Toelichting bij COM(2020)826 - Gemeenschappelijke regels ter waarborging van basisconnectiviteit in het goederen- en personenvervoer over de weg na het einde van de Brexit overgangsperiode

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Op 1 februari 2020 heeft het Verenigd Koninkrijk zich uit de Unie teruggetrokken krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie 1 (het “terugtrekkingsakkoord”) is door de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2020/135 van de Raad 2 en is op 1 februari 2020 in werking getreden. De in artikel 126 van het terugtrekkingsakkoord bedoelde overgangsperiode, tijdens welke het Unierecht van toepassing blijft op en in het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 127 van dat akkoord, loopt af op 31 december 2020.

Op 25 februari 2020 heeft de Raad Besluit (EU, Euratom) 2020/266 houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland over een nieuwe partnerschapsovereenkomst 3 vastgesteld. Zoals uit de onderhandelingsrichtsnoeren blijkt, voorziet de machtiging onder meer in de nodige elementen om de betrekkingen met het Verenigd Koninkrijk op het gebied van wegvervoer na het einde van de overgangsperiode alomvattend te behandelen.

Het is echter onzeker of tegen het einde van die periode een overeenkomst tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk over hun toekomstige betrekkingen op dat gebied in werking zal zijn getreden.

Alle rechten en plichten die uit het Unierecht voortvloeien met betrekking tot de toegang tot de wegvervoersmarkt, zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1072/2009 4 en Verordening (EG) nr. 1073/2009 5 , verstrijken op 31 december 2020, als de in het terugtrekkingsakkoord vastgestelde overgangsperiode afloopt. Dat zal tot gevolg hebben dat communautaire vergunningen die het Verenigd Koninkrijk aan wegvervoerders en autobus- en touringcarexploitanten heeft afgegeven, hun geldigheid verliezen, zodat de houders van die vergunningen niet langer toegang hebben tot de EU-markt voor goederen- en personenvervoer over de weg. Evenzo zullen wegvervoerders en autobus- en touringcarexploitanten uit de Europese Unie, op grond van de bestaande communautaire vergunningen, automatische toegang tot de markt voor goederen- en personenvervoer over de weg in het Verenigd Koninkrijk verliezen.

Daaruit volgt dat, bij gebrek aan een overeenkomst tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk over die aangelegenheid, na afloop van de overgangsperiode het multilaterale quotasysteem van de Europese Conferentie van Ministers van Verkeer (ECMV) het enige beschikbare rechtskader zou worden waarop de voortzetting van het goederenvervoer over de weg gebaseerd zou kunnen worden, behoudens het bezit van een ECMV-vergunning. Een voertuig met een ECMV-vergunning mag goederen vervoeren tussen de 43 landen die aan het systeem deelnemen, waaronder 26 van de EU-lidstaten (alle lidstaten op Cyprus na), het Verenigd Koninkrijk en 16 andere landen. Na een internationale vervoersactiviteit van het land van registratie van het voertuig naar een ander ECMV-land, mogen tot drie activiteiten worden verricht waarbij het land van registratie niet is betrokken voordat het voertuig moet terugkeren naar het land waar het is geregistreerd.

Het aantal ECMV-vergunningen per lidstaat is beperkt en de vergunningen voor 2021 zijn reeds op nationaal niveau verdeeld door de bevoegde autoriteiten van elke lidstaat. Dat aantal kan niet op korte termijn worden verhoogd. ECMV-quota worden jaarlijks vastgesteld en om het aantal vergunningen dat een ECMV-land krijgt toegewezen te veranderen, is het unanieme akkoord van alle ECMV-landen vereist.

Zoals reeds is beklemtoond in Verordening (EU) 2019/501 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2019 6 en rekening houdend met de volumes van het goederenvervoer over de weg en de goederen die over de weg worden vervoerd tussen het Verenigd Koninkrijk en de Unie (in 2019 ongeveer 51 miljoen ton, waarvan 29 miljoen ton van de Unie naar het Verenigd Koninkrijk en ongeveer 22 miljoen ton van het Verenigd Koninkrijk naar de Unie), is het duidelijk dat uitsluitend vertrouwen op het ECMV-quotasysteem momenteel geen geschikte oplossing is om onmiddellijk na het einde van de overgangsperiode basisconnectiviteit in het goederenvervoer over de weg te waarborgen.

Het goederenvervoer over de weg tussen het Verenigd Koninkrijk en de lidstaten is nagenoeg volledig in handen van wegvervoerders uit het Verenigd Koninkrijk en de Unie. Als die ondernemers hun recht verliezen om goederenvervoer over de weg te verrichten tussen het Verenigd Koninkrijk en de Unie, zou dat resulteren in ernstige verstoringen, onder meer wat de openbare orde betreft.

Wat personenvervoer per autobus en touringcar betreft, is bij gebrek aan een overeenkomst tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk over die aangelegenheid, de Overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen 7 (“Interbus-overeenkomst”) het enige beschikbare rechtskader dat na het einde van de overgangsperiode een basis zou kunnen vormen voor personenvervoer per autobus en touringcar tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk. Het Verenigd Koninkrijk heeft op 29 oktober 2020 zijn akte van toetreding tot de Interbus-overeenkomst neergelegd. Het zal derhalve op 1 januari 2021 een zelfstandige overeenkomstsluitende partij worden. De Interbus-overeenkomst heeft echter alleen betrekking op ongeregeld vervoer en volstaat derhalve niet om de verstoringen aan te pakken die het gevolg zijn van het einde van de toepassing van het Unierecht op en in het Verenigd Koninkrijk, gezien het grote aantal personen dat zou blijven reizen tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk. Tussen de overeenkomstsluitende partijen is onderhandeld over een protocol bij de Interbus-overeenkomst betreffende het geregeld vervoer en bijzondere vormen van geregeld vervoer van personen met touringcars en met autobussen, maar het zal naar verwachting niet op tijd in werking treden om een haalbaar alternatief te bieden voor de periode onmiddellijk na het einde van de overgangsperiode. In het geval van geregeld vervoer en bijzondere vormen van geregeld vervoer van personen met touringcars en met autobussen voorzien de bestaande instrumenten derhalve niet in de behoeften van dergelijke diensten tussen, enerzijds, de Unie en, anderzijds, het Verenigd Koninkrijk.

Grensoverschrijdende touringcar- en autobusdiensten tussen Ierland en het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland zijn van bijzonder belang voor gemeenschappen die in de grensregio’s wonen, omdat zij basisconnectiviteit tussen gemeenschappen waarborgen, onder meer in het kader van het gemeenschappelijk reisgebied. Er bestaat geen instrument dat zou kunnen voldoen aan de behoefte aan touringcar- en autobusexploitanten die geregeld vervoer of bijzondere vormen van geregeld vervoer verrichten waarbij passagiers worden opgenomen en afgezet in regio’s aan de andere kant van de grens. Zonder het recht om cabotagevervoer te verrichten, wordt de economische levensvatbaarheid van veel grensoverschrijdende diensten echter bedreigd. Daarom is het passend voor de Unie om tijdelijke en in de tijd beperkte noodmaatregelen vast te stellen die dergelijke potentieel verstorende effecten op de connectiviteit tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk matigen.

Dit voorstel heeft bijgevolg tot doel tijdelijke maatregelen vast te stellen voor het goederenvervoer over de weg en voor het verrichten van geregeld vervoer en bijzondere vormen van geregeld vervoer van personen tussen, enerzijds, de Unie en, anderzijds, het Verenigd Koninkrijk na het einde van de overgangsperiode als bedoeld in artikel 126 van het terugtrekkingsakkoord (artikel 1). Die maatregelen dienen om basisconnectiviteit in stand te houden voor een strikt in de tijd beperkte periode (artikel 2).

