Toelichting bij COM(2017)208 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 wat betreft onder meer de clearingverplichting, rapportagevereisten, risicolimiteringstechnieken en transactieregisters

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1.Motivering en doel van het voorstel

In de nasleep van de financiële crisis heeft de EU in 2012 de Verordening Europese marktinfrastructuur 1 (EMIR) aangenomen om de tekortkomingen aan te pakken die zijn vastgesteld bij de werking van de markt voor over-the-counter-derivaten (otc-derivaten).

Een van de belangrijkste tekortkomingen was dat het toezichthouders ontbrak aan informatie over de activiteit op de otc-derivatenmarkt; daardoor konden risico's onopgemerkt blijven totdat ze zich voordeden. Bovendien was het tegenpartijkredietrisico tussen otc-derivatentegenpartijen vaak niet gelimiteerd, hetgeen tot verliezen kon leiden indien een van de tegenpartijen in gebreke bleef voordat hij zijn verplichtingen kon nakomen. Door de grote hoeveelheden otc-transacties op de gehele derivatenmarkt en de onderlinge verbondenheid van de marktdeelnemers zouden dergelijke verliezen een algemenere bedreiging voor het financiële stelsel kunnen vormen 2 .

Vanwege deze tekortkomingen hebben de leiders van de G20 zich er in 2009 toe verbonden ingrijpende maatregelen te treffen om de otc-derivatenmarkt stabieler te maken. Zo moeten alle gestandaardiseerde otc-derivatencontracten door centrale tegenpartijen (hierna "CTP's" genoemd) worden gecleard en moeten otc-derivatencontracten bij transactieregisters worden aangemeld.

De EMIR-verordening geeft in de EU uitvoering aan deze verbintenis van de G20 uit 2009. De belangrijkste doelstelling van EMIR is het verlagen van systeemrisico's door de transparantie op de markt voor otc-derivaten te vergroten, het tegenpartijkredietrisico te verminderen en het operationele risico bij transacties in otc-derivaten te beperken. Daartoe stelt EMIR kernvereisten vast voor otc-derivaten, CTP's en transactieregisters. Deze omvatten:

1. centrale clearing van gestandaardiseerde otc-derivatencontracten;

2. marginvereisten voor otc-derivatencontracten die niet centraal worden gecleard;

3. vereisten inzake de limitering van operationele risico's voor otc-derivatencontracten die niet centraal worden gecleard;

4. rapportageverplichtingen voor derivatencontracten;

5. vereisten voor CTP's; en

6. vereisten voor transactieregisters.

Meer dan vier jaar na de inwerkingtreding van EMIR blijkt op basis van de eerste ervaringen dat het kader over het geheel genomen zeer goed functioneert. Slechts op een klein aantal gebieden hebben zich praktische problemen voorgedaan met de toepassing van het nieuwe kader. Daarom bevat het huidige voorstel een aantal gerichte wijzigingen van EMIR, meer bepaald om de regels te vereenvoudigen en evenrediger te maken. Tegelijkertijd blijven in het voorstel alle essentiële elementen van het kader gehandhaafd waarvan is gebleken dat ze de doelstellingen van de EMIR-verordening helpen verwezenlijken.

EMIR is op 16 augustus 2012 in werking getreden. De meeste vereisten zijn echter niet meteen van kracht geworden, aangezien EMIR de Commissie de bevoegdheid verleende om gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen vast te stellen ter bepaling van de technische modaliteiten en het tijdschema voor de toepassing van de kernvereisten. Bijgevolg zijn de vereisten op verschillende tijdstippen van toepassing geworden. Sommige vereisten, zoals de verplichte clearing en de marginvereisten voor niet-geclearde derivaten, zijn pas recent van kracht geworden.

Overeenkomstig artikel 85, lid 1, van EMIR kreeg de Commissie de bevoegdheid om EMIR uiterlijk in augustus 2015 te toetsen en hierover een algemeen verslag op te stellen en voor te leggen aan het Europees Parlement en de Raad.

Van mei tot augustus 2015 heeft de Commissie de huidige regels aan een uitgebreide beoordeling onderworpen ter voorbereiding van het verslag en van een eventueel wetgevingsvoorstel. Deze beoordeling omvatte ook een openbare raadpleging met meer dan 170 bijdragen van diverse belanghebbenden, alsook rapporten op grond van artikel 85, lid 1, van EMIR van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA), het Europees Comité voor systeemrisico's (ESRB) en het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB). Bovendien werd besloten nog te wachten om rekening te houden met de input van de enquête over het EU-regelgevingskader voor financiële diensten, die is uitgevoerd tussen september 2015 en januari 2016, om nadere gegevens te verkrijgen over de stand van zaken bij de toepassing van EMIR.

In november 2016 heeft de Commissie het EMIR-verslag aangenomen 3 . Enerzijds komt in het verslag naar voren dat de aard van de kernvereisten van EMIR niet ingrijpend hoeft te worden gewijzigd, want deze zijn essentieel met het oog op transparantie en het limiteren van systeemrisico's op de markt voor derivaten en worden breed ondersteund door overheden en marktdeelnemers. Bovendien is een algehele beoordeling van de impact van EMIR nog niet mogelijk omdat bepaalde kernvereisten uit hoofde van EMIR nog moeten worden toegepast of afgewerkt.

Anderzijds wordt in het verslag gewezen op de mogelijkheid om EMIR op sommige specifieke gebieden te wijzigen teneinde onevenredige kosten en lasten voor bepaalde tegenpartijen bij derivatentransacties – vooral niet-financiële tegenpartijen – weg te nemen en de regels te vereenvoudigen, zonder daarbij afbreuk te doen aan de doelstellingen van de wetgeving.

Gezien de noodzaak om buitensporige kosten en lasten voor kleine bedrijven weg te nemen en de regels te vereenvoudigen zonder de financiële stabiliteit aan te tasten, werd de EMIR-toetsing opgenomen in het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving van de Commissie voor 2016 (REFIT) 4 .

Als onderdeel van REFIT heeft de Commissie onderzocht in welke mate de specifieke beleidsvereisten in EMIR hun doelstellingen op efficiënte en doeltreffende wijze hebben verwezenlijkt, en tegelijk samenhangend en relevant zijn en meerwaarde voor de EU bieden. Uit de evaluatie blijkt dat EMIR op een aantal specifieke punten onevenredige kosten en lasten veroorzaakt en buitensporig complexe vereisten oplegt, en dat de doelstelling van EMIR, namelijk het versterken van de financiële stabiliteit, op efficiëntere wijze kan worden bereikt. Het betreft 1) de naleving door tegenpartijen in de periferie van het derivatenhandelsnetwerk (bv. kleine financiële instellingen, niet-financiële tegenpartijen, pensioenfondsen), 2) transparantie en 3) de toegang tot clearing.

In de effectbeoordeling bij dit voorstel worden dan ook de kosten en baten afgewogen van EMIR-gebieden waar gerichte actie kan zorgen voor een meer evenredige, efficiënte en doeltreffende verwezenlijking van de EMIR-doelstellingen.

In de effectbeoordeling wordt op omstandige wijze aangetoond dat een verlaging van de kosten en lasten hand in hand kan gaan met een vereenvoudiging van EMIR, zonder de financiële stabiliteit aan te tasten. De voorgestelde wijzigingen dragen bij tot de doelstellingen van de kapitaalmarktenunie en de agenda voor groei en werkgelegenheid, overeenkomstig de politieke prioriteiten van de Commissie.

1.2.Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

EMIR houdt verband met verscheidene onderdelen van de EU-wetgeving, met inbegrip van de verordening kapitaalvereisten (CRR) 5 , de richtlijn markten voor financiële instrumenten (MiFID I 6 en MiFID II 7 ) en de desbetreffende verordening 8 , en het voorstel van de Commissie betreffende herstel en afwikkeling van CTP's 9 .

