Toelichting bij COM(2018)835 - Sluiting protocol met Denemarken inzake toegang tot Eurodac voor rechtshandhaving bij het bepalen welk land een asielverzoek afhandelt, incl. rechtshandhaving

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Verordening (EU) nr. 603/2013 1 , waarbij Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin werd herschikt, is vastgesteld en in werking getreden op 19 juli 2013. De verordening is van toepassing sinds 20 juli 2015.

Verordening (EU) nr. 603/2013 maakt het onder meer mogelijk dat Eurodac wordt geraadpleegd door rechtshandhavingsinstanties voor het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten. Rechtshandhavingsinstanties moeten kunnen verzoeken om vergelijking van vingerafdrukgegevens met de gegevens in de centrale gegevensbank van Eurodac wanneer zij de juiste identiteit van een verdachte van terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit wensen vast te stellen of nadere informatie wensen te krijgen over een dergelijke persoon.

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van het titel V-acquis en neemt het derhalve niet deel aan de vaststelling van Verordening (EU) nr. 603/2013.

Op 8 maart 2006 is de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de criteria en instrumenten om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat wordt ingediend in Denemarken of een andere lidstaat van de Europese Unie en „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin 2 , hierna „overeenkomst van 8 maart 2006” genoemd, gesloten.

Denemarken past de asielbepalingen van Verordening (EU) nr. 603/2013 toe in overeenstemming met de overeenkomst van 8 maart 2006. De toegang tot Eurodac voor rechtshandhavingsdoeleinden valt echter niet onder het toepassingsgebied van die overeenkomst.

Tijdens een bijeenkomst op 14 mei 2014 met vertegenwoordigers van de Commissie hebben Denemarken en de geassocieerde landen hun belangstelling bevestigd voor het openen van onderhandelingen met de Europese Unie over een internationale overeenkomst waarbij de toepassing van de rechtshandhavingsbepalingen van Verordening (EU) nr. 603/2013 tot deze landen wordt uitgebreid.

Op 14 december 2015 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te openen over een overeenkomst tussen de Europese Unie, enerzijds, en Denemarken, anderzijds, betreffende de modaliteiten van de deelname van Denemarken aan de procedure voor de vergelijking en verzending van gegevens voor rechtshandhavingsdoeleinden, bedoeld in hoofdstuk VI van Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving.

Deze onderhandelingen zijn afgerond en een overeenkomst in de vorm van een protocol bij de overeenkomst van 8 maart 2006, waarbij de toepassing van de overeenkomst van 8 maart 2006 tot rechtshandhaving wordt uitgebreid, is geparafeerd.

De uitbreiding van de toepassing van de rechtshandhavingsbepalingen van Verordening (EU) nr. 603/2013 tot Denemarken zou het mogelijk maken dat de rechtshandhavingsinstanties van Denemarken verzoeken om een vergelijking van vingerafdrukgegevens met door andere deelnemende staten ingevoerde vingerafdrukgegevens die in de gegevensbank van Eurodac zijn opgeslagen, wanneer zij de identiteit van een verdachte van een ernstig strafbaar feit of terroristisch misdrijf of van een slachtoffer daarvan wensen vast te stellen of meer informatie over een dergelijke persoon wensen te verkrijgen. Tegelijkertijd zou het voor de rechtshandhavingsinstanties van alle andere deelnemende staten, zowel andere lidstaten van de EU als geassocieerde landen, mogelijk worden om met hetzelfde doel te verzoeken om een vergelijking van vingerafdrukgegevens met door Denemarken ingevoerde vingerafdrukgegevens die in de gegevensbank van Eurodac zijn opgeslagen.

Het doel van dit protocol is de totstandbrenging van juridisch bindende rechten en verplichtingen om te waarborgen dat Denemarken effectief deelneemt aan de rechtshandhavingsonderdelen van Verordening (EU) nr. 603/2013. In het protocol wordt bepaald dat alle deelnemende staten die toegang hebben tot Eurodac, zowel lidstaten van de EU als geassocieerde landen en Denemarken, voor rechtshandhavingsdoeleinden toegang krijgen tot gegevens die door andere deelnemende staten zijn ingevoerd.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorstel is verenigbaar met het EU-beleid inzake de toegang tot de gegevensbank van Eurodac.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is verenigbaar met het EU-beleid op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor dit voorstel voor een besluit van de Raad wordt gevormd door artikel 87, lid 2, onder a), en artikel 88, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), VWEU.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De overeenkomst van 8 maart 2006 is een door de EU met Denemarken gesloten internationale overeenkomst. Overeenkomstig het beginsel van subsidiariteit, dat is vastgelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, kunnen de doelstellingen van het protocol bij deze overeenkomst slechts worden bereikt door middel van een voorstel van de Commissie op EU-niveau.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel aangezien het niet verder gaat dan wat nodig is om de doelstelling van effectieve deelname van Denemarken aan de rechtshandhavingsonderdelen van de Eurodac-verordening (Verordening (EU) nr. 603/2013) te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

Een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst is vereist op grond van artikel 218, lid 6, VWEU.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

De Raad (Groep asiel) is geraadpleegd over de inhoud en de voortgang van de onderhandelingen. Het Europees Parlement (Commissie LIBE) is in kennis gesteld.

4. OVERIGE ELEMENTEN

Artikelsgewijze toelichting

Het voorstel bevat een besluit waarbij machtiging wordt verleend tot sluiting van het protocol tussen de EU en Denemarken namens de Europese Unie. In het VWEU wordt bepaald dat de Raad, op voorstel van de Commissie, een besluit vaststelt waarbij machtiging wordt verleend tot ondertekening en sluiting van een internationale overeenkomst.

In het protocol wordt bepaald dat Verordening (EU) nr. 603/2013, wat betreft de toegang tot Eurodac voor rechtshandhavingsdoeleinden, van toepassing is op Denemarken. Het maakt derhalve mogelijk dat de aangewezen rechtshandhavingsinstanties van de andere deelnemende staten en Europol verzoeken om een vergelijking van vingerafdrukgegevens met vingerafdrukgegevens die door Denemarken in Eurodac zijn ingevoerd. Het maakt tevens mogelijk dat de aangewezen rechtshandhavingsinstanties van Denemarken verzoeken om een vergelijking van vingerafdrukgegevens met vingerafdrukgegevens die door andere deelnemende staten in het centrale systeem van Eurodac zijn ingevoerd.

Het protocol waarborgt dat het in de EU van kracht zijnde niveau van bescherming van persoonsgegevens ook geldt voor de verwerking van persoonsgegevens door de autoriteiten van Denemarken en de lidstaten op grond van het protocol. Deze verwerking van persoonsgegevens dient te zijn onderworpen aan normen voor de bescherming van persoonsgegevens volgens nationaal recht die in overeenstemming zijn met Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad.

Het protocol verbindt aan de toegang van Denemarken tot Eurodac voor rechtshandhavingsdoeleinden de voorwaarde dat eerst Besluit 2008/615/JBZ juridisch en technisch ten uitvoer is gelegd wat dactyloscopische gegevens betreft.

In het protocol wordt bepaald dat de mechanismen waarin de overeenkomst van 8 maart 2006 voorziet met het oog op wijzigingen, van toepassing zijn op alle wijzigingen betreffende de toegang tot Eurodac voor rechtshandhavingsdoeleinden.