Gibraltar valt niet binnen de territoriale werkingssfeer van deze verordening, en daarin vervatte verwijzingen naar het Verenigd Koninkrijk hebben geen betrekking op Gibraltar.

In de eerste plaats (artikel 3) voorziet de voorgestelde verordening in de eenzijdige toekenning van rechten voor bilateraal vervoer aan in het Verenigd Koninkrijk gevestigde wegvervoerders, zodat zij goederen kunnen blijven vervoeren tussen hun grondgebied en de Unie.

De voorgestelde verordening voorziet ook (artikel 4) in de eenzijdige toekenning van rechten voor bilateraal personenvervoer per touringcar en autobus in het kader van geregeld vervoer of bijzondere vormen van geregeld vervoer aan in het Verenigd Koninkrijk gevestigde autobus- en touringcarexploitanten, zodat zij personen tussen hun grondgebied en de Unie kunnen blijven vervoeren. De verordening voorziet voorts in de eenzijdige toekenning van rechten voor het opnemen en afzetten van passagiers in de grensregio van Ierland in het kader van geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer tussen Ierland en het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.

De rechten die aan wegvervoerders uit het Verenigd Koninkrijk worden toegekend, zijn onderworpen aan conformiteit met het desbetreffende Unierecht dat van toepassing is op exploitanten van goederen- en personenvervoer over de weg (artikel 6) en aan de eis dat wegvervoerders uit de Unie gelijkwaardige rechten krijgen van het Verenigd Koninkrijk. De voorgestelde verordening bevat een mechanisme (artikel 7) dat moet garanderen dat de rechten die wegvervoerders uit de Unie genieten in het Verenigd Koninkrijk, gelijkwaardig zijn aan de rechten die aan wegvervoerders uit het Verenigd Koninkrijk worden toegekend op grond van de voorgestelde verordening. Als dat niet het geval is, is de Commissie gemachtigd de nodige maatregelen vast te stellen om de situatie te corrigeren door middel van gedelegeerde handelingen, waaronder een beperking van de toegestane beschikbare capaciteit en/of van het aantal ritten voor wegvervoerders uit het Verenigd Koninkrijk. De beoordeling van het niveau van gelijkwaardigheid en de vaststelling van corrigerende maatregelen door de Commissie houden niet uitsluitend verband met strikte, formele overeenstemming tussen de beide rechtsordes; dat is te wijten aan de grote verschillen tussen de respectieve markten en om een blinde spiegelbenadering te vermijden die uiteindelijk in strijd zou kunnen zijn met het belang van de Unie.

De voorgestelde verordening heeft weliswaar tot doel tijdelijk basisconnectiviteit voor het goederen- en personenvervoer over de weg te waarborgen, maar voorziet in een flexibel mechanisme zodat wegvervoerders en exploitanten van touringcar- en autobusdiensten uit de Unie eerlijke en gelijke kansen krijgen om te concurreren met wegvervoerders en exploitanten van touringcar- en autobusdiensten uit het Verenigd Koninkrijk. Een gelijk speelveld vereist dat, zelfs na het einde van de overgangsperiode, het Verenigd Koninkrijk voldoende hoge en vergelijkbare normen in het goederen- en personenvervoer over de weg blijft toepassen met betrekking tot: eerlijke mededinging, met toezicht op kartels, misbruik van machtsposities en concentraties; het verbod op ongerechtvaardigde overheidssubsidies; de bescherming van werknemers en een hoog niveau van verkeersveiligheid; de bescherming van het milieu; veiligheid en beveiliging, of met betrekking tot het toekennen van vergunningen aan wegvervoerders of de kwalificatie, de opleiding en de medische controles van beroepschauffeurs. Bovendien moet worden gewaarborgd dat wegvervoerders uit de Unie in het Verenigd Koninkrijk rechtens noch feitelijk worden gediscrimineerd. Daarom wordt de Commissie krachtens de voorgestelde verordening belast (artikel 8) met het toezicht op de mededingingsvoorwaarden tussen, enerzijds, wegvervoerders uit de Unie en, anderzijds, wegvervoerders uit het Verenigd Koninkrijk en wordt zij gemachtigd om met gedelegeerde handelingen de nodige maatregelen te nemen zodat er te allen tijde sprake is van een gelijk speelveld.

De vereiste procedures worden ingesteld om de lidstaten en de Commissie in staat te stellen zich ervan te vergewissen dat wegvervoerders uit het Verenigd Koninkrijk die op grond van deze verordening goederen of personen vervoeren, beschikken over een vergunning die of een bevoegdheidsbewijs dat in overeenstemming is met de desbetreffende normen, dat is voldaan aan alle desbetreffende nationale wetgeving en Uniewetgeving en dat de toegekende rechten niet worden overschreden.

Verordening (EG) nr. 1072/2009 en Verordening (EG) nr. 1073/2009 bestrijken reeds het deel van een traject tussen een lidstaat en een derde land op het grondgebied van alle in doorvoer gepasseerde lidstaten. Er moet worden gewaarborgd dat die verordeningen ook van toepassing zijn op het deel van het traject op het grondgebied van de lidstaat waar goederen worden geladen of gelost, en op het deel van het traject op het grondgebied van de lidstaat waar passagiers van touringcars en autobussen worden opgenomen of afgezet (artikel 9). Door een dergelijke uitbreiding wordt gewaarborgd dat exploitanten uit de Unie derdelandenvervoer naar of vanuit het Verenigd Koninkrijk kunnen verrichten, alsook extra haltes in hun touringcar- en autobusdiensten kunnen opnemen.

Er wordt uitdrukkelijk aan herinnerd dat lidstaten niet mogen onderhandelen over bilaterale overeenkomsten inzake wegvervoer met het Verenigd Koninkrijk of dat soort overeenkomsten niet mogen afsluiten voor aangelegenheden die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen en dat zij wegvervoerders uit het Verenigd Koninkrijk geen andere rechten mogen toekennen dan die welke met deze verordening worden toegekend (artikel 5). Niettemin zullen de respectieve bevoegde autoriteiten kunnen samenwerken voor zover dat nodig is voor de goede uitvoering van de verordening (artikel 10), zodat het beheer van goederenvervoer over de weg en van vervoer met touringcars en autobussen dat na 31 december 2020 zal worden voortgezet, zo min mogelijk wordt verstoord.

In artikel 11 worden de regels vastgesteld voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende bevoegdheidsdelegatie om gedelegeerde handelingen vast te stellen die waarborgen dat de rechten die wegvervoerders uit de Unie genieten in het Verenigd Koninkrijk, gelijkwaardig zijn aan de rechten die worden verleend aan wegvervoerders uit het Verenigd Koninkrijk, en dat vervoerders uit de Unie niet worden gediscrimineerd in het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 12 bepaalt dat deze verordening van toepassing wordt wanneer de in het terugtrekkingsakkoord vastgestelde overgangsperiode afloopt, als er geen overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk inzake wegvervoer in werking is getreden, en ten laatste op 30 juni 2021 ophoudt van toepassing te zijn. De verordening zal op een eerdere datum ophouden van toepassing te zijn als een overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk inzake het wegvervoer in werking treedt of voorlopig wordt toegepast, naargelang het geval, vóór die datum. Met uitzondering van de specifieke bepalingen die in de grensregio van Ierland van toepassing zijn in het kader van geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer tussen Ierland en het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland, zal de verordening ook op een eerdere datum ophouden van toepassing te zijn op de bepalingen die betrekking hebben op personenvervoer over de weg, als het Protocol bij de Interbus-overeenkomst betreffende het geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen in werking treedt voor de Unie en het Verenigd Koninkrijk.

Deze handeling is onderdeel van het pakket maatregelen dat de Commissie momenteel vaststelt.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

De voorgestelde verordening is bedoeld als een lex specialis voor de aanpak van een aantal gevolgen die voortvloeien uit het feit dat de Unieregels inzake goederenvervoer over de weg en personenvervoer over de weg per autobus en touringcar, met name Verordening (EG) nr. 1072/2009 en Verordening (EG) nr. 1073/2009, niet langer van toepassing zullen zijn op het vervoer van goederen en personen over de weg tussen, enerzijds, het Verenigd Koninkrijk en, anderzijds, de Unie. De voorgestelde bepalingen zijn beperkt tot hetgeen in dit verband nodig is om onevenredige verstoringen te vermijden. Zij zijn bedoeld om slechts voor een beperkte periode van toepassing te zijn. Dit voorstel is bijgevolg volledig verenigbaar met de bestaande wetgeving, en met name met Verordening (EG) nr. 1072/2009 en Verordening (EG) nr. 1073/2009.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel vormt een aanvulling op de Unieregels voor het goederenvervoer over de weg, met name Verordening (EG) nr. 1072/2009, en de Unieregels inzake internationale touringcar- en autobusdiensten, met name Verordening (EG) nr. 1073/2009. Het specifieke doel en de specifieke context van deze verordening, alsmede het eenzijdige karakter ervan, vergen noodzakelijkerwijs een restrictieve benadering bij de toekenning van rechten, alsmede specifieke voorschriften die rechtsgelijkheid en een gelijk speelveld in stand moeten houden.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag is artikel 91, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Subsidiariteit

In artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1072/2009 en artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1073/2009 wordt de bevoegdheid om ter zake overeenkomsten met derde landen te sluiten aan de Unie voorbehouden. Bij gebrek aan dat soort overeenkomst heeft de voorgestelde handeling tot doel basisconnectiviteit in stand te houden, op voorwaarde dat het Verenigd Koninkrijk gelijkwaardige rechten toekent. Die connectiviteit zou gelijkelijk worden gegarandeerd voor verkeer naar en van alle punten in de Unie, hetgeen verstoringen op de interne markt voorkomt. Daarom is optreden op Unieniveau onmisbaar en zou het resultaat niet kunnen worden behaald door optreden op het niveau van de lidstaten.

Evenredigheid

De voorgestelde verordening wordt als evenredig beschouwd omdat daarmee onevenredige verstoringen op zodanige wijze kunnen worden vermeden dat ook gelijke mededingingsvoorwaarden voor wegvervoerders uit de Unie zijn gegarandeerd. De voorgestelde verordening gaat niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken. Dat geldt met name voor de voorwaarden waarop de desbetreffende rechten worden toegekend, die onder meer verband houden met de noodzaak dat gelijkwaardige rechten door het Verenigd Koninkrijk worden toegekend, en met eerlijke concurrentie, alsmede voor de beperking van de regeling in de tijd.

Keuze van het instrument

Aangezien met de handeling kwesties worden beregeld die nauw verband houden met Verordening (EG) nr. 1072/2009 en Verordening (EG) nr. 1073/2009, en het voornemen is om, net als bij die verordeningen, volledig geharmoniseerde mededingingsvoorwaarden te garanderen, moet deze handeling de vorm aannemen van een verordening. Die vorm beantwoordt ook het best aan de urgentie van de situatie/context, aangezien de tijd die vóór het einde van de overgangsperiode beschikbaar is (als er op die datum geen overeenkomst inzake het vervoer van goederen en personen over de weg van toepassing is), te kort is om de bepalingen van een richtlijn om te kunnen zetten.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing, gezien het uitzonderlijke, tijdelijke en eenmalige karakter van de gebeurtenis die dit voorstel noodzakelijk maakt en die geen verband houdt met de doelstellingen van bestaande wetgeving.

Raadpleging van belanghebbenden

De problemen die ontstaan bij de onderhandelingen over een overeenkomst tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk, evenals mogelijke oplossingen daarvoor, zijn door verschillende belanghebbenden en vertegenwoordigers van de lidstaten ter sprake gebracht.

Het feit dat de in het terugtrekkingsakkoord vastgestelde overgangsperiode afloopt op 31 december 2020, de noodzaak om zich voor te bereiden op onvermijdelijke veranderingen op 1 januari 2021 en de mogelijke aanvullende maatregelen die moeten worden overwogen als er geen akkoord komt, zijn met vertegenwoordigers van de lidstaten en diverse belanghebbenden in het wegvervoer besproken tijdens horizontale en specifieke vergaderingen in Brussel en in de lidstaten.

Een gemeenschappelijk thema in de standpunten die zijn gepresenteerd, was de noodzaak van regelgevend optreden om een zekere mate van connectiviteit in stand te houden voor het goederen- en personenvervoer over de weg. Wat de toegang tot de Uniemarkt voor goederen- en personenvervoer over de weg betreft, kunnen belanghebbenden zelf geen noodmaatregelen treffen om de schadelijke gevolgen van het eventuele gebrek aan een partnerschapsovereenkomst te beperken.

Verscheidene lidstaten hebben met name beklemtoond dat noodmaatregelen op EU-niveau moeten worden genomen om basisconnectiviteit te verzekeren tussen, enerzijds, de Unie en, anderzijds, het Verenigd Koninkrijk bij gebrek aan een overeenkomst inzake goederen- en passagiersvervoer over de weg. Zij benadrukten dat het ECMV-systeem met multilaterale quota geen afdoende en geschikte terugvaloptie is, gelet op de kwantitatieve en kwalitatieve beperkingen ervan.

Er werd ook benadrukt dat de Interbus-overeenkomst alleen betrekking heeft op ongeregeld vervoer en dat er geen geschikt alternatief bestaat voor geregeld vervoer en bijzondere vormen van geregeld vervoer, aangezien het Protocol bij de Interbus-overeenkomst betreffende geregeld vervoer en bijzondere vormen van geregeld vervoer van personen naar verwachting niet op tijd in werking zal treden voor de Unie en het Verenigd Koninkrijk. Ook werd gewezen op de bijzondere behoefte aan grensoverschrijdende touringcar- en autobusdiensten tussen Ierland en het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.

Die opmerkingen zijn meegenomen tijdens de voorbereiding van dit voorstel.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De betrokken belanghebbenden hebben diverse vormen van inschatting van de gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk voor de wegvervoersector gedeeld met de Commissie.

De conclusie van die inschattingen is dat de enige terugvaloptie die in het goederenvervoer over de weg beschikbaar is, namelijk het multilaterale quotasysteem van de Europese Conferentie van Ministers van Verkeer (ECMV), niet volstaat om de behoeften van de sector te dekken. Het tekort aan vergunningen voor 2021 zou waarschijnlijk aanzienlijke verstoringen veroorzaken, en de bilaterale stroom van goederen en personen over de weg zal misschien niet langer volledig worden gedekt. Meer dan 80 % van het goederenvervoer over de weg tussen het Verenigd Koninkrijk en de Unie wordt momenteel verricht door vervoerders die in de Unie zijn gevestigd. Het is in het belang van de Unie om een kader te verschaffen dat bilateraal goederenvervoer over de weg niet nodeloos beperkt.

De belanghebbenden beklemtoonden ook dat de continuïteit van geregeld vervoer en bijzondere vormen van geregeld vervoer met touringcars en autobussen tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk moet worden gewaarborgd.

Effectbeoordeling

Een effectbeoordeling is niet nodig, gezien het uitzonderlijke karakter van de situatie en de beperkte behoeften tijdens de periode waarin de statusverandering van het Verenigd Koninkrijk wordt doorgevoerd. Er zijn geen andere materieel en juridisch verschillende beleidsopties beschikbaar dan de optie die wordt voorgesteld.

Grondrechten

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Niet van toepassing.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Niet van toepassing.