Toelichting bij COM(2020)174 - Wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De uitbraak van COVID-19 heeft dramatische gevolgen voor de samenleving en de economie in de Europese Unie en de lidstaten moeten dan ook uitzonderlijke maatregelen treffen. De uitbraak heeft geleid tot een ernstige volksgezondheidscrisis die burgers, samenlevingen en economieën treft. Economische activiteiten worden verstoord, hetgeen leidt tot liquiditeitsproblemen en een ernstige verslechtering van de financiële situatie van economische actoren (ondernemingen, met name kmo’s). Daarnaast wordt in de lidstaten in toenemende mate een beroep gedaan op overheidsmiddelen om de volksgezondheidsstelsels te financieren en openbare diensten draaiende te houden.

Om de lidstaten te helpen aan al deze uitdagingen het hoofd te bieden en op de gevolgen van de uitbraak te reageren, heeft de Commissie een breed scala aan maatregelen voorgesteld in het investeringsinitiatief coronavirusrespons 1 , waaronder de inzet van de Europese structuur- en investeringsfondsen 2 . Voorgesteld werd het Uniemechanisme voor civiele bescherming/rescEU te versterken, gezamenlijke aankopen te coördineren en de voorraad aan geneesmiddelen, persoonlijke beschermingsmiddelen en medische producten uit te breiden, en om Europese burgers te repatriëren die buiten de EU zijn gestrand 3 . Ook werd voorgesteld het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) te versterken.  

Om adequaat te kunnen inspelen op de behoeften die voortvloeien uit de uitbraak van COVID-19, stelt de Commissie nu voor om, met een budget van 2,7 miljard EUR, het instrument voor noodhulp te activeren dat in 2016 op het hoogtepunt van de vluchtelingencrisis is gecreëerd, teneinde de lidstaten bij de uitbraak van COVID-19 4 bij te staan. Met het oog op de snelle ontwikkeling van de crisis stelt de Commissie ook voor het Uniemechanisme voor civiele bescherming/rescEU verder te versterken met een aanvullend budget van 300 miljoen EUR, teneinde een ruimere voorraad en de coördinatie van de distributie van essentiële middelen in heel Europa te faciliteren 5

Dit vereist het gebruik van speciale instrumenten, aangezien er geen beschikbare marges of mogelijkheden voor herschikking zijn in rubriek 3 van het meerjarig financieel kader (MFK). De beschikbaarheid van speciale instrumenten voor 2020 komt aan bod in de technische aanpassing van het MFK voor 2020 6 .


Op basis van de huidige definitie en het toepassingsgebied van de speciale instrumenten in de MFK-verordening kunnen alleen het flexibiliteitsinstrument en de marge voor onvoorziene uitgaven voor dit doel worden gebruikt, aangezien het gebruik van de overkoepelende marge voor vastleggingskredieten beperkt is tot jongeren en werkgelegenheid alsmede migratie en veiligheid. De huidige gecombineerde beschikbare middelen in het kader van het flexibiliteitsinstrument en de marge voor onvoorziene uitgaven volstaan niet ter dekking van de financieringsbehoeften van het noodhulpinstrument en de aanzienlijke versterking van het Uniemechanisme voor civiele bescherming/rescEU.

Aangezien dit het laatste jaar van het MFK 2014-2020 is en de Europese Unie geconfronteerd wordt met een ongekende gezondheids- en economische crisis, stelt de Commissie voor de MFK-verordening te wijzigen om de beperkingen in het toepassingsgebied van de overkoepelende marge voor vastleggingskredieten (artikel 14) weg te nemen, teneinde het in het afzonderlijk gepresenteerde ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2020 voorgestelde bedrag van 3 miljard EUR voor de respons op de COVID-19-uitbraak volledig te financieren.

De Commissie stelt voor de verwijzingen naar “jongeren en werkgelegenheid” en “voor maatregelen op het gebied van migratie en veiligheid” te schrappen uit de tekst van de desbetreffende artikelen.

In artikel 135, lid 2, van het akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie 7 is bepaald dat wijzigingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad die op of na de datum van inwerkingtreding van dat akkoord worden vastgesteld, niet van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk, voor zover deze wijzigingen gevolgen hebben voor de financiële verplichtingen van het Verenigd Koninkrijk. De in deze verordening opgenomen wijzigingen zijn beperkt tot de wijziging van het doel van het gebruik van de overkoepelende marge voor vastleggingskredieten en verhogen de financiële verplichtingen niet. Derhalve is artikel 135, lid 2, van het akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie niet van toepassing op deze wijziging.

2. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het onderhavige voorstel heeft geen onmiddellijke gevolgen voor de begroting. De overkoepelende marge voor vastleggingskredieten wordt ingezet en kredieten worden opgenomen in de jaarlijkse begroting overeenkomstig de procedures van de MFK-verordening en het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer.