Toelichting bij COM(2020)71 - EU-standpunt betreffende spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de commissie van deskundigen betreffende het spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen (RID) van de Organisatie voor het Internationale Spoorwegvervoer (OTIF) met het oog op de vaststelling van bepaalde wijzigingen van de technische en administratieve bepalingen in de bijlage bij aanhangsel C van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) en waarover die commissie een besluit zal nemen.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF)

Het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer van 9 mei 1980, als gewijzigd bij het Protocol van Vilnius van 3 juni 1999 (COTIF), is een internationale overeenkomst waarbij zowel de Unie als 26 lidstaten partij zijn (alleen Cyprus en Malta zijn geen partij).

De Europese Unie is door middel van Besluit 2013/103/EU 1 van de Raad van 16 juni 2011 toegetreden tot het Cotif. In bijlage III bij het besluit is de interne regeling voor de Raad, de lidstaten en de Commissie in OTIF-procedures vastgesteld. Overeenkomstig punt 3.1 van bijlage III bij Besluit 2013/103/EU van de Raad stemt de Commissie namens de Unie over agendapunten waarvoor alleen de Unie bevoegd is.


2.2.Het Reglement betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (RID)


Volgens artikel 7 van het COTIF bestrijkt dat verdrag ook de in artikel 6 bedoelde aanhangsels. Eén daarvan is het 'Reglement betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (RID)', dat aanhangsel C bij het verdrag vormt. Het RID is van toepassing voor zover er geen verklaringen worden afgelegd overeenkomstig de betreffende bepalingen van het COTIF 2 .

Het RID regelt het internationaal spoorvervoer van gevaarlijke goederen tussen de OTIF-lidstaten die de RID-regels toepassen (de RID-landen) 3 .


2.3.De commissie van deskundigen van het RID

De commissie van deskundigen van het RID is als orgaan opgericht bij artikel 13, lid 1, onder d), van het COTIF. Overeenkomstig artikel 18 van het COTIF beslist de commissie van deskundigen van het RID over voorstellen tot wijziging van het verdrag. De commissie bestaat uit vertegenwoordigers van de OTIF-lidstaten die het RID toepassen en vertegenwoordigers van de Europese Unie.

2.4.De beoogde handeling van de commissie van deskundigen van het RID

Op 27 mei 2020 zal de commissie van deskundigen van het RID, tijdens haar 56ste zitting, naar verwachting een reeks amendementen aannemen om de bijlage bij het RID aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang ("de beoogde handeling").

De beoogde handeling heeft tot doel de veiligheid en beveiliging van het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor te waarborgen door de actualisering van onder meer de lijst van gevaarlijke goederen die per spoor mogen worden vervoerd, de verpakkingsvoorschriften, de lijst van toepasselijke normen en van andere technische voorschriften die van toepassing zijn op verschillende omsluitingsmiddelen.

De internationale regels inzake het vervoer van gevaarlijke goederen zijn vastgesteld in verschillende internationale organisaties. Naast de OTIF zijn er de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) en diverse gespecialiseerde organen van de Verenigde Naties, zoals het subcomité van deskundigen inzake het vervoer van gevaarlijke goederen van de Economische en Sociale Commissie van de VN (ECOSOC). Aangezien de regels onderling verenigbaar moeten zijn, is een complex internationaal systeem ontwikkeld voor de coördinatie en harmonisatie tussen de organisaties die bij die werkzaamheden zijn betrokken. De bepalingen worden om de twee jaar bijgewerkt.

Tijdens de voorbereiding van deze wijzigingen is een breed scala van deskundigen uit de publieke en private sector geraadpleegd. Tijdens het proces voor de opstelling van de wijzigingen vonden de volgende technische vergaderingen plaats:

–zittingen van het subcomité van deskundigen inzake het vervoer van gevaarlijke goederen van de Economische en Sociale Commissie van de VN:

51ste zitting in Genève, 3 t.e.m. 7 juli 2017;

52ste zitting in Genève, 27 november t.e.m. 6 december 2017;

53ste zitting in Genève, 25 juni t.e.m. 4 juli 2018;

54ste zitting in Genève, 26 november t.e.m. 4 december 2018;

–zittingen van de VN-ECE – OTIF gezamenlijke vergadering van de commissie van deskundigen van het RID en de werkgroep vervoer van gevaarlijke goederen:

najaarszitting 2018 in Genève, 17 t.e.m. 21 september 2018;

voorjaarszitting 2019 in Bern, 18 t.e.m. 22 maart 2019;

najaarszitting 2019 in Genève, 17 t.e.m. 26 september 2019;

de geplande zitting van de gezamenlijke vergadering in Bern van 16 t.e.m. 20 maart 2020;

–zittingen van de permanente werkgroep van de commissie van deskundigen van het RID:

10de zitting in Krakow, 21 t.e.m. 23 november 2018;

11de zitting in Wenen, 25 t.e.m. 29 november 2019.


Tijdens deze vergaderingen zijn de afzonderlijke voorstellen voor wijzigingen geanalyseerd en verwerkt door de voornoemde commissies van deskundigen. In de meeste gevallen geniet de aanbevolen maatregel unanieme steun. In sommige gevallen weerspiegelen de voorstellen het standpunt van de meerderheid van de deskundigen.

In artikel 38 van het COTIF is bepaald dat een regionale organisatie voor economische integratie zoals de Europese Unie met het oog op de uitoefening van het stemrecht en het recht van bezwaar, als bedoeld in artikel 35, leden 2 en 4, een aantal stemmen heeft dat gelijk is aan die van haar leden die ook lidstaten van de organisatie zijn.

Overeenkomstig artikel 35 van het COTIF treden de wijzigingen, zodra de commissie van deskundigen van het RID er een besluit over heeft genomen, voor alle verdragsluitende partijen in werking op de eerste dag van de zesde maand na die waarin de secretaris-generaal de verdragsluitende partijen van deze wijzigingen in kennis heeft gesteld. Een verdragsluitende partij kan bezwaar maken binnen een termijn van vier maanden na de datum van de kennisgeving. Wanneer een vierde van de verdragsluitende partijen bezwaar aantekent, treedt de wijziging niet in werking.

Tenzij een voldoende aantal partijen bezwaar maakt, treden de in dit voorstel bedoelde wijzigingen op 1 januari 2021 in werking en worden zij bindend voor de Unie en de lidstaten. Zij vormen dan een integrerend deel van het acquis van de Unie.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt


3.1.Exclusieve bevoegdheid van de EU

Het aanhangsel bij bijlage I bij Besluit 2013/103/EU van de Raad van 16 juni 2011 bevat een lijst van handelingen van de Unie waarmee de Unie haar bevoegdheid heeft uitgeoefend en die van kracht waren op het ogenblik van de sluiting van de overeenkomst tussen de EU en de OTIF. Richtlijn 2008/68/EG betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land 4 staat in die lijst.

In artikel 1 van Richtlijn 2008/68/EG is bepaald dat de bijlage bij het RID van toepassing is op het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor in of tussen de lidstaten, met uitzondering van de lidstaten die geen spoorwegnet hebben. In artikel 4 van Richtlijn 2008/68/EG betreffende derde landen is bepaald dat "vervoer van gevaarlijke goederen tussen lidstaten en derde landen wordt toegestaan indien wordt voldaan aan de ADR 5 , het RID of de ADN 6 , tenzij in de bijlagen daarvan anders is vermeld".

Derhalve is de Commissie overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2008/68/EG gemachtigd om bijlage II, deel II.1, bij die richtlijn door middel van een gedelegeerde handeling aan te passen.

3.2.In te nemen standpunt

De wijzigingen van het RID vallen volledig onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie en het is noodzakelijk om een standpunt van de Unie vast te stellen.

Artikel 1 van het ontwerpbesluit van de Raad bevat een lijst van de beoogde wijzigingen.

Zoals reeds vermeld, is tijdens de voorbereiding van deze wijzigingen een breed scala van deskundigen uit de publieke en private sector geraadpleegd. In de meeste gevallen werd unaniem overeenstemming bereikt over de aanbevolen maatregel.

Overeenkomstig punt 2.4 van bijlage III bij Besluit 2013/103/EU van de Raad heeft het bij Richtlijn 2008/68/EG ingestelde Comité voor het vervoer van gevaarlijke goederen tijdens zijn bijeenkomst van 16 december 2019 voorbereidende besprekingen gevoerd over de geplande wijzigingen; het voorstel genoot de steun van alle deelnemers.

Bovendien heeft de Commissie in alle fasen van de onderhandelingen over deze wijzigingen EU-coördinatievergaderingen georganiseerd.

De voorgestelde wijzigingen worden geschikt geacht voor het veilig vervoer van gevaarlijke goederen op een kosteneffectieve wijze, rekening houdend met de technologische vooruitgang, en kunnen daarom worden ondersteund.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 7 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De door de commissie van deskundigen van het RID vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig het internationaal recht voor de Unie bindend zijn overeenkomstig artikel 6 van het RID, waarin is bepaald dat de bijlage die moet worden gewijzigd integrerend deel uitmaakt van het reglement.

Bovendien is in artikel 1 van Richtlijn 2008/68/EG bepaald dat de bijlage bij het RID van toepassing is op het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor in of tussen de lidstaten, met uitzondering van de lidstaten die geen spoorwegnet hebben. In artikel 4 van Richtlijn 2008/68/EG (derde landen) is bepaald dat 'vervoer van gevaarlijke goederen tussen lidstaten en derde landen wordt toegestaan indien wordt voldaan aan de ADR, het RID of de ADN, tenzij in de bijlagen anders is vermeld'.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


Het hoofddoel en de inhoud van het besluit hebben betrekking op het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 91 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 91, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien het besluit van de commissie van deskundigen van het RID in een wijziging van de bijlage bij het RID voorziet, moet de informatie over het resultaat van de bijeenkomst na de vaststelling van dat besluit worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.