Dit voorstel is in overeenstemming met het wetgevingsvoorstel van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 10 . Als onderdeel van dat voorstel wil de Commissie de initiële margins op centraal geclearde derivatentransacties die instellingen in contanten van hun cliënten ontvangen en doorgeven aan CTP's, van de bindende hefboomratio uitsluiten. Daarom zal het voorstel tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 de toegang tot clearing vergemakkelijken, aangezien de kapitaalvereisten voor het aanbieden van clearingdiensten aan klanten of indirecte clearingdiensten worden verlaagd.

Dit voorstel is ook in overeenstemming met MiFID I en MiFID II en de desbetreffende verordening, die een basis bieden voor de definitie van derivaten en van financiële tegenpartijen. In dit verband zal de inwerkingtreding in januari 2018 van MiFID II en MiFIR van invloed zijn op het spectrum van tegenpartijen dat wordt beschouwd als financiële tegenpartijen en op de harmonisatie van de definitie van valutacontracten, die onder EMIR zullen vallen. Het kader van MiFID II is erop gericht grote niet-financiële grondstoffenhandelaren te herclassificeren als financiële tegenpartijen, aan de hand van een 'nevenactiviteittoets' die bepaalt hoeveel niet-hedginggerelateerde (of speculatieve) grondstoffenderivatenhandel door niet-financiële ondernemingen kan worden verricht voordat deze activiteit niet langer kan doorgaan als 'nevenactiviteit van het hoofdbedrijf' van de onderneming en de onderneming ertoe verplicht wordt om een MiFID-vergunning te hebben. De grootste niet-financiële tegenpartijen die actief zijn op grondstoffenmarkten zullen dus een MiFID-vergunning moeten aanvragen en daardoor onder de clearingverplichting uit hoofde van EMIR vallen. De harmonisatie van de definitie van valutaderivatencontracten zal een uniforme en coherente toepassing van de EMIR-voorschriften op deze contracten binnen de Unie mogelijk maken.

Verder is dit voorstel in overeenstemming met het voorstel van de Commissie betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen. De clearingverplichting voor gestandaardiseerde otc-derivaten zal de omvang en het belang van CTP's in Europa en daarbuiten doen toenemen. CTP's beheren de risico's die eigen zijn aan financiële markten (bv. tegenpartijrisico, liquiditeitsrisico en marktrisico) en versterken zo de algehele stabiliteit en schokbestendigheid van de financiële markten. Dat maakt van CTP's kritieke schakels in het financiële stelsel, die verschillende financiële actoren met elkaar verbinden en waarin significante hoeveelheden van hun blootstellingen aan diverse risico's geconcentreerd zijn. Een doeltreffend risicobeheer van de CTP en grondige toezichtregelingen zijn dan ook cruciaal voor een passende dekking van deze blootstellingen. EMIR reguleert CTP's om ervoor te zorgen dat die CTP's voldoende veerkrachtig zijn, maar bevat geen regels voor herstel- en afwikkelingscenario's. Dit voorstel vormt een aanvulling op het voorgestelde kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen door te voorzien in een mechanisme voor tijdelijke opschorting van de clearingverplichting in andere situaties dan afwikkeling.

Het is ook in overeenstemming met de door de Commissie vastgestelde gedelegeerde verordening tot wijziging van de Gedelegeerde Verordeningen (EU) 2015/2205, (EU) 2016/592 en (EU) 2016/1178 wat betreft de uiterste datum voor de naleving van clearingverplichtingen door bepaalde tegenpartijen die in otc-derivaten handelen 11 . Deze gedelegeerde verordening zal de nalevingstermijn voor tegenpartijen die behoren tot 'categorie 3' (kleine financiële tegenpartijen), als omschreven in de desbetreffende technische reguleringsnormen 12 , tot en met 21 juni 2019 verlengen omdat deze tegenpartijen het erg moeilijk hebben om toegang te krijgen tot clearing.

Ten slotte is dit voorstel in overeenstemming met de lopende werkzaamheden op internationaal niveau in het kader van de Raad voor financiële stabiliteit (FSB), met als doel onder meer i) het verzekeren van een consistente toepassing van de beginselen voor financiëlemarktinfrastructuren, ontwikkeld door het Comité betalingen en marktinfrastructuur (CPMI) en de Internationale Organisatie van Effectentoezichthouders (IOSCO), ii) het monitoren van de toepassing van de G20-hervormingen van de derivatenmarkten (via de FSB-werkgroep otc-derivaten), iii) het ontwikkelen van nadere richtsnoeren voor de afwikkeling van CTP’'s (de FSB-afwikkelingsgroep) en iv) het harmoniseren en invoeren van meer standaardisering in de systemen voor de rapportage van otc-derivaten (de FSB- en CPMI-IOSCO-groepen voor het verwijderen van juridische belemmeringen voor toezichthouders om toegang tot gegevens te krijgen of de invoering van de unieke identificatiecode van de transactie (UTI) en de unieke productidentificatiecode (UPI)).

1.3.Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Dit voorstel hangt samen met en is in overeenstemming met het lopende initiatief voor de oprichting van een kapitaalmarktenunie. Efficiëntere en robuustere transactieverwerkende systemen en zekerhedenmarkten zijn essentieel voor een goed werkende kapitaalmarktenunie en versterken de inspanningen ter ondersteuning van investeringen, groei en banen in overeenstemming met de beleidsprioriteiten van de Commissie.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

2.1.Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 114 VWEU, dat tevens de rechtsgrondslag is voor EMIR. Uit de analyse in het kader van de effectbeoordeling blijkt dat bepaalde elementen van EMIR moeten worden gewijzigd om een einde te maken aan buitensporige kosten/lasten voor sommige tegenpartijen bij derivatentransacties en om de regels te vereenvoudigen zonder de financiële stabiliteit in gevaar te brengen. Alleen de medewetgevers zijn bevoegd om de noodzakelijke wijzigingen aan te brengen.

2.2.Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

EMIR is een verordening en dus verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. De doelstellingen van EMIR, namelijk het limiteren van de risico's en het bewerkstelligen van meer transparantie en standaardisering van otc-derivatencontracten door middel van eenvormige vereisten voor dergelijke contracten en de activiteiten van CTP's en transactieregisters, kunnen onvoldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en derhalve wegens de beoogde reikwijdte beter op het niveau van de Unie worden bewerkstelligd overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel.

2.3.Evenredigheid

Het voorstel beoogt ervoor te zorgen dat de doelstellingen van EMIR op een meer evenredige, doeltreffende en efficiënte wijze worden verwezenlijkt. Dit resulteert in eenvoudigere en soepelere vereisten van EMIR, met het oog op een vermindering van de administratieve lasten van de verordening voor belanghebbenden, in het bijzonder de kleinere belanghebbenden. Door een herkalibratie van een aantal EMIR-vereisten draagt het voorstel er rechtstreeks toe bij dat EMIR over de hele lijn evenrediger wordt. Tegelijkertijd gaat het voorstel niet verder dan hetgeen nodig is voor het bereiken van de doelstellingen, rekening houdend met de noodzaak van toezicht en een beperking van de risico's van derivaten voor de financiële stabiliteit.

2.4.Keuze van het instrument

EMIR is een verordening en moet derhalve worden gewijzigd met een verordening.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

3.1.Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

De effectbeoordeling bij dit voorstel bevat een evaluatieverslag over EMIR.

EMIR werd opgenomen in het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving van de Commissie voor 2016 (REFIT). Dit sproot voort uit de noodzaak om specifieke onderdelen van EMIR te vereenvoudigen en evenrediger te maken, zoals blijkt uit de reacties op de openbare raadpleging over EMIR en de enquête over financiële regelgeving, alsmede uit de beoordeling door de Commissie van de toepassing van EMIR. In dat verband werd bij de evaluatie onderzocht in welke mate de specifieke beleidsvereisten in EMIR hun doelstellingen hebben bereikt en met name of dat op efficiënte en doeltreffende wijze is gebeurd, zonder dat daarbij de samenhang, de relevantie en de meerwaarde voor de EU ondergesneeuwd raken.

Enkele van de belangrijkste EMIR-vereisten zijn nog maar pas of nog niet van toepassing. Daarom is er nog niet voldoende bewijs en is het nog te vroeg om uitsluitsel te geven over de impact op de lange termijn. De beoordeling vormt derhalve geen volledige evaluatie van EMIR. In plaats daarvan werd met de evaluatie nagegaan of de kernvereisten van EMIR om otc-derivaten te rapporteren, gestandaardiseerde otc-derivaten centraal te clearen, en risicolimiteringstechnieken en marginregels op niet-geclearde otc-derivaten toe te passen, beantwoordden aan de operationele vereisten om i) volledige en alomvattende informatie over otc-derivatenposities te verkrijgen, ii) het gebruik van CTP-clearing te verhogen en iii) de bilaterale clearingpraktijken te verbeteren. In de mate van het mogelijke werd de toepassing van de betrokken EMIR-vereisten geanalyseerd aan de hand van vijf beoordelingscriteria: 1) efficiëntie, 2) doeltreffendheid, 3) relevantie, 4) coherentie en 5) de meerwaarde van EU-maatregelen.

Aangaande de vraag of de EMIR-vereisten doeltreffend zijn om volledige en alomvattende informatie over otc-derivaten te verkrijgen, om het gebruik van CTP-clearing te verhogen, en om risicolimiteringstechnieken en marginregels op niet-geclearde otc-derivaten toe te passen, luidt de conclusie in de evaluatie dat de eerste resultaten weliswaar bevredigend zijn, maar dat de vereisten kunnen worden vereenvoudigd zonder de financiële stabiliteit te bedreigen. Op het gebied van rapportage wordt in de evaluatie geconstateerd dat er vooruitgang is geboekt bij het verzamelen van informatie over de markt voor otc-derivaten, maar dat de rapportagevereisten kunnen worden gestroomlijnd om de kwaliteit van de gerapporteerde gegevens te verbeteren en het toezicht doeltreffender te maken. Op het gebied van de clearingverplichting wordt in de evaluatie geconcludeerd dat het aandeel centraal geclearde otc-derivaten wel is toegenomen, maar dat een aantal obstakels de toegang van bepaalde marktdeelnemers tot centrale clearing blokkeren en dat er behoefte is aan een mechanisme waarmee de clearingverplichting in het belang van de financiële stabiliteit kan worden opgeschort.

Wat de efficiëntie betreft, worden in de evaluatie specifieke gebieden aangegeven waar de voorschriften beter kunnen worden gekalibreerd om onevenredige kosten/lasten te verwijderen met betrekking tot bepaalde transacties of bepaalde tegenpartijen bij derivatentransacties (d.w.z. kleine financiële tegenpartijen, niet-financiële tegenpartijen, pensioenfondsen). In de evaluatie wordt geconcludeerd dat de kernvereisten van EMIR integraal deel blijven uitmaken van de internationale inspanningen ter hervorming van de mondiale markt voor otc-derivaten. Doeltreffende en efficiënte EMIR-regels dragen ook bij tot de verwezenlijking van het door de Commissie genomen initiatief om een kapitaalmarktenunie tot stand te brengen en tot de agenda voor werkgelegenheid en groei, in overeenstemming met de beleidsprioriteiten van de Commissie.

EMIR is in overeenstemming met andere EU-wetgeving, zoals aangegeven in de follow-up van de enquête en de door de Commissie voorgestelde wijziging van de verordening kapitaalvereisten. De meerwaarde voor de EU ligt erin dat EMIR een lacune in de wetgeving dicht door de invoering van een nieuw kader om op eenvormige wijze en op EU-niveau iets te doen aan de gebrekkige transparantie op de markt voor otc-derivaten en de daarmee verband houdende systeemrisico's.

3.2.Raadpleging van belanghebbenden

Dit voorstel bouwt voort op een openbare raadpleging over de EMIR-toetsing die plaatsvond van mei tot augustus 2015. Deze raadpleging leverde meer dan 170 bijdragen op van een breed scala van belanghebbenden 13 . In het kader van de raadpleging is op 29 mei 2015 in Brussel een hoorzitting gehouden, waaraan ongeveer 200 belanghebbenden hebben deelgenomen 14 . Er zijn specifieke bijdragen ontvangen van de ESMA, het Europees Comité voor systeemrisico's en het Europees Systeem van Centrale Banken, in overeenstemming met het mandaat van de Commissie om EMIR te toetsen. In een verwante sector heeft de Commissie tussen september 2015 en januari 2016 een publieke raadpleging gehouden onder de benaming 'call for evidence'. Die raadpleging was bedoeld om feedback, concrete voorbeelden en empirisch bewijsmateriaal te verzamelen over de impact van het EU-regelgevingskader op financiële diensten. De respondenten ervan hebben ook op EMIR gereageerd 15 . Op 17 mei 2016 vond in Brussel een hoorzitting plaats 16 . Op 7 december 2016 heeft de Commissie overleg gepleegd met de deskundigen van de lidstaten over de verschillende beleidsopties op de gebieden die worden genoemd in het verslag over de toetsing van EMIR 17 .

De doelstellingen van EMIR om door middel van de kernvereisten transparantie en standaardisatie op de derivatenmarkten te bevorderen en de systeemrisico's te verminderen, konden op algemene bijval rekenen. Die kernvereisten – centrale clearing, marginvereisten, vereisten inzake het limiteren van operationele risico's, rapportage en vereisten voor CTP's en transactieregisters – werden van wezenlijk belang geacht om de doelstellingen van EMIR te kunnen verwezenlijken, en vormen de omzetting van internationale engagementen ter hervorming van de regelgeving. Wel hebben de belanghebbenden gewezen op een aantal gebieden waar de EMIR-vereisten, zonder afbreuk te doen aan de algemene doelstellingen, zouden kunnen worden aangepast om i) de vereisten eenvoudiger en efficiënter te maken en ii) onevenredige kosten en lasten te reduceren. In het voorstel wordt met deze feedback van de belanghebbenden rekening gehouden door middel van doelgerichte wijzigingen in EMIR, in het bijzonder door i) een betere kalibratie van de toepassing van sommige vereisten voor specifieke marktdeelnemers, met name kleine financiële tegenpartijen, niet-financiële tegenpartijen en pensioenfondsen, ii) de verwijdering van belemmeringen voor clearing en iii) een vereenvoudiging van de regels, met inbegrip van de rapportagevoorschriften. Een aantal verzoeken van belanghebbenden kon niet in het voorstel worden meegenomen, omdat EMIR zijn doelstellingen moet blijven verwezenlijken ter bevordering van transparantie en standaardisering op de derivatenmarkten, alsmede ter beperking van het systeemrisico, wegens institutionele beperkingen of op grond van het REFIT-karakter van het voorstel. Andere EMIR-gerelateerde kwesties zouden te zijner tijd verder moeten worden onderzocht en beoordeeld, waarbij rekening moet worden gehouden met toekomstige ontwikkelingen.

3.3.Effectbeoordeling

De Commissie heeft een effectbeoordeling van de betrokken beleidsalternatieven uitgevoerd. De beleidsopties werden getoetst aan de hoofddoelstellingen, zijnde het verbeteren van de evenredigheid van regels die onnodige administratieve lasten en nalevingskosten in de hand werken, zonder de financiële stabiliteit aan te tasten, en het vergroten van de transparantie van otc-derivatenposities en -blootstellingen.

