Toelichting bij COM(2016)860 - Schone energie voor alle Europeanen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2016)860 - Schone energie voor alle Europeanen.
bron COM(2016)860 NLEN
datum 30-11-2016
EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 30.11.2016


COM(2016) 860 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Schone energie voor alle Europeanen


Inleiding



De energie-unie is een van de tien prioriteiten van de Commissie-Juncker. Zij is erop gericht om in combinatie met andere vlaggenschipinitiatieven zoals de digitale eengemaakte markt, de kapitaalmarktenunie en het investeringsplan voor Europa, de economie van de EU te moderniseren en arbeidsplaatsen, groei en investeringen voor Europa tot stand te brengen.

Het voorliggende pakket biedt de gelegenheid om zowel de overgang naar schone energie als het scheppen van groei en banen te versnellen. Door vanaf 2021 jaarlijks tot 177 miljard euro aan nieuwe overheids- en particuliere investeringen te ontsluiten, kan dit pakket gedurende het komende decennium tot 1% bbp extra en 900 000 nieuwe banen opleveren 1 . Tevens zou de economie van de EU in 2030 gemiddeld 43 % minder koolstofintensief zijn dan nu 2 en zou hernieuwbare stroom ongeveer de helft van de elektriciteitsproductiemix van de EU uitmaken 3 .

Figuur 1: Modernisering van de economie — rol van de energie-unie en de klimaatactie

De Overeenkomst van Parijs is de eerste in haar soort en zou zonder de Europese Unie niet mogelijk zijn geweest. Wij hebben vandaag opnieuw het voortouw genomen en bewijzen nogmaals dat de Europese Unie, samen, aan de verwachtingen kan voldoen. – Jean-Claude Juncker, naar aanleiding van de ratificatie door de EU van de Overeenkomst van Parijs op 4 oktober 2016

De energiesector is belangrijk voor de Europese economie: de energieprijzen bepalen het concurrentievermogen van de gehele economie en vertegenwoordigen gemiddeld 6 % van de jaarlijkse gezinsuitgaven 4 . De sector verschaft werk aan bijna 2,2 miljoen mensen, gespreid over 90 000 ondernemingen overal in Europa 5 , en vertegenwoordigt 2% van de totale toegevoegde waarde 6 . Daarachter gaat een bloeiende maakindustrie schuil die de noodzakelijke apparatuur en diensten levert, niet alleen in Europa maar over de hele wereld. De ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiënte producten en diensten heeft overal in Europa nieuwe bedrijven doen ontstaan, die nieuwe bronnen van werkgelegenheid en groei voor de Europeanen vormen. De werkgelegenheidseffecten van de energie-unie reiken veel verder dan de sector van de energievoorziening: direct of indirect verschaffen sectoren die met hernieuwbare energie te maken hebben werk aan ruim 1 miljoen mensen 7 en op het vlak van energie-efficiëntie opererende bedrijven aan nog eens ongeveer 1 miljoen 8 .

De energie-unie is het belangrijkste instrument van de EU en haar voornaamste bijdrage tot een wereldwijde, grootschalige transitie naar een koolstofarme economie. De Overeenkomst van Parijs is in december jongstleden tot stand gekomen door bemiddeling van de EU en deze eerste mondiale overeenkomst om de klimaatverandering af te remmen is dankzij de snelle ratificatie door de EU nauwelijks een jaar later op 4 november 2016 in werking getreden. De Overeenkomst van Parijs stippelt een duidelijke en ambitieuze koers uit voor koolstofarme innovatie. Het uitvoeren van de ambitieuze, door de EU in Parijs aangegane verbintenissen is thans de prioriteit en hangt in grote mate af van een geslaagde omschakeling naar schone energie aangezien twee derde van de broeikasgasemissies afkomstig zijn van de productie en het gebruik van energie.

Insgelijks is het van belang dat de overgang naar schone energie alle Europeanen ten goede komt. Alle consumenten, ook de kwetsbare en degenen die in energiearmoede leven, moeten voelen dat er met hen rekening wordt gehouden en profiteren van de tastbare voordelen waarop de energie-unie in de eerste plaats mikt: een zekerder toegang tot schonere energie tegen concurrerende prijzen waarborgen. De Commissie heeft reeds de kaderstrategie voor de energie-unie 9 , voorstellen inzake de veiligstelling van de gaslevering 10 , het EU-handelssysteem voor emissierechten 11 en daarmee samenhangende regels inzake de verdeling van de inspanningen 12 en inzake landgebruik en bosbouw 13 , alsook een strategie voor emissiearme mobiliteit 14 gepresenteerd.

Zoals aangekondigd in het werkprogramma van de Commissie voor 2017 15 presenteert de Commissie vandaag wet- en regelgevingsvoorstellen en ondersteunende maatregelen die gericht zijn op de modernisering van de economie en het stimuleren van investeringen in sectoren die met schone energie te maken hebben.

De wet- en regelgevingsvoorstellen en ondersteunende maatregelen die het pakket vormen, hebben tot doel de omschakeling van de EU-economie naar schone energie vorm te geven, te versnellen en te consolideren, en daarbij banen en groei te scheppen in nieuwe economische sectoren en bedrijfsmodellen.

De wet- en regelgevingsvoorstellen hebben betrekking op energie-efficiëntie, hernieuwbare energie, de opzet van de elektriciteitsmarkt, de voorzieningszekerheid en regels voor de governance van de energie-unie.

Het voorgelegde pakket heeft drie hoofddoelstellingen:

• Energie-efficiëntie eerst

• Wereldleider worden op het gebied van hernieuwbare energie

• Consumenten op een faire manier daarvan laten meeprofiteren

De ondersteunende maatregelen omvatten initiatieven om innovatie inzake schone energie te versnellen en gebouwen in Europa te renoveren, naast maatregelen om: overheids- en particuliere investeringen aan te moedigen en de beschikbare EU-begrotingsmiddelen optimaal te gebruiken; initiatieven van het bedrijfsleven ter verbetering van het concurrentievermogen te steunen; de maatschappelijke gevolgen van de omschakeling naar schone energie te verzachten; diverse spelers erbij te betrekken, enerzijds nationale, lokale en stedelijke autoriteiten en anderzijds het bedrijfsleven, de sociale partners en investeerders, en het leiderschap van Europa op het gebied van schone energietechnologieën en -diensten maximaal uit te bouwen en derde landen te helpen hun beleidsdoelen te bereiken.

