Toelichting bij COM(2018)175 - Sluiting van de Overeenkomst met Brazilië tot een wijziging inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een gewoon paspoort

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Bij Verordening (EU) nr. 610/2013 van 26 juni 2013 1 , hierna 'wijziging van de Schengengrenscode' genoemd, werden de Schengenuitvoeringsovereenkomst 2 , Verordening (EG) nr. 562/2006 3 (Schengengrenscode) en Verordening (EG) nr. 810/2009 4 (Visumcode) gewijzigd en werd onder meer een nieuwe definitie van het begrip 'kort verblijf' van onderdanen van derde landen in het Schengengebied ingevoerd. Met ingang van 18 oktober 2013 werd voor (zowel visumplichtige als van de visumplicht vrijgestelde) onderdanen van derde landen die voor een kort verblijf naar het Schengengebied willen reizen, de maximaal toegestane verblijfsduur gedefinieerd als 'ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen'. Vergeleken met de definitie die tot 18 oktober 2013 gold (drie maanden per periode van zes maanden na de datum van eerste toegang) is het nieuwe begrip preciezer, aangezien de verblijfsduur nu in dagen wordt uitgedrukt in plaats van in maanden. De zinsnede 'na de datum van eerste toegang', die aanleiding gaf tot veel onzekerheid en vragen, werd bovendien geschrapt.

Met de wijziging van de Schengengrenscode zijn alle noodzakelijke wijzigingen aangebracht in het acquis van de EU inzake visa en grenzen, dat bestaat uit de Schengenuitvoeringsovereenkomst, de Schengengrenscode, de Visumcode en Verordening (EG) nr. 539/2001 5 . Het begrip 'kort verblijf' is echter ook opgenomen in internationale overeenkomsten die door de Europese Unie zijn gesloten. In de overeenkomsten inzake de vrijstelling van de visumplicht die zijn gesloten met Antigua en Barbuda 6 , de Bahama’s 7 , Barbados 8 , Brazilië 9 , Mauritius 10 , Saint Kitts en Nevis 11 en de Seychellen 12 werd voor de bepaling van de maximale duur van het visumvrije verblijf nog verwezen naar de oude definitie ("drie maanden per periode van zes maanden na de datum van eerste toegang" 13 ).

Op 16 juli 2014 heeft de Commissie een aanbeveling goedgekeurd voor een besluit van de Raad waarbij machtiging wordt verleend tot het openen van onderhandelingen over wijziging van de overeenkomsten inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf tussen de Europese Unie en de genoemde landen 14 . De Raad heeft dit besluit op 9 oktober 2014 vastgesteld 15 . Het doel was voor deze zeven landen de nieuwe definitie van kort verblijf, zoals in de wijziging van de Schengengrenscode opgenomen, in te voeren. Als 'kort verblijf' in de visumvrijstellingsovereenkomsten in dagen wordt uitgedrukt in plaats van in maanden, is het bovendien eenvoudiger te verifiëren en te berekenen met elektronische/IT-middelen en daardoor beter geschikt voor gecentraliseerde grensbeheersystemen, zoals het voorgestelde inreis-uitreissysteem (EES) 16 .

Naar aanleiding van de machtiging van de Raad heeft de Commissie onderhandelingen geopend over wijziging van de visumvrijstellingsovereenkomsten met de zeven betrokken landen: Antigua en Barbuda, de Bahama’s, Barbados, Brazilië, Mauritius, Saint Kitts en Nevis en de Seychellen.

De onderhandelingen met Brazilië zijn op 31 oktober 2017 met succes afgerond met de parafering van de overeenkomsten tot wijziging van de twee overeenkomsten tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een diplomatiek of dienstpaspoort, en voor houders van een gewoon paspoort. Naast de nieuwe definitie van 'kort verblijf' hebben de twee partijen een aantal technische details vastgesteld (zie verderop), maar alle wijzigingen zijn voor reizigers van onbeduidende strekking.

De specifieke situatie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland komt tot uiting in de preambule van de overeenkomsten.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Beide overeenkomstsluitende partijen moeten volgens hun respectieve procedures hun goedkeuring hechten aan de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië tot wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een gewoon paspoort, hierna 'de overeenkomst' genoemd. Voor de Unie dient de Raad besluiten vast stellen betreffende de ondertekening en de sluiting van de overeenkomst.

Het onderhavige voorstel wordt voorgelegd aan de Raad met het oog op het verlenen van de machtiging voor het sluiten van de overeenkomst.

De overeenkomst waarborgt de juridische samenhang en de harmonisatie tussen de lidstaten, doordat de nieuwe bij de wijziging van de Schengengrenscode ingevoerde definitie van 'kort verblijf' wordt toegepast, waardoor een eenduidige interpretatie van 'kort verblijf' wordt gegeven.

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 77, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), in samenhang met artikel 218 daarvan.

De Unie is niet bevoegd tot wijziging van de visumvrijstellingsovereenkomsten waardoor de vier bij de uitvoering van het Schengenacquis betrokken landen worden gebonden, wat ook geldt voor het gemeenschappelijk visumbeleid. Om een geharmoniseerde aanpak en een geharmoniseerde tenuitvoerlegging van de bepalingen over de duur van het toegestane verblijf in het Schengengebied te verzekeren, is in de overeenkomst een gemeenschappelijke verklaring opgenomen, die luidt dat het wenselijk is dat Brazilië, enerzijds, en IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland, anderzijds, de bestaande bilaterale visumvrijstellingsovereenkomsten in dezelfde zin wijzigen.

Het onderhavige voorstel is het rechtsinstrument voor de sluiting van de overeenkomst. De Raad zal met gekwalificeerde meerderheid een besluit nemen nadat de overeenkomst namens de Unie is ondertekend door een persoon die door het voorzitterschap van de Raad is aangewezen en nadat de goedkeuring van het Europees Parlement is verkregen overeenkomstig artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), VWEU.


Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Op grond van artikel 77, lid 2, onder a), VWEU vallen onderhandelingen over visumvrijstellingsovereenkomsten onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie.

Wanneer de Europese Unie partij is bij een internationale overeenkomst, is het bovendien juridisch niet mogelijk dat een wijziging van zo'n overeenkomst door de lidstaten zelf wordt doorgevoerd. Derhalve is actie op Unieniveau vereist.

Evenredigheid

Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om het doel ervan te verwezenlijken, namelijk de wijziging van de visumvrijstellingsovereenkomst tussen de Federale Republiek Brazilië en de Europese Unie inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een gewoon paspoort.

3. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel houdt geen extra kosten voor de EU-begroting in.

4. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadpleging van belanghebbenden

Op 9 oktober 2014 heeft de Raad onderhandelingsrichtsnoeren aangenomen waarbij de Commissie wordt gemachtigd om met Brazilië onderhandelingen te openen met het oog op het wijzigen van de overeenkomst tussen de twee partijen inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een gewoon paspoort. De lidstaten zijn op de hoogte gehouden van de onderhandelingen tijdens vergaderingen van de Groep visa van de Raad.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Resultaat van de onderhandelingen

De Commissie is van oordeel dat de door de Raad in zijn onderhandelingsrichtsnoeren vastgestelde doelstellingen zijn bereikt en dat de ontwerpovereenkomst aanvaardbaar is voor de Unie.

De ontwerpovereenkomst houdt uiteindelijk het volgende in:

1.

a. Verblijfsduur


De overeenkomst voorziet in visumvrij reizen voor de burgers van de Europese Unie en voor de burgers van Brazilië die naar het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij reizen voor ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen (in de oude bepaling maximaal drie maanden per periode van zes maanden na de datum van eerste toegang). De nieuwe definitie geldt voor de volledige overeenkomst.

b. Slotbepaling – opschorting van de overeenkomst (artikel 9, lid 4)

De laatste zin van artikel 9, lid 4, van de overeenkomst wordt als volgt gewijzigd: 'De overeenkomstsluitende partij die de toepassing van de overeenkomst heeft geschorst, stelt de andere overeenkomstsluitende partij ervan in kennis dat de redenen voor de schorsing niet langer bestaan, zodra dit het geval is, en maakt een einde aan de schorsing.'. Met de toevoeging van 'en maakt een einde aan de schorsing' wordt duidelijker gemaakt dat de schorsing van de visumvrijstelling daadwerkelijk moet worden opgeheven zodra de redenen ervoor niet langer bestaan. Door de wijziging wordt de formulering van de overeenkomst met de Federale Republiek Brazilië inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een gewoon paspoort op één lijn gebracht met die in alle andere visumvrijstellingsovereenkomsten die de Unie in 2015 en 2016 heeft ondertekend. De Groep visa is op 14 juni 2016 over de wijziging geconsulteerd en geen van de lidstaten heeft bezwaren ingebracht.

2.

c. Gemeenschappelijke verklaringen


Aan de overeenkomst worden twee gemeenschappelijke verklaringen gehecht:

- over de interpretatie van de termijn van 90 dagen binnen een periode van 180 dagen, en

- betreffende IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein.

3.

e. Inwerkingtreding


De overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de zesde maand volgende op de datum waarop de laatste overeenkomstsluitende partij de andere partij ervan in kennis heeft gesteld dat de ratificatieprocedures zijn voltooid. Met het oog op de rechtszekerheid en teneinde reizigers in staat te stellen het recht te kennen en na te leven, is een toereikende overgangsperiode noodzakelijk. Wanneer de overeenkomst door alle partijen is geratificeerd, kunnen reizigers tijdens die overgangsperiode van zes maanden hun nog geheel volgens de oude definitie berekende kort verblijf volmaken, voordat de nieuwe definitie van kort verblijf met de achterwaartse referentieperiode van 180 dagen in werking treedt.

Alle overige bepalingen van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een gewoon paspoort blijven ongewijzigd, met inbegrip van het territoriale toepassingsgebied.

6. CONCLUSIE

In het licht van bovenstaande resultaten stelt de Commissie voor dat de Raad, nadat de goedkeuring van het Europees Parlement is verkregen, zijn goedkeuring hecht aan de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië tot wijziging van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf voor houders van een gewoon paspoort.