Toelichting bij COM(2019)517 - Hervormingsprogramma 2019 en convergentieprogramma 2019 van Hongarije

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 5.6.2019


COM(2019) 517 final

Aanbeveling voor een

AANBEVELING VAN DE RAAD

over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Hongarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2019 van Hongarije


2.

Aanbeveling voor een


AANBEVELING VAN DE RAAD

over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Hongarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2019 van Hongarije


DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid 1 , en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

Op 21 november 2018 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2019 voor coördinatie van het economisch beleid. Daarin is terdege rekening gehouden met de Europese pijler van sociale rechten, die op 17 november 2017 door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is afgekondigd. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 21 maart 2019 door de Europese Raad bekrachtigd. Op woensdag 21 november 2018 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Hongarije niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

Op 27 februari 2019 is het landverslag 2019 voor Hongarije 2 gepubliceerd. Daarin werd beoordeeld welke vooruitgang Hongarije heeft gemaakt bij de uitvoering van de door de Raad op 13 juli 2018 vastgestelde landspecifieke aanbevelingen, welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen van de voorgaande jaren, en welke vooruitgang Hongarije heeft geboekt naar zijn nationale Europa 2020-doelstellingen.

Op 30 april 2019 heeft Hongarije zijn nationale hervormingsprogramma 2019 en zijn convergentieprogramma 2019 ingediend. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad 3 kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de desbetreffende programma's te herzien, en wijzigingen daarop voor te stellen, indien dit nodig is om de uitvoering van de betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. In richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om doeltreffendheid van de ESI-fondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur, 4 heeft de Commissie heeft nader aangegeven hoe zij van die bepaling gebruik zal maken.

Hongarije valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en is onderworpen aan de schuldregel. In haar convergentieprogramma 2019 gaat de regering uit van een verbetering van het nominale tekort van 2,2% van het bbp in 2018 tot 1,8% in 2019. Voorzien wordt dat het nominale tekort verder daalt naar 1,2% in 2021 en dat tegen 2023 een begrotingsevenwicht wordt bereikt. Op basis van het herrekende structurele saldo ( 5 ) zou Hongarije in 2022 dicht bij zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn zijn en die het jaar daarop bereiken. Deze doelstelling is aangepast van een structureel tekort van 1,5% van het bbp in 2019 naar 1,0% van het bbp vanaf 2020. Volgens het convergentieprogramma zal de overheidsschuldquote naar verwachting geleidelijk afnemen tot minder dan 60 % tegen eind 2022. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel voor 2019 en opvallend gunstig vanaf 2020. Dit houdt risico's in voor de uitvoering van de tekortdoelstellingen. Tegelijkertijd zijn de maatregelen die nodig zijn om vanaf 2020 de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, niet voldoende gespecificeerd.

Op 22 juni 2018 heeft de Raad overeenkomstig artikel 121, lid 4 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) beslist dat in 2017 in Hongarije een significante afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de doelstelling voor de begroting op middellange termijn bestond. In het licht van de vastgestelde significante afwijking heeft de Raad Hongarije op 22 juni 2018 aanbevolen om de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de nominale groei van de netto primaire overheidsuitgaven in 2018 6 niet meer dan 2,8 % bedraagt, hetgeen overeenstemt met een jaarlijkse structurele aanpassing van 1,0 % van het bbp. Op 4 december 2018 stelde de Raad vast dat Hongarije geen doeltreffende maatregelen had genomen om gevolg te geven aan de Aanbeveling van de Raad van 22 juni 2018 en heeft ze een herziene aanbeveling gedaan. In de nieuwe aanbeveling verzoekt de Raad Hongarije om de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de nominale groei van de netto primaire overheidsuitgaven in 2019 niet meer dan 3,3 % bedraagt, hetgeen overeenstemt met een jaarlijkse structurele aanpassing van 1,0 % van het bbp. Op XX juni 2019 stelde de Raad vast dat Hongarije geen doeltreffende maatregelen had genomen om gevolg te geven aan de Aanbeveling van de Raad van 4 december 2018. Op basis van de resultaten van 2018 bleek Hongarije significant af te wijken van het in 2018 aanbevolen aanpassingstraject.

Overeenkomstig artikel 121, lid 4, VWEU en artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad heeft de Commissie Hongarije op 5 juni 2019 gewaarschuwd dat in 2018 een significante afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn is vastgesteld. Op XX juni 2019 heeft de Raad Hongarije een volgende aanbeveling gedaan waarin wordt bevestigd dat Hongarije de nodige maatregelen moet nemen om ervoor te zorgen dat de nominale groei van de netto primaire overheidsuitgaven in 2019 niet meer dan 3,3 % bedraagt, hetgeen overeenstemt met een jaarlijkse structurele aanpassing van 1,0 % van het bbp. Op basis van de voorjaarsprognoses 2019 van de Commissie bestaat het risico dat er in 2019 van die aanbevolen aanpassing zal worden afgeweken.

Op XX juni 2019 heeft de Raad Hongarije aanbevolen om ervoor te zorgen dat de nominale groei van de netto primaire overheidsuitgaven in 2020 niet meer dan 4,7 % bedraagt, hetgeen overeenstemt met een jaarlijkse structurele aanpassing van 0,75 % van het bbp. Dit zou Hongarije op een passend aanpassingstraject brengen in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn. Op basis van de voorjaarsprognoses 2019 van de Commissie bestaat het risico dat er in 2020 van die aanbevolen aanpassing zal worden afgeweken. Over het geheel genomen is de Raad van oordeel dat vanaf 2019 belangrijke verdere maatregelen nodig zullen zijn om te voldoen aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact, overeenkomstig de aanbeveling aan Hongarije van XX juni 2019 met het oog op de correctie van de vastgestelde significante afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn.

De totale arbeidsparticipatie is significant verbeterd in een periode van sterke economische groei, maar niet alle groepen hebben hiervan in dezelfde mate geprofiteerd. De kloof tussen mannen en vrouwen en tussen groepen met verschillende opleidingsprofielen op het gebied van werkgelegenheid en lonen blijft groter dan het EU-gemiddelde. Het verschil in arbeidsparticipatie tussen mannen en vrouwen is groot, wat gedeeltelijk kan worden verklaard door een beperkte beschikbaarheid van kinderopvang van goede kwaliteit. Verschillende kwetsbare groepen, zoals Roma en personen met een handicap, hebben zwakke arbeidsmarktresultaten. Hoewel er minder deelnemers zijn aan het programma voor gemeenschapswerk, dat niet doeltreffend is om werkzoekenden aan banen te helpen op de primaire arbeidsmarkt, is het aantal deelnemers toch nog aanzienlijk. Andere beleidsmaatregelen om werklozen en inactieven weer aan het werk te helpen of bijscholing te laten volgen, zijn onvoldoende gericht. De ontwikkeling van digitale vaardigheden zou kunnen helpen om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Recente maatregelen moeten dienen om meer gepensioneerde arbeiders terug aan een baan te helpen en om hun aantal op lange termijn te doen toenemen. De algemene armoedesituatie van Hongarije evolueert sinds 2013 positief. De maximale duur van drie maanden voor werkloosheidsuitkeringen is de kortste in de EU en ligt ver onder de gemiddelde tijd die nodig is om een baan te vinden.

Het percentage personen dat armoede en sociale uitsluiting riskeert, neemt af. Er heeft een duidelijke verschuiving plaatsgevonden van sociale uitkeringen naar aan werk gerelateerde gezinsuitkeringen en uitkeringen in natura, die echter onvoldoende afgestemd zijn op de armen. Hoewel subsidies voor eigenwoningbezit zijn uitgebreid, is het aanbod voor sociale huisvesting niet verbeterd.

De onderwijsresultaten liggen onder het EU-gemiddelde en vertonen sterke regionale ongelijkheden. Het aantal voortijdig schoolverlaters en het aantal diploma’s hoger onderwijs liggen respectievelijk boven en onder het EU-gemiddelde. Het onderwijssysteem belemmert de sociale mobiliteit. Leerlingen worden vroeg naar verschillende schooltypes gestuurd, wat leidt tot een grote kloof in de onderwijsresultaten en arbeidstrajecten. Het percentage scholen met een meerderheid Romaleerlingen is van 10% in 2008 gestegen tot 15% in 2017. Het effect van de recente maatregelen met het oog op de gelijke spreiding van kansarme leerlingen over de scholen wordt beperkt door het feit dat het vrij onderwijs geen verplichting heeft om dergelijke leerlingen op te nemen. Kansarme kinderen zitten doorgaans geconcentreerd in middelbare scholen voor beroepsonderwijs, waar het niveau van de basisvaardigheden lager ligt, het uitvalpercentage hoger is, en afgestudeerden geconfronteerd worden met lagere lonen en minder carrièremogelijkheden. De beperkte deelname van kansarme groepen, met name Roma, aan kwaliteitsonderwijs, is een gemiste kans om menselijk kapitaal op te bouwen. Het lerarentekort blijft ook problematisch. De lonen van leerkrachten zijn de afgelopen jaren wel gestegen, maar zijn nog steeds relatief laag in vergelijking met andere afgestudeerden uit het hoger onderwijs. Het lage aantal studenten in het hoger onderwijs komt niet overeen met de grote vraag naar hooggekwalificeerde werknemers en de loonpremie van afgestudeerden uit het hoger onderwijs, die de hoogste is binnen de EU. Hongaarse instellingen voor hoger onderwijs hebben de minste financiële autonomie in de EU. Bovendien deed de wijziging van de wet op het hoger onderwijs van april 2017 verdere vragen rijzen over de academische vrijheid. Die wijziging legt immers bijkomende vereisten vast voor internationale universiteiten die in Hongarije onderwijs willen aanbieden. In 2018 kondigde de op internationaal vlak meest gewaardeerde Hongaarse universiteit aan dat er plannen in de maak waren om het land te verlaten vanwege de onzekerheid over de regelgeving als gevolg van deze wetswijziging.

De gezondheidsresultaten lopen achter op die van de meeste andere EU-landen, als gevolg van ongezonde levensstijlen en de beperkte doeltreffendheid van de gezondheidszorg. Het tabaks- en alcoholgebruik en het aantal obesitasgevallen behoren tot de hoogste van de EU. Hongaren lopen een van de grootste risico’s in de EU op overlijden ten gevolge van slechte luchtkwaliteit. Het aantal vermijdbare sterfgevallen is een van de hoogste in de EU, deels vanwege ontoereikende screening en eerstelijnszorgbeheer. Er zijn significante socio-economische verschillen tussen de toegang van Hongaren tot hoogwaardige zorg. De overheidsuitgaven voor gezondheidszorg liggen onder het EU-gemiddelde en burgers betalen vaak uit eigen zak om toegang te krijgen tot hoogwaardige zorg. Dat vergroot het risico op verdere verbreding van de socio-economische gezondheidskloof. Ziekenhuizen blijven in het systeem centraal staan en eerstelijnszorg is een zwak punt, met name op het vlak van de vroegtijdige opsporing en voorkoming van chronische ziekten. In armere gebieden belemmert het tekort aan medisch personeel de toegang tot gezondheidszorg.

Investeren in onderzoek en innovatie zou de bescheiden innovatieprestaties van Hongarije kunnen verbeteren en de productiviteit doen toenemen. De geringe verwerving van intellectueel vermogen tekent zich af in het lage aantal aanvragen voor patenten, handelsmerken en ontwerpen, maar ook in het klein aantal innovatieve bedrijven en de beperkte mate van internationalisering door kleine en middelgrote ondernemingen. Kleinere firma’s zijn bijzonder terughoudend op het vlak van innovatie, wat hun betrokkenheid in de mondiale waardeketen belemmert. O&O binnen de zakenwereld is beperkt tot enkele grote, meestal buitenlandse bedrijven, en kan rekenen op genereuze overheidssteun. Door de samenwerking tussen de zakenwereld en wetenschap te ondersteunen zouden de innovatieprestaties en technologietransfer worden verbeterd. De kwaliteit van publieke wetenschap lijdt onder inefficiënt O&O-beleid en gebrek aan financiering. Overheidsuitgaven voor O&O liggen immers ver onder het EU-gemiddelde. Recente beleidsmaatregelen die gericht zijn op het schrappen van financiering en die de autonomie van academische onderzoeksfora beperken, creëren een gevoel van onzekerheid binnen deze fora. Dat kan ertoe leiden dat de meest talentvolle onderzoekers het land verlaten en zo een aanhoudende daling in onderzoekskwaliteit teweeg brengen.

In kansarme gebieden werken slechte aansluitingen in het openbaar vervoer en hoge kosten van het woon-werkverkeer werkloosheid in de hand. Het wegen- en spoornet zijn in slechte staat, wat de mobiliteit belemmert en de reisveiligheid vermindert. Meer dan de helft van het wegennet is in slechte staat, in het bijzonder in de kansarme gebieden. Transportnetwerken zijn gecentreerd op Boedapest, terwijl de lokale netwerken en verbindingen die dwars door het land lopen ondermaats zijn ontwikkeld. Filevorming is een groeiend probleem en belemmert de productiviteit in de stedelijke gebieden van Hongarije. Bovendien is de uitstoot van broeikasgassen door wegvervoer de laatste 5 jaar sterk toegenomen. De binnenscheepvaart op de Donau, die te kampen heeft met een lage waterstand, zou kunnen worden verbeterd door een lossere regelgeving.