De ruimere context van dit pakket is de voortrekkersrol die de EU wil spelen inzake de transitie naar intelligentere, schonere energie voor iedereen, de uitvoering van de overeenkomst van Parijs, de bevordering van economische groei, investeringen en leiderschap op het vlak van technologie, de creatie van nieuwe mogelijkheden voor werkgelegenheid en welvaart voor de burgers.

Om de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU voor 2030 te bereiken, moet in de periode 2020-2030 jaarlijks ongeveer 379 miljard euro worden geïnvesteerd 16 , voornamelijk in energie-efficiëntie, hernieuwbare energiebronnen en infrastructuur. Het bedrijfsleven van de EU moet het voortouw nemen voor deze investeringen. Veel zal in dit verband afhangen van het innovatievermogen. Met 27 miljard euro per jaar besteed aan openbaar en particulier onderzoek, ontwikkeling en innovatie op gebieden die met de energie-unie te maken hebben 17 , is de EU goed gepositioneerd om deze transitie om te zetten in concrete industriële en economische mogelijkheden.

Dankzij de vandaag door de Commissie voorgestelde beleidsmaatregelen zou de industriële productie in de bouwsector met wel 5 %, en in de machinebouw en in de ijzer- en staalsector met respectievelijk 3,8 en 3,5% kunnen toenemen, wat gelijkstaat met 700 ,000 extra banen in de bouw, 230 000 in de machinebouw en 27 000 in de ijzer- en staalsector 18 .

2.

2. Energie-efficiëntie eerst


Energie-efficiëntie is de meest universeel beschikbare bron van energie. De goedkoopste en schoonste bron van energie, is de energie die niet moeten worden geproduceerd of gebruikt, en “Energie-efficiëntie eerst” is de uiting daarvan. Het betekent dat energie-efficiëntie als een rode draad doorheen het gehele energiesysteem moet lopen, dat de vraag dus actief moet worden beheerd om het energieverbruik te optimaliseren en de kosten voor consumenten en de afhankelijkheid van invoer te verminderen, terwijl investeringen in de infrastructuur voor energie-efficiëntie moeten worden beschouwd als kosteneffectieve opstap naar een koolstofarme en circulaire economie. Hierdoor zal productie-overcapaciteit, en met name opwekking uit fossiele brandstoffen, uit de markt kunnen worden gehaald.

Overeenkomstig het verzoek van de Europese Raad van oktober 2014 heeft de Commissie de energie-efficiëntiedoelstelling van de EU herzien en zij is van mening dat de EU een bindende doelstelling van 30 % voor de EU als geheel tegen 2030 zou moeten vaststellen. Deze verhoging ten opzichte van de in 2014 overeengekomen doelstelling van ten minste 27 % zal zich naar verwachting vertalen in 70 miljard euro extra bruto binnenlands product en 400 000 extra banen en een verdere vermindering van de EU-factuur voor de invoer van fossiele brandstoffen 19 .De hogere doelstelling zal de EU tevens in staat stellen om haar doelstellingen voor 2030 inzake vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en hernieuwbare energiebronnen te bereiken.

De Commissie stelt voor om de energiebesparingsverplichtingen (1,5% per jaar voor energieleveranciers en -distributeurs) van de energie-efficiëntierichtlijn 20 na 2020 te verlengen. Deze maatregel heeft als eerste effect gehad private investeringen aan te trekken en de komst van nieuwe marktspelers, zoals leveranciers van energiediensten en aankoopgroeperingen, te ondersteunen, en zou deze ontwikkelingen ook na 2020 moeten blijven ondersteunen. Voorts zal de nieuwe opzet van de elektriciteitsmarkt steeds gelijkere voorwaarden tot stand brengen voor de deelname van de vraagzijde aan de markt.

Gebouwen maken 40 % uit van het totale energieverbruik; ongeveer 75 % daarvan is niet energie-efficiënt 21 . Er wordt onvoldoende geïnvesteerd in energie-efficiëntie van gebouwen en er zijn talrijke belemmeringen. Gebouwen worden weliswaar regelmatig onderhouden of verbeterd, maar energiebesparende investeringen worden vaak veronachtzaamd vanwege middelenschaarste en concurrentie met andere investeringen, een gebrek aan betrouwbare informatie, een gebrek aan vaklieden met de vereiste kwalificaties of twijfels over de mogelijke baten. In het tempo van vandaag (renovatie van ongeveer 1 % van de gebouwen per jaar) zou het een eeuw duren om het gebouwenbestand te upgraden naar moderne, bijna energieneutrale niveaus 22 . Het gaat bij “schone” gebouwen om veel meer dan het besparen van energie alleen: zij bieden meer comfort en een betere levenskwaliteit, hernieuwbare energie, opslag en digitale technologie kunnen erin worden geïntegreerd, en er kan een koppeling worden gemaakt met het vervoerssysteem. Investeringen in een schoon gebouwenbestand kunnen de motor zijn voor de transitie naar een koolstofarme economie.

Meer investeren in openbare gebouwen zoals ziekenhuizen, scholen en kantoren, hangt ook af van de beschikbaarheid van particuliere financiering en particuliere ondernemingen die energiediensten en innovatieve mechanismen zoals energieprestatiecontracten aanbieden. Aangezien jaarlijks ongeveer een miljard euro wordt uitgegeven aan energie in openbare gebouwen, kan besparen op energie eveneens een positief effect hebben op de overheidsbudgetten. De regels voor overheidsinvesteringen en voor de statistische behandeling van renovatie van activa moeten evenwel transparant en duidelijk zijn om het investeren in de energie-efficiëntie van openbare activa te vergemakkelijken. De Commissie onderzoekt in nauwe samenwerking met de lidstaten de impact van de overheidsboekhoudregels op de markt voor energieprestatiecontracten en zal haar richtsnoeren inzake de statistische behandeling van dergelijke partnerschappen vóór het eind van het voorjaar 2017 bijwerken.