Op 16 februari 2017 keurde de Raad voor regelgevingstoetsing (hierna 'RSB' genoemd) de effectbeoordeling goed. Deze was op 1 februari voorgelegd aan de RSB, die daarop een aantal aanbevelingen voor verbeteringen heeft gedaan, waarna de effectbeoordeling op 8 februari opnieuw is voorgelegd aan de RSB. De volgende wijzigingen zijn in de effectbeoordeling aangebracht om rekening te houden met de aanbevelingen van de RSB:

1. Probleemstelling. Invoering van een betere beschrijving van het algemene rechtskader van de Unie dat van toepassing is op de derivatenmarkten en de toepassing door andere rechtsgebieden van de door de G20 overeengekomen hervormingen voor otc-derivaten. Opname van de belangrijkste elementen van de evaluatiebijlage in het hoofddeel van de effectbeoordeling. Verwijzing naar bijkomend kwalitatief en kwantitatief bewijsmateriaal bij de beschrijving van de problemen ter illustratie van hun omvang, in het bijzonder voor kleine marktdeelnemers. Verklaring waarom niet alle door belanghebbenden aangekaarte punten werden beoordeeld.

2. Politieke compromissen. Expliciete verwijzing naar financiële stabiliteit in de beleidsopties ter beoordeling van het compromis tussen de mogelijke lastenvermindering voor marktdeelnemers en de potentiële risico's voor de financiële stabiliteit.

3. Berekening van de lastenvermindering. Opname van bepaalde kwantitatieve gegevens voor de berekening van de lastenvermindering voor de verschillende marktspelers, met inachtneming van de bestaande beperkingen om de algehele lastenvermindering te becijferen. Invoeging van de belangrijkste onderliggende aannames voor de kostenramingen in het hoofddeel van het rapport, samen met aanvullende waarschuwingen betreffende de betrouwbaarheid van de ramingen. Beschrijving van de niet-becijferde kosten.

4. Opties. Stroomlijning van de opties om alternatieve maatregelenpakketten voor te stellen.

De in de effectbeoordeling overwogen opties hebben betrekking op gerichte aanpassingen van specifieke bepalingen in EMIR. Om de beoogde doelstellingen te bereiken, is een aantal aanbevolen beleidsopties vastgesteld:

·Pensioenregelingen moeten een nieuwe overgangsvrijstelling van de clearingverplichting krijgen op grond van het feit dat er nog geen realistische technische oplossing bestaat om de deelname van pensioenregelingen aan centrale clearing te bevorderen. Anders dan met de andere beoordeelde opties krijgen CTP's, clearingleden en pensioenregelingen op die manier meer tijd om te zoeken naar nuttige technische oplossingen en maatregelen, waarbij ze tegelijkertijd vasthouden aan de doelstelling van EMIR, namelijk dat pensioenregelingen centraal worden gecleard zodra dit haalbaar is.

·Door beter rekening te houden met de aard van de derivatentransacties die niet-financiële tegenpartijen (hierna NFT's" genoemd) aangaan en waarvoor clearing verplicht zou moeten zijn, moet een betere kalibratie worden gewaarborgd van de regels betreffende de kwalificatie van NFT's die aan clearing- en marginvereisten zijn onderworpen. Dat zal de kosten voor bepaalde NFT's verminderen en geen bezorgdheid vanuit het oogpunt van de financiële stabiliteit veroorzaken. Tegelijk worden sommige tegenpartijen die nu als NFT's worden beschouwd, maar die door de aard van hun activiteiten financiële tegenpartijen zijn (bijvoorbeeld beleggingsfondsen in een nationale context) opgenomen in de definitie van financiële tegenpartij zodat ze niet langer als NFT's worden behandeld.

·De categorie kleine financiële tegenpartijen (hierna "KFT's" genoemd) moet op zodanige wijze worden gedefinieerd dat zeer kleine financiële tegenpartijen, waarvoor centrale clearing vanwege de geringe omvang van hun activiteiten economisch niet haalbaar is, niet onder de clearingverplichting vallen. Dit zal de lasten verlichten voor KFT's die een klein volume aan derivaten verhandelen, terwijl de overige kleine financiële tegenpartijen (die behoren tot 'categorie 3' in de zin van de desbetreffende technische reguleringsnormen) moeten blijven clearen zodra de in de technische reguleringsnormen vastgestelde overgangsperiode ten einde loopt, zodat centrale tegenpartijen, clearingleden en hun cliënten dus gestimuleerd blijven om oplossingen te ontwikkelen waarin dit type kleine financiële tegenpartijen wordt meegenomen.

·De verplichting om historische gegevens te rapporteren ("backloading") moet worden geschrapt. Dit zal de kosten en lasten voor tegenpartijen aanzienlijk verminderen en de mogelijk onoverkomelijke hindernis wegnemen dat gegevens moeten worden gerapporteerd die soms niet beschikbaar zijn, zonder afbreuk te doen aan prudentiële behoeften. Tegelijkertijd zal dit, in vergelijking met de status quo, slechts in een zeer beperkt verlies van gegevens ten opzichte van de thans toepasselijke voorschriften resulteren.

·Intragroeptransacties waarbij NFT's zijn betrokken, moeten van de rapportageverplichting worden vrijgesteld. De aard en het beperkte volume van zulke transacties maken dat de kosten en lasten van de rapportage aanzienlijk verminderen voor tegenpartijen die het meest onevenredig getroffen worden door die verplichting, terwijl het daaruit resulterende zeer beperkte verlies van gegevens geen significant beletsel zal vormen voor overheden om toezicht te kunnen houden op systeemrisico's op de markten voor otc-derivaten.

·Voor transacties met op de beurs verhandelde derivaten moet eenzijdige rapportage door de centrale tegenpartijen worden ingevoerd. Dit heeft het voordeel dat het rapporteren van transacties met op de beurs verhandelde derivaten veel eenvoudiger wordt, zonder nadelige gevolgen voor de transparantie van de derivatenmarkt. Hoewel CTP's met iets hogere lasten te maken zullen krijgen, zijn zij goed toegerust voor deze taak en zal de algemene rapportagelast afnemen aangezien de rapportageverplichting voor transacties met op de beurs verhandelde derivaten voor alle andere tegenpartijen zal worden afgeschaft.

·Voor andere transacties dan transacties met op de beurs verhandelde derivaten zou de verantwoordelijkheid, met inbegrip van de wettelijke aansprakelijkheid, voor het rapporteren van transacties tussen een kleine NFT (die dus niet aan de clearingverplichting onderworpen is) en een financiële tegenpartij moeten berusten bij de financiële tegenpartij van de transactie. Dit zal de rapportagelast voor kleine NFT's, voor wie deze last het grootst is, aanzienlijk verlichten, zonder verlies van gegevens. Zo zullen in EMIR ook zeer soortgelijke regels worden opgenomen als in Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad betreffende effectenfinancieringstransacties.

·De regels en procedures voor rapportage moeten verder worden geharmoniseerd en transactieregisters moeten worden verplicht om in te staan voor de kwaliteit van de gegevens. Dit zal de transparantie op de otc-derivatenmarkten helpen verbeteren, de taak van de bevoegde autoriteiten bij de monitoring van het systeemrisico vergemakkelijken en de afstemming met de internationale normen op dit gebied in de mate van het mogelijke handhaven. Op de middellange en lange termijn zal deze aanpak de rapportageregels ook evenrediger maken en de kosten en lasten verminderen.

·De bovengrens van het basisbedrag van de geldboeten voor inbreuken door transactieregisters op de bepalingen van EMIR moet worden opgetrokken. Het voordeel van deze optie is meer efficiëntie en een grotere afschrikkende werking van de geldboeten, die door de regelgevers noodzakelijk worden gevonden om te zorgen voor een goede kwaliteit van de gegevens en tegelijkertijd de evenredigheid van de regels te waarborgen.

·De interactie tussen de EMIR-instrumenten voor het beheer van wanbetalingen en de nationale insolventiewetten moet worden verduidelijkt om te verzekeren dat cliëntenactiva tegen insolventie worden beschermd.

