Toelichting bij COM(2021)113 - Beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen die gelden in het bevoegdheidsgebied van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel beoogt de omzetting in EU-recht van de controle-, instandhoudings- en beheersmaatregelen die zijn vastgesteld door de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC), waarbij de Europese Unie sinds 1995 overeenkomstsluitende partij is. De IOTC is de regionale organisatie voor visserijbeheer (ROVB) die verantwoordelijk is voor het beheer van tonijn en tonijnachtigen in de Indische Oceaan. In 2019 waren in het IOTC-overeenkomstgebied 62 vissersvaartuigen uit de EU actief, vooral ringzegenvaartuigen en beugvisserijvaartuigen. Zij vissen voornamelijk op tropische tonijnsoorten en in mindere mate op zwaardvis, blauwe haai en witte tonijn.

Alle overeenkomstsluitende partijen bij de IOTC zijn lid van de IOTC. De IOTC heeft een mandaat om voor de onder haar bevoegdheid vallende visserijen instandhoudings- en handhavingsmaatregelen (“resoluties”) vast te stellen, die bindend zijn voor de overeenkomstsluitende partijen.

Krachtens artikel IX, lid 4, van de Overeenkomst tot oprichting van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan worden resoluties 120 dagen na de datum van kennisgeving door de IOTC bindend voor de leden. De Commissie stelt namens de EU onderhandelingsrichtsnoeren vast op grond van een bij besluit van de Raad vastgesteld mandaat van vijf jaar en op basis van wetenschappelijk advies. Overeenkomstig het mandaat worden die richtsnoeren gepresenteerd, besproken en goedgekeurd in een werkgroep van de Raad en verder aangepast, rekening houdend met realtime-ontwikkelingen, op coördinatievergaderingen met de lidstaten die worden gehouden in de marge van de jaarvergaderingen van de IOTC. De Commissie, de Raad en vertegenwoordigers van de belanghebbenden komen samen tijdens de jaarlijkse vergaderingen van de EU-delegatie bij de IOTC.

Krachtens artikel IX, lid 5, van de IOTC-overeenkomst kunnen de overeenkomstsluitende partijen bezwaar aantekenen tegen een IOTC-besluit binnen 120 dagen na de kennisgeving ervan door de uitvoerend secretaris van de IOTC. Indien geen bezwaar wordt aangetekend of alle bezwaren zijn ingetrokken, worden de maatregelen bindend. Aangezien de instandhoudings- en beheersmaatregelen (conservation and management measures of CMM’s) van de IOTC rechtsgevolgen hebben (d.w.z. bindend worden voor de overeenkomstsluitende partijen) valt de bezwaarprocedure ook onder artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Voordat de Commissie besluit om tegen een maatregel bezwaar aan te tekenen, verzoekt zij de bevoegde instanties van de Raad daarmee in te stemmen. In artikel 3, lid 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is bepaald dat de EU het internationaal recht strikt moet naleven; dit omvat naleving van de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de IOTC.

De IOTC-resoluties zijn hoofdzakelijk gericht op de overeenkomstsluitende partijen, maar leggen ook verplichtingen op aan exploitanten (zoals kapiteins van vaartuigen).

Dit voorstel heeft betrekking op de maatregelen die sinds 2008 door de IOTC zijn aangenomen, zoals (in sommige gevallen) gewijzigd tijdens de jaarvergaderingen. De EU moet waarborgen dat deze maatregelen, als internationale verplichtingen, worden nageleefd zodra zij in werking treden. Met dit voorstel wordt beoogd de meest recente versie van de IOTC-resoluties om te zetten en te voorzien in een mechanisme voor de toekomstige omzetting en uitvoering van dergelijke resoluties.

Het wetgevingsproces voor de omzetting van door de ROVB’s aangenomen CMM’s in EU-recht duurt gemiddeld 18 maanden vanaf het eerste ontwerp van het Commissievoorstel tot de vaststelling van een definitieve handeling door de Raad en het Europees Parlement. Dankzij gedelegeerde bevoegdheden kan de Unie, in overeenstemming met de richtsnoeren van de medewetgever, snel maatregelen omzetten die gunstig zijn voor de EU-vloot, het gelijke speelveld verbeteren en het duurzame beheer van de bestanden op lange termijn verder ondersteunen. Dit voorstel voorziet in de verlening van gedelegeerde bevoegdheden aan de Commissie uit hoofde van artikel 290 VWEU, om rekening te houden met (waarschijnlijk frequente) wijzigingen van de IOTC-maatregelen en om te waarborgen dat de EU-vissersvaartuigen op gelijke voet staan met die van andere overeenkomstsluitende partijen. Het gaat bijvoorbeeld om risicobeperkende maatregelen voor zeeschildpadden die met bepaald vistuig worden gevangen, informatieverplichtingen met betrekking tot vaartuigen die op tonijn en zwaardvis vissen, de minimale aanwezigheid van waarnemers en de minimale veldbemonstering voor bepaalde visserijen, de voorwaarden voor chartering, de minimuminformatie over overeenkomsten tussen regeringen en over vaartuigen die onder buitenlandse vlag varen, en verslagleggingstermijnen.

De in dit voorstel vervatte verslagleggingstermijnen zijn gebaseerd op de in de IOTC-resoluties vermelde termijnen. Het doel is ervoor te zorgen dat de EU tijdig verslagen kan indienen bij het IOTC-secretariaat.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel vormt een aanvulling op en is over het algemeen in overeenstemming met andere bepalingen van het Unierecht op dit gebied. In sommige gevallen wordt echter van bepaalde handelingen afgeweken vanwege de specifieke aard van de voorgestelde maatregelen.

Specifieke bepalingen van een aantal IOTC-resoluties zijn laatstelijk omgezet bij titel IV van Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden 1 . Omwille van duidelijkheid, vereenvoudiging en rechtszekerheid is het daarom verkieslijk die verordening te wijzigen (door titel III te schrappen) om rekening te houden met de ontwikkelingen sinds de vaststelling ervan waarin het EU-recht nog niet voorziet.

De IOTC-resoluties over de visserijperioden voor ringzegenvaartuigen en beperkingen voor actieve niet-verankerde visaantrekkende voorzieningen zijn omgezet in Verordening (EU) 2020/123 van de Raad 2 .

Dit voorstel is in overeenstemming met deel VI (extern beleid) van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), waarin is bepaald dat de Unie haar externe betrekkingen op visserijgebied moet onderhouden in overeenstemming met haar internationale verplichtingen, haar visserijactiviteiten moet baseren op regionale visserijsamenwerking en het Europees Bureau voor visserijcontrole moet belasten met het waarborgen van de naleving.

Het voorstel vormt een aanvulling op Verordening (EU) 2017/2403 3 inzake het beheer van externe vloten, waarin is bepaald dat EU-vissersvaartuigen onderworpen zijn aan de lijst van vismachtigingen volgens de voorwaarden en regels van de betrokken ROVB’s, en op Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad 4 inzake illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij).

Dit voorstel heeft geen betrekking op door de IOTC vastgestelde vangstmogelijkheden voor de EU. Krachtens artikel 43, lid 3, VWEU komt het aan de Raad toe om maatregelen vast te stellen voor de prijsbepaling, de heffingen, de steun en de kwantitatieve beperkingen, alsook voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Niet van toepassing.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 43, lid 2, VWEU aangezien het bepalingen bevat die nodig zijn om de doelstellingen van het GVB na te streven.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie (artikel 3, lid 1, punt d), VWEU) en het subsidiariteitsbeginsel is dus niet van toepassing.

Evenredigheid

Het voorstel zal ervoor zorgen dat het EU-recht in overeenstemming is met door de IOTC vastgestelde internationale verplichtingen en dat de EU de besluiten naleeft die zijn genomen door een ROVB waarbij zij een overeenkomstsluitende partij is. Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

Het gekozen instrument is een verordening van het Europees Parlement en de Raad.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet relevant.

Raadpleging van belanghebbenden

Het doel van dit voorstel is de omzetting en uitvoering van IOTC-maatregelen die bindend zijn voor de overeenkomstsluitende partijen. Nationale deskundigen en vertegenwoordigers van de sector uit de EU-landen zijn geraadpleegd, zowel in de aanloop naar de jaarvergaderingen van de IOTC waar de maatregelen zijn aangenomen, als tijdens de vergaderingen in het kader van de onderhandelingen. Daarom werd het niet nodig geacht een raadpleging van belanghebbenden te houden over dit voorstel.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Niet van toepassing.

Effectbeoordeling

Niet relevant. Dit betreft een omzetting van maatregelen die rechtstreeks van toepassing zijn op de lidstaten.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit voorstel houdt geen verband met Refit.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten van de burgers.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er zijn geen gevolgen voor de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Niet van toepassing.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk I bevat algemene bepalingen over het onderwerp, toepassingsgebied en doel van de verordening, alsmede definities. De verordening is van toepassing op EU-vaartuigen die in het IOTC-overeenkomstgebied vissen.

Hoofdstuk II heeft betrekking op instandhoudings- en beheersmaatregelen, met inbegrip van bepalingen betreffende de visserij op tropische tonijn (zoals geelvin- en grootoogtonijn) en blauwe haaien, het gebruik en het ontwerp van visaantrekkende voorzieningen, het verbod op de visserij bij databoeien, en overlading in de haven.

Hoofdstuk III bevat maatregelen ter bescherming van bepaalde mariene soorten (Elasmobranchii, met inbegrip van haaien en roggen) en voor de instandhouding van walvisachtigen, zeeschildpadden en zeevogels. Die hebben onder meer betrekking op gegevens, de verplichting om dieren vrij te laten en risicobeperkende maatregelen.

Hoofdstuk IV heeft betrekking op controlemaatregelen, vismachtigingen, een regionale waarnemersregeling, voorschriften met betrekking tot de registratie van vissersvaartuigen, communicatie, een volgsysteem voor vaartuigen, normen voor het beheer en de markering van vaartuigen, en het charteren van vissersvaartuigen.

Hoofdstuk V heeft betrekking op de controle van vangst- en inspanningsgegevens en bevat verplichtingen met betrekking tot toegangsovereenkomsten, verslagleggingsverplichtingen in het kader van het statistische programma en vereisten met betrekking tot het documentatieprogramma voor grootoogtonijn.

Hoofdstuk VI heeft betrekking op havenstaatmaatregelen en inspecties en bevat bepalingen inzake handhaving, inbreuken en IOO-visserij.

Hoofdstuk VII bevat slotbepalingen met betrekking tot onder meer verslaglegging, de vertrouwelijkheid van elektronische verslagen en berichten, de procedure voor het indienen van wijzigingsvoorstellen, gedelegeerde bevoegdheden en wijzigingen van bestaande EU-wetgeving.