De herziening van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen 23 is erop gericht het renovatietempo op te voeren door de bepalingen inzake renovatiestrategieën van gebouwen op lange termijn aan te scherpen om het gebouwenbestand tegen het midden van de eeuw koolstofarm te maken. Met het voorstel wordt ook beoogd projectontwikkelaars en investeerders betere informatie te verschaffen door de eisen voor energieprestatiecertificaten te verscherpen, informatie ter beschikking te stellen over het energieverbruik van openbare gebouwen en de intensiteit van overheidssteun te koppelen aan de gerealiseerde energiebesparingen. Het voorstel bevat tevens een oproep aan de lidstaten om ook gericht te investeren ten behoeve van degenen die in energiearmoede leven, aangezien energie-efficiëntie één van de beste manieren is om de hoofdoorzaken daarvan aan te pakken.

Ter ondersteuning van de strategie van de EU voor een emissiearme mobiliteit en van het toenemende gebruik van elektriciteit in het vervoer zal de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen de installatie van oplaadpunten verplicht stellen. Wat bestaande gebouwen betreft, zal deze eis alleen gelden vanaf 2025 voor commerciële gebouwen met meer dan 10 parkeerplaatsen. Wat nieuwe of ingrijpend gerenoveerde gebouwen betreft, zal de eis gelden voor residentiële gebouwen met meer dan 10 parkeerplaatsen, in de vorm van een verplichting om de nodige voorzieningen voor bekabeling aan te brengen, en voor commerciële gebouwen met meer dan 10 parkeerplaatsen, in de vorm van een verplichting om oplaadpunten te installeren. Kleine en middelgrote ondernemingen en openbare besturen kunnen buiten het toepassingsgebied worden gelaten, deze laatste op grond van het feit dat zij al onder de richtlijn alternatieve brandstoffen vallen, mits hun oplaadpunten toegankelijk voor het publiek zijn. Met het oog op meer efficiëntie van het vervoer en bevordering van digitale mobiliteitsoplossingen omvat dit pakket ook een EU-strategie voor de uitrol van coöperatieve intelligente vervoerssystemen 24 .

Om het tempo waarin gebouwen worden gerenoveerd verder te versnellen en de omschakeling van het gebouwenbestand naar schone energie te ondersteunen, lanceert de Commissie een Europees initiatief voor gebouwen (zie bijlage I) met een onderdeel “slimme financiering voor slimme gebouwen”. Met dit in nauwe samenwerking met de Europese Investeringsbank (EIB) en de lidstaten opgezette initiatief kan tot 2020 nog eens 10 miljard euro aan openbare en particuliere middelen worden gemobiliseerd om gebouwen energie-efficiënter te maken en op hernieuwbare energie om te schakelen, een pipeline van bankwaardige projecten aan te leggen en in elke lidstaat een platform voor energie-efficiëntie te creëren. Het initiatief beoogt ook het vertrouwen in de markt voor “schone” gebouwen te versterken door over ruim 7 000 Europese industriële en bouwprojecten op het gebied van energie-efficiëntie technische en financiële gegevens over de prestaties ter beschikking te stellen aan investeerders en andere belanghebbenden en samen te werken met de financiële sector aan een gemeenschappelijk kader voor investeringen in schone gebouwen, met het oog op meer doelgerichte en gestandaardiseerde marktfinanciering voor dergelijke projecten. Dit moet leiden tot belangrijke verbeteringen in de levens- en werkomstandigheden, baten voor het klimaat en inzake energiebesparing, en jobs en investeringen. Het Europese initiatief voor gebouwen geeft een stimulans aan de Europese bouwsector terwijl deze met een aantal economische en maatschappelijke uitdagingen wordt geconfronteerd. Het energie-efficiënter maken van gebouwen kan een van de drijvende krachten zijn achter de modernisering van de sector en zijn personeelsbestand.

Energie-intensieve sectoren zoals de staalsector en de automobielindustrie moeten hun inspanningen voor verbeteringen op het vlak van energie-efficiëntie voortzetten. Die investeringen worden gewoonlijk terugverdiend in de vorm van een lagere energierekening. Andere sectoren, zoals de defensiesector, beschikken over een tot dusver onbenut energie-efficiencypotentieel en kostenbesparingen daar zullen een onmiddellijk positief effect op de overheidsbegrotingen hebben.

Ecologisch ontwerp en energie-etikettering zullen een belangrijke rol blijven spelen bij het realiseren van energie- en grondstoffenbesparingen bij de consumenten en het creëren van zakelijke kansen voor Europese bedrijven. Na zorgvuldige afweging heeft de Commissie besloten de focus van het beleid op producten met het grootste potentieel inzake energiebesparing en recycling te versterken.

Daartoe neemt zij een pakket aan bestaande uit het werkplan inzake ecologisch ontwerp 2016-2019 en een aantal productspecifieke maatregelen 25 . In dat werkplan worden de prioriteiten van de Commissie voor de komende drie jaar uiteengezet; het omvat evaluaties van bestaande productspecifieke maatregelen om ze up-to-date met nieuwe technologische ontwikkelingen te houden en bestudering van nieuwe producten met het oog op eventuele regelgeving om nog niet ontgonnen potentieel te benutten. De maatregelen uit het werkplan inzake ecologisch ontwerp kunnen in potentie gezamenlijk tegen 2030 een jaarlijkse besparing op primaire energie van meer dan 600 TWh opleveren, wat vergelijkbaar is met het jaarlijkse primaire energieverbruik van een middelgrote lidstaat. Dit zal ervoor zorgen dat Europa wereldleider blijft inzake productefficiëntiestandaarden en economische en ecologische voordelen voor consumenten en bedrijven blijft opleveren.

3.

3. Wereldleider worden op het gebied van hernieuwbare energie


De Europese sector van de hernieuwbare energie verschaft werk aan ruim 1 100 000 personen 26 en Europa is nog steeds wereldleider op het gebied van windenergie. 43 % van alle windturbines op onze planeet zijn vervaardigd door een paar grote Europese constructeurs. De kosten van zonne- en windtechnologie konden worden gedrukt door toedoen van de ambitieuze beleidsmaatregelen van de EU. Hierdoor is hernieuwbare energie goedkoper en toegankelijker geworden voor de hele wereld. Alhoewel Europa zijn koppositie als producent van zonnepanelen en -modules is kwijtgespeeld aan import, wordt de meeste toegevoegde waarde van het installeren van een zonnepaneel (> 85%) in Europa gegenereerd 27 .

De belangrijkste werkgevers in de Europese sector van de hernieuwbare energie zijn wind- en zonne-energie en vaste biomassa. De fotovoltaïsche sector heeft evenwel banen verloren zien gaan: de werkgelegenheid in 2014 bedroeg nog iets meer dan een derde van het niveau van 2011 als gevolg van dalende capaciteit van de maakindustrie 28 . De windenergiesector zorgde voor de meerderheid van de banen in hernieuwbare energie in de EU. In de periode 2005-2013 is de omzet van de Europese windenergiesector verachtvoudigd, terwijl de inkomsten in de EU op circa 48 miljard euro worden geraamd 29 . De werkgelegenheid in de sector is in dezelfde periode vervijfvoudigd en was in 2014 in totaal goed voor ongeveer 320 000 arbeidsplaatsen 30 . De Commissie zal ook deelnemen aan initiatieven onder leiding van het bedrijfsleven om de mondiale koppositie van de EU inzake hernieuwbare energiebronnen en schone technologieën in het algemeen te ondersteunen.

De Europese Raad heeft voor het aandeel van hernieuwbare energie in het verbruik in de EU een doelstelling op EU-niveau vastgelegd van minimaal 27% in 2030. Dit minimum is bindend op EU-niveau, maar zal niet worden omgezet in nationaal bindende streefcijfers. In plaats daarvan zullen de lidstaten bijdragen toezeggen via de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen 31 , die deel uitmaken van de voorgestelde governance om gezamenlijk de EU-doelstelling te bereiken. De collegiale druk die door regionaal overleg over de plannen wordt uitgeoefend en de mogelijkheid voor de Commissie om aanbevelingen te doen, moeten in combinatie met het algemene beleidskader dat door de andere wetgevende onderdelen van dit pakket wordt gevormd, de lidstaten ertoe aanzetten om hoog te mikken en verhinderen dat op de inspanningen van anderen wordt geteerd. Mocht de Commissie vaststellen dat met name op het vlak van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie hetzij de ambities, hetzij de implementatie, of beide, ondermaats blijven, dan kan zij de nodige maatregelen nemen om dat te voorkomen of te remediëren. Het beoogde niveau zal in de toekomst worden geëvalueerd in het licht van de internationale verbintenissen van de EU.

De groei inzake hernieuwbare energie moeten worden gedragen door de meest innovatieve technologieën die substantiële winst inzake de uitstoot van broeikasgassen opleveren. De wereldmarkt inzake oplossingen op het vlak van hernieuwbare energie gepaard aan de doelstellingen op lange termijn om de economie koolstofvrij te maken, wordt geraamd op circa 6 800 miljard euro in de periode 2014-2035 32 , waarbij er met name buiten Europa een groot groeipotentieel ligt. De jongste jaren waren de investeringen in opwekking uit hernieuwbare bronnen goed voor ruim 85 % van de investeringen in opwekking, voor het merendeel op lagere spanningsniveaus en met name op het niveau van de distributienetten. De nieuwe voorstellen zijn erop gericht deze trend verder te versterken, bijvoorbeeld door belemmeringen voor zelfopwekking weg te nemen.

De richtlijn hernieuwbare energie 33 en de voorstellen betreffende de nieuwe opzet van de elektriciteitsmarkt 34 moeten voor een regelgevingskader zorgen dat gelijke voorwaarden waarborgt voor alle technologieën, zonder afbreuk te doen aan de klimaat- en energiedoelstellingen. Elektriciteit zal een belangrijke rol spelen in de overgang naar schone energie. Het aandeel van hernieuwbare stroom is gestegen tot 29 % van de productie en zal oplopen tot de helft van de elektriciteitsproductiemix van de EU, hoofdzakelijk uit variabele bronnen zoals wind en zon. Een belangrijk deel daarvan zal gedecentraliseerd op het distributienet worden gebracht. De marktregels moeten worden aangepast om deze ontwikkeling te faciliteren, de variabiliteit te beheren en de elektriciteitsvoorziening te waarborgen. Het nieuwe regelgevingskader dient derhalve te verzekeren dat hernieuwbare energiebronnen volwaardig aan de elektriciteitsmarkt kunnen deelnemen en dat de regels voor de marktwerking niet discriminerend zijn voor hernieuwbare energiebronnen.

Om beter te voorzien in het groeiende aandeel van, hoofdzakelijk variabele, hernieuwbare energiebronnen, moeten de wholesalemarkten verder worden ontwikkeld en in het bijzonder over aangepaste regels beschikken die kortere termijnhandel mogelijk maken om in te spelen op de eisen van de variabele opwekking. Door handel korter bij het tijdstip van levering mogelijk te maken, zullen geïntegreerde, kortetermijnmarkten voor elektriciteit tevens flexibiliteit op de markten voor zowel opwekking, vraag als opslag lonend maken. Bovendien zullen de marktregels worden aangepast zodat producenten van hernieuwbare energie volledig kunnen deelnemen aan en inkomsten kunnen verwerven in alle marktsegmenten, inclusief de markt voor systeemdiensten.

Prioritaire dispatching wordt gehandhaafd voor bestaande installaties, kleinschalige installaties en demonstratieprojecten. Voor andere installaties zullen, ongeacht de gebruikte technologie, niet-discriminerende voorschriften inzake toegang van derden gelden. Tevens mag hernieuwbare energie niet meer dan strikt noodzakelijk is aan beperkingen onderhevig zijn.