·Het beginsel dat clearingdiensten op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende handelsvoorwaarden worden verricht (hierna het 'FRAND-beginsel' genoemd), moet in EMIR worden opgenomen. Deze maatregelen pakken verschillende obstakels bij de toegang tot clearing aan; de mogelijke extra regeldruk wordt gerechtvaardigd door het openbaar belang om van centrale clearing een succes te maken en de clearingverplichting te doen naleven.

Bij de effectbeoordeling is ook rekening gehouden met de totale kosten en baten van de voorkeursopties, met het oog op minder nalevingskosten en administratieve lasten voor de marktdeelnemers, zonder de financiële stabiliteit in gevaar te brengen.

Hoewel EMIR in het algemeen streeft naar het verminderen van de systeemrisico´s door het verbeteren van de veiligheid en efficiëntie van de otc-derivatenmarkt, strekt voorliggend initiatief ertoe de toepassing van EMIR doelmatiger en efficiënter te maken, en door een betere kalibratie van bepaalde vereisten de administratieve lasten en de nalevingskosten voor de marktdeelnemers te verlichten, wanneer de nalevingskosten zwaarder doorwegen dan de prudentiële voordelen, maar steeds zonder de financiële stabiliteit aan te tasten. Dit strookt met de agenda van de Commissie voor betere regelgeving.

Hoewel de berekening van het exacte bedrag van de kostenvermindering aan een aantal beperkingen is onderworpen, wordt in de effectbeoordeling aangenomen dat het gecombineerde effect van alle voorkeursopties, uitsluitend berekend in het kader van de effectbeoordeling, neerkomt op een kostenvermindering van 2,3 miljard EUR tot 6,9 miljard EUR voor vaste (eenmalige) kosten en van 1,1 miljard EUR tot 2,66 miljard EUR voor operationele kosten. Bijlage 8 bij de effectbeoordeling bevat gedetailleerde informatie over de onderliggende aannames die hebben geleid tot deze ramingen en de beperkingen voor de betrouwbaarheid ervan. De belangrijkste uitdagingen bij het berekenen van kostenverminderingen hebben vooral te maken met het feit dat de meeste EMIR-vereisten recent in werking zijn getreden (bv. clearingverplichtingen en marginvereisten), en dat sommige nog niet van toepassing zijn (bv. de clearingverplichting voor financiële tegenpartijen van categorie 3). De geraamde kostenverminderingen zijn dus gebaseerd op een beperkte hoeveelheid openbaar toegankelijke gegevens en anekdotische marktinformatie, die de diversiteit en de specifieke kenmerken van de tegenpartijen wellicht niet op accurate wijze weergeven. Dit betekent ook dat deze ramingen enkel op dit ogenblik geldig zijn. Ten slotte waren de berekeningen toegespitst op kostenverminderingen en daarom zijn sommige minimale aanpassingskosten niet nader becijferd. Deze werden echter in bijlage 7 bij de effectbeoordeling kwalitatief in detail beschreven.

Over het geheel genomen zullen bedrijven, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en micro-ondernemingen met name profiteren van i) lagere wettelijke vereisten in gevallen waarin buitensporige kosten de prudentiële voordelen lijken te overschaduwen en ii) een betere toegang tot clearing. De vereenvoudiging van de rapportagevereisten zal alle tegenpartijen ten goede komen, met inbegrip van kmo's. Bovendien zullen kleine NFT's hun voordeel doen bij de rapportage van transacties door de financiële tegenpartij bij de transactie. Ten slotte zal de invoering van nieuwe FRAND-beginselen de toegang tot clearing voor tal van tegenpartijen vergemakkelijken.

Punt 6 van de effectbeoordeling bevat een uitsplitsing van de kostenreductie/minimale aanpassingskosten over alle tegenpartijen.

Ten eerste, wat het toepassingsgebied van de clearingvereisten betreft, zal meer evenredigheid bij de toepassing van clearingregels NFT's tot voordeel strekken, aangezien de beoogde maatregelen zullen zorgen voor meer gelijke spelregels bij de kwalificatie van NTF's die onder de clearing- en marginvereisten vallen, en hen beschermen tegen bijkomende vaste kosten die kunnen variëren tussen 9,6 miljoen EUR en 26,7 miljoen EUR. Door een herkalibratie van de definitie van een KFT die zou worden onderworpen aan de clearingverplichting zullen (zeer) kleine financiële tegenpartijen waarvoor centrale clearing economisch niet haalbaar is, kosten vermijden die kunnen variëren van 509,7 miljoen EUR tot 1,4 miljard EUR. Pensioenregelingen, en onrechtstreeks ook verzekeringnemers, zullen profiteren van een nieuwe overgangsvrijstelling van clearing op grond van het feit dat er nog geen realistische technische clearingoplossing is gevonden. Geschat wordt dat voor 780 miljoen EUR tot 1,56 miljard EUR aan operationele kosten kan worden vermeden. Bovendien zullen alle rapporterende tegenpartijen na de wijzigingen in de reikwijdte van de rapportagevereisten naar verwachting profiteren van de vereenvoudiging van bepaalde rapportagevereisten, zoals de schrapping van de 'backloading'-verplichting en de rapportage over transacties met op de beurs verhandelde derivaten. Met name de vrijstelling van de rapportageverplichting voor intragroeptransacties waarbij een van de tegenpartijen een NFT is, en de vrijstelling van de verplichting voor kleine NFT's om ook hun onderlinge transacties en die met financiële tegenpartijen te rapporteren, zullen naar verwachting resulteren in lagere EMIR-gerelateerde nalevingskosten voor de 'reële economie'. Ruwe schattingen van de totale vermindering van de EMIR-gerelateerde nalevingskosten voor ondernemingen variëren tussen 350 miljoen EUR en 1,1 miljard EUR voor operationele kosten, en tussen 1,8 miljard EUR en 5,3 miljard EUR voor vaste kosten.

Ten tweede zal de grotere transparantie van de posities en blootstellingen van otc-derivaten de autoriteiten helpen om potentiële problemen in een eerder stadium te ontdekken en tijdig op te treden om risico's te ondervangen, hetgeen de veerkracht van de financiële markten ten goede zal komen, met zo laag mogelijke aanpassingskosten voor tegenpartijen en transactieregisters.

Ten derde zal betere toegang tot clearing andere marktdeelnemers, in het bijzonder uit de 'reële economie', in staat stellen hun risico's te beheren en te hedgen en, door het verminderen van de kans op plotselinge schokken en bedrijfsonderbrekingen, bijdragen tot een minder volatiele bedrijfsontwikkeling en meer werkzekerheid voor hun werknemers. Met name ondernemingen die vanwege hun systeemrisicoprofiel aan de clearingverplichting onderworpen blijven, zouden profiteren van een vermindering van de vaste kosten die varieert tussen 24,8 miljoen EUR en 69,5 miljoen EUR. De geraamde voordelen van een betere toegang tot clearing voor systemisch kleine financiële instellingen zouden neerkomen op 32,6 miljoen EUR tot 91,3 miljoen EUR bij toepassing van de clearingverplichting. Dankzij deze geraamde kostenverminderingen zullen zich derhalve nieuwe investeringsmogelijkheden aandienen, hetgeen de doelstellingen van de kapitaalmarktenunie en de agenda van de Commissie voor groei en werkgelegenheid ten goede zal komen.

