middelen voor de controle van de in die lidstaat gevestigde ondernemingen met het oog op een versterkte samenwerking en een betere naleving. In het kader van het huidige systeem (artikel 46, lid 3, van de verordening) worden deze bedragen ingehouden van elke btw-betaling in het MOSS die de lidstaten van identificatie overmaken naar een lidstaat van verbruik, wat echter veel problemen veroorzaakte, met name in verband met de teruggaaf aan belastingplichtigen. Daarom wordt voorgesteld deze vergoeding jaarlijks en buiten het MOSS te berekenen op basis van de betrokken nettobedragen.

In onderafdeling 5 van afdeling 3 (artikel 47 quaterdecies) is bepaald dat de Commissie automatisch toegang kan krijgen tot de inlichtingen in verband met het MOSS die zijn opgeslagen in de elektronische systemen van de lidstaten, met uitzondering van persoonsgegevens. Hierdoor zou de Commissie automatisch statistische inlichtingen kunnen verzamelen (bv. over het aantal belastingplichtigen die onder een bijzondere regeling zijn geregistreerd) zonder de lidstaten hierom te moeten verzoeken. Dit is ook nodig met het oog op de evaluatie die is vereist in het kader van het beleid voor betere regelgeving.

Onderafdeling 6 van afdeling 3 (artikel 47 quindecies) verleent de Commissie de uitvoeringsbevoegdheden die nodig zijn om te bepalen welke gegevens in aanmerking moeten worden genomen bij de uitwisseling van inlichtingen over identificatie, btw-aangiften, btw-betalingen, verzoeken om de boekhouding ter beschikking te stellen of administratieve onderzoeken te verrichten enz., tussen belastingplichtigen en lidstaten of tussen lidstaten onderling, alsook de technische middelen voor de indiening of doorgifte van deze inlichtingen. Duidelijkheidshalve zijn deze bepalingen samengebracht in één artikel in plaats van ze in elke afzonderlijke betrokken bepaling op te nemen, zoals het geval is in de huidige tekst van de verordening.

Ten slotte wordt punt 1 van bijlage I gewijzigd bij artikel 1, punt 6, van het voorstel, waardoor het wordt afgestemd op de voorgestelde wijzigingen van de btw-richtlijn met betrekking tot afstandsverkopen van goederen (schrapping van artikel 34).