Door deze nieuwe regels zullen producenten van hernieuwbare stroom een steeds groter aandeel van hun inkomsten kunnen halen uit de markt. Die inkomsten zullen echter, met name in geval van nieuwe opkomende technologieën, niet altijd volstaan om de hoge kapitaaluitgaven voor hernieuwbare energie volledig te dekken. Investeerders hebben behoefte aan voorspelbaarheid van het beleid. De richtlijn hernieuwbare energie bevat daarom beginselen die van toepassing zullen zijn op steun ten behoeve van hernieuwbare energiebronnen na 2020 om te verzekeren dat subsidies, waar die noodzakelijk zijn, kosteneffectief zijn en de markt zo min mogelijk verstoren.

Om hernieuwbare energie met succes te integreren, blijft ook een robuuste transmissie- en distributie-infrastructuur nodig, alsook een Europees netwerk met goede interconnecties. Europa heeft het meest zekere stroomnet ter wereld, maar tegen 2030 moet er aanzienlijk in geïnvesteerd worden. De Commissie werkt nauw samen met de lidstaten in regionaal verband (Baltic Energy Market Interconnection Plan, Central and South-Eastern European Gas Connectivity Group, South-West Europe en Northern Seas) om de ontwikkeling van essentiële infrastructuur te bevorderen. Zij heeft ook een groep van deskundigen opgericht die haar moet adviseren over de formulering en verwezenlijking van interconnectiedoelen voor 2030.

Er is te weinig gebruikgemaakt van het potentieel dat verwarming en koeling bieden om bij te dragen aan de overkoepelende doelstelling voor hernieuwbare energiebronnen. De algemene oriëntatie daarvoor is uiteengezet in de strategie voor verwarming en koeling 35 . De huidige voorstellen moeten de lidstaten ertoe aanzetten om het aandeel hernieuwbare energie in verwarming en koeling te vermeerderen, de beheerders van stadsverwarming en -koeling om hun netwerk open te stellen voor concurrentie, en de installatie van bijvoorbeeld warmtepompen aan te moedigen

Bio-energie heeft een belangrijk aandeel in de hernieuwbare energiemix en dat zal ook in de toekomst zo blijven. Zij zorgt voor werkgelegenheid en economische ontwikkeling in plattelandsgebieden, vervangt fossiele brandstoffen en draagt bij tot de energiezekerheid.

De ontwikkeling van geavanceerde alternatieve brandstoffen voor het vervoer zal worden aangemoedigd door middel van een bijmengingsmandaat voor brandstofleveranciers, terwijl het aandeel van biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen in de doelstelling van de EU voor hernieuwbare energiebronnen geleidelijk zal worden teruggedrongen. Ondersteuning van de elektrificatie van het vervoer is een andere belangrijke nieuwe doelstelling van het kader voor de elektriciteitsmarkt en zal worden onderbouwd met regelgeving voor de consumentenelektriciteitsmarkt.

Vaste biomassa die momenteel in de EU wordt gebruikt voor warmte- en krachtopwekking, is voornamelijk plaats- en regiogebonden en gebaseerd op nevenproducten van de bosbouwindustrie, en is bij de huidige niveaus globaal genomen klimaatvriendelijk. De vrees bestaat evenwel dat de klimaateffecten zouden verslechteren als het gebruik ervan blijft toenemen. Om de klimaatvoordelen op lange termijn te verzekeren, zal de bijkomende druk op de bossen moeten worden beperkt.

De synergie-effecten tussen de circulaire economie en de verschillende toepassingen van biomassa moeten worden versterkt, in het bijzonder omdat hout kan worden gebruikt voor uiteenlopende producten met een hogere toegevoegde waarde dan alleen energie-opwekking. Om die synergie maximaal te bevorderen, zou alleen efficiënte omzetting van biomassa in energie overheidssteun mogen krijgen, ofwel in de vorm van financiële steun, ofwel via preferentiële toegang tot het stroomnet, tenzij er gegronde redenen zijn omwille van de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening.

Thans is het merendeel van de biomassa die wordt gebruikt voor warmte- en krachtopwekking afkomstig van bossen. De bosbouwpraktijken in de EU en daarbuiten zijn zeer uiteenlopend. De lidstaten hebben nationale wetgeving inzake duurzaam bosbeheer uitgewerkt en werken samen, bijvoorbeeld in het kader van het Forest Europe-proces. Sommige lidstaten die op grote schaal biomassa invoeren voor energiedoeleinden hebben eveneens specifieke duurzaamheidsregelingen voor biomassa ingesteld en zullen dat volgens het Commissievoorstel kunnen blijven doen. Tevens zal de Commissie zal steun blijven verlenen voor duurzame houtexploitatie via het plattelandsontwikkelingsbeleid van de EU. Deze verschillende actieniveaus zijn complementair waar het gaat om het ondersteunen van duurzame bosbeheerpraktijken.

De Commissie stelt daarom voor de bestaande EU-duurzaamheidscriteria uit te breiden tot alle soorten bio-energie. Het voorstel behelst een nieuwe benadering van bos-biomassa, die gebaseerd is op de bestaande regelgeving inzake duurzaam bosbeheer en een gedegen registratie van de broeikasgasemissies waarvoor het landgebruik en de bosbouwindustrie in het land van oorsprong van de biomassa verantwoordelijk zijn. De ontwikkelingen in de biomassaproductie en het gebruik ervan als energiebron zullen worden gevolgd en geëvalueerd via het governanceproces voor de energie-unie.

4.

4. Consumenten op een faire manier laten meeprofiteren


De consument staat centraal in de energie-unie. Energie is een kritiek goed, dat absoluut noodzakelijk is om volwaardig aan de moderne samenleving te kunnen deelnemen.

De overgang naar schone energie moet ook een fair voordeel opleveren voor de sectoren, regio’s of kwetsbare delen van de samenleving die door die transitie worden geraakt.

De Commissie stelt een hervorming van de energiemarkt voor die consumenten zeggenschap geeft en een vrijere keuze laat waar het om energie gaat. Voor het bedrijfsleven betekent dit een groter concurrentievermogen; voor consumenten betere informatie, mogelijkheden om zelf actiever te zijn op de energiemarkt en de energiekosten beter onder controle te houden.