Over het algemeen zouden er geen sociale en economische kosten van betekenis mogen ontstaan. De beoogde vereenvoudiging en grotere evenredigheid van de rapportageregels zullen de doelstellingen van EMIR helpen verwezenlijken en de totale administratieve lasten aanzienlijk verlagen voor tegenpartijen die in het kader van EMIR aan de rapportagevoorschriften zijn onderworpen. Ten aanzien van de gewijzigde verantwoordelijkheid voor de rapportageverplichting moeten de entiteiten die de rapportageverplichting op zich zullen nemen, beter toegerust zijn voor deze taak en, als gevolg van de schaalvoordelen, zouden de desbetreffende geaggregeerde kosten moeten dalen. Wel zullen CTP's te maken krijgen met minimale aanpassingskosten die verband houden met de noodzaak om voortaan transacties met op de beurs verhandelde derivaten te rapporteren. Aangezien CTP's echter al over een aanzienlijke hoeveelheid gegevens inzake deze transacties beschikken en nu reeds alle centraal geclearde derivatentransacties uit hoofde van EMIR moeten rapporteren, zouden de extra lasten voor CTP's beperkt blijven. Aanvullende maatregelen ter harmonisering van de berekening van de drempels voor clearing en de verdere harmonisering van de rapportageregels en -procedures kunnen hooguit beperkte aanpassingskosten van administratieve aard met zich meebrengen, in het bijzonder voor transactieregisters tijdens de initiële uitvoeringsfasen, maar zouden op de middellange en de lange termijn moeten leiden tot meer efficiëntie en minder algemene lasten. Transactieregisters zouden in elk geval adequate procedures moeten toepassen om te voldoen aan de vereisten uit hoofde van de verordening effectenfinancieringstransacties. De beleidsmaatregelen in het kader van EMIR die in deze effectbeoordeling aan bod komen, zouden daarom geen aanzienlijke extra lasten veroorzaken. Evenzo zal een verplichting om eerlijke, redelijke en niet-discriminerende handelsvoorwaarden in acht te nemen bij het verrichten van clearingdiensten, hetgeen vele tegenpartijen ten goede zal komen, naar verwachting slechts beperkte extra administratieve kosten voor clearingleden veroorzaken.

3.4.Grondrechten

Het risico is gering dat het voorstel een direct effect zal hebben op de rechten die zijn opgesomd in de belangrijkste VN-mensrechtenverdragen, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat integrerend deel uitmaakt van de EU-Verdragen, en het Europees Verdrag van de rechten van de mens (EVRM).

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel zal geen gevolgen hebben voor de begroting van de Unie.

Op grond van dit voorstel zou de ESMA vijf technische normen moeten actualiseren of ontwikkelen. De technische normen moeten negen maanden na de inwerkingtreding van de verordening klaar zijn. De voorgestelde taken voor de ESMA vereisen geen bijkomende posten en kunnen met de bestaande middelen worden uitgevoerd.

5. OVERIGE ELEMENTEN

5.1.Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Het voorstel bevat een clausule op grond waarvan een evaluatie van de gehele EMIR-verordening moet worden uitgevoerd, met bijzondere aandacht voor de efficiëntie en doeltreffendheid waarmee de oorspronkelijke doelstellingen van EMIR worden bereikt en rapportage van de ESMA over sommige specifieke aspecten:

·of realistische oplossingen zijn ontwikkeld om het pad te effenen voor de deelname van pensioenregelingen aan centrale clearing en het effect ervan op het niveau van centrale clearing door pensioenregelingen;

·het effect van de voorgestelde oplossingen op het niveau van clearing door niet-financiële tegenpartijen, alsmede een onderzoek van de verspreiding van clearing binnen de klasse van niet-financiële tegenpartijen, met name met betrekking tot de geschiktheid van de clearingdrempel(s);

·het effect van de voorgestelde oplossingen op het niveau van clearing door kleine financiële instellingen, alsmede een onderzoek van de verspreiding van clearing binnen de klasse van kleine financiële tegenpartijen, met name met betrekking tot de geschiktheid van de clearingdrempel(s);

·de kwaliteit van de aan transactieregisters gerapporteerde transactiegegevens, de toegankelijkheid van die gegevens, en de kwaliteit van de informatie van transactieregisters;

·de toegankelijkheid van clearing voor alle tegenpartijen.

In principe moet deze evaluatie uiterlijk drie jaar na de toepassing van de met dit voorstel aangebrachte wijzigingen plaatsvinden. In bepaalde gevallen, met name voor pensioenregelingen, is het van belang de vooruitgang inzake de beschikbaarheid van oplossingen voor de clearing van pensioenregelingen doorlopend op te volgen.

5.2.Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

1.

Wijzigingen in de clearingverplichting (de artikelen 2, 4, nieuw 4 bis, nieuw 6 ter, 10, 85 en 89 van EMIR)


Financiële tegenpartijen

Met artikel 1, lid 2, onder a), van dit voorstel wordt artikel 4, lid 1, onder a), van EMIR gewijzigd, zodat de voorwaarden voor otc-derivatencontracten om aan de clearingverplichting te worden onderworpen wanneer een tegenpartij een financiële tegenpartij is, in het nieuwe artikel 4 bis, lid 1, tweede alinea, worden gespecificeerd. Dit nieuwe artikel wordt met artikel 1, lid 3, van dit voorstel ingevoegd. Met artikel 4 bis, lid 1, tweede alinea, worden clearingdrempels vastgesteld voor door financiële tegenpartijen gesloten contracten met verwijzing naar de clearingdrempels die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 10, lid 4, onder b). De clearingdrempels zijn dus dezelfde als voor niet-financiële tegenpartijen. Met het nieuwe artikel 4 bis, lid 1, tweede alinea, onder b), wordt bepaald dat overschrijding van een voor een klasse van otc-derivaten vastgestelde waarde leidt tot de activering van de clearingverplichting voor alle activaklassen. Met het nieuwe artikel 4 bis, lid 1, wordt uitgelegd hoe de clearingdrempels worden berekend. Een financiële tegenpartij wordt aan de clearingverplichting onderworpen indien haar geaggregeerde gemiddelde positie aan het eind van de maand voor de maanden maart, april en mei boven de clearingdrempels uitkomt. Dit komt overeen met de berekening van clearingdrempels door niet-financiële tegenpartijen.

Ten slotte, om ervoor te zorgen dat alle entiteiten die door de aard van hun activiteiten financiële tegenpartijen zijn, onder de definitie vallen, worden op basis van nationaal recht geregistreerde alternatieve beleggingsfondsen die momenteel uit hoofde van EMIR niet-financiële tegenpartijen zijn, centrale effectenbewaarinstellingen en special purpose entities voor securitisatiedoeleinden met artikel 1, lid 1, opgenomen onder de definitie van een financiële tegenpartij in artikel 2 van EMIR. Deze entiteiten zullen dus worden behandeld als financiële tegenpartijen uit hoofde van EMIR.

2.

Niet-financiële tegenpartijen


Met artikel 1, lid 8, worden de leden 1 en 2 van artikel 10 van EMIR gewijzigd. Met het gewijzigde lid 1 wordt de berekeningswijze voor de clearingdrempels veranderd. Een niet-financiële tegenpartij wordt onderworpen aan de clearingverplichting wanneer haar geaggregeerde gemiddelde positie aan het eind van de maand voor de maanden maart, april en mei boven de clearingdrempels uitkomt, en niet indien de gemiddelde lopende positie over een periode van 30 werkdagen boven de drempels uitkomt, zoals in de huidige EMIR-verordening. De verwijzing naar lid 3 houdt in dat de huidige hedgingvrijstelling wordt gehandhaafd, zodat enkel die otc-derivatencontracten waarvan niet objectief kan worden aangetoond dat ze risico's verminderen die rechtstreeks samenhangen met de commerciële bedrijvigheid of de activiteiten betreffende het beheer van de kasmiddelen, bij de berekening van de drempelwaarden in aanmerking worden genomen.

In lid 1, tweede alinea, onder b), wordt bepaald dat de clearingverplichting alleen geldt voor de activaklasse of activaklassen waarvoor de clearingdrempel is overschreden en waarvoor een clearingverplichting bestaat.

3.

