Toelichting bij COM(2017)294 - Industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie ter ondersteuning van het concurrentievermogen en de innovatieve capaciteit van de defensie-industrie van de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In juli 2014 werd het Europees defensiebeleid door voorzitter Juncker in zijn politieke beleidslijnen aangewezen als politieke topprioriteit. Dat heeft onder andere te maken met de toenemende instabiliteit en nieuwe bedreigingen voor de veiligheid waar de Unie na jaren van vrede en stabiliteit nu te kampen mee heeft. De verandering in de veiligheidssituatie heeft duidelijk aangetoond dat we de verwachtingen van de burgers in de Unie en van onze partners alleen kunnen waarmaken door gezamenlijk te investeren in ontwikkeling en samenwerking op het gebied van veiligheid in alle lagen. Als Europa meer verantwoordelijkheid voor zijn defensie op zich wil nemen, is het van cruciaal belang om het concurrentievermogen en de innovatie in de gehele defensie-industrie van de Unie te versterken.

Het voorstel voor een industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (hierna 'het programma') is gericht op een verbetering van het concurrentie- en innovatievermogen in de defensie-industrie van de Unie, met inbegrip van cyberdefensie. Dit kan voornamelijk worden verwezenlijkt door een betere benutting van de resultaten van defensie-onderzoek te stimuleren, de samenwerking tussen ondernemingen bij de ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën te bevorderen en door de samenwerkingsverbanden tussen de lidstaten te stimuleren, om ervoor te zorgen dat de technologische en industriële basis voor de Europese defensie volledig aan de huidige en toekomstige veiligheidsbehoeften van de EU kan voldoen. Daarmee zou de strategische autonomie van de Unie worden vergroot en haar vermogen om met partners te werken worden versterkt.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

In november 2016 stelde de Commissie het Europees defensieactieplan vast, dat maatregelen bevat voor een nauwere samenwerking op het gebied van Europese defensie en voor het versterken van het concurrentievermogen van de Europese defensie-industrie. Het Europees defensieactieplan moet ervoor zorgen dat de Europese industriële en technologische defensiebasis volledig in staat is om aan de huidige en toekomstige veiligheids- en defensiebehoeften van Europa te voldoen. Het initiatief werd met instemming ontvangen door de Europese Raad, en de Commissie werd verzocht om in de eerste helft van 2017 voorstellen in te dienen.

Een van de belangrijkste voorstellen van het Europees defensieactieplan is om een Europees Defensiefonds (hierna 'het fonds') op te richten ter ondersteuning van investeringen in gezamenlijk onderzoek en de gezamenlijke ontwikkeling van defensie-uitrusting en -technologie. Het fonds bestaat uit twee afzonderlijke maar complementaire onderdelen die de gehele ontwikkelingscyclus van de defensie-industrie bestrijken, van onderzoek tot het in de handel brengen van producten, d.w.z. een onderzoeksonderdeel en een vermogensonderdeel.

In het kader van het onderzoeksonderdeel zet de Commissie mechanismen op voor de EU-financiering van gezamenlijk defensieonderzoek, met name door middel van het recentelijk gelanceerde mechanisme voor voorbereidende actie.

Het voorstel voor het programma vormt een aanvulling op de initiatieven voor financiering van gezamenlijk defensieonderzoek en waarborgt dat de resultaten van defensieonderzoek verder kunnen worden uitgewerkt, en draagt zo bij aan de innovatieve capaciteit en het concurrentievermogen van de Europese defensie-industrie.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het Europees defensieactieplan, en derhalve ook het programma, is volledig verenigbaar met op Unie-niveau ondernomen initiatieven in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Het plan is met name in overeenstemming met het uitvoeringsplan van 2016 inzake veiligheid en defensie in het kader van de integrale EU-strategie, dat de basis vormt voor de door de Europese Raad bekrachtigde 1 nieuwe Unie-brede ambitie, en tevens maatregelen bevat om die ambitie te vervullen. Het programma is eveneens gekoppeld aan de gezamenlijke EU-NAVO-verklaring van juli 2016, die is ondertekend door de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie en de secretaris-generaal van de NAVO. De Commissie zal er zorg voor dragen dat ander veiligheidsbeleid, zoals de Cybersecurity-strategie, met het programma overeenstemt.

Het voorgestelde programma zet aan tot samenwerkingsverbanden bij de ontwikkeling van producten en technologieën, waarbij rekening wordt gehouden met de vermogensprioriteiten die de lidstaten gemeenschappelijk zijn overeengekomen in het kader van het vermogensontwikkelingsplan van de Unie. Zodoende zal het programma uiteindelijk zorgen voor een versterking van de veiligheid en de defensiebelangen van de Unie.

Het voorgestelde programma houdt eveneens rekening met acties in het kader van de permanente gestructureerde samenwerking. Door voor die acties hogere cofinancieringspercentages toe te staan, zal het programma uiteindelijk aanzetten tot participatie in dit nog geavanceerdere Europese kader voor samenwerking op het gebied van defensie.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

In de ontwerpverordening worden maatregelen voorgesteld die betrekking hebben op de defensie-industrie van de Unie. Artikel 173 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is de rechtsgrond van dit voorstel. Dit sluit aan bij de doelstelling van de ontwerpverordening om het concurrentievermogen van de defensie-industrie van de Unie te versterken door een betere benutting van het industriële potentieel van innovatie en technologische ontwikkeling te stimuleren door samenwerking tussen ondernemingen in de lidstaten.

Subsidiariteit

Het stimuleren van een betere benutting van de resultaten van defensieonderzoek, innovatie en technologische ontwikkeling door de samenwerking tussen ondernemingen in verschillende lidstaten te bevorderen is een onmiskenbaar transnationale maatregel. De maatregel heeft betrekking op meer dan één lidstaat tegelijkertijd en kan in dat opzicht niet volledig bevredigend door de individuele lidstaten worden behandeld.

De uitdagingen waar de defensie-industrie van de Unie momenteel mee wordt geconfronteerd vragen duidelijk om gecoördineerde maatregelen. De Europese defensiesector lijdt onder een laag investeringsniveau en wordt gekenmerkt door versnippering op basis van nationale grenzen, waardoor hardnekkige verdubbelingen ontstaan. Bovendien hebben de in de Unie aanwezige defensie-industrieën te kampen met groeiende tekortkomingen, verouderde technologieën en een gebrek aan nieuwe programma's, in het bijzonder samenwerkingsprogramma's.

Grensoverschrijdende samenwerking kan bijdragen tot een betere benutting van schaaleffecten, door verdubbelingen tegen te gaan en de ontwikkeling van de benodigde producten en technologieën mogelijk te maken. Die samenwerking blijft echter nog te beperkt en de prevalentie van niet-gecoördineerd nationaal beleid van de lidstaten op dat vlak 2 heeft een nadelige invloed op het concurrentievermogen en de innovatieve capaciteit van de defensie-industrie van de Unie.

Door maatregelen te treffen op Unie-niveau wordt toegevoegde waarde gecreëerd door de industriële samenwerking op het gebied van defensie verder te bevorderen door middel van positieve stimulansen en te mikken op projecten die niet louter op nationaal niveau kunnen worden uitgevoerd met het oog op de kosten en de ermee verbonden risico's.

Evenredigheid

Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

De evenredigheid van deze Unie-maatregel wordt gewaarborgd door de maatregel te richten op het gebied waar hij de grootste invloed heeft op het concurrentievermogen van de sector, d.w.z. door financiële steun te bieden aan acties in de ontwikkelingsfase. De ontwikkelingsfase lijkt een van de meer riskante fasen en dus een van de voornaamste knelpunten te zijn in de keten van technologische vooruitgang van een project, en de Unie zal daarom deels bijdragen aan de ontwikkelingskosten van defensieproducten en -technologieën teneinde samenwerkingsprojecten voor ontwikkeling mogelijk te maken.

Bovendien zullen alleen acties waarbij ondernemingen uit verschillende lidstaten zijn betrokken, in aanmerking komen voor financiële steun, aangezien in die gevallen het stimuleren van samenwerking over nationale grenzen heen een duidelijke toegevoegde waarde heeft.

Tegelijkertijd ondermijnt de maatregel van de Unie de steun aan nationale acties op geen enkele wijze noch doet de maatregel afbreuk aan dergelijke acties. Hij verstrekt enkel aanvullende stimulansen om de moeilijkste fase van sommige van die acties te voltooien door steun van de Unie te verlenen waar die het meest nodig is.

Keuze van het instrument

De Commissie stelt een verordening voor om het programma op te richten. Dit is het meest geschikte rechtsinstrument aangezien alleen een verordening, met rechtstreeks toepasselijke juridische bepalingen, de nodige mate van uniformiteit kan bieden voor het oprichten en functioneren van een financieringsprogramma van de Unie dat is gericht op de ondersteuning van een industriële sector in heel Europa.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Er is geen reeds bestaande wetgeving die van toepassing is op deze specifieke maatregel aangezien er — tot op heden — geen andere Unie-wetgevingsinitiatieven zijn ter versterking van het concurrentievermogen van de defensie-industrie die specifiek gericht zijn op de ontwikkelingsfase van een actie voor de defensiesector. Er is derhalve geen eerdere evaluatie of controle van de resultaatgerichtheid van bestaande wetgeving die voor een dergelijk wetgevingsinitiatief is verricht.

Raadpleging van belanghebbenden

De lidstaten werden gedurende de voorbereiding van het voorstel tijdens regelmatige bijeenkomsten geraadpleegd. Andere belanghebbenden zijn eveneens dienovereenkomstig geraadpleegd en op gepaste wijze in kennis gesteld van het voornemen van de Commissie om een dergelijk wetgevingsvoorstel voor te bereiden.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De Europese Commissie heeft opdracht gegeven tot uitvoering van een voorbereidende studie over een mogelijk budget voor het programma. De studie gaat dieper in op de bestaande knelpunten voor het opzetten van samenwerkingsverbanden voor ontwikkelingsprogramma's en stipt reflectiepunten aan waar rekening mee moet worden gehouden voor een optimaal resultaat van de Unie-maatregel.

Effectbeoordeling

Dit voorstel steunt op een bijgaand werkdocument van de diensten van de Commissie dat de nodige elementen bevat om de obstakels voor het concurrentievermogen van de sector te analyseren en de verwachte effecten van het voorstel te beoordelen. Gezien de urgentie van het voorstel, in het licht van het verzoek van de Europese Raad aan de Commissie op 15 december om 'in de eerste helft van 2017 voorstellen te doen voor de oprichting van een Europees defensiefonds dat onder meer de gezamenlijke ontwikkeling van onderling door de lidstaten overeen te komen vermogens behelst' 3 , wordt dit voorstel van de Commissie ingediend zonder bijgaande effectbeoordeling.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit voorstel maakt geen deel uit van het Refit-programma en zal naar verwachting geen extra administratieve lasten met zich meebrengen.

Grondrechten

Het voorstel is in overeenstemming met de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De gevolgen van het voorstel voor de Unie-begroting worden uiteengezet in het financieel memorandum bij het voorstel, en zullen worden gefinancierd binnen de grenzen van de beschikbare middelen.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie onderwerpt haar acties geregeld aan toezicht en evalueert regelmatig de vorderingen op weg naar het bereiken van de verwachte resultaten en onderzoek synergieën met andere, aanvullende Unie-programma's of door de Unie gecofinancierde nationale programma's. Daarnaast is vastgelegd dat de Commissie eveneens indien nodig onafhankelijke externe evaluaties kan laten uitvoeren om het effect en de doeltreffendheid van de acties in het kader van dit programma te beoordelen. De Commissie moet een evaluatieverslag over het programma opstellen en dat verslag doen toekomen aan het Europees Parlement en de Raad. In dat verslag wordt de geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de doelstellingen van het voorstel beoordeeld en wordt een analyse verricht van de grensoverschrijdende participatie van kmo's aan projecten in het kader van het programma alsook van de participatie van kmo's aan de mondiale waardeketen.

In het bijgaande werkdocument van de diensten van de Commissie wordt uitgebreide monitoring en evaluatie voorgesteld op basis van de gegevens die reeds zijn verzameld en gepubliceerd door verschillende organisaties die in de Europese defensiesector actief zijn.

Artikelsgewijze toelichting

Het programma zal worden opgericht op basis van de bepalingen van artikel 173 VWEU met als algemeen doel om bij te dragen aan het concurrentievermogen en de innovatieve capaciteiten van het defensiebeleid van de Unie door acties in de ontwikkelingsfase te ondersteunen. De begunstigden van het programma zullen in de Unie gevestigde ondernemingen zijn. Het programma wordt opgericht voor de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020.

De voorgestelde interventiestrategieën worden uitgevoerd in de vorm van financiële bijstand. De in het kader van het programma verstrekte financiering zal bestaan uit subsidies en financiële instrumenten of overheidsopdrachten. Meer bepaald zal het programma steun verlenen aan het ontwerp, prototyping, testen, kwalificering en certificering van defensieproducten, -technologieën en tastbare of niet-tastbare onderdelen, alsook het vaststellen van gemeenschappelijke technische specificaties. Er kan eveneens steun worden verleend voor studies, haalbaarheidsonderzoeken en andere ondersteunende activiteiten. De steun wordt gericht op acties in de ontwikkelingsfase, zowel voor de ontwikkeling van nieuwe als voor de modernisering van bestaande producten en technologieën.

De acties moeten worden uitgevoerd door een samenwerkingsverband van ten minste drie ondernemingen die gevestigd zijn in ten minste twee lidstaten.

Het voorgestelde financieringspercentage wordt beperkt tot 20 % van de totale kosten van de actie. Voor de overige kosten zullen de nationale bijdragen van de lidstaten worden samengebracht. De begroting van de Unie zal worden gebruikt voor de bevordering van het concurrentievermogen van de sector door het juiste bedrag aan bijdragen van de lidstaten te gebruiken om de samenwerkingsverbanden op te zetten en zal dienen als instrument dat samenwerking mogelijk maakt en potentiële samenwerkingsprogramma's op het gebied van ontwikkeling ontsluit. Begunstigden die een actie ontwikkelen in het kader van permanente gestructureerde samenwerking zullen in aanmerking komen voor hogere financiering. De ondersteunde acties moeten bijdragen aan vermogensprioriteiten die de lidstaten gemeenschappelijk zijn overeengekomen in het kader van het vermogensontwikkelingsplan van de Unie, en moeten eveneens rekening houden met regionale en internationale samenwerking, al naar gelang het geval. De voorstellen die worden ingediend voor het verkrijgen van steun uit hoofde van het programma zullen worden beoordeeld op basis van toekenningscriteria, die worden gebaseerd op de bijdrage aan de innovatie en technische ontwikkeling van defensie-industrieën en aan de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie door het verbeteren van defensietechnologieën waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de door de lidstaten binnen de Unie gemeenschappelijk overeengekomen vermogensprioriteiten; de criteria worden eveneens gebaseerd op de levensvatbaarheid van de actie en op bewijs van de begunstigden dat de lidstaten hebben toegezegd om het eindproduct of de eindtechnologie gezamenlijk en op gecoördineerde wijze te produceren en af te nemen, met inbegrip van gemeenschappelijke aanbestedingen waar dat van toepassing is.

De Commissie zal verantwoordelijk zijn voor de uitvoering en de beheersstructuur van het programma. Zij kan een deel van de uitvoering echter aan een andere instantie delegeren volgens de voorschriften van het financieel reglement. Daarnaast moet een deel van het totale budget worden toegekend aan acties die grensoverschrijdende participatie van kmo's mogelijk maken.


Voor het programma wordt een budget van 500 miljoen EUR voorgesteld.