De eerste stap in de richting van het centraal stellen van de consument in de energie-unie, is het verstrekken van betere informatie over het energieverbruik en de energiekosten. De voorstellen houden in dat consumenten intelligente meters, duidelijke facturen en eenvoudiger overstapvoorwaarden zouden krijgen. Zij zouden de overstap naar een andere leverancier ook goedkoper maken door de opzegvergoeding af te schaffen. Gecertificeerde vergelijkingsinstrumenten zullen de consument betrouwbare informatie verschaffen over het beschikbare aanbod. Eén van de voorstellen is om betrouwbaardere energieprestatiecertificaten met een “intelligentie”-indicator in het leven te roepen.

De Commissie zorgt in het kader van dit pakket ook voor grotere transparantie met haar tweede tweejaarlijkse verslag over de kosten en prijzen van energie 36 . De kostprijs van energie beïnvloedt onze energiemixkeuze, de gezinsuitgaven en de concurrentiepositie van Europa. Met een invoerafhankelijkheid die 74% bedraagt, blijft de EU zich blootstellen aan de volatiele prijzen van fossiele brandstoffen die op de wereldmarkt worden bepaald. De internationale ontwikkelingen in de voorbije jaren hebben de “energie-invoerfactuur” van de EU met 35 % gedrukt en de economische groei gestimuleerd. De groothandelsprijzen voor elektriciteit zijn op het laagste peil in 12 jaar en de gasprijzen zijn gedaald met 50 % sinds 2013 en de olieprijzen met bijna 60 % sinds 2014. De prijsverschillen zijn kleiner geworden in vergelijking met andere wereldeconomieën.

Voor de eindverbruikersprijzen (de gezinnen) zijn de trends anders. De dalende energieprijzen zijn ongedaan gemaakt door hogere netwerkvergoedingen en belastingen en heffingen van de overheid; energie wordt vaak gebruikt als belastinggrondslag om voor de broodnodige overheidsinkomsten te zorgen. De consumentenprijzen van elektriciteit zijn sinds 2008 met 3 % per jaar gestegen en die van gas met 2 %. Als gevolg daarvan zijn de energiekosten lichtjes toegenomen tot bijna 6% van de gezinsuitgaven.

De wijzigingen in de reglementering waarin dit pakket voorziet en de ontwikkeling van centrale, conventionele opwekking naar gedecentraliseerde, intelligente, onderling gekoppelde markten zal het voor consumenten gemakkelijker maken om hun eigen energie op te wekken, op te slaan, te delen, te verbruiken of door te verkopen aan de markt, direct of via energiecoöperaties. Consumenten zullen in staat zijn om rechtstreeks of via energieaggregators vraagrespons te geven. Nieuwe slimme technologieën zullen consumenten die dat willen controle geven over hun energieverbruik en hen in staat stellen dit op een actieve manier te beheren en hun comfort te verbeteren. Dankzij deze vernieuwingen zullen huishoudens en ondernemingen gemakkelijker meer betrokken kunnen worden bij het energiesysteem en op prijssignalen kunnen reageren. Dit vereist tevens dat prijsplafonds voor groot- en kleinhandelsprijzen worden geëlimineerd, maar met waarborging van volledige en adequate bescherming van kwetsbare particuliere consumenten. De nieuwe wetgevingsvoorstellen zullen ook kansen creëren voor nieuwe en innovatieve bedrijven om meer en betere diensten aan consumenten aan te bieden. Dit moet innovatie en digitalisering bevorderen en Europese ondernemingen helpen om energie-efficiëntie en koolstofuitstootbesparende technologieën concreet te maken.

Bestrijding van energiearmoede bij mensen met een laag inkomen en niet-energie-efficiënte huisvesting is overal in de EU een belangrijke uitdaging. In 2014 ging bijna 9 % van de totale uitgaven van de huishoudens met het laagste inkomen in de EU naar energie 37 . Dit is een stijging met 50% ten opzichte van 10 jaar eerder, wat veel meer is dan voor een gemiddeld huishouden. Dit pakket bevat een nieuwe benadering van de bescherming van kwetsbare consumenten, waarbij de lidstaten onder andere worden geholpen de energiekosten voor de consument te drukken door steun te verlenen voor investeringen in energie-efficiëntie. De Commissie vraagt in de voorstellen voor energie-efficiëntie aan de lidstaten om aandacht te besteden aan energiearmoede door middel van het vereiste dat een deel van de energie-efficiëntiemaatregelen bij voorrang wordt genomen ten behoeve van huishoudens die in energiearmoede leven en van sociale woningen. Ook de woningrenovatiestrategieën op lange termijn moeten tot het terugdringen van energiearmoede bijdragen. Tevens zullen de lidstaten in het kader van het governanceproces voor de energie-unie energiearmoede moeten monitoren en erover verslag uitbrengen; de Commissie van haar kant, zal ervoor zorgen dat goede praktijken gemakkelijker worden uitgewisseld. In overeenstemming met haar inspanningen om consumenten meer macht te geven en te beschermen, stelt de Commissie daarnaast sommige procedurele waarborgen voor die in acht moeten worden genomen voordat de consument kan worden afgesloten. Ook richt de Commissie een waarnemingspost voor energiearmoede op die de informatie over het probleem en de mogelijke oplossingen moet verbeteren en de lidstaten in hun inspanningen moet helpen.

5.

5. Faciliterende maatregelen


De EU doet weliswaar al veel om de overgang naar schone energie en de verwezenlijking van de drie grote prioriteiten – Energie-efficiëntie eerst, EU wereldleider inzake hernieuwbare energie, Consumenten op een faire manier laten meeprofiteren – te ondersteunen , maar er is meer nodig.

Dit betekent deels het regelgevend EU-kader voor na 2020 vaststellen, vandaar de voorstellen betreffende de marktopzet, energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en governance ter aanvulling van de initiatieven die de Commissie eerder presenteerde inzake klimaatactie en emissiearme mobiliteit 38 .

De EU moet de overgang naar schone energie ook faciliteren met andere instrumenten die haar ter beschikking staan. Zij kan daarbij gebruikmaken van zeer uiteenlopende beleidsinstrumenten zoals een effectieve handhaving van de EU-regelgeving, aanwending van EU-financiering op een doelmatige en coherente manier en aanmoediging van partnerschappen met belanghebbende partijen.

De overgang naar schone energie kan alleen tot stand worden gebracht met de medewerking van alle betrokken partijen uit het maatschappelijk middenveld en het regionale en lokale niveau. De steden, regio’s, het bedrijfsleven, de sociale partners en andere belanghebbenden moeten actief worden betrokken bij het debat over de transitie, in het bijzonder bij de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen, zodat deze voldoende tegemoetkomen aan de behoeften van de verschillende geledingen.

Welke actie nodig is, zal mettertijd variëren. Ter gelegenheid van de stand van de energie-unie die zij jaarlijks opmaakt, zal de Commissie verslag uitbrengen over de tenuitvoerlegging van de samen met dit pakket voorgestelde acties ter bevordering van de omschakeling naar schone energie en nieuwe acties aankondigen waar zulks nodig is.

Om de concurrentiekracht van Europa te versterken en de toepassing van schone technologieën te stimuleren, presenteert de Commissie als onderdeel van dit pakket een initiatief om innovatie inzake schone energie te versnellen 39 . Het bestaat uit een reeks specifieke maatregelen om het regelgevend, economisch en investeringsklimaat voor innovatie in schone technologieën en systemen te verbeteren. Voortbouwend op het Europese SET-plan (Strategic Energy Technology) en de lopende werkzaamheden van de STRIA (Strategic Transport Research and Innovation Agenda) stelt het tevens een beperkt aantal prioriteiten op het vlak van onderzoek, innovatie en concurrentiepositie die de strategische doelstellingen van het pakket moeten ondersteunen. Deze sterkere prioritering zal een herschikking meebrengen van een aanzienlijk deel van de middelen van Horizon 2020 (ten minste 2 miljard euro) en richtinggevend zijn voor overheidssteun en private investeringen in de hele EU. Voorts zal de Commissie een nieuwe financieringsaanpak uitproberen voor de ondersteuning van innovaties met een hoog risicoprofiel maar een mogelijke grote impact op het gebied van schone energie en de schaalvergroting van activiteiten van het Europees Instituut voor innovatie en technologie, in het bijzonder van de relevante kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG’s), om ondernemerschap en marktintroductie van innovatieve, koolstofarme en energie-efficiënte oplossingen te bevorderen.

Om voor groei en banen te zorgen, moet het Europese bedrijfsleven het voortouw nemen bij de overgang naar schone energie. De Commissie zal ondersteuning geven aan initiatieven van het bedrijfsleven om van de EU wereldleider inzake schone energie en koolstofarme technologische oplossingen te maken. Dergelijke initiatieven moeten erop gericht zijn de industriële verankeringen in de gehele waardeketen te versterken en daarbij niet-economische actoren zoals de sociale partners en consumentenorganisaties te betrekken. De Commissie zal ook met belanghebbenden overleggen over de behoefte aan een industrieel platform “schone energie” waarin alle takken (energie-vervoer-maakindustrie-digitale sector enz.) worden bijeengebracht en collectief kunnen bespreken hoe het bedrijfsleven in de EU de voordelen van de omschakeling naar schone energie optimaal kan benutten, hoe onze wereldwijde concurrentiepositie kan worden bevorderd en hoe er internationaal kan worden samengewerkt.

De lidstaten moeten in hun nationale energie- en klimaatplannen ook plaats inruimen voor de impact van de transitie op het vlak van de samenleving, de vaardigheden en de industrie, en de manier waarop daarmee wordt omgegaan. De Commissie zal bestuderen hoe de omschakeling in steenkool- en koolstofintensieve gebieden beter kan worden ondersteund. Zij zal daartoe met de actoren in de betrokken regio’s als partners samenwerken, advies verstrekken, in het bijzonder over de beschikbaarheid van financiering en programma’s en hoe ervan gebruik te maken, en de uitwisseling van goede praktijken, onder andere overleg over industriële stappenplannen en omscholingsbehoeften, stimuleren via specifieke platforms.

Meer in het algemeen zal de Commissie zorgen voor platforms voor sectoren en werknemers om de vaardigheden aan de behoeften van de omschakeling naar schone energie aan te passen. Op grond van de ervaring met de eerste proefprojecten in het kader van de Europese vaardighedenagenda 40 in de automobielsector en de sector van de maritieme technologie zal de Commissie in 2017 nieuwe plannen ontvouwen voor sectorale samenwerking inzake vaardigheden op het gebied van hernieuwbare energie en voor de bouwsector, met het accent op koolstofarme technologieën.

Als onderdeel van het pakket wil de EU ook sneller werk maken van de afschaffing van inefficiënte subsidies voor fossiele brandstoffen, in lijn met de internationale verbintenissen in het kader van de G7 en de G20 en de Overeenkomst van Parijs. De resterende maar nog steeds aanzienlijke overheidssteun voor aardolie, steenkool en andere koolstofintensieve brandstoffen blijven de energiemarkt verstoren, werkt economische inefficiëntie in de hand en belemmert investeringen in de omschakeling naar schone energie en innovatie. De hervorming van de marktopzet schaft de prioritaire dispatching voor steenkool, gas en turf af en zal de behoefte aan capaciteitsmechanismen, die vaak op steenkool steunden, verminderen. De Commissie zal tevens voorzien in een regelmatige monitoring van de subsidiëring van fossiele brandstoffen in de EU en verwacht dat de lidstaten hun energie- en klimaatplannen gebruiken om de uitfasering van subsidies voor fossiele brandstoffen te monitoren. De Commissie zal een REFIT-evaluatie maken van het EU-kader voor belastingheffing op energie met het oog op mogelijke volgende stappen, ook vanuit het oogpunt van de inspanningen om de subsidiëring van fossiele brandstoffen af te schaffen.

Het EU-beleid inzake externe en ontwikkelingssamenwerking omvat belangrijke hefbomen om de transitie naar schone energie wereldwijd te ondersteunen en onze partners in nabuurschapslanden en in de ontwikkelingslanden daarbij te helpen 41 .

De EU gaat de samenwerking met de landen van de Westelijke Balkan, Turkije en de zuidelijke en oostelijke buurlanden op het vlak van energie-efficiëntie opvoeren. De eerste vier proefprojecten met grootschaligere investeringen in energie-efficiëntie in de bouwsector zijn van start gegaan en worden in 2017 mogelijk uitgebreid tot andere partnerlanden. De EU zal ook meer middelen uittrekken voor energie-efficiëntie van gebouwen via de respectieve financieringsinstrumenten voor nabuurschapsbeleid en pretoetredingssteun.

Afrika is een bevoorrechte partner van de EU en het energiepartnerschap tussen Afrika en de EU verschaft het kader voor samenwerking op energiegebied. Daarnaast steunt de EU het Afrikaanse initiatief voor hernieuwbare energie.

Het Europese bedrijfsleven kan deze kansen benutten om zijn leiderschap op het vlak van export en investeringen in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie aan te bieden op de wereldwijde markten. De EU is de sluiting van een overeenkomst inzake milieugoederen binnen de Wereldhandelsorganisatie genegen en streeft in haar bilaterale handelsovereenkomsten naar liberalisering van de handel in milieugoederen en -diensten en facilitering van handel en investeringen in de opwekking van hernieuwbare energie.

In bijlage II, “Maatregelen om de overgang naar schone energie te bevorderen”, worden enkele gebieden belicht waar op korte termijn krachtigere actie kan worden ondernomen, de focus kan worden verlegd of de synergie-effecten kunnen worden versterkt om werkgelegenheid, groei en investeringen in Europa te ondersteunen. Dit moet tevens de lidstaten ook helpen om hun energie- en klimaatverbintenissen tegen 2020 na te komen en ambitieus en kosteneffectief te zijn waar het gaat om hun doelstellingen voor 2030, en terzelfder tijd andere publieke en private actoren ertoe aanmoedigen zich actiever voor de omschakeling naar schone energie in te zetten.

6.

6. Conclusies


Alle wetgevingsvoorstellen die de Commissie in 2015 en 2016 met betrekking tot de energie-unie heeft ingediend, moeten prioritair door het Parlement en de Raad worden behandeld. Dit is ook benadrukt door de Europese Raad in maart 2016 en wordt door het Europees Parlement gesteund. De gemaakte vorderingen zullen worden geëvalueerd tijdens de Europese Raad in het voorjaar van 2017.

Het Europees Parlement en de Raad moeten waken over de algemene samenhang van dit pakket en de eerdere voorstellen van de Commissie inzake bijvoorbeeld het handelssysteem voor emissierechten, de verdeling van de inspanningen, het landgebruik en emissie-arme mobiliteit.

(1)

Effectbeoordeling herziening van de energie-efficiëntierichtlijn, SWD(2016) 405.

(2)

Onderliggende resultaten van de Effectbeoordeling herziening van de energie-efficiëntierichtlijn, SWD(2016) 405.

(3)

Effectbeoordeling herschikking van de richtlijn hernieuwbare energie, SWD(2016) 418.

(4)

COM(2016) 769.

(5)

EU energy in figures, Statistical Pocketbook 2016.

(6)

Eurostat – nationale rekeningen.

(7)

www.eurobserv-er.org">EurObserv'ER, The State of Renewable Energies in Europe, 15th edition, 2015 (2014 figures).

(8)

Study on Assessing the Employment and Social Impact of Energy Efficiency.

(9)

7.

COM (2015) 80


(10)

8.

COM (2016) 52


(11)

9.

COM (2015) 337


(12)

10.

COM (2016) 482


(13)

11.

COM (2016) 479


(14)

12.

COM (2016) 501


(15)

13.

COM (2016) 710


(16)

Effectbeoordeling herziening van de energie-efficiëntierichtlijn, SWD(2016) 405 (investeringscijfers exclusief de vervoerssector).

(17)

JRC-SETIS (binnenkort).

(18)

Bron: Effectbeoordeling herziening van de energie-efficiëntierichtlijn, SWD(2016) 405 (gedetailleerde resultaten afkomstig van de macro-economische analyse).

(19)

Effectbeoordeling herziening van de energie-efficiëntierichtlijn, SWD(2016) 405.

(20)

COM(2016) 761.

(21)

Effectbeoordeling aanpassing van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen, SWD(2016) 414.

(22)

Effectbeoordeling herziening van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen, SWD(2016) 414.

(23)

COM(2016) 765.

(24)

COM(2016) 766.

(25)

COM(2016) 773; C(2016) 7764, 7765, 7767, 7769, 7770 en 7772.

(26)

www.eurobserv-er.org">EurObserv'ER, 15th edition, 2015 .

(27)

Effectbeoordeling herschikking van de richtlijn hernieuwbare energie, SWD(2016) 418. Zie ook de volgende studie: gramwzielone.pl/uploads/files .

(28)

EurObserv'ER, 15th edition, 2015.

(29)

EurObserv'ER, 15th edition, 2015.

(30)

EurObserv'ER, 15th edition, 2015.

(31)

Dit zal worden geregeld in de nieuwe verordening over de governance van de energie-unie (COM(2016) 759).

(32)

International Energy Agency, World Energy Investment Outlook Special Report 2014.

(33)

COM(2016) 767.

(34)

De maatregelen voor de marktopzet omvatten een herschikking van de elektriciteitsrichtlijn (COM(2016) 864), een herschikking van de elektriciteitsverordening (COM(2016) 861), een herschikking van de ACER-verordening (COM(2016) 863) en een nieuwe verordening betreffende de paraatheid voor risico's in de elektriciteitssector (COM(2016) 862).

(35)

COM(2016) 51.

(36)

COM(2016) 769.

(37)

Zie werkdocument over energie-armoede (voetnoot 4).

(38)

Zie de mededeling “Een snellere overgang van Europa naar een koolstofarme economie” (COM(2016) 500) en de mededeling “Een Europese strategie voor emissiearme mobiliteit” (COM(2016) 501).

(39)

COM(2016) 763.

(40)

Zie Mededeling "Een nieuwe agenda voor vaardigheden voor Europa: samenwerken ter versterking van het menselijk kapitaal, de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en het concurrentievermogen” (COM(2016) 381).

(41)

Zie Mededeling “Proposal for a new European Consensus on Development – Our World, our Dignity, our Future”, COM(2016) 740, en het Europees plan voor externe investeringen.