Pensioenregelingen


Met artikel 1, lid 20, wordt artikel 89, lid 1, eerste alinea, van EMIR vervangen om de tijdelijke vrijstelling van de clearingverplichting voor pensioenregelingen met drie jaar te verlengen, bij gebrek aan een realistische technische oplossing voor de overdracht door pensioenregelingen van andere zekerheden dan contanten als variatiemarge. Met artikel 1, lid 19, onder b), wordt artikel 85, lid 2, van EMIR vervangen en worden onder a), b), c), d), e) en f) de criteria vastgesteld die de Commissie zal beoordelen en behandelen in haar verslag over de gemaakte vorderingen met het oog op realistische technische oplossingen, met inbreng van de ESMA, EIOPA, EBA en het ESRB. Terwijl tal van factoren de ontwikkeling van dergelijke oplossingen tot dusver hebben tegengehouden, vindt de Commissie het haalbaar dat uiterlijk drie jaar na de aanneming van het voorstel realistische technische oplossingen worden ontwikkeld, en verwacht zij dat de marktdeelnemers zich op dat tijdschema instellen. Dit wordt ook ondersteund door de aanname dat sommige regelgeving die een bredere verstrekking van clearingdiensten ontmoedigt (bijvoorbeeld de invoering van kapitaalvereisten op basis van de hefboomratio) tijdens die periode zal verdwijnen. Enkel voor het onwaarschijnlijke geval dat zich een aantal onvoorziene en ingrijpende ontwikkelingen voordoen, wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om de vrijstelling door middel van een gedelegeerde handeling eenmalig met twee jaar te verlengen indien zorgvuldig beoordeelde omstandigheden dat rechtvaardigen.

4.

Schrapping van de frontloadingverplichting


Met artikel 1, lid 2, onder b), wordt het vereiste van punt ii) in artikel 4, lid 1, onder b), van EMIR geschrapt om gesloten of verlengde otc-derivatencontracten te clearen of na kennisgeving door een bevoegde autoriteit aan de ESMA betreffende de vergunning aan een CTP voor het clearen van een bepaalde klasse van otc-derivaten, maar vóór de datum met ingang waarvan de clearingverplichting in werking treedt, indien de resterende looptijd van die contracten langer is dan de in een gedelegeerde verordening van de Commissie betreffende clearingverplichtingen overeenkomstig artikel 5, lid 2, punt c, bepaalde minimale resterende looptijd.

5.

Opschorting van de clearingverplichting


Met artikel 1, lid 6, wordt in EMIR een nieuw artikel 6 ter ingevoegd, dat de Commissie de bevoegdheid verleent om op specifieke gronden een clearingverplichting tijdelijk op te schorten op basis van een verzoek van de ESMA en wordt de procedure voor de opschorting vastgesteld. Zoals ook door de ESMA werd opgemerkt, is deze bevoegdheid noodzakelijk omdat doorlopende uitvoering van de clearingverplichting in bepaalde specifieke omstandigheden niet mogelijk is (bijvoorbeeld omdat de CTP of CTP's die het grootste deel van een bepaalde klasse van otc-derivaten clearen, die markt verlaten) of wanneer dat de financiële stabiliteit negatief kan beïnvloeden (bijvoorbeeld omdat de clearingverplichting bilaterale hedging zou belemmeren voor tegenpartijen zonder toegang tot de centraal geclearde markt). Deze ontwikkelingen kunnen zich onverwacht voordoen en het is mogelijk dat de huidige procedure voor de schrapping van een clearingverplichting, hetgeen een wijziging van een technische reguleringsnorm zou vergen, te traag inspeelt op de veranderende marktomstandigheden of bezorgdheid omtrent de financiële stabiliteit. De nieuwe bevoegdheid wordt onderworpen aan strikte voorwaarden, en de opschorting zou in de tijd worden beperkt. De procedure om de clearingverplichting permanent te schrappen, blijft ongewijzigd en zal steeds een wijziging van een technische reguleringsnorm vereisen.

6.

Wijzigingen om clearing te bevorderen en de toegang tot clearing te verbeteren (artikelen 4 en 39 van EMIR)


Met artikel 1, lid 2, onder c), wordt een nieuw lid 3 bis toegevoegd aan artikel 4, lid 3, van EMIR op grond waarvan clearingleden en hun cliënten die clearingdiensten leveren aan andere tegenpartijen of hun klanten de mogelijkheid bieden om dergelijke diensten aan andere tegenpartijen te verlenen, dat op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende handelsvoorwaarden moeten doen. De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen om te bepalen wat eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden zijn.

Met artikel 1, lid 11, wordt een nieuw lid ingevoegd in artikel 39 van EMIR om te verduidelijken dat activa die de in een rekening vastgelegde posities dekken, geen deel uitmaken van de insolvente boedel van de CTP die of het clearinglid dat afzonderlijke vastleggingen en rekeningen bijhoudt. Wie clearingdiensten verricht of zijn cliënten de mogelijkheid biedt om clearingdiensten te verrichten, krijgt dankzij deze bepaling de zekerheid dat aan de verplichtingen met betrekking tot de procedures voor het beheer van wanbetalingen in EMIR kan worden voldaan. Dit is voor hen een stimulans om toegang te verlenen tot centrale clearing van otc-derivatencontracten als een dienst. Ook bieden deze bepalingen cliënten en indirecte cliënten de zekerheid dat hun activa worden beschermd bij wanbetaling van een clearinglid of een cliënt die clearingdiensten levert, en dus kunnen worden overgedragen aan andere clearingleden of cliënten die indirecte clearingdiensten aanbieden. Dit vormt een extra stimulans voor centrale clearing.

7.

Wijzigingen in de transparantievereisten voor CTP's (artikel 38 van EMIR)


Met artikel 1, lid 10, worden de leden 6 en 7 toegevoegd aan artikel 38 van EMIR, op grond waarvan CTP's hun clearingleden moeten voorzien van instrumenten voor het simuleren van hun vereisten inzake initiële margins (lid 6), alsmede van een gedetailleerd overzicht van de eigenschappen van de door hen gebruikte modellen voor initiële margins (lid 7).

8.

Wijzigingen in de risicolimiteringstechnieken voor niet door een CTP geclearde otc-derivatencontracten (artikel 11 van EMIR)


Om inconsistenties bij de toepassing van de risicolimiteringstechnieken in de Unie te vermijden, worden de Europese toezichthoudende autoriteiten op grond van artikel 1, lid 9, belast met het opstellen van ontwerpen van technische reguleringsnormen ter bepaling van de procedure voor voorafgaande goedkeuring door de toezichthoudende autoriteiten van de risicobeheerprocedures waarvoor tijdige, nauwkeurige en passend gescheiden uitwisseling van zekerheden is vereist, en van belangrijke wijzigingen in de risicobeheerprocedures.

9.

Wijzigingen in de rapportageverplichting (artikel 9 van EMIR)


Met artikel 1, lid 7, onder a), wordt de verplichting in artikel 9, lid 1, van EMIR geschrapt om historische transacties te rapporteren, dat wil zeggen transacties die op de begindatum van de rapportageverplichting, 12 februari 2014, niet uitstonden. Voorts wordt met dit artikel een bepaling opgenomen in artikel 9, lid 1, van EMIR die ervoor zorgt dat intragroeptransacties waarbij een van de tegenpartijen een niet-financiële tegenpartij is, van de rapportageverplichting worden vrijgesteld.

Met artikel 1, lid 7, onder b), wordt een nieuw lid 1 bis in artikel 9 ingevoegd. Met dit nieuwe lid 1 bis worden regels vastgesteld voor de rapportageverplichting in een aantal specifieke gevallen om te bepalen wie verantwoordelijk is voor de rapportage, met inbegrip van de daaruit voortvloeiende aansprakelijkheid:

·voor transacties die geen otc-derivatentransacties zijn (beurstransacties) is de CTP verantwoordelijk, en wettelijk aansprakelijk, voor de rapportage namens beide tegenpartijen;

·voor transacties tussen een financiële tegenpartij en een niet-financiële tegenpartij die niet aan de clearingverplichting is onderworpen, is de financiële tegenpartij verantwoordelijk, en wettelijk aansprakelijk, voor de rapportage namens beide tegenpartijen bij de transactie;

·de beheermaatschappij die een icbe beheert die tegenpartij is bij een otc-derivatencontract, is verantwoordelijk, en wettelijk aansprakelijk, voor de rapportage namens die icbe;

·de beheerder is verantwoordelijk, en wettelijk aansprakelijk, voor de rapportage namens een alternatieve beleggingsinstelling (abi) die tegenpartij is bij een otc-derivatencontract.

In elk geval moeten tegenpartijen en CTP's ervoor zorgen dat de gegevens betreffende de derivatencontracten niet meermaals worden gerapporteerd. Zij kunnen de rapportageverplichting ook delegeren.

Met artikel 1, lid 7, onder c), wordt het mandaat van de ESMA om technische normen op te stellen, uitgebreid met het oog op de verdere harmonisatie van de rapportageregels en -vereisten, in het bijzonder de gegevensnormen, methoden en regelingen voor rapportage.

10.

Wijzigingen om de kwaliteit van de gegevens te garanderen (artikelen 78 en 81 van EMIR)


Met artikel 1, lid 16, wordt aan de algemene vereisten voor transactieregisters in artikel 78 van EMIR het vereiste toegevoegd om te beschikken over adequate procedures ter afstemming van gegevens tussen transactieregisters, om te beschikken over adequate procedures ter waarborging van de kwaliteit van de gerapporteerde gegevens en om passende beleidsmaatregelen vast te stellen voor de correcte overdracht van gegevens aan andere transactieregisters, wanneer daarom wordt verzocht door een onderneming die onderworpen is aan de rapportageverplichting uit hoofde van artikel 9 of om een andere reden. De ESMA is tevens belast met de ontwikkeling van procedures die het transactieregister moet toepassen voor het valideren van de gerapporteerde gegevens met betrekking tot hun volledigheid en nauwkeurigheid en voor het afstemmen van gegevens tussen transactieregisters.

Met artikel 1, lid 17, onder b), wordt een nieuw lid 3 bis toegevoegd aan artikel 81 van EMIR, op grond waarvan transactieregisters tegenpartijen toegang moeten verlenen tot alle namens hen gerapporteerde gegevens om de nauwkeurigheid van de gegevens te kunnen controleren.

11.

Wijzigingen in de registratie van transactieregisters (artikelen 56 en 72 van EMIR)


Met artikel 1, lid 12, onder a), wordt artikel 56 van EMIR gewijzigd waardoor het mogelijk wordt een vereenvoudigde aanvraag in te dienen tot uitbreiding van de registratie van transactieregisters die reeds uit hoofde van de verordening effectenfinancieringstransacties zijn geregistreerd. Met artikel 1, lid 12, onder b) en c), wordt de ESMA belast met het opstellen van technische normen voor een vereenvoudigde aanvraag tot verlenging van de registratie teneinde overlapping van procedures te voorkomen. Met artikel 1, lid 14, worden in artikel 72, lid 1, de vergoedingen gewijzigd voor transactieregisters die reeds zijn geregistreerd uit hoofde van de verordening effectenfinancieringstransacties.

12.

Wijzigingen in het toezicht op transactieregisters (artikel 65 en bijlage I van EMIR)


De geldboeten die de ESMA kan opleggen aan transactieregisters waarop ze rechtstreeks toeziet, moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn om te verzekeren dat de toezichthoudende bevoegdheden van de ESMA doeltreffend worden uitgevoerd. Met artikel 1, lid 13, wordt artikel 65, lid 2, van EMIR dan ook gewijzigd door de bovengrens van het basisbedrag voor geldboeten die de ESMA aan transactieregisters kan opleggen, te verhogen tot 100 000 of 200 000, afhankelijk van de inbreuk. Voorts worden ook de ontbrekende basisbedragen voor geldboeten ingevuld voor de inbreuken die verband houden met hinderpalen voor toezichtactiviteiten als bedoeld in deel IV van bijlage I. Voor deze inbreuken wordt voorgesteld het bedrag van de geldboeten op niet minder dan 5 000 EUR en niet meer dan 10 000 EUR vast te stellen.

Met artikel 1, lid 21, wordt bijlage I bij de verordening gewijzigd door de lijst van inbreuken aan te vullen met inbreuken die overeenstemmen met de nieuwe algemene vereisten voor de transactieregisters in het nieuwe lid 9 van artikel 78 van EMIR en de inbreuk in artikel 55, lid 4, wanneer een transactieregister de ESMA niet tijdig in kennis stelt van materiële wijzigingen in de voorwaarden voor registratie.

13.

Wijzigingen in de vereisten voor de beschikbaarheid van gegevens in transactieregisters (artikel 76 bis en 81 van EMIR)


Met artikel 1, lid 15, wordt een nieuw artikel 76 bis in EMIR ingevoegd. Autoriteiten van derde landen met transactieregisters krijgen rechtstreeks toegang tot de gegevens in transactieregisters van de Unie, indien de Commissie een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld waarin zij verklaart dat a) de transactieregisters in het derde land een vergunning hebben, b) de transactieregisters doorlopend aan effectief toezicht en effectieve handhaving zijn onderworpen, c) in dat derde land waarborgen gelden inzake het beroepsgeheim, inclusief de bescherming van zakengeheimen die de autoriteiten met derden delen, die ten minste gelijkwaardig zijn aan de in deze verordening vervatte waarborgen en d) op de transactieregisters waaraan in dat derde land een vergunning is verleend, een wettelijk bindende en afdwingbare verplichting rust om de autoriteiten van de Unie rechtstreekse en onmiddellijke toegang tot de gegevens te verschaffen. Met artikel 1, lid 17, wordt artikel 81 van EMIR gewijzigd met betrekking tot de lijst van entiteiten waaraan transactieregisters informatie beschikbaar moeten stellen om hen in staat te stellen hun verantwoordelijkheden en taken te vervullen. Deze wijzigingen zijn noodzakelijk om gevolg te geven aan de aanbeveling in de thematische collegiale toetsing door de Raad voor financiële stabiliteit van de rapportage van otc-derivatenhandel in november 2015, namelijk dat alle rechtsgebieden uiterlijk in juni 2018 over een juridisch kader moeten beschikken met het oog op de toegang van zowel binnenlandse als buitenlandse autoriteiten tot de gegevens in een nationaal transactieregister. Tegelijkertijd is het duidelijk in het belang van overheidsinstanties van de Unie om toegang te hebben tot gegevens in transactieregisters van derde landen teneinde zich een volledig beeld van de derivatenmarkten te kunnen vormen. Het gaat om een specifieke wijziging die beperkt is tot wederzijdse toegang tot gegevens voor overheidsinstanties.

Met artikel 1, lid 17, onder b), wordt een nieuw vereiste voor transactieregisters ingevoerd, op grond waarvan ze toegang moeten verschaffen aan tegenpartijen en CTP's die hun rapportageverplichtingen ten aanzien van de namens hen gerapporteerde gegevens hebben gedelegeerd.

Met artikel 1, lid 17, onder c), wordt het mandaat van de ESMA op grond van artikel 81, lid 5, van EMIR om ontwerpen van technische reguleringsnormen op te stellen, uitgebreid ter specificatie en harmonisering van de voorwaarden, regelingen en documenten op basis waarvan transactieregisters rechtstreeks en onmiddellijk toegang moeten verlenen tot de in artikel 81, lid 3, bedoelde entiteiten.

14.

Toetsingsclausule (artikel 85 van EMIR)


Met artikel 1, lid 19, wordt de Commissie belast met de toetsing van EMIR en de opstelling van een algemeen verslag dat moet worden voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad, samen met eventuele passende voorstellen.