Toelichting bij COM(2020)58 - Standpunt EU over wijzigingen van de verdragen over verontreiniging door schepen en over de beveiliging van mensenlevens op zee en van de IGF-Code

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de 75e zitting van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de Internationale Maritieme Organisatie (MEPC 75) van 30 maart tot en met 3 april 2020 in Londen en op de 102e zitting van de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie (MSC 102) van 13 tot en met 22 mei 2020 in Londen, ten aanzien van de beoogde vaststelling van wijzigingen van bijlage VI bij het Marpol betreffende de consequente toepassing van de zwavelgrenswaarde van 0,5 %, van wijzigingen van het SOLAS, hoofdstuk II-1: voorschrift 3-8 van deel A-1 betreffende sleep- en meeruitrusting, voorschrift 7-2 van deel B-1 betreffende de berekening van de factor si en betreffende de delen B-2 tot en met B-4 aangaande de waterdichtheid, en van wijzigingen van de delen A-1 en B-1 van de International Code of Safety for Ships Using Gases or other Low-flashpoint Fuels (IGF-code).

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie

De Internationale Maritieme Organisatie (IMO) is opgericht bij het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie. Het IMO is opgericht als forum voor samenwerking op het gebied van regelgeving en praktijken betreffende alle soorten technische aangelegenheden die van invloed zijn op de internationale commerciële scheepvaart. De IMO wil ook de algemene vaststelling stimuleren van de hoogst haalbare normen op het gebied van de veiligheid van de zeevaart, de efficiëntie van de scheepvaart en de preventie en bestrijding van verontreiniging van de zee door schepen, en een gelijk speelveld bevorderen. Ten slotte behandelt de IMO de bijbehorende administratieve en juridische kwesties.

Het verdrag is op 17 maart 1958 in werking getreden.

Alle lidstaten zijn partij bij het verdrag.

Alle lidstaten zijn partij bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973 (Marpol), dat op 2 oktober 1983 in werking is getreden, en bij bijlage VI, die op 18 mei 2005 in werking is getreden. De Unie is geen partij bij het Marpol.

Alle lidstaten zijn partij bij het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1974 (SOLAS), dat op 25 mei 1980 in werking is getreden. De Unie is geen partij bij het SOLAS.

De International Code of Safety for Ship Using Gases or Other Low-flashpoint Fuels (IGF-code) is verplicht gesteld in het kader van het SOLAS. De bedoeling is te voorzien in een internationale norm voor schepen die gas of vloeistoffen met een laag vlampunt als brandstof gebruiken. De code heeft betrekking op alle gebieden die bijzondere aandacht vereisen voor het gebruik van gas of vloeistoffen met een laag vlampunt als brandstof. De code bevat criteria voor de regeling en installatie van voortstuwings- en hulpwerktuigen die aardgas als brandstof gebruiken en die in termen van veiligheid, betrouwbaarheid en afhankelijkheid een gelijkwaardig integriteitsniveau hebben als kan worden bereikt met nieuwe en vergelijkbare conventionele op olie werkende hoofd- en hulpwerktuigen.

2.2.De Internationale Maritieme Organisatie

De Internationale Maritieme Organisatie (IMO) is een gespecialiseerd agentschap van de Verenigde Naties dat verantwoordelijk is voor de veiligheid en betrouwbaarheid van de scheepvaart en de preventie van verontreiniging van de zee door schepen. Zij bepaalt wereldwijd normen voor de veiligheid, de betrouwbaarheid en de milieuprestaties van de internationale scheepvaart. Haar belangrijkste rol is een billijk en doeltreffend regelgevingskader voor de scheepvaartsector creëren dat wereldwijd wordt goedgekeurd en toegepast.

Elk land kan tot de IMO toetreden; alle EU-lidstaten zijn lid van de organisatie. De Europese Commissie heeft sinds 1974 de status van waarnemer in de IMO op grond van een samenwerkingsregeling tussen de Intergouvernementele Maritieme Consultatieve Organisatie (IMCO) en de Commissie van de Europese Gemeenschappen inzake aangelegenheden die voor de partijen van gemeenschappelijk belang zijn.

De Commissie voor de bescherming van het mariene milieu bestaat uit alle leden van de IMO en komt minstens eenmaal per jaar samen. Zij behandelt milieukwesties die onder de bevoegdheid van de IMO vallen en die verband houden met het toezicht op en de preventie van verontreiniging door schepen die onder het Marpol valt, waaronder olie, chemicaliën die in bulk worden vervoerd, afvalwater, afval en uitstoot van schepen waaronder luchtverontreinigende stoffen en broeikasgassen. De commissie is ook bevoegd voor het beheer van ballastwater, aangroeiwerende systemen, scheepsrecycling, voorbereiding op en bestrijding van verontreiniging en de vaststelling van bijzondere gebieden en bijzonder gevoelige maritieme gebieden.

De Commissie voor de bescherming van het mariene milieu treft de nodige voorzieningen om de taken uit te voeren die haar zijn toegewezen in het kader van het IMO-verdrag en door de algemene vergadering of de raad van de IMO, of de taken die haar binnen het bovengenoemde toepassingsgebied kunnen zijn toegewezen in het kader van een ander internationaal instrument en die door de IMO zijn goedgekeurd. Besluiten van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu en haar nevenorganen worden aangenomen door een meerderheid van de leden.

Ook de Maritieme Veiligheidscommissie bestaat uit alle leden van de IMO en komt minstens eenmaal per jaar samen. Zij behandelt alle onderwerpen die onder de bevoegdheid van de IMO vallen en die verband houden met hulpsystemen voor de scheepvaart, de bouw en uitrusting van vaartuigen, de veiligheid van de bemanning, regels voor het voorkomen van aanvaringen, de behandeling van gevaarlijke vracht, maritieme veiligheidsprocedures en ‑eisen, hydrografische informatie, logboeken en navigatiegegevens, onderzoek naar scheepvaartongevallen, reddingen en andere aangelegenheden die rechtstreeks verband houden met de veiligheid op zee.

De Maritieme Veiligheidscommissie treft de nodige voorzieningen om de taken uit te voeren die haar zijn toegewezen in het kader van het IMO-verdrag en door de algemene vergadering of de raad van de IMO, of de taken die haar binnen het bovengenoemde toepassingsgebied kunnen zijn toegewezen in het kader van een ander internationaal instrument en die door de IMO zijn goedgekeurd. Besluiten van de Maritieme Veiligheidscommissie en haar nevenorganen worden aangenomen door een meerderheid van de leden.

2.3.De beoogde handeling van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO

Op de 75e zitting van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu (MEPC 75) van 30 maart tot en met 3 april 2020, moet de commissie wijzigingen van bijlage VI bij het Marpol aannemen. Die wijzigingen hebben betrekking op de toepassing van de zwavelgrenswaarde van 0,5 % voor brandstofolie aan boord van schepen. De beoogde wijzigingen van bijlage VI bij het Marpol hebben tot doel de consequente toepassing van de zwavelgrenswaarde van 0,5 % te ondersteunen.

In 2008 heeft de IMO een resolutie tot wijziging van bijlage VI bij het Marpol aangenomen met voorschriften voor de preventie van luchtverontreiniging door schepen. De herziene bijlage VI bij het Marpol is op 1 juli 2010 in werking getreden. Er werden onder meer strengere zwavelgrenswaarden voor scheepsbrandstoffen ingevoerd in gebieden voor emissiebeheersing van SOx en in zeegebieden buiten gebieden voor emissiebeheersing van SOx.

De strenge handhaving van de brandstofolienorm die is vastgelegd in voorschrift 14.1.3 van bijlage VI bij het Marpol en die sinds 1 januari 2020 van kracht is, is belangrijk om tot een consequente uitvoering en een doeltreffende handhaving van een wereldwijde zwavelgrenswaarde van 0,5 % te komen. De beoogde wijzigingen van bijlage VI bij het Marpol hebben tot doel de effectieve uitvoering van voorschrift 14.1.3 te verzekeren, ten einde de uitstoot van SOx en deeltjes in de atmosfeer door scheepsmotoren aanzienlijk te verminderen en de gezondheid van de mens en het mariene milieu te beschermen.

2.4.De beoogde handeling van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO

De Maritieme Veiligheidscommissie moet op haar 102e zitting (MSC 102) van 13 tot en met 22 mei 2020 wijzigingen van het SOLAS en wijzigingen van voorschrift 11 van de IGF-code aannemen.

De beoogde wijzigingen van voorschrift 3-8 van deel A-1 van hoofdstuk II-1 van het SOLAS houden verband met veilig slepen en afmeren. De wijzigingen van de delen B, B-1 en B-2 tot en met B-4 van hoofdstuk II-1 van het SOLAS hebben tot doel de samenhang met betrekking tot de waterdichtheid te verzekeren. Over het algemeen zijn niet alle scheepstypes uitgerust met de desbetreffende meters (roerstandaanwijzers, schroeftachometers, stuwkrachtmeters, spoedmeters en meters die de operationele modus aangeven).

De beoogde wijzigingen van voorschrift 11 van de IGF-code hebben tot doel de samenhang in de huidige voorschriften van de code voor schepen die aardgas als brandstof gebruiken, te verzekeren door de nodige wijzigingen in te voeren op basis van de ervaring die is opgedaan bij de toepassing van de code.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

3.1.Wijzigingen van bijlage VI bij het Marpol

Op de 71e zitting van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu (MEPC 71) van 3 tot en met 7 juli 2017 in Londen werd een nieuwe bijdrage over de “Consequente toepassing van voorschrift 14.1.3 van bijlage VI bij het Marpol” goedgekeurd voor opname in de tweejaarlijkse agenda voor 2018-2019 van de subcommissie inzake de preventie en bestrijding van verontreiniging en in de voorlopige agenda van de 5e zitting van de subcommissie inzake de preventie en bestrijding van verontreiniging (PPR 5), ten einde die in 2019 te voltooien.

Op PPR 5, van 5 tot en met 9 februari 2018 in Londen, werd een ontwerp van wijziging van voorschrift 14 van bijlage VI bij het Marpol opgesteld betreffende een verbod op het vervoer van niet-conforme brandstofolie voor verbrandingsdoeleinden voor de voortstuwing of het gebruik aan boord van schepen. Op de 72e zitting van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu (MEPC 72), van 9 tot en met 13 april 2018 in Londen, werden de ontwerpwijzigingen van bijlage VI bij het Marpol lichtjes gewijzigd en goedgekeurd.

De tussentijdse bijeenkomst over de consequente toepassing van voorschrift 14.1.3 van bijlage VI bij het Marpol vond plaats in Londen van 9 tot en met 13 juli 2018. De Europese Unie heeft document ISWG-AP 1/3/2, met voorgestelde wijzigingen van voorschrift 14 en voorschrift 18, ingediend.

Op MEPC 73 zijn de bij resolutie MEPC.305 (73) overeengekomen wijzigingen goedgekeurd. Op MEPC 73 is vastgesteld dat die wijzigingen worden geacht te zijn aanvaard op 1 september 2019 en dat zij in werking treden op 1 maart 2020.

Op PPR 6, van 18 tot en met 22 februari 2019 in Londen, zijn ontwerpwijzigingen opgesteld van:

–voorschrift 1 betreffende de toepassing van de voorschriften;

–voorschrift 2, met begripsomschrijvingen van “zwavelgehalte van brandstofolie”, “brandstof met een laag vlampunt”, “bemonstering uit hoofde van MARPOL”, “bemonstering tijdens gebruik” en “bemonstering aan boord”;

–voorschrift 14 betreffende het nemen van monsters en het uitvoeren van tests van brandstofolie tijdens gebruik en aan boord met het oog op een bemonstering uit hoofde van MARPOL Bijlage VI;

–voorschrift 18 betreffende de verificatieprocedure;

–aanhangsel I betreffende de “Aanvulling op het IAPP-certificaat”, aangaande het bemonsteringspunt voor brandstofolie; en

–aanhangsel VI betreffende de verificatieprocedure voor brandstofoliemonsters uit hoofde van MARPOL Bijlage VI.

Op PPR 6 werden die wijzigingen doorverwezen naar MEPC 74, waar ze werden goedgekeurd en voor aanneming werden doorverwezen naar MEPC 75.

De wijzigingen van de voorschriften 1, 2, 14, 18, 20 en 21 en van de aanhangsels I en VI van bijlage VI bij het Marpol zijn uiteengezet in IMO-document MEPC 75/3. In punt 5.116 van het verslag van MEPC 74 (MEPC 74/18) is vermeld dat de wijzigingen naar verwachting zullen worden aangenomen tijdens MEPC 75.

In het licht van de aangescherpte uitvoeringsbepalingen van Richtlijn (EU) 2016/802 moet de Unie deze wijzigingen steunen aangezien zij de noodzaak weerspiegelen om de zwavelgrenswaarde van 0,5 % voor scheepsbrandstof wereldwijd op robuuste en ondubbelzinnige wijze te handhaven. Daardoor zullen de uitstoot van zwaveloxide en de schadelijke gevolgen daarvan voor mens en natuur effectief worden verminderd, terwijl concurrentieverstoring in de sector wordt voorkomen.

3.2.Wijzigingen van hoofdstuk II-1 van het Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS)

1.

3.2.1.Wijzigingen van SOLAS-hoofdstuk II-1/A-1/3-8 betreffende sleep- en meeruitrusting


Veilig afmeren is door de EU als een nieuw ongepland onderwerp op de agenda geplaatst op de 95e zitting van de MSC (document MSC 95/19/2) en door de MSC aanvaard. Ook een Japans voorstel inzake het onderhoud en de vervanging van beschadigde of versleten meertouwen (document MSC 95/19/13) werd door de MSC aanvaard. Het punt werd vervolgens behandeld door de subcommissie scheepsontwerp en -bouw (SDC) in een werkgroep en een correspondentiegroep onder de gezamenlijke coördinatie van Denemarken en Japan. Op de 6e zitting van de SDC (SDC 6) zijn de ontwerpwijzigingen van het SOLAS en de bijbehorende richtsnoeren en adviezen afgerond. Op de 101e zitting van de Maritieme Veiligheidscommissie (MSC 101) zijn de resultaten van de SDC behandeld, namelijk:

–wijzigingen van SOLAS-voorschrift 3-8 van deel A-1 van hoofdstuk II-1;

–richtsnoeren voor het ontwerp van afmeervoorzieningen en de keuze van geschikte afmeeruitrusting en onderdelen voor veilig afmeren;

–richtsnoeren voor de inspectie en het onderhoud van afmeeruitrusting, waaronder meertouwen;

–gewijzigde adviezen inzake sleep- en meeruitrusting aan boord van een schip en het bijbehorende ontwerp van MSC-circulaire MSC.1/Circ.1175/Rev.1; en

–alle bijbehorende ontwerpcirculaires van de MSC.

Op MSC 101 zijn de ontwerpwijzigingen van het SOLAS in bijlage 25 van MSC-verslag MSC 101/24 Add.1 goedgekeurd. De bijbehorende richtsnoeren en adviezen zijn in beginsel goedgekeurd op MSC 101 en zullen uiteindelijk worden goedgekeurd samen met de vaststelling van de ontwerpwijzigingen van het SOLAS. In de punten 12.2-9 van het verslag van MSC 101 (MSC 101/24) is vermeld dat de wijzigingen van het SOLAS en de bijbehorende richtsnoeren en adviezen wellicht zullen worden vastgesteld en goedgekeurd op MSC 102.

De wijzigingen van het SOLAS en de bijbehorende richtsnoeren, adviezen en MSC-circulaires houden een uitgebreide aanpassing van de huidige regeling inzake afmeren in. Zij sluiten aan bij het doel van het oorspronkelijke voorstel van de Unie, zodat de Unie de vaststelling van de wijzigingen van het SOLAS en de goedkeuring van de desbetreffende instrumenten moet steunen.

3.2.2.Waterdichtheid – Samenhang tussen de voorschriften van het SOLAS, hoofdstuk II-1 B, B-1 en B-2 tot en met B-4

Op haar 96e zitting heeft de MSC ingestemd met de toevoeging van een punt inzake de “herziening van het SOLAS, hoofdstuk II-1, delen B-2 tot en met B-4, ten einde de samenhang te verzekeren met de delen B en B-1 met betrekking tot de waterdichtheid” aan de tweejaarlijkse agenda 2018-2019 van de commissie, waarbij de SDC is aangewezen als coördinerende instantie.

Op SDC 6 is de laatste hand gelegd aan de ontwerpwijzigingen van het SOLAS en zijn die doorverwezen naar MSC 101. De wijzigingen van de delen B, B-1 en B-2 tot en met B-4 van hoofdstuk II-1 van het SOLAS zijn opgenomen in bijlage 25 bij document MSC 101/24 Add.1.

Wat betreft de berekening van de factor si in voorschrift 7-2 van hoofdstuk II-1, deel B-1, van het SOLAS kwam de SDC tot de conclusie dat, hoewel een wijziging van SOLAS-voorschrift II-1/7-2.5 buiten het bestek van dit punt viel, een wijziging van het SOLAS de efficiëntste en doeltreffendste manier was om de inherente inconsequenties aan te pakken in SOLAS-voorschrift II-1/7-2.5.2.1 met betrekking tot deuren in schotten boven het schottendek die in de berekeningen van de lekstabiliteit waterdicht worden geacht. Op SDC 6 is overeengekomen om MSC 101 te verzoeken om in te stemmen met die aanpak van de inconsequenties tussen de verschillende punten van deel B van hoofdstuk II-1 van het SOLAS betreffende de waterdichtheid. MSC 101 heeft daarmee ingestemd (zie punt 12.10 van het verslag van MSC 101 (MSC 101/24)) en de wijzigingen zijn ook opgenomen in bijlage 25 van document MSC 101/24 Add.1.

In punt 12.12 van het verslag van MSC 101 (MSC 101/24) is vermeld dat de bovengenoemde wijzigingen naar verwachting zullen worden aangenomen op MSC 102.

Omdat de wijzigingen van de delen B-2 tot en met B-4 van hoofdstuk II-1 van het SOLAS zorgen voor samenhang in deel B wat betreft de bepalingen inzake waterdichtheid, waaronder het kernpunt van de berekening van de lekstabiliteit, en omdat de Unie de goedkeuring ervan steunde op MSC 101, moet de Unie de aanneming van deze wijzigingen steunen.

3.3.Wijzigingen van de delen A-1 en B-1 van de IGF-code

Op de 5e zitting van de subcommissie Vervoer van goederen en containers (CCC 5) is overeengekomen om wijzigingen op te stellen van punt 6.7.1.1 (overdruksystemen) en hoofdstuk 11 (brandblusinstallaties voor de brandstofbereidingsruimte) van deel A-1 van de IGF-code, zoals beschreven in bijlage 2 van het CCC-verslag (CCC 5/13), om die ter goedkeuring voor te leggen op MSC 101 (zie punt 3.31 van CCC 5/13). Op MSC 101 zijn die ontwerpwijzigingen goedgekeurd (zie bijlage 14 van MSC 101/24 Add.1). In punt 9.2 van het verslag van MSC 101 (MSC 101/24) is vermeld dat de wijzigingen naar verwachting zullen worden aangenomen op MSC 102.

Op CCC 5 zijn ook ontwerpwijzigingen goedgekeurd van punt 16.3.3.5.1 betreffende trektesten voor andere materialen dan aluminiumlegeringen voor het brandstofinperkingssysteem van deel B-1 van de IGF-code, zoals beschreven in bijlage 5 van CCC 5/13; zij zouden op MSC 101 ter goedkeuring worden voorgelegd (zie punt 4.14 van CCC 5/13). Op MSC 101 zijn die wijzigingen goedgekeurd (zie bijlage 14 van MSC 101/24 Add.1). In punt 9.3 van MSC 101/24 is vermeld dat de wijzigingen naar verwachting zullen worden aangenomen op MSC 102.

De wijziging van punt 6.7.1.1 zorgt voor meer duidelijkheid over de ruimtes die moeten worden voorzien van een passend overdruksysteem. De wijziging van hoofdstuk 11, waarbij een brandstofbereidingsruimte moet worden voorzien van een vaste brandblusinstallatie, zorgt voor extra veiligheid. De Unie heeft de goedkeuring van beide wijzigingen op MSC 101 gesteund. Daarom moet de Unie de aanneming van deze wijzigingen steunen.


3.4.Desbetreffende EU-wetgeving en EU-bevoegdheid

2.

3.4.1.Wijzigingen van bijlage VI bij Marpol


De vereisten van bijlage VI bij het Marpol inzake de verlaging van het zwavelgehalte van brandstofolie voor zeeschepen met het oog op de vermindering van SOx-emissies, zijn in EU-recht omgezet bij Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen. De wijzigingen van bijlage VI van het Marpol die op MEPC 75 moeten worden aangenomen, hebben derhalve rechtstreekse gevolgen voor de vereisten van de richtlijn.

3.

3.4.2.Wijzigingen van hoofdstuk II-1 van het SOLAS


Op grond van artikel 6, lid 2, onder a), punt i), van Richtlijn 2009/45/EG inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen is het SOLAS, als gewijzigd, van toepassing op passagiersschepen van klasse A.

De wijzigingen van de delen A en B van hoofdstuk II-1 die op MSC 102 moeten worden aangenomen, hebben derhalve rechtstreekse gevolgen voor de vereisten van de richtlijn.

4.

3.4.3.Wijzigingen van de delen A-1 en B-1 van de IGF-code


Op grond van artikel 6, lid 2, onder a), punt i), van Richtlijn 2009/45/EG inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen is het SOLAS, als gewijzigd, van toepassing op passagiersschepen van klasse A. Via het SOLAS is de IGF-code bindend voor passagiersschepen.

De wijzigingen die op MSC 102 moeten worden aangenomen, hebben derhalve rechtstreekse gevolgen voor voorschriften via de toepassing van Richtlijn 2009/45/EG.

5.

3.4.4.EU-bevoegdheid


De wijzigingen van bijlage VI bij het Marpol hebben gevolgen voor het EU-recht via de toepassing van Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen.

De wijzigingen van hoofdstuk II-1 van het SOLAS hebben gevolgen voor het EU-recht via de toepassing van Richtlijn 2009/45/EG.

De wijzigingen van de delen A-1 en B-1 van de IGF-code hebben gevolgen voor het EU-recht via de toepassing van Richtlijn 2009/45/EG.

Daarom is de Unie krachtens het laatste onderdeel van artikel 3, lid 2, VWEU exclusief bevoegd en moet het standpunt van de Unie over de handelingen tot vaststelling van de bovengenoemde wijzigingen worden vastgesteld.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

6.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van de “standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Artikel 218, lid 9, VWEU is van toepassing ongeacht of de Unie lid is van het lichaam dan wel partij is bij de overeenkomst 1 .

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen ook instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 2 .

7.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De Commissie voor de bescherming van het mariene milieu en de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO zijn lichamen die zijn opgericht uit hoofde van een overeenkomst, namelijk het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie.

De door de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu en de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO vast te stellen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen kunnen een beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving, namelijk:

–Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en Verordening (EU) nr. 530/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen. Dat is het geval omdat Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen, een afspiegeling vormt van de voorschriften inzake het zwavelgehalte van bijlage VI bij het Marpol als instrument om zijn doel te bereiken;

–Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen. Dat is het geval omdat in Richtlijn 2009/45/EG is bepaald dat passagiersschepen van klasse A volledig moeten voldoen aan de eisen van het SOLAS, als gewijzigd.

De wijzigingen van bijlage VI bij het Marpol, de wijzigingen van het SOLAS en de wijzigingen van de IGF-code hebben derhalve gevolgen voor het EU-recht door de toepassing van Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen 3 en Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

8.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Als de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

9.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De hoofddoelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben betrekking op vervoer over zee. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 100, lid 2, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 100, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.