Toelichting bij COM(2017)783 - Wijziging van de btw-richtlijn wat betreft de verplichting tot inachtneming van een ondergrens voor het normale tarief

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De belasting over de toegevoegde waarde (btw) is de oudste verbruiksbelasting van Europa. In 1967 werd de principeafspraak gemaakt om binnen de toenmalige Europese Gemeenschap een definitief btw-stelsel tot stand te brengen dat functioneert alsof de Gemeenschap één land is 1 , zonder dat er specifieke regels over btw-tarieven werden overeengekomen, afgezien van de toepassing van een normaal btw-tarief, zonder dat een onder- of een bovengrens werd vastgesteld 2 .

De afschaffing van fiscale grenzen tussen de lidstaten eind 1992 noopte tot een heroverweging van de manier waarop de handel in goederen binnen de Europese Gemeenschap werd belast. De doelstelling was dat goederen in het land van oorsprong zouden worden belast, wat perfect zou aansluiten bij de idee van een echte interne markt. Aangezien de politieke en technische omstandigheden destijds echter niet rijp waren voor een dergelijk systeem, is een btw-overgangsregeling vastgesteld 3 .

De overgangsregeling vereiste regels voor btw-tarieven om verstoringen bij het grensoverschrijdend winkelen en de grensoverschrijdende handel na het afschaffen van fiscale grenzen te voorkomen. In oktober 1992 bereikte de Raad overeenstemming over regels die de beslissingsvrijheid van lidstaten bij de vaststelling van btw-tarieven inperkten 4 . De lidstaten moesten tot 31 december 1996 een normaal btw-tarief van minimaal 15 % toepassen.

Het normale btw-minimumtarief van 15 % is sindsdien zes keer verlengd. Momenteel is in artikel 97 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 5 (hierna 'de btw-richtlijn' genoemd) bepaald dat het normale tarief van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2017 niet lager mag zijn dan 15 %.

In haar btw-actieplan 6 uit 2016 heeft de Commissie voorgesteld om de huidige overgangsregeling voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen lidstaten te vervangen door een op het beginsel van belastingheffing in de lidstaat van bestemming gebaseerde definitieve regeling om een solide, gemeenschappelijke Europese btw-ruimte te creëren. De plaats van belastingheffing van diensten was sinds 2010 ondertussen al geleidelijk naar het land van bestemming verschoven. Het besluit ter zake was in 2008 genomen: in dat jaar nam de Raad een voorstel aan om concurrentieverstoringen tussen lidstaten met verschillende btw-tarieven te voorkomen 7 .

Op 4 oktober 2017 kwam de Commissie met het eerste voorstel om een definitief stelsel in te voeren voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de lidstaten 8 , en met een schets van de opeenvolgende stappen en substappen voor de invoering van dit stelsel in haar follow-up van het actieplan 9 . Zij kondigde tevens aan dat zij een hervorming van de btw-tarieven zou voorstellen die in overeenstemming zou zijn met de (op het bestemmingsbeginsel gebaseerde) definitieve regeling die de huidige overgangsregeling geleidelijk zou vervangen.

Hoewel de lidstaten in een definitief btw-stelsel op basis van het beginsel van belastingheffing in de lidstaat van bestemming meer ruimte hebben om zelf btw-tarieven vast te stellen, moet in een dergelijk definitief btw-stelsel wel worden vastgehouden aan een ondergrens voor het normale btw-tarief, die dus een structureel karakter moet krijgen.

Aangezien alle lidstaten momenteel een normaal tarief van ten minste 17 % toepassen, blijft de huidige regeling voor een normaal btw-minimumtarief van 15 % adequaat. Wel wordt structureel een overeengekomen grenswaarde ingevoerd die ervoor zorgt dat de goede werking van de interne markt wordt gewaarborgd én de lidstaten ruimte behouden om het normale btw-tarief zelf vast te stellen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Door een bestaande, tijdelijke bepaling (artikel 97 van de btw-richtlijn) een structureel karakter te geven, is het voorstel in overeenstemming met de bestaande wetgeving.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Niet van toepassing.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De richtlijn behelst een wijziging van de btw-richtlijn. De rechtsgrondslag is artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Krachtens dit artikel stelt de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité met eenparigheid van stemmen en volgens een bijzondere wetgevingsprocedure de bepalingen vast die betrekking hebben op de harmonisatie van de regels van de lidstaten op het gebied van de indirecte belastingen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie vallen. De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt.

De Unie heeft al geharmoniseerde bepalingen betreffende de toepassing van de btw-tarieven vastgesteld, namelijk in de btw-richtlijn. Deze bepalingen kunnen alleen door een besluit van de Unie worden gewijzigd of verlengd en de wetgevingen van de lidstaten mogen niet van deze geharmoniseerde bepalingen afwijken.

De doelstellingen van het voorstel kunnen dus alleen met een optreden van de Unie worden verwezenlijkt en alleen dan kan een gelijke behandeling van burgers in de Europese Unie worden gegarandeerd. Het voorstel is daarom in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel omdat de huidige situatie, waarin de lidstaten een normaal btw-tarief van ten minste 15 % toepassen, blijft bestaan.

Keuze van het instrument

Er is een richtlijn nodig om de huidige btw-richtlijn te wijzigen.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

Er is gedurende twaalf weken, van 21 december 2016 tot 21 maart 2017, een openbare raadpleging over btw-tarieven gehouden, die 327 reacties opleverde. Meer dan de helft van de respondenten (52 %) was het ermee eens om het huidige minimumpercentage op 15 % te houden, terwijl 16 % hiertegen was en 32 % geen mening had 10 .

Effectbeoordeling

Het voorstel heeft geen economische, sociale, regionale of milieugevolgen omdat alle lidstaten aan het minimumvereiste voldoen en geen wijzigingen in de nationale wetgeving zijn vereist.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel houdt geen verband met Refit en er is geen regeldruk mee gemoeid.

Grondrechten

Niet van toepassing.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal erop blijven toezien dat de lidstaten zich houden aan de ondergrens van 15 % voor het normale btw-tarief.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Momenteel voldoen alle lidstaten aan de eis dat het btw-tarief ten minste 15 % moet bedragen. Toelichtende stukken over de omzetting zijn niet nodig.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 97 voorkomt dat de ondergrens van 15 % voor het normale tarief op 1 januari 2018 niet meer geldt, en zorgt ervoor dat alle lidstaten blijvend een normaal tarief van minimaal 15 % toepassen.