Efficiënt energiegebruik in woningen blijft een zwak punt. Het netwerk voor elektriciteitsopwekking moet voorbereid worden op de steeds grotere rol van gedecentraliseerde, hernieuwbare elektriciteitsopwekking. De helft van het grondgebied van Hongarije is in significante mate blootgesteld aan de risico’s van de klimaatverandering, zoals droogte en overstromingen. Er zijn dus langs de belangrijkste rivieren investeringen vereist in waterbeheer. Luchtvervuiling en waterkwaliteit blijven problematisch. De voornaamste vervuilingsbronnen zijn de emissies van stookinstallaties op vaste brandstoffen in woningen, landbouw en vervoer. De kringloopeconomie zit nog in een beginfase, er wordt op gemeentelijk niveau weinig afval gerecycled, en bestaande economische instrumenten volstaan niet om de milieuproblemen van Hongarije aan te pakken.

De voorkoming en vervolging van corruptie blijft zorgen baren. Volgens verschillende indicatoren is de blootstelling van Hongarije aan corruptie in de afgelopen jaren toegenomen. Corruptierisico’s en vriendjespolitiek verstoren de toewijzing van middelen, want die geraken niet tot bij de meest productieve bedrijven. De werking van het openbaar ministerie is van essentieel belang voor de bestrijding van corruptie. Er zijn met relatief succes maatregelen toegepast om corruptie op lage niveaus te bestrijden, maar er is nog geen teken van doelbewuste maatregelen om corruptie te vervolgen wanneer er ernstige beschuldigen worden geuit aan het adres van hoge ambtenaren of hun directe kring. De verantwoordingsplicht voor beslissingen om onderzoeken af te sluiten is problematisch, want er bestaan geen doeltreffende maatregelen om zulke beslissingen te betwisten. De voorkoming van corruptie wordt verder belemmerd door de beperkingen die overheidsinstellingen opleggen, zoals de ontradende vergoedingen om toegang tot informatie te krijgen.

Checks-and-balances zijn cruciaal om rechterlijke onafhankelijkheid te garanderen, maar die zijn juist afgezwakt binnen de gewone rechtbanken. De Nationale Raad voor Justitie heeft het steeds moeilijker om een tegengewicht te bieden aan de macht van de voorzitter van de nationale gerechtelijke autoriteit. Dit leidt tot bezorgdheid over de onafhankelijkheid van de rechtspraak. Wat de wet op de administratieve rechtbanken betreft, werd er vastgesteld dat de regering op 30 mei 2019 een voorstel heeft ingediend tot intrekking van de wet op de inwerkingtreding en overgangsbepalingen van de wet op de administratieve rechtbanken.

Het kader voor overheidsopdrachten is de laatste jaren verbeterd, maar de mededinging krijgt nog steeds te maken met belemmeringen. Hieronder vallen procedures die niet geheel openbaar verlopen en systematische onregelmatigheden tijdens deze procedures, met name ontoereikende selectie- en contractcriteria en een ongelijke behandeling van de inschrijvers. Sommige indicatoren wijzen op verbeteringen, maar het aantal procedures met slechts één inschrijver is nog steeds hoog. Een wijdverbreider gebruik van elektronische aanbestedingsprocedures zou kunnen zorgen voor meer doeltreffendheid en transparantie.

De structuren en processen voor sociaal overleg blijven in Hongarije onvoldoende ontwikkeld en laten de sociale partners niet toe zinvol bij te dragen aan de vormgeving en de uitvoering van het beleid. De zwakke deelname van belanghebbenden en de beperkte transparantie ondermijnen de empirische onderbouwing en de kwaliteit van de beleidsvorming. Hierdoor wordt de regelgeving vaak en onvoorspelbaar aangepast, wat investeringen van een hoge toegevoegde waarde ontmoedigt.

Er zijn maatregelen genomen om het belastingstelsel te verbeteren, maar sommige problemen blijven voortbestaan. De belastingsdruk op arbeid is verlaagd, maar blijft hoog voor arbeiders met lage inkomens. Sectorspecifieke belastingen en een grote hoeveelheid kleine belastingen maken het belastingstelsel ingewikkeld en verhogen de nalevingskosten, vooral voor kleinere bedrijven.

Belemmerende regelgeving en staatsinmenging in de productmarkten hinderen de selectie van efficiënte ondernemingen en beperken de mededinging. De autoriteiten blijven bepaalde diensten toevertrouwen aan staatsbedrijven of speciaal daartoe opgerichte privébedrijven. Bepaalde op maat gesneden wetgeving en maatregelen en ad-hocvrijstellingen van de mededingingsregels belemmeren het functioneren van de markt en staan investeringen in de weg. Een volgend probleem is de onvoorspelbaarheid van het rechtskader, met name in de detailhandel, die in de afgelopen jaren met frequente wijzigingen van de regelgeving te kampen had. Vorig jaar is er nieuwe wetgeving aangenomen die bepaalt dat een bijkomende, speciale vergunning vereist is om ruimten voor detailhandel anders te gebruiken of te herontwerpen. De regulering van beroepen blijft eveneens restrictief. Het gebrek aan mededinging in deze sectoren kan nadelige gevolgen hebben voor de innovatie en efficiëntie.

De strijd tegen agressieve fiscale planning is essentieel om belastingstelsels doeltreffender en eerlijker te maken. De overloopeffecten van de agressieve fiscale planningsstrategieën van belastingplichtigen tussen de lidstaten vereisen een gecoördineerd optreden van het nationale beleid ter aanvulling van de EU-wetgeving. Hongarije heeft maatregelen genomen tegen agressieve fiscale planning, maar het land stelt ook betrekkelijk grote kapitaalinstromen vast, die binnenkomen via voor bijzondere doelen opgerichte entiteiten. Dergelijke entiteiten hebben echter een verwaarloosbaar effect op de reële economie. De afwezigheid van bronbelasting op uitgaande (d.w.z. van EU-ingezetenen aan ingezetenen van derde landen) dividend-, rente- en royaltybetalingen door in Hongarije gebaseerde bedrijven kan ertoe leiden dat over die betalingen in het geheel geen belasting wordt geheven indien daarover in de ontvangende jurisdictie evenmin belasting verschuldigd is.

De programmering van de EU-middelen voor de periode 2021-2027 zou enkele tekortkomingen die in de aanbevelingen worden aangekaart kunnen helpen aanpakken, meer bepaald op gebieden van bijlage D bij het landverslag 7 . Dit zou Hongarije in de gelegenheid stellen optimaal gebruik te maken van deze middelen naargelang de geïdentificeerde sectoren, rekening houdend met regionale verschillen.

In de context van het Europees Semester 2019 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Hongarije verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2019. Voorts heeft de Commissie zowel het convergentieprogramma 2019 als het nationale hervormingsprogramma 2019 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in de voorgaande jaren tot Hongarije zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Hongarije, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma 2019 onderzocht en zijn advies 8 daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Hongarije in 2019 en 2020 de volgende actie onderneemt:

1. De naleving van de Aanbeveling van de Raad van XX juni 2019 verzekeren, met het oog op de correctie van de significante afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn.

2. De integratie van de meest kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt voortzetten, met name door bijscholing en door de toereikendheid van sociale bijstand en werkloosheidsuitkeringen te verbeteren. De onderwijsresultaten verbeteren en de participatie van kansarme groepen, met name Roma, aan kwaliteitsvol regulier onderwijs verhogen. De gezondheidsresultaten verbeteren door preventieve maatregelen op het gebied van gezondheid te ondersteunen en eerstelijnszorg te versterken.

3. Het investeringsgerelateerd economisch beleid richten op onderzoek en innovatie, koolstofarm energiegebruik en vervoer, afvalverwerkingsinfrastructuur, en hulpbronnen- en energie-efficiëntie, rekening houdend met regionale verschillen. De mededinging bevorderen bij aanbestedingsprocedures.

4. Het kader ter bestrijding van corruptie versterken, met name door de inspanningen van het openbaar ministerie te bevorderen, de toegang tot openbare informatie te vergemakkelijken, en de rechterlijke onafhankelijkheid te versterken. De kwaliteit en de transparantie van het besluitvormingsproces verbeteren door doeltreffend sociaal overleg en betrokkenheid van andere belanghebbenden en door periodieke, passende effectbeoordelingen. Het belastingstelsel verder vereenvoudigen en het tegelijkertijd wapenen tegen het risico op agressieve fiscale planning. De mededinging en de voorspelbaarheid van de regelgeving versterken in de dienstensector.

Gedaan te Brussel,

3.

Voor de Raad


De voorzitter

(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) SWD(2019) 1016 final.
(3) Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
(4) COM(2014) 494 final.
(5) Het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat de Commissie aan de hand van de gezamenlijk overeengekomen methode heeft herrekend.
(6) De netto-overheidsuitgaven omvatten de totale overheidsuitgaven zonder rekening te houden met rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma's van de Unie die volledig met inkomsten uit fondsen van de Unie worden gefinancierd en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa worden gespreid over een periode van vier jaar. Er wordt rekening gehouden met discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet verplicht gestelde inkomstenstijgingen. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als de uitgavenzijde worden uitgevlakt.
(7) SWD(2019) 1016 final.
(